Brief regering : Landenbeleid Sudan
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 3268
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2024
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op 31 mei een algemeen ambtsbericht over
Sudan gepubliceerd, dat verslag doet over de periode van augustus 2022 tot en met
26 mei 2024. Op basis van de actuele situatie en ontwikkelingen is beoordeeld dat
het landgebonden asielbeleid voor Sudan aanpassingen behoeft.
Op 15 april 2023 brak in Sudan een gewapend conflict uit tussen de Sudanese Armed Forces (hierna: SAF) en de Rapid Support Forces (hierna: RSF). Vanwege de initiële onzekerheid over de gevolgen van dit conflict,
trad op 9 juli 2023 een besluit- en vertrekmoratorium in werking, dat inmiddels is
verlengd en van rechtswege afloopt na 8 juli 2024. Op het moment van schrijven is
er geen einde aan het conflict in zicht en is er met het verschijnen van het nieuwe
ambtsbericht voldoende landeninformatie beschikbaar om tot weloverwogen landenbeleid
te komen. Met het publiceren van het landenbeleid zal het besluit- en vertrekmoratorium
komen te vervallen.
Het ambtsbericht rapporteert over willekeurig geweld zoals luchtaanvallen op woonwijken,
seksueel geweld als oorlogswapen en grootschalige brandstichting in dorpen. Op basis
van deze informatie heb ik beoordeeld in welke regio’s artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn
van toepassing is. Voor de regio’s Khartoum, Noord-, Zuid-, en Centraal-Darfur, Kordofan
en El Gazira is de meest uitzonderlijke situatie van toepassing, gezien de hoge intensiteit
en omvangrijkheid van de veiligheidsincidenten en geweldsplegingen. Voor de regio
West-Darfur neem ik aan dat er sprake is van een minder uitzonderlijke situatie, waarbij
de persoonlijke omstandigheden en situatie van de verzoeker kunnen leiden tot het
aannemelijk achten van een reëel risico op ernstige schade zoals bedoeld in artikel
15, onder c van de Kwalificatierichtlijn. Ook in deze midden-categorie bereikt het
willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict een hoog niveau. Aanleiding
hiervoor is dat er in West-Darfur met name sprake is van gericht (en in gevallen ook
systematisch) geweld jegens de Masalit en andere Afrikaanse bevolkingsgroepen, wat
een andere vorm van bescherming vraagt in de vorm van groepsvervolging en de identificatie
van risicoprofielen. Voor de overige regio’s, inclusief Oost-Darfur, wordt aangenomen
dat er geen, dan wel onvoldoende sprake is van een uitzonderlijke situatie. In de
bijlage «15c situatie per regio in Sudan» wordt deze keuze nader onderbouwd.
Naast willekeurig geweld, wordt er door de strijdende partijen ook gericht geweld
gepleegd. Zo rapporteert het ambtsbericht over ernstige geweldsplegingen door de RSF
jegens de Masalit, een Afrikaanse bevolkingsgroep uit Darfur. Duizenden burgers die
tot de Masalit behoren zijn volgens het ambtsbericht op systematische wijze vermoord,
verkracht, vervolgd en verdreven. De systematische aard van dit geweld maakt dat ik
de Masalit aanwijs als een groep waarvoor sprake is van groepsvervolging.
Uit het ambtsbericht blijkt dat de huidige risicoprofielen1 onverminderd van toepassing zijn. In een aantal gevallen worden er aanpassingen gedaan
aan het risicoprofiel. Deze zal ik hieronder kort toelichten.
Afrikaanse bevolkingsgroepen vormen een risicoprofiel omdat zij vanwege hun etniciteit
of huidskleur risico lopen om doelwit te worden van gericht geweld. In het nieuwe
landenbeleid wordt aangesloten bij de terminologie die het ambtsbericht hanteert.
Daarom wordt er nu gesproken van «Afrikaanse bevolkingsgroepen», in plaats van «niet-Arabische
bevolkingsgroepen». Anders dan in het huidige beleid, wordt dit profiel niet langer
geografisch afgebakend. Wel wordt het gebied van herkomst betrokken bij de beoordeling
door de IND van de aanvragen van vreemdelingen die behoren tot dit profiel.
Het staande beleid duidt ontheemde (minderjarige) vrouwen uit Darfur, Zuid-Kordofan
(inclusief Abyei) en Blauwe Nijl aan als risicoprofiel. Het ambtsbericht maakt duidelijk
dat het huidige conflict het al bestaande risico op seksueel geweld nog verder heeft
laten toenemen. In diverse regio’s, met name in Khartoum en Darfur, zijn honderden
(groeps)verkrachtingen gemeld. Meerdere strijdende partijen, maar met name de RSF
en gelieerde milities zetten seksueel geweld actief in als oorlogswapen. Duidelijk
wordt dat vrouwen en meisjes in het algemeen risico kunnen lopen om slachtoffer te
worden van conflict-gerelateerd seksueel geweld in Sudan en daarom in aanmerking kunnen
komen voor een verblijfsvergunning onder vluchtelingschap.2 Uit het ambtsbericht blijkt niet dat het conflict-gerelateerd seksueel geweld systematisch
van aard is. De blootstelling aan dit geweld is afhankelijk van bepaalde risicoverhogende
factoren die in de beoordeling meewogen dienen te worden.
Leden van Emergency Response Rooms zijn als nieuw risicoprofiel geïdentificeerd dat
wordt gekwalificeerd als ernstige schade als bedoeld in artikel 15, onder b, van de
Kwalificatierichtlijn. Dit zijn hulpverleners die (medische) ondersteuning bieden
aan oorlogsslachtoffers, nu veel internationale ngo’s Sudan hebben verlaten. Ook zij
lopen risico om lastig gevallen of vervolgd te worden door de strijdende partijen.
De RSF en gelieerde milities vormen een gevaar voor de burgerbevolking, als strijdende
partij die zowel willekeurig geweld in dichtbevolkte gebieden als ook systematisch
en gericht geweld niet schuwt. Er is in de controlegebieden van de RSF bovendien nauwelijks
sprake van een justitieel en bestuurlijk apparaat. Waar de SAF een beter functionerend
bestuur lijkt te kennen dan de RSF en er in SAF controlegebied over het algemeen in
mindere mate sprake is van ernstige veiligheidsrisico’s, kan de SAF niet als autoriteit
gezien worden die haar burgers actief beschermt. De SAF voorkomen niet dat burgers
ernstige schade ondervinden en slachtoffer kunnen worden van geweld, gelet op de vele
(lucht)aanvallen en andere vormen van geweld in dichtbevolkt gebied. Er kan niet aangenomen
worden dat de strijdende partijen, de de facto autoriteiten in Sudan, voldoende bescherming
bieden aan de burgerbevolking.
Tot slot blijft het huidige beleid ten opzichte van een binnenlands beschermingsalternatief
ongewijzigd. Gezien de zeer instabiele veiligheidssituatie, de snel veranderende geografische
ligging van het conflict en de humanitaire situatie die in sommige gevallen een direct
gevolg is van obstructie van noodhulp door strijdende partijen, acht ik een binnenlands
beschermingsalternatief nergens in Sudan mogelijk, tenzij er uit het individuele dossier
blijkt dat een vreemdeling zich wel elders kan vestigen.
Gezien de snel veranderende situatie in Sudan en het aanhoudende conflict, zal ik
het Ministerie van Buitenlandse Zaken verzoeken om in medio 2025 opnieuw een ambtsbericht
uit te brengen en zal de situatie in Sudan ondertussen nauwgezet in de gaten worden
gehouden.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg
Indieners
-
Indiener
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid