Brief regering : Voortgang implementatie Omgevingswet tweede kwartaal 2024
33 118 Omgevingsrecht
Nr. 282
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juli 2024
Aanleiding
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is een nieuwe fase aangebroken
in het implementeren van de stelselwijziging in de fysieke leefomgeving en het bijbehorende
Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO). De inwerkingtreding vormde hierin een belangrijke
eerste stap. In deze tweede voortgangsbrief vindt u hier de hoofdlijn van de stand
van zaken van de implementatie op basis van de ervaringen in het tweede kwartaal van
2024. Daarnaast ga ik in op mijn inzet voor de komende periode. In bijlage 1 zijn
de ervaringen van het tweede kwartaal verder uitgeschreven. In bijlage 2 is een aantal
punten van de afgelopen drie maanden nader uitgewerkt. In die bijlage wordt ook ingegaan
op de recente en toekomstige activiteiten en de gedane toezeggingen en aangenomen
moties, waaronder motie Moonen c.s.1
Stand van zaken
Algemeen
Ik constateer dat het relatief rustige en stabiele verloop zich heeft doorgezet. Er
is door alle betrokkenen hard (door)gewerkt in dit tweede kwartaal na inwerkingtreding.
Daarbovenop zie ik dat de bevoegde gezagen steeds meer gebruik gaan maken van de kerninstrumenten
van de wet. Daarnaast constateer ik dat de landelijke voorziening van het Digitale
Stelsel Omgevingswet (DSO-LV) stabiel blijft en het gebruik en de beschikbaarheid
binnen de kaders blijft. In bijlage 1 vindt u de cijfers vanuit de monitoring van
het DSO, de signalen en vragen die bij het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) zijn
binnengekomen en de signalen vanuit de betrokken bestuurlijke partners.
Aanvragen en meldingen in het Omgevingsloket
Initiatiefnemers weten het Omgevingsloket ook in het tweede kwartaal goed te vinden.
De omgevingsvergunningaanvragen en meldingen in het Omgevingsloket, welke in het eerste
kwartaal direct en goed op gang zijn gekomen, hebben zich in de afgelopen drie maanden
doorgezet. Het tweede kwartaal laat een stabiel patroon van aanvragen en meldingen
zien ten opzichte van het eerste kwartaal.
Stabiliteit en werking DSO
De landelijke voorziening binnen het bredere Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO-LV)
werkte ook in het tweede kwartaal naar behoren. Er is in deze periode een verdere
afname in het aantal issues in het DSO-LV te zien. Deze issues zijn snel opgepakt
en opgelost door de betrokken partijen. Verstoringen met enige hinder voor (eind)gebruikers
hebben zich beperkt voorgedaan. Het calamiteitenmanagement is ook in dit tweede kwartaal
geen enkele maal ingezet.
Ondersteuning bij de implementatie
Voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet heb ik met de bestuurlijke partners extra
ondersteuning vormgegeven om de verwachte extra druk en vragen op te vangen. Deze
extra inzet en ondersteuning bleek ook in het tweede kwartaal nog nodig. Vragen over
het overgangsrecht en het nieuwe stelsel worden door het IPLO goed afgevangen en binnen
de afgesproken termijn beantwoord. Op dit moment krijgt de nieuwe fase na inwerkingtreding
en het werken met de Omgevingswet steeds meer vorm.
Planketen
Planvorming en het inzetten van het nieuwe instrumentarium zijn, zoals vooraf bekend
en verwacht, onderwerpen die vaak – vanwege overgangsrechtelijke bepalingen – niet
direct rondom de inwerkingtreding gerealiseerd hoeven te zijn. Wel laten de cijfers
over het tweede kwartaal zien dat er ook steeds meer in de planketen gewerkt wordt.
In bijlage 1 ga ik hier nader op in.
In de planketen maken bevoegd gezagen, afhankelijk van de functionaliteiten die zij
in hun eigen software beschikbaar hebben, wisselend gebruik van het hoofdspoor STOP-TPOD
(Standaard voor officiële publicaties en Toepassingsprofielen omgevingsdocumenten)
of van de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM). Nog niet alle bevoegd gezagen
beschikken in hun eigen software over de benodigde functionaliteiten om het DSO te
benutten in de planketen, waarin bevoegde gezagen hun omgevingsdocumenten publiceren.
Met de bestuurlijke partners heb ik afgesproken om de zes TAM op basis van IMRO (Informatiemodel
Ruimtelijke Ordening) en/of DROP (Decentrale Regelgeving en Officiële Publicaties)
maximaal met een jaar te verlengen, tot 1 januari 2026. Hierdoor ontstaat voor de
bevoegde gezagen meer tijd om samen met hun leveranciers de afgesproken overstap naar
het hoofdspoor (STOP-TPOD) te maken.
Conclusie
Kortom, in het tweede kwartaal zijn wederom stappen gezet, is het gebruik van het
DSO verder toegenomen en zijn het aantal issues en daarmee verstoringen in het DSO-LV
verder gedaald. Dit beeld van het eerste half jaar geeft vertrouwen in de gevolgde
aanpak, de voorzieningen en geeft richting voor de toekomst.
Er ontstaat nu ook ruimte om vooruit te kijken, voorbij deze eerste periode na inwerkingtreding.
Zowel naar het zetten van vervolgstappen in het verbeteren en vergroten van het gebruik
van het Omgevingsloket als naar de verbeteringen die voor bevoegd gezagen nodig zijn
op basis van de afbouw, doorontwikkeling en uitbouw van het DSO als geheel. Hierop
ga ik in bijlage 1 en 2 nader in.
Vooruitblik
Graag wil ik de komende periode verder werken aan het behalen van de maatschappelijke
doelen van de wet. Daaronder valt de (verdere) inzet van de nieuwe (kern)instrumenten,
zoals de omgevingsplannen en programma’s. Dit in samenhang met de ervaringen die alle
bevoegd gezagen (gemeenten, waterschappen, provincies, rijkspartijen) hiermee op doen
in de praktijk bij het verder vormgeven hiervan. De wettelijke overgangstermijnen
lopen de komende jaren nog door, net als de ondersteuning bij de verdere implementatie.
Het overgangsrecht geeft bevoegd gezagen daarbij ruim de tijd om met de (kern)instrumenten
stapsgewijs aan de slag te gaan en de opgave om anders te werken volgens de bedoeling
van de wet (verder) vorm te gaan geven.
De vele ervaringen die sinds de inwerkingtreding zijn opgedaan en de komende tijd
worden opgedaan, wil ik gebruiken om zowel de techniek als het beleid in de fysieke
leefomgeving verder te ontwikkelen. Het gaat hierbij om een ontwikkeling in fases.
Dat betekent voor de komende jaren dat er echt nog werk te verzetten valt en verbeteringen
nodig zijn. Daarbij is mijn inzet samen met de bestuurlijke partners gericht op het
benoemen van de acties die nodig zijn bij de bevoegd gezagen en (software)leveranciers
om te kunnen werken via het hoofdspoor. Hierbij heb ik aandacht voor de afbouw, doorontwikkeling
en uitbouw van het DSO, de ontwikkeling van functionaliteiten in de lokale software
via het leveranciersmanagement en de inhoudelijke ondersteuning richting partijen
vanuit het programma en de koepels.
Daarnaast gebruik ik de ervaringen van gebruikers (burgers, (maatschappelijke) organisaties,
het bedrijfsleven, de bevoegd gezagen en uitvoeringsorganisaties) om de gebruiksvriendelijkheid
(continu) te verbeteren. Met de verschillende overheden heb ik hierover afspraken
gemaakt en zet ik de benodigde stappen hiervoor op de korte, middellange en lange
termijn. Niet alle stappen zullen dan ook direct zichtbaar zijn. In bijlage 2 ga ik
hier nader op in. Nu de eerste ervaringen met het stelsel er zijn heeft dit mogelijk
ook gevolgen voor de indeling en afspraken die interbestuurlijk zijn gemaakt over
de wijze en het tempo van de afbouw, doorontwikkeling en uitbouw. De komende periode
voer ik overleg met de interbestuurlijke partners om deze ervaringen te verwerken.
De stand van zaken hiervan neem ik mee in mijn volgende voortgangsbrief over het derde
kwartaal 2024.
Net als mijn voorganger houd ik samen met de betrokken partners vinger aan de pols
met betrekking tot de implementatie van de wet en de signalen uit de uitvoeringspraktijk.
Dit zodat we samen verder vorm kunnen geven aan het realiseren van de doelen van de
Omgevingswet en het gesprek aan kunnen gaan over maatschappelijke ontwikkelingen die
mogelijk tot wijziging in beleid, regelgeving of de uitvoering leiden.
Zoals aan u toegezegd ontvangt u per kwartaal (tot en met het tweede kwartaal van
2025) een voortgangsbrief over de implementatie van de Omgevingswet.2 In deze brieven zal ik op hoofdlijnen de stand van zaken aangegeven. Daarnaast wordt,
zoals met u afgesproken, jaarlijks de monitoringsrapportage toegestuurd en de uitkomst
van de financiële monitoring.3 Beiden kunt u in de loop van 2025 verwachten. Constateringen met betrekking tot het
wel of niet behalen van beleids- en verbeterdoelen van de Omgevingswet zijn onderdeel
van deze (wettelijke) monitoring en evaluatie. De punten waarop wijziging van de Omgevingswet
wordt voorzien doorlopen het gebruikelijke wetgevingstraject, zoals bijvoorbeeld de
Wet versterking regie volkshuisvesting.
Tot slot
Op basis van de ervaringen en de op dit moment bekende cijfers over het tweede kwartaal,
kijk ik met vertrouwen vooruit naar de vervolgstappen in de implementatie van de Omgevingswet.
Samen met de bestuurlijke partners blijf ik onverminderd betrokken en zorgen voor
verbeteringen in de uitvoering.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
Bijlage 1: Ervaringen implementatie Omgevingswet, tweede kwartaal 2024
In deze bijlage neem ik uw Kamer mee in de meer concrete ervaringen tijdens het tweede
kwartaal van 2024 en maak ik een vergelijking – waar mogelijk en van toepassing –
met de ervaringen van het eerste kwartaal. Naast enkele algemene aspecten ligt de
focus in deze bijlage enerzijds op de constateringen en ervaringen van bevoegd gezagen
en uitvoeringsorganisaties en anderzijds op die van burgers, (maatschappelijke) organisaties
en het bedrijfsleven. Bij de uitvoeringspraktijk ligt de nadruk op het feit of alle
betrokkenen, al dan niet gezamenlijk, in de drie ketens kunnen werken. Naast de werking
van de drie ketens sta ik ook stil bij de inspanning die wordt geleverd voor de implementatieondersteuning.
De aandacht bij burgers, (maatschappelijke) organisaties en het bedrijfsleven gaat
vooral naar het door hen (gemakkelijk) wel of niet kunnen doen van meldingen, vergunningaanvragen
en planvorming.
Analyse tweede kwartaal
Het relatief rustige verloop van de periode rond en na inwerkingtreding heeft zich
in het tweede kwartaal doorgezet. Inhoudelijke experts stonden én staan onverminderd
klaar om vragen te beantwoorden, issues op te lossen en medewerkers van bevoegd gezagen
(verder) op weg te helpen. De serviceketen in de uitvoering van de Omgevingswet functioneert
naar behoren. Er blijft gewerkt worden aan het verbeteren van de serviceketen op de
onderdelen waar dat nodig is. Zo is er vanuit de serviceketen extra aandacht voor
het ondersteunen van de front- en backoffice van de bevoegd gezagen om de extra vragen
vanuit initiatiefnemers op te vangen. Afgelopen kwartaal waren er, net als in het
eerste kwartaal, geen calamiteiten waarvoor het calamiteitenmanagement moest worden
ingezet. Wel blijft de paraatheid en inrichting hiervan nog bestaan in de komende
periode.
Op dit moment krijgt de nieuwe fase na inwerkingtreding en het werken met de Omgevingswet
steeds meer vorm. Planvorming en het inzetten van het nieuwe instrumentarium zijn
– zoals vooraf bekend en verwacht – onderwerpen die langer duren. De uitvoeringspraktijk
laat zien dat het overgangsrecht ervoor zorgt dat de aanvragen onder het oude recht
kunnen worden afgehandeld. Deze fase vraagt nog steeds om de verwachte extra inzet
en ondersteuning. Het verdient ook een compliment aan alle betrokkenen voor het –
zoals gebruikelijk bij stelselwijzingen – goed omgaan met het overgaan tussen verschillende
regimes.
In deze fase na inwerkingtreding zijn er, ook in dit tweede kwartaal, vragen over
het overgangsrecht en het nieuwe stelsel. Het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO)4 vangt deze vragen vanuit de bevoegd gezagen op. Het lukt het IPLO om de vragen binnen
de afgesproken termijnen af te handelen. Op basis van de gebruikerservaringen die
het IPLO uitvraagt gebeurt dit ook naar tevredenheid van de vraagstellers. De website
van het IPLO is ook in de afgelopen drie maanden goed gebruikt om antwoorden te vinden
op vragen. De website had ruim 666.000 sessies waarbij ruim 2,2 miljoen pagina’s bezocht
werden. Dit is iets minder vergeleken met de eerste drie maanden, maar in lijn met
de verwachting in deze fase na inwerkingtreding.
Vergelijkbaar met het eerste kwartaal zijn de meest bezochte onderdelen de uitleg
van de regelgeving, waaronder het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), de bruidsschat
en het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Daarnaast werden de pagina’s over
het DSO, Regels op de kaart en het Omgevingsloket vaak bezocht. Bij het IPLO komen
elke week gemiddeld 800 vragen binnen, dat is minder dan in het eerste kwartaal. In
die periode betrof het gemiddeld 1.100 vragen per week. In totaal zijn er in het tweede
kwartaal ruim 10.000 vragen ontvangen van bevoegd gezagen, omgevingsdiensten, bedrijven
en particulieren. De meeste vragen gingen over het DSO, dit aantal neemt wel af ten
opzichte van het eerste kwartaal. Het aantal vragen over vergunningvrij bouwen is
stabiel gebleven. Bij thema’s als regels voor (milieubelastende) activiteiten, (activiteiten
in) de bodem, geluid, ruimte en de systematiek van de wetgeving nam het aantal vragen
in het tweede kwartaal af. In onderstaande figuur 1 is de verdeling naar onderwerpen
over het afgelopen kwartaal weergegeven.
Figuur 1: verdeling onderwerpen IPLO
De stroom van omgevingsvergunningaanvragen en meldingen in het Omgevingsloket is direct
en goed op gang gekomen sinds inwerkingtreding. Het tweede kwartaal laat een stabiel
patroon van bezoekers en een stijgende lijn van aanvragen en melding in het Omgevingsloket
zien ten opzichte van het eerste kwartaal. In de afgelopen drie maanden waren er wederom
meer dan 1,4 miljoen sessies en 523.325 unieke bezoekers. Daarmee waren er sinds de
inwerkingtreding meer dan 2,8 miljoen sessies en meer dan een miljoen unieke bezoekers.
Ook zijn er gedurende het tweede kwartaal 59.141 vergunningaanvragen, 44.144 meldingen
en 19.840 informatieplichten gedaan in het loket. Daarmee zijn er in totaal sinds
de inwerkingtreding 98.110 vergunningaanvragen, 76.187 meldingen en 31.220 informatieplichten
gedaan in het loket. Daarnaast is een stijgende lijn te zien in het aantal procedures
in de planketen dat is opgestart. Ook wordt door de bevoegd gezagen volop geoefend
in de preproductie omgeving met bijvoorbeeld ontwerpomgevingsplannen en ontwerpomgevingsvisies.
Bovenstaande cijfers laten zien dat burgers, (maatschappelijke) organisaties en het
bedrijfsleven het Omgevingsloket goed weten te vinden. Vanzelfsprekend is het voor
initiatiefnemers wennen aan het nieuwe Omgevingsloket. Voor de één is het een overstap
naar een ander soort systeem bij het doen van regelmatige aanvragen. Voor de ander
is er geen sprake van een vergelijking met het vorige systeem, omdat het aanvragen
van een vergunning of het doen van een melding voor die persoon niet vaak voor komt.
Allen moeten uit de voeten kunnen met het loket. De gebruikerservaringen die door
alle doelgroepen worden opgedaan vormen belangrijke informatie voor verdere verbeteringen
en optimalisaties van het loket. Daar ga ik in bijlage 2 onder het kopje gebruiksvriendelijkheid
verder op in.
Het DSO-LV werkte ook in het tweede kwartaal naar behoren. Het DSO-LV is stabiel en
er is sprake van ruim voldoende capaciteit voor het huidige gebruik. Het aantal issues
in het DSO is met ruim 25% gedaald ten opzichte van het eerste kwartaal. In deze periode
betrof het aantal issues 294, ten opzichte van 413 in de eerste drie maanden. Hierbij
ging het om drie issues met een hoge prioriteit, waarbij de dienstverlening van het
Omgevingsloket enkele uren niet volledig beschikbaar is geweest. Dit heeft de ervaring
van de gebruikers – zowel initiatiefnemers als bevoegd gezagen – over de beschikbaar
en snelheid kunnen beïnvloeden. 92% van het totaal aantal issues betroffen issues
met een lagere prioriteit. Deze zijn op korte termijn opgelost.
In het tweede kwartaal zijn wederom nieuwe stappen gezet en verdere praktijkervaringen
opgedaan. In deze fase is het gebruik van het DSO verder toegenomen, zijn er verbeteringen
doorgevoerd in het Omgevingsloket en is het aantal storingen gedaald. Tegelijkertijd
krijgt het werken met de Omgevingswet in de gehele keten verder vorm. Waarbij op dit
moment nog sprake is van een fase waarin – volgens het overgangsrecht – wordt gewerkt
aan het afhandelen van aanvragen en planprocedures onder het oude recht. De komende
periode gaan de bevoegd gezagen steeds meer aan de slag met de nieuwe (kern)instrumenten
van de Omgevingswet, zoals de omgevingsplannen en programma’s. Daarbij zijn er bevoegd
gezagen die in de techniek nog gebruik moeten maken van de tijdelijke alternatieve
maatregelen.
Bevoegd gezagen en uitvoeringsorganisaties
De Vergunning, Toezicht en Handhavingsketen (VTH-keten)
De ontvangst van ingediende vergunningaanvragen, meldingen en informatieplichten door
de bevoegd gezagen via het DSO werkt zoals vooraf beoogd en voorzien was. De overstap
van het oude wettelijke regime en de oude voorzieningen blijkt vooral voor bevoegd
gezagen nog wennen. Het vraagt echt om een andere manier van werken. Bij ingediende
aanvragen zijn er onder andere basisvragen van initiatiefnemers over het proces en
wat zij kunnen verwachten, die in deze aanvangsperiode wat meer tijd kosten dan voorheen
bij het al bekende proces. De beantwoording duurt daarmee iets langer. Bevoegd gezagen
zien regelmatig dat aanvragen niet in één keer volledig en juist worden ingevuld.
Het vraagt nog gewenning en aanpassing, zowel in het gebruik van het systeem als in
het geven van antwoorden. Dit proces van overgang met de daarbij benodigde inzet door
bevoegd gezagen is vooraf voorzien. Het werken als één overheid en het stellen van
de juiste beantwoording richting burgers en ondernemers is daarbij de inzet en wil
ik voorop blijven zetten.
De inhoudelijke en procedurele samenwerking in de regio tussen overheden krijgt onder
regie van VNG, UvW en IPO steeds meer vorm. Daar waar de samenwerking tussen bevoegd
gezagen en ketenpartners zich eerst vooral richtte op afstemming en afspraken over
vergunningverlening, wordt dit inmiddels ook steeds meer opgepakt ten aanzien van
andere thema's uit de beleidscyclus, zoals in de planketen of voor het maken van toepasbare
regels. Deze samenwerking bevordert de gebruiksvriendelijkheid van het loket doordat
bijvoorbeeld toepasbare regels van verschillende bevoegd gezagen beter op elkaar afgestemd
worden. Dit draagt in het domein van de fysieke leefomgeving bij aan de maatschappelijk
gewenste ontschotting tussen overheden en het verminderen en versnellen van bureaucratische
procedures. De ondersteuning aan bevoegd gezagen en uitvoeringsorganisaties zet ik
onverminderd voort. Denk aan netwerk- en expertsessies die worden georganiseerd en
werkplaatsen om regionale en interbestuurlijke samenwerking te bevorderen.
In het tweede kwartaal is een duidelijke toename te zien in het aantal omgevingsvergunningen
voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. In het tweede kwartaal zijn 570 omgevingsvergunningen
voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit aangevraagd. In het eerste kwartaal
bedroeg dit aantal nog slechts 53. De omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit
is één van de instrumenten die gemeenten op grond van de Omgevingswet tot hun beschikking
hebben. Als een activiteit in strijd is met het omgevingsplan, kunnen gemeenten de
activiteit mogelijk maken door een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit
te verlenen. Uit de monitoring blijkt niet alleen een stijging van het aantal aanvragen,
maar blijkt ook dat het bevoegd gezagen lukt om deze omgevingsvergunningen voor buitenplanse
omgevingsplanactiviteiten te verlenen.
De planketen
Bij het werken met het DSO door bevoegd gezagen zijn er ook in het tweede kwartaal
nog verschillen in de mate waarin softwareleveranciers van de bevoegd gezagen in staat
zijn de functionaliteiten in het lokale systeem ook aan de bevoegd gezagen beschikbaar
te stellen. Steeds meer bevoegd gezagen beschikt inmiddels over voldoende functionaliteiten
in de lokale software om, in combinatie met het DSO-LV, in het hoofdspoor (STOP-TPOD)
te werken én doen dit ook. Anderen blijven vooralsnog gebruik maken van de Tijdelijke
Alternatieve Maatregelen (TAM). Dit laat zien dat het technisch in principe mogelijk
is, alleen dat dit wel nog afhankelijk is van de ontwikkelingen in de lokale software.
Daar wordt door de softwareleveranciers hard aan gewerkt.
Het aantal ingediende planprocedures in de planketen komt sinds inwerkingtreding langzaam
op gang.5 Deze lijn uit het eerste kwartaal zet zich ook in het tweede kwartaal voort. Ook
in het tweede kwartaal wordt namelijk nog relatief veel gewerkt aan plannen die voor
de inwerkingtreding van de Omgevingswet al in voorbereiding waren.
Kijkend naar het omgevingsplan kan ik u melden dat er in het tweede kwartaal 22 ontwerpomgevingsplannen
zijn gepubliceerd door gemeenten. In 7 gevallen is hierbij gebruik gemaakt van het
hoofdspoor en in 15 gevallen van de TAM. Het totaal over de eerste zes maanden komt
daarmee op 35 uit, waarbij 14 keer het hoofdspoor is toegepast en 22 keer de TAM.
Ook is het goed om te constateren dat, via beide sporen, inmiddels enkele eerste wijzigingen
daadwerkelijk ook zijn vastgesteld. Daarnaast zijn er ten aanzien van het omgevingsplan
in het tweede kwartaal door veel gemeenten ook besluiten genomen met betrekking tot
het zogenaamd technisch in beheer nemen van de bruidsschat6. Inmiddels heeft meer dan de helft van de gemeenten een dergelijk besluit genomen.
Tot slot laten de cijfers over de preproductie omgeving zien dat door veel gemeenten
volop geoefend wordt met (ontwerp) omgevingsplannen. Op basis hiervan is de verwachting
dan ook dat het aantal procedures de komende periode zal gaan stijgen.
Voor wat betreft de omgevingsverordening geldt dat de 2 provincies die richting inwerkingtreding
van de wet zijn teruggevallen op het gebruik van de TAM om de omgevingsverordening
op- en vast te stellen, beide ook in het tweede kwartaal nog de TAM toegepast hebben
om wijzigingen op de omgevingsverordening voor te bereiden en door te voeren. De overige
provincies werken – daar waar nodig – via het hoofdspoor aan wijzigingen van hun omgevingsverordening.
Voor de waterschappen geldt dat het tweede kwartaal de lijn uit het eerste kwartaal
bevestigd. Richting inwerkingtreding hebben alle 21 waterschappen hun waterschapsverordening
via het hoofdspoor gepubliceerd en het tweede kwartaal laat zien dat het waterschappen
ook lukt om – indien noodzakelijk – wijzigingen van hun waterschapsverordening op
te stellen via het hoofdspoor.
Andere type plannen, zoals een de (ontwerp) omgevingsvisie, het programma of het projectbesluit
worden door de bevoegd gezagen, net als in het eerste kwartaal, nog (relatief) weinig
of helemaal niet toegepast. Ondanks de nog beperkte inzet van deze instrumenten laten
de cijfers wel zien dat wanneer deze instrumenten door bevoegd gezagen ingezet worden
zij over het algemeen hierbij gebruik maken van het hoofdspoor. Uitzondering hierop
is het instrument Voorbereidingsbesluit. Dit instrument is inmiddels door verschillende
bevoegd gezagen gebruikt sinds inwerkingtreding, waarbij ongeveer in de helft van
de gevallen door het betreffende gezag de TAM is toegepast.
Mede kijkend naar het gebruik van de TAM gedurende de eerste zes maanden en de noodzakelijkheid
van het nog hebben van een terugvaloptie voor verschillende bevoegd gezagen heb ik
met de bestuurlijke partijen recentelijk interbestuurlijke afspraken gemaakt over
het uitfaseren, respectievelijk verlengen van de TAM. Over deze interbestuurlijke
afspraken informeer ik u verder in bijlage 2.
Om het gebruik van de nieuwe standaarden (verder) te bevorderen is er de mogelijkheid
om omgevingsdocumenten voor advies te leggen aan experts. In deze consultatie wordt
gekeken of inhoud, techniek en proces kloppend zijn, voordat er wordt gepubliceerd
op het DSO-LV. In de consultatie wordt ook gekeken naar het annoteren en de doorwerking
naar toepasbare regels. Het annoteren zorgt ervoor dat een regeling, zoals een omgevingsplan,
gericht doorzocht kan worden (bijvoorbeeld door het toevoegen van locaties). Met behulp
van annotaties krijgt degene die op zoek is naar regels die voor zijn of haar situatie
van toepassing zijn, alleen die artikelen te zien die relevant zijn. Op een goede
wijze annoteren draagt dan ook bij aan een gebruiksvriendelijk Omgevingsloket.
De Toepasbareregel keten
Met de introductie van de Omgevingswet en het nieuwe Omgevingsloket zijn ook toepasbare
regels geïntroduceerd. Toepasbare regels zijn een eenvoudiger te begrijpen vertaling
van de juridische regels, in de vorm van vragen. Ze vormen gezamenlijk vragenbomen
en zijn nodig om in het Omgevingsloket de juiste vragen aan gebruikers te kunnen stellen.
In de kern heeft ieder bevoegd gezag de opgave hun beleid, plannen en wet- regelgeving
toegankelijk, begrijpelijk en toepasbaar te blijven maken om het niveau van dienstverlening
op peil te houden. De personen die zorgen voor de vertaling van juridische regels
naar toepasbare regels worden regelanalisten genoemd. Voor het maken van toepasbare
regels is het van belang de juridische regels en de werking van het Omgevingsloket
(DSO) te kennen. Op die manier kunnen toepasbare regels worden gemaakt die de digitale
dienstverlening via het Omgevingsloket verhogen. Alle bevoegd gezagen zijn op 1 januari
2024 «live» gegaan met een meer of minder uitgebreide set aan toepasbare regels. Het
proces van aanleveren en aanpassen van toepasbare regels werkt in de basis.
Nog niet elk bevoegd gezag is zich in deze fase even goed bewust hoe toepasbare regels,
en het via de nieuwe standaarden ontsluiten van plannen, kunnen bijdragen aan een
inzichtelijker omgevingsrecht met een groter gebruiksgemak. Niet elk bevoegd gezag
heeft nu al voldoende kennis en kunde op het gebied van toepasbare regels. Bij het
Rijk, waterschappen en provincies is momenteel de meeste ervaring aanwezig over de
samenhang tussen de juridische en toepasbare regels. Dat de opbouw van deze kennis
en kunde via de praktijk tijd vraagt was voorzien. Een belangrijke factor hierin zijn
de overgangsrechtelijke bepalingen voor de verschillende bevoegd gezagen. Gemeenten
hebben op basis van hun bestuurlijke wensen gezorgd voor een langere overgangsperiode
en hebben meer tijd om met deze opbouw in kennis en samenhang aan de slag te gaan.
Dit zal leiden tot verdere kennisopbouw. Daarbij wordt ook gezorgd voor het uitwisselen
van ervaringen tussen bevoegd gezagen en de betrokken partijen.
In de eerste helft van dit jaar lag de focus bij gemeenten vooral op de bruidsschat
en de eerste aanpassingen van het omgevingsplan. Het opstellen én – waar nodig – verbeteren
van hun toepasbare regels in samenhang met andere bestuurslagen is de volgende stap
en vindt plaats. De bevoegde gezagen worden hierin ondersteund door experts, een online
kennis community voor regelanalisten en begeleiding bij de eerste wijziging van het
omgevingsplan in samenhang met toepasbare regels.
Toepasbare regels spelen een belangrijke rol bij de digitale dienstverlening van overheden
aan burgers en bedrijven. Om deze dienstverlening via het Omgevingsloket te verbeteren,
wordt met extra aandacht gewerkt aan het gebruiksvriendelijker maken van het Omgevingsloket.
Zo wordt momenteel bijvoorbeeld samen met een aantal waterschappen en provincies gewerkt
aan het vanuit een gebruikersperspectief verbeteren van de door hun ontsloten regels
en het afstemmen van toepasbare regels tussen de verschillende bestuurslagen.
Implementatieondersteuning
Ook na inwerkingtreding van de Omgevingswet loopt de implementatieondersteuning door.
Op dit moment zie ik dat het werk van bevoegd gezagen zich nog concentreert op afhandeling
van vergunningaanvragen vanuit het oude regime van voor de Omgevingswet. Het werken
met het nieuwe loket, maar ook met de bruidsschat, vereist van bevoegd gezagen een
extra inspanning. Door de eerste ervaringen met het werken met de instrumenten van
de Omgevingswet die worden opgedaan, is er behoefte aan het uitwisselen van ervaringen
met andere gemeenten, waterschappen en provincies en aan ondersteuning door het programma
Aan de Slag met de Omgevingswet. Het blijft daarom nodig om de komende tijd ondersteuning
te bieden in de vorm van de (interbestuurlijke) werkplaatsen over onder andere het
gebruik van de kerninstrumenten van de Omgevingswet, zoals het omgevingsplan7, het stimuleren van interbestuurlijke en regionale samenwerking en ondersteuning
bij het gebruik van de wet en het digitale stelsel. Dit doe ik mede door de inzet
van DSO-, plan- en toepasbare regel-experts. Het soort en de inhoud van de ondersteuning
en de aangeboden sessies wordt steeds geactualiseerd op basis van vragen uit de regio’s
en zodat dit aansluit op de behoefte die wordt aangegeven door de bevoegd gezagen.
Burgers, (maatschappelijke) organisaties en bedrijfsleven
Sinds inwerkingtreding weten burgers, (maatschappelijke) organisaties en het bedrijfsleven
de weg naar het Omgevingsloket goed te vinden. De cijfers met betrekking tot het aantal
omgevingsvergunningaanvragen, meldingen en informatieplichten in het Omgevingsloket
laten dit zien. Het aanvragen en indienen loopt meestal goed, maar het nieuwe loket
is ook wennen voor initiatiefnemers. Bij vragen of onduidelijkheden in het Omgevingsloket
kunnen burgers en bedrijven terecht bij de bevoegd gezagen. Vanuit de serviceketen
is extra aandacht voor het ondersteunen van de front- en backoffice van de bevoegd
gezagen om de extra vragen vanuit initiatiefnemers op te vangen. Bedrijven kunnen
ook contact opnemen met hun brancheorganisaties, en bevoegd gezagen kunnen terecht
bij het IPLO. Over het algemeen is het bedrijfsleven tevreden over de werking en stabiliteit
van het Omgevingsloket. In het tweede kwartaal is de vraag naar werkplaatsen vanuit
het bedrijfsleven afgenomen.
In de voorgaande brieven is aan u gemeld dat nu alle informatie over wet- en regelgeving
over de fysieke leefomgeving op één plek in het Omgevingsloket toenemend zichtbaar
wordt, er belangrijke stappen gezet worden in het weten wat er op een locatie geldt.
Keerzijde daarvan kan echter zijn dat initiatiefnemers de hoeveelheid regels die van
toepassing is als veel en onoverzichtelijk ervaren. Bijvoorbeeld omdat ze niet op
zoek zijn naar overzicht maar een specifieke vraag hebben. Een goede toegankelijkheid
is hier ook onderdeel van.8 Het verbeteren van de gebruikerservaring van gebruikers hangt nauw samen met de keuzes
die bevoegd gezagen maken ten aanzien van het toepasbaar maken van juridische regels
en het via de nieuwe standaard ontsluiten van plannen. Hoe meer regels toepasbaar
zijn gemaakt door het bevoegd gezag, hoe beter de gebruikservaring van de vergunningcheck
zal worden.
Bijlage 2: Stand van zaken (verdere) implementatie Omgevingswet
In deze bijlage neem ik u mee in de stand van zaken na het tweede kwartaal na de inwerkingtreding
van de Omgevingswet. Daarbij wordt een doorkijk gegeven richting toekomstige activiteiten
en ontwikkelingen en een stand van zaken gegeven van diverse gedane toezeggingen en
aangenomen moties. Zoals over de ontwikkelingen rondom gebruiksvriendelijkheid, de
verdere (door)ontwikkeling van functionaliteiten in de landelijke voorziening van
het DSO (DSO-LV), over het uitfaseren van de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM’s)
en de opvolging van motie Moonen.
Gebruiksvriendelijkheid
In de voortgangsbrief van 17 april 20249 is uw Kamer geïnformeerd over het belang van gebruikerservaringen voor de verdere
ontwikkeling van het Omgevingsloket in de praktijk. De duizenden aanvragen en meldingen
die wekelijks via het Omgevingsloket richting het bevoegd gezag worden gedaan zijn
belangrijk voor de verdere ontwikkeling. Met inmiddels meer dan 1 miljoen unieke bezoekers
en een toenemende hoeveelheid aanvragen en meldingen begint er voldoende volume te
ontstaan om te identificeren waar mogelijkheden tot verbeteringen zijn in de geboden
voorzieningen en de vanuit bevoegde gezagen via die voorzieningen ontsloten regelgeving
en informatie.
In dit eerste jaar na inwerkingtreding komen zo systematisch veel kleine dingen in
het zicht die verbeterd kunnen worden. Dit betreft vaak de vanuit alle overheden ontsloten
toelichtingen op de wet- en regelgeving («toepasbare regels»). Maar ook soms simpele
zaken als het vanuit decentrale websites nog niet goed doorverwijzen naar het Omgevingsloket
en op onderdelen ook de verdere verbetering van het Omgevingsloket zelf. Ten aanzien
van het Omgevingsloket zijn door de samenwerkende overheden al afspraken gemaakt over
het op basis van gebruikerservaringen doorontwikkelen en uitbouwen en het op basis
daarvan bereiken van een steeds betere gebruikerservaring. Hoe dit concreet met gebruikers
wordt gedaan is in beeld gebracht via een tweetal video’s10 op de website van «Aan de slag met de Omgevingswet». Daarin is te zien hoe in de
ontwikkeling van het Omgevingsloket concreet invulling wordt gegeven aan het overheidsbrede
streven de gebruiker in beleid en voorzieningen centraal te stellen.11
Met het inwerkingnemen van het Omgevingsloket komen de gebruikersbehoeften scherper
in beeld en daarmee de prioriteiten in de verdere ontwikkeling. Zo is gebruiksvriendelijkheid
van het Omgevingsloket (inclusief bijbehorende websites) steviger in de bestuurlijke
uitbouwagenda van het Omgevingsloket geprioriteerd via bijvoorbeeld het aansluiten
van de 1e tranche informatieproducten. Op basis van het aansluiten van deze informatieproducten
kan bijvoorbeeld voor gebruikers informatie worden voor ingevuld («uw aanvraag heeft betrekking op een monument»).
Ook het op peil houden van de toegankelijk van het Omgevingsloket (A-niveau) gebeurt
samen met gebruikers, bevoegd gezagen en professionals uit de praktijk. Elk kwartaal
testen mensen met een beperking systematisch het Omgevingsloket. Zowel voor mensen
met een beperking als mensen die minder digi-vaardig zijn. In de periode vóór inwerkingtreding
is veel geïnvesteerd in de digitale inclusie van het Omgevingsloket en de verschillende
ondersteunende websites. Die ervaringen worden ook na inwerkingtreding onverminderd
benut waarmee ook invulling wordt gegeven aan de WCAG-bepalingen. De actuele statussen
van alle overheidswebsites én dus ook het Omgevingsloket en de websites die onder
mijn verantwoordelijkheid aan het DSO verbonden zijn, zijn te vinden in het dashboard
DigiToegankelijk.12
Naast de continue aandacht voor (digitale) toegankelijkheid noem ik graag ook de recente
verbeteringen aan «Regels op de kaart» van het Omgevingsloket. In samenwerking met
gebruikers en juridische professionals is deze uitgebreid met een zoekfunctie en is
de presentatie van grote documenten verbeterd. Regels op de kaart zijn hierdoor gemakkelijker
te raadplegen. Dit wordt onderschreven door een afnemende trend in het aantal vragen
en meldingen bij IPLO over het DSO, zoals eerder in bijlage 1 aangegeven.
Afbouw, doorontwikkeling en uitbouw
De afbouw, doorontwikkeling en uitbouw van het DSO heeft tot doel om de komende jaren
stap voor stap het bestuurlijke eindambitieniveau van de landelijke voorziening van
het DSO – vastgesteld in de Bestuurlijke Agenda Uitbouw DSO-LV – te bereiken. Dit
doe ik in nauwe samenwerking met de bestuurlijke partners en de beheerorganisaties.
In de vorige voortgangsbrief zijn de begrippen afbouw, doorontwikkeling en uitbouw
nader toegelicht.13 Graag verwijs ik u naar de webpagina «Plannen voor ontwikkeling DSO» van het IPLO14 voor een overzicht van de ontwikkelingen van het DSO. Hieronder ligt ik u de belangrijkste
ontwikkelingen toe.
Ontwikkelingen STOP
Met betrekking tot de planketen wordt op basis van de afgesproken afbouw van het DSO
ingezet op de nieuwe versies 1.4 en 1.5 van de STOP-standaard. Dat doe ik samen met
de bevoegd gezagen en plansoftwareleveranciers. Onder de Omgevingswet dienen bevoegd
gezagen omgevingsdocumenten via de STOP-standaard op te stellen en te publiceren.
Deze standaard zorgt ervoor dat de omgevingsdocumenten op een correcte en goede wijze
raadpleegbaar zijn in het DSO-LV. Met de ontwikkeling van de 1.4 en 1.5 STOP-standaard
wordt onder andere gezorgd voor een betere ondersteuning van de zogenaamde «complexe
mutatiescenario’s». Complexe mutaties zijn mutaties in planvorming die elkaar niet
logisch opvolgen in de tijd, bijvoorbeeld een mutatie op dezelfde locatie in een eerdere
versie van hetzelfde plan. Met de nieuwe standaard STOP 1.4 wordt het voor bevoegd
gezagen ook mogelijk om wijzigingen van een plan parallel te publiceren.15 Voorwaarde voor het ook toe kunnen passen van deze standaarden is het hebben van
de benodigde functionaliteiten in de lokale plansoftware. De softwareleveranciers
ontwikkelen deze functionaliteiten, waarbij bevoegd gezagen als opdrachtgever acteren.
Via het interbestuurlijke leveranciersmanagement wordt in samenwerking met de bevoegd
gezagen gestuurd op het realiseren van de benodigde functionaliteiten in de lokale
software. Een standaard aanpassen heeft veel gevolgen. Dit is de reden dat de afgelopen
periode hier terughoudend mee om is gegaan. Tussen de verschillende betrokkenen wordt
overlegd over de precieze implementatie en timing hiervan.
Ontwikkelingen t.a.v. aansluiten externe informatiebronnen
Goede informatie over de leefomgeving is essentieel om de Omgevingswet goed te laten
werken. In essentie moet met deze informatie antwoord gegeven kunnen worden op de
vraag: «wat kan ik hier?». Stap voor stap werken we aan een Omgevingsloket waar de
initiatiefnemer op één plaats de relevante informatie over de fysieke leefomgeving
kan vinden. Om hier een vervolgstap in te zetten wordt met de VNG, UvW, IPO en de
vier leveranciers van omgevingsinformatie verkend hoe op de externe bronnen van omgevingsinformatie
over externe veiligheid, geluid, natuur en publiekrechtelijke beperkingen beter kunnen
aansluiten op het Omgevingsloket. Een voorbeeld hiervan is het aansluiten van het
Register Externe Veiligheid op het DSO, zodat de informatie met betrekking tot Externe
Veiligheid direct in het Omgevingsloket raadpleegbaar is. Door het aansluiten van
deze bronnen kan een initiatiefnemer deze informatie direct en gemakkelijker betrekken
bij een vergunningscheck of aanvraag. Hierbij wordt er onder andere gekeken naar de
optie van het zogenaamde «voorinvullen» van vragen. Dit verhoogt het gebruiksgemak
en voorkomt onnodig extra invulwerk van burgers en bedrijven.
Integraal testen
Met het integraal testen van het DSO wordt het geheel van samenhangende testen en
maatregelen bedoeld die ervoor zorgen dat het DSO goed werkt en blijft werken. Sinds
de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is het DSO continu in gebruik.
Dit betekent ook een karakterverandering in het testen. De landelijke voorziening
van het DSO (DSO-LV) wordt getest door de bij het DSO-LV betrokken landelijke beheerorganisaties.
De wijze waarop dit gebeurt is vastgelegd in het testbeleid van deze partijen, dit
testbeleid is op 1 januari 2024 van kracht geworden. De regie hierop ligt bij de Tactische
Beheer Organisatie (TBO). De individuele bevoegde gezagen en de betrokken softwareleveranciers
hebben allen hun eigen test- en acceptatiebeleid.
Ook wordt de werking van het DSO ten behoeve van de uitvoering van de werkprocessen
door bevoegd gezagen getest in het project Indringend Ketentesten (IKT). Deze testen
worden uitgevoerd door bevoegd gezagen in samenwerking met hun softwareleveranciers.
Het projectteam IKT ondersteunt en coördineert deze testen. Recent is IKT-fase 8 afgerond.
IKT 8 laat zien dat weer de benodigde stappen vooruit zijn gezet in de planketen.
De uitkomsten van IKT 8 vindt u in bijlage 3. Op dit moment is IKT 9 in uitvoering,
die beslaat de periode medio april tot medio juli 2024. De IKT werkwijze is een waardevolle
toevoeging gebleken aan het geheel aan DSO-testmaatregelen. Samen met de interbestuurlijke
partners bekijk ik momenteel de mogelijkheden deze leerervaringen structureel in te
zetten. Voor de uitkomsten van de testen na fase 9 kunt u terecht op de website van
Aan de slag met de Omgevingswet.16
De komende maanden wordt de Leverancierstestomgeving (LTO) operationeel. Hiermee wordt
het mogelijk om de systeemtesten van softwareleveranciers, die nu nog op de pre-productie
plaatsvonden, te gaan uitvoeren op de deze specifieke testomgeving. Daaropvolgend
wordt er verdere inrichting van content, en waar mogelijk testautomatisering ten behoeve
van zogenaamde conformiteitstoetsen, ingericht. Deze toetsen zijn een verdere opwaardering
van de huidige basischecks op de lokale software. Met behulp hiervan kunnen softwareleveranciers
vooraf nagaan of hun software inderdaad voldoet aan de vereisten om te kunnen aansluiten
op het DSO-LV. In de voortgangsbrief van 17 april 202417 zijn de verschillende fases van het ontwikkelen van de LTO beschreven en is gezegd
dat fase 1 van de LTO, eind juni 2024 gereed is. In verband met de migratie van een
digi-koppeling van berichten naar bevoegd gezagen kan fase 1 van de LTO in september
2024 worden opgeleverd. Leveranciers kunnen vanaf begin september aansluiten op de
LTO. Deze planning is afgestemd met de uitvoerende partijen en sluit aan op de behoefte
van het werkveld. Voor de softwareleveranciers is op dit moment de pre-productie omgeving
beschikbaar om te kunnen testen. Over de verdere ontwikkeling van fase 2 en 3 informeer
ik uw Kamer via de voortgangsrapportages.
Naar mijn overtuiging biedt dit geheel aan kwaliteitsmaatregelen bij alle betrokken
partijen, een solide basis voor het borgen van de kwaliteit van het DSO als geheel.
Uitfaseren Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM’s)
De afgelopen periode heb ik samen met de bestuurlijke partners gesproken over de zogenaamde
exitstrategie voor de TAM. Deze exitstrategie en de daarin voorgestelde afspraken
zijn inmiddels bestuurlijk bekrachtigd, hierdoor ontstaat tijdig de gevraagde duidelijkheid
voor de bevoegd gezagen. Op verzoek van de bestuurlijke partners waarmee ik samenwerk,
is gezamenlijk afgesproken om de zes TAM op basis van IMRO en/of DROP allen met een
jaar te verlengen, tot 1 januari 2026. Om deze verlenging met een jaar ook juridisch
te borgen wordt gewerkt aan een wijziging van het Besluit elektronische publicaties.
Daarbij is afgesproken om de TAM vanaf 1 januari 2026 uit te faseren. Vanaf dat moment
kunnen bevoegd gezagen bij het opstarten van nieuwe procedures dus enkel nog van het
hoofdspoor (STOP/TPOD) gebruik maken. Aanvullende afspraak die hierbij gemaakt is,
is dat lopende procedures, waarvan het ontwerp voor 1 januari 2026 ter inzage is gelegd,
afgemaakt kunnen worden met behulp van de betreffende TAM. Deze lijn is vergelijkbaar
met het overgangsrecht dat van toepassing is op het afronden van bestemmingsplanprocedures
die zijn opgestart onder de voormalige Wet ruimtelijke ordening (Wro). Hoe eerder
alle bevoegde gezagen volgens de afgesproken standaarden werken en daarmee hun omgevingsdocumenten
publiceren hoe inzichtelijker de planvorming en hoe groter het gebruiksgemak van het
DSO voor burgers en bedrijven en de samenwerkende overheden zal zijn.
De energie en inzet van alle partijen richt zich de komende periode op het bieden
van ondersteuning, daar waar noodzakelijk, zodat alle bevoegd gezagen zo snel mogelijk
in staat zijn om via het hoofdspoor te werken. Hierbij is onder andere aandacht voor
de afbouw, doorontwikkeling en uitbouw van het DSO, de ontwikkeling van functionaliteiten
in de lokale software via het leveranciersmanagement en inhoudelijke ondersteuning
richting partijen vanuit het programma en de koepels. Nu de exitstrategie is vastgesteld
en er afspraken zijn heb ik gelijktijdig ook invulling geven aan de aan u gedane toezeggingen
op dit punt (T03557 en T03746).
Opvolging motie Moonen c.s.
De uitwerking van het zogenaamde «vlaggetje» en het ontsluiten van technische conceptregelingen
zijn beide technisch realiseerbaar. Hierover is uw Kamer in de voortgangsbrief van
17 april 2024 geïnformeerd.18 Beide gevallen betreffen echter een uitbreiding van het DSO, bovenop de interbestuurlijke
afspraken over afbouw, doorontwikkeling en uitbouw DSO. Eventuele verdere technische
stappen om deze functionaliteiten te realiseren, maar ook het daadwerkelijk gaan werken
met deze functionaliteiten door bevoegd gezagen zorgt ervoor dat er in de komende
periode en ook structureel (beheer)kosten moeten worden gemaakt.
In verband met keuzes die nu, mede op basis van de eerste ervaringen met het stelsel,
gemaakt moeten worden in het tempo, indeling en de prioritering in de afbouw, doorontwikkeling
en uitbouw van het DSO-LV, maar ook de continue wens om de gebruiksvriendelijkheid
te vergroten, is er op dit moment financieel, maar ook in de technische realisatie
weinig tot geen ruimte om beide functionaliteiten te ontwikkelen, zonder dat dit ten
koste gaat van andere reeds interbestuurlijke afgesproken functionaliteiten. Gelet
op het voorgaande is afgesproken om de ontwikkeling van het zogenaamde «vlaggetje»
mee te nemen in de verdere prioritering van het DSO. Het technisch realiseren van
het ontsluiten van conceptregelingen is op dit moment echter niet opportuun. Daarbij
geldt ook dat deze uitwerking niet in lijn is met de principes rondom keuzevrijheid,
welke bevoegd gezagen hebben op het gebied van participatie en de reeds aanwezige
technische oplossingen in de markt. Indien wenselijk treed ik graag met de indiener
van de motie in overleg om verder te praten over de verdere uitvoering van motie Moonen
c.s.19
Wetgeving en rechtspraak
In mei 2024 is de Vangnetregeling Omgevingswet, naar aanleiding van signalen uit de
praktijk en van departementen en eigen nadere analyses, aangevuld met enkele overgangsrechtelijke
punten voor een soepele verdere invoering van de Omgevingswet.20 Het gaat om bijstellingen op met name overgangsbepalingen in de Invoeringswet Omgevingswet,
de Aanvullingswet geluid Omgevingswet en de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet.
Deze uit de Vangnetregeling Omgevingswet voortvloeiende wijzigingen komen terug in
een wetsvoorstel voor een verzamelwet, samen met andere technische aanpassingen in
andere wetgeving die onder mijn verantwoordelijkheid valt.
Daarnaast is deze zomer het ontwerp gereed voor de wijziging van het Besluit elektronische
publicaties gericht op de verlenging van het gebruik van de TAM, zoals eerder onder
het kopje uitfaseren TAM aangegeven. Verder wordt gewerkt aan de voorbereiding van
een voorstel voor een wijzigingswet voor verdere verbetering van een aantal stelselaspecten
van de Omgevingswet. Het gaat daarbij om enkele systematische aanpassingen rond instrumenten
uit de wet (onder andere het voorbereidingsbesluit, het projectbesluit en de handhaving).
Ook wordt in overleg met de VNG en UvW een wijziging van de Omgevingsregeling voorbereid
om de bepalingsmethoden uit de bruidsschat te regelen.21 Daarmee worden gemeenten en waterschappen ontzorgd en worden vergelijkbare uitkomsten
van het bepalen van de staat of kwaliteit van de fysieke leefomgeving bevorderd.
Ten slotte is in het eerste half jaar een stelselcheck uitgevoerd op enkele tientallen
wijzigingssporen van de regelgeving onder het stelsel van de Omgevingswet, ook als
die worden getrokken door andere ministeries.
De vele honderden rechterlijke uitspraken vanaf de inwerkingtreding van het stelsel
gaan in de meeste gevallen nog steeds over overgangsrecht uit de Invoeringswet Omgevingswet
en de aanvullingswetten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft
inmiddels drie uitgebreide uitspraken gedaan waarin uiteengezet is welk recht van
toepassing is bij de vernietiging van ruimtelijke plannen, (vervolg)besluiten op aanvragen
om een ruimtelijk plan vast te stellen en de handhaving. De Afdeling gaat daarbij
telkens in op verschillende scenario’s en biedt handzame stroomschema’s.22 De verdere jurisprudentie wordt met interesse gevolgd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening