Brief regering : Vereenvoudigingen conditionaliteiten Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
28 625 Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
Nr. 363 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2024
In het Commissiedebat van 9 april 2024 heb ik toegezegd uw Kamer te zullen informeren
over de mogelijkheden die de inmiddels vastgestelde vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB) biedt. Dit is tevens in navolging van mijn Kamerbrief van 19 maart
jl. (Kamerstuk 28 625, nr. 360), waarin ik de voorgestelde wijzigingen heb toegelicht. De wijzigingen van het GLB
zijn op 24 april 2024 door het Europees Parlement aangenomen. Op 24 mei 2024 is de
aangepaste verordening door de Europese Commissie gepubliceerd.
De Verordening biedt de lidstaten meer flexibiliteit bij de toepassing van de GLMC-voorwaarden.
Dit zijn goede landbouw- en milieucondities die verplicht zijn voor alle boeren die
grondgebonden GLB-subsidie ontvangen. De aanpassingen hebben deels directe werking
voor agrariërs in Nederland en deels bieden ze mij de ruimte om in het Nationaal Strategisch
Plan (NSP) voor Nederland eigen afwegingen te maken.
De afgelopen weken heb ik de mogelijkheden afgewogen en de vereenvoudigingsvoorstellen
van de Europese Commissie besproken met uitvoeringsorganisaties, sectorvertegenwoordigers
en andere stakeholders. Hierbij is rekening gehouden met de praktische impact op het
erf, het effect op doelbereik en uitvoerbaarheid. Graag informeer ik uw Kamer over
wat er voor agrariërs gaat veranderen.
Minimale bodembedekking (GLMC 6)
De verplichte bodembedekking voor kleigrond gedurende 8 weken in de periode van 1 augustus
tot 30 november komt vanaf 1 augustus 2024 te vervallen. De verplichte winterbedekking
op kleigronden is een maatregel die alleen is opgenomen in het GLB-NSP en niet in
andere regelgeving. Positieve effecten van winterbedekking zijn echter vooral te behalen
op zand- en lössgronden. Het vervallen van deze verplichting biedt verlichting aan
agrariërs zonder het doelbereik significant te schaden. In dezelfde periode gelden
ook de voorwaarde voor het inzaaien van een vanggewas na de teelt van mais en beperkingen
voor het vernietigen van grasland of blijvende teelten. Deze blijven van toepassing.
Niet-productief areaal (GLMC 8)
De verplichting tot het aanhouden van niet-productief areaal vervalt vanaf 1 januari
2025. Voor 2024 geldt de derogatiemogelijkheid zoals ik deze eerder bekend heb gemaakt
(Kamerstuk 28 625, nr. 358). Sinds 23 april jl. kunnen agrariërs van deze extra mogelijkheid gebruik maken in
de Gecombineerde opgave. Dit neemt niet weg dat niet-productief areaal een belangrijk
onderdeel blijft van de transitie naar een duurzame landbouw. Op niet-productief bouwland
ontstaan leefgebieden voor dieren en planten. Dit verbetert de biodiversiteit. Met
het GLB-NSP blijf ik daarom niet-productief areaal stimuleren via de bestaande activiteiten
in de categorie niet-productieve grond van de ecoregeling.
Ecologisch kwetsbaar blijvend grasland (GLMC 9)
Het algehele ploegverbod van ecologisch kwetsbaar grasland in de habitatrichtlijngebieden
vervalt. Daardoor kan ik een uitzondering maken op het ploegverbod om beschadigd grasland
te herstellen. Dit kan ingaan zodra de wijziging van het Nationaal Strategisch Plan
is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het is mijn inzet om deze goedkeuring in
oktober 2024 te verkrijgen.
Conditionaliteitscontroles kleine bedrijven
Voor kleine agrarische bedrijven die tot 10 hectares aanmelden voor het GLB vervallen
de controles en sancties vanuit het GLB op het gebied van de conditionaliteiten. Deze
bedrijven blijven echter verplicht om de conditionaliteiten na te leven. Verplichtingen
die zijn opgenomen in de conditionaliteiten als regelingsbeheerseisen, zijn overgenomen
uit nationale regelgeving. Dit zijn regels die te maken hebben met de gezondheid van
mensen, dieren en planten, dierenwelzijn en het milieu. Voor kleine bedrijven blijven
controles en sancties op basis van deze nationale wet- en regelgeving van toepassing.
Zij hebben voor deze bedrijven alleen geen doorwerking meer in de GLB-subsidies.
Overigens zullen kleine bedrijven nog steeds gecontroleerd worden op de overige subsidievoorwaarden
voor het GLB, zoals het feitelijk en rechtmatig in gebruik hebben van de grond die
zij opgeven. De uitkomsten van deze controles kunnen ook gevolgen hebben voor de subsidies.
Wat er niet verandert
Naar aanleiding van de vereenvoudigingen heb ik ook gekeken naar de mogelijkheid om
GLMC 5 en 7 aan te passen. GLMC 5 voorziet in maatregelen in Zuid-Limburg voor het
tegengaan van bodemerosie. Recente evaluatie van de GLMC-norm geeft geen directe aanleiding
voor een aanpassing op dergelijke grond.
De verplichte gewasrotatie (GLMC 7) kan onder bepaalde voorwaarden worden vervangen
door gewasdiversificatie. Het huidige NSP kent soortgelijke voorwaarden voor diversificatie,
maar dan gericht op specifieke regio’s met zware kleigronden. Op deze gronden met
uitsluitend winterteelten wordt diversificatie als optie al geboden vanwege het ontbreken
van de mogelijkheid om te roteren. Door bestaande verplichtingen in de mestwetgeving
zou uitbreiding van de mogelijkheid naar andere regio’s in Nederland echter zeer beperkt
soelaas bieden aan agrariërs, terwijl het aanzienlijke administratieve en controlelast
zou opleveren. Ik heb daarom besloten deze conditionaliteit niet aan te passen.
Ik heb zorgvuldig gewogen welke van de door de Commissie geboden vereenvoudigingsmogelijkheden
ik wel en niet wil gebruiken. Dit leidt tot dit pakket aan maatregelen die dit jaar
en voor het komende aanmeldingsjaar van het GLB van kracht worden. Het is mijn overtuiging
dat ik met het doorvoeren van deze vereenvoudigingsmogelijkheden de boer op het erf
tegemoet kom, zonder de uitvoering te zwaar te belasten of het doelbereik van het
GLB te schaden.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit