Brief regering : Verslagen financieel toezicht 2024
36 410 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2024
36 410
C
Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2024
Nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 augustus 2024
Hierbij bied ik u het toezichtverslag 2024 aan (bijlage 1). Dit verslag geeft een
overzicht van de bevindingen van het door mijn ministerie uitgeoefende financiële
toezicht op de provincies en de gemeenschappelijke regelingen, waaraan provincies
deelnemen uit hoofde van artikel 207 van de Provinciewet. Daarnaast ontvangt u een
overzicht van de financiële kengetallen van provincies (bijlage 2).
Ook zend ik u ter kennisneming het gezamenlijk door de provincies opgestelde verslag
over het door hen uitgeoefende financieel toezicht op de gemeenten en de gemeenschappelijke
regelingen, waar gemeenten aan deelnemen (bijlage 3), en een overzicht van gemeenten
en gemeenschappelijke regelingen dat onder preventief toezicht staat in 2024 (bijlage
4). Deze verslagen hebben betrekking op de begrotingen 2024 en de meerjarenramingen
2025–2027. Het beeld dat wordt geschetst door de provinciale toezichthouders is gebaseerd
op het uitgevoerde toezicht eind 2023. De ontwikkelingen die zich recentelijk hebben
voorgedaan, zoals de besluitvorming over de financiën van medeoverheden bij de Voorjaarsnota
2024, zijn daardoor niet meegenomen bij hun constateringen in het toezichtverslag.
De provinciale toezichthouders geven in hun verslag aan dat het begrotingsjaar 2024
en het jaar 2025 van de meerjarenraming bij de meeste gemeenten structureel en reëel
sluitend zijn. Daarentegen is een structureel en reëel sluitende meerjarenraming vanaf
2026 niet voor alle gemeenten mogelijk. Hiervoor geven de provinciale toezichthouders
een aantal onzekerheden en ontwikkelingen als oorzaak aan. Dit betreft onder meer
de onzekerheid over de omvang van de algemene uitkering van het Gemeentefonds, in
afwachting van (op het moment van vaststellen van de begrotingen 2024) het nieuwe
kabinet. Daarnaast signaleren toezichthouders onduidelijkheid over de vervolgstappen
van de herijking van het Gemeentefonds na 2025 en de ontwikkeling van de lasten in
de jeugdzorg. Vanwege de krapte op de arbeidsmarkt hebben gemeenten ook meer moeite
om vacatures met vast personeel te vullen. Deze krapte zorgt volgens de toezichthouders
voor de vertraging van investeringen, die ondertussen steeds hoger worden, wat weer
resulteert in hogere kapitaallasten.
Ten slotte wordt in het verslag over het provinciaal toezicht op gemeenten gemeld
dat de jaarrekeningen van gemeenten in 2022 hogere positieve resultaten hebben laten
zien. Dit komt hoofdzakelijk door de tekorten op de arbeidsmarkt en middelen vanuit
het Rijk die later in het jaar beschikbaar kwamen.
Het kabinet heeft oog voor de financiële positie van gemeenten en is zich ervan bewust
dat het een gedeelde verantwoordelijkheid is van Rijk en gemeenten om samen aan de
balans tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht te werken.
Op 21 november 2023 is in het Bestuurlijk Overleg over de financiële verhoudingen
met de medeoverheden (BOFv) de notitie incidenteel-structureel vastgesteld, waarin
de mogelijkheid staat om jaarlijks onder voorwaarden het surplus van de algemene reserve
(dat deel dat niet nodig is voor afdekking van toekomstige risico’s) in te zetten
als structureel dekkingsmiddel. Dit kan bijdragen aan het verkleinen van tekorten
of het overbruggen naar een sluitende begroting. Dit is geen oplossing voor structurele
tekorten die zich nu of in de toekomst kunnen voordoen, maar draagt wel bij aan het
oplossen van actuele knelpunten.
Daarnaast zijn er dit voorjaar intensieve en constructieve gesprekken gevoerd met
de VNG, het IPO en de UvW. Er is hierbij een aantal concrete afspraken gemaakt, die
gemeenten duidelijkheid bieden over de inkomsten die zij de komende jaren mogen verwachten
vanuit het Rijk en over de wijze waarop het Gemeentefonds zich in de toekomst zal
ontwikkelen:
• In lijn met het advies van de Raad van State wordt de nieuwe financieringssystematiek
(koppeling aan het bruto binnenlands product (bbp)) vanaf 2024 vervroegd ingevoerd.
Dit is terug te vinden in de Voorjaarsnota 20241. Dit biedt gemeenten en provincies een stabiele inkomstenbron en duidelijkheid over
de wijze waarop het Gemeente- en Provinciefonds zich in de toekomst ontwikkelen. Dit
besluit heeft invloed op de lopende begroting van gemeenten en provincies en om die
reden is besloten de impact hiervan volledig (2024) en deels (2025) te dempen. Ook
voor 2026 tot en met 2029 vindt compensatie plaats.
• Er is daarnaast besloten om over te gaan tot het schrappen van de oploop van de opschalingskorting
per 2026. Het schrappen van de opschalingskorting resulteert in een plus van 675 miljoen
voor gemeenten en een plus van ruim 40 miljoen voor provincies vanaf 2026.
• Ten slotte blijft het kabinet in gesprek met de koepelorganisaties van gemeenten,
provincies en waterschappen over de gedeelde verantwoordelijkheid om te werken aan
de balans tussen ambities, taken middelen en uitvoeringskracht. Zo gaan Rijk en gemeenten
gezamenlijk werken om de beheersbaarheid van de uitgaven in relatie tot de wettelijke
zorgtaken van de Wmo 2015 te borgen. Rijk en gemeenten werken er gezamenlijk aan om
het openeinde-deel van de regeling te beëindigen. Uitgaande van de demografie raming
van het CPB voor de Wlz van 1,7 procent en de actuele CBS-realisatie heeft het Rijk
op de Aanvullende Post vanaf 2026 een jaarlijkse tranche van circa 75 miljoen euro
additioneel, oplopend tot 300 miljoen euro in 2029, voor gemeenten gereserveerd.
De financiële consequenties van hierboven genoemde afspraken worden door gemeenten
verwerkt in de begroting 2025 en de meerjarenraming 2026–2028. De provinciale toezichthouders
zullen deze eind 2024 opnieuw beoordelen.
Jaarlijks wordt ook in het najaar het Integraal Overzicht Financiën Gemeenten aan
uw Kamer gestuurd, waarin een overzicht wordt gegeven van de financiële positie van
gemeenten en provincies, inkomsten en uitgaven van decentrale overheden en van het
oordeel van de accountant over de jaarrekening over 2022. Hierbij wordt wat de financiële
positie betreft naar verschillende aspecten gekeken, zoals de exploitatieresultaten
van gemeenten, het aantal gemeenten met tekorten en de solvabiliteit. Het komende
overzicht zal de begroting 2024 en de jaarrekeningen 2019 tot en met 2023 beslaan.
De begrotingen van 2025 kunnen hier nog niet in meegenomen worden.
Op het vlak van het sociaal domein bevat de Hervormingsagenda Jeugd een omvangrijk
pakket aan afspraken met als doel de jeugdzorg te verbeteren en financieel gezonder
te maken. Dit vraagt inzet van en samenwerking tussen alle betrokken partijen uit
de zogeheten vijfhoek. Gemeenten en het Rijk gaan structureel investeren in de landelijke
kwaliteit en effectiviteit van jeugdhulp. Daarnaast wordt de Jeugdwet aangepast, waardoor
duidelijker wordt waarvoor kinderen en ouders hulp kunnen krijgen.
Met betrekking tot de vervolgstappen van de herijking van het Gemeentefonds na 2025
geldt dat de bedragen voor 2026 en verder voor de suppletie-uitkering afhankelijk
zijn van verdere besluitvorming. In afwachting hiervan is ervoor gekozen om voor 2026
en verder uit te gaan van de stand 2025 en dus de suppletie-uitkering door te trekken.
De gemeenten zullen uiterlijk in de meicirculaire 2025 worden geïnformeerd over het
ingroeipad vanaf 2026.
Ik hoop u hiermee helder aangegeven te hebben, welke maatregelen de afgelopen periode
genomen zijn die de financiën van medeoverheden raken, deels ook na het opgestelde
provinciale toezichtverslag, waarmee ook meer helderheid is gekomen op geadresseerde
zorgpunten. Ik blijf de komende tijd uiteraard graag in constructief overleg met medeoverheden
werken aan een goede de balans tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties