Brief regering : Verslag JBZ-Raad 13 en 14 juni 2024
32 317 JBZ-Raad
Nr. 882
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE
STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2024
Hierbij bieden wij uw Kamer, mede namens de Minister en Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (en Digitalisering), het verslag aan van de bijeenkomst
van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) op 13 en 14 juni 2024 in Luxemburg.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deelgenomen aan deze JBZ-Raad.
Ook informeren wij uw Kamer over het kopgroep terrorisme ontbijt en de bereikte algemene
oriëntatie over de mensensmokkelverordening. Wij bieden uw Kamer hierbij tevens een
appreciatie van het implementatieplan asiel- en migratiepact en de verlenging van
de activering van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Ook geven wij een update van
de onderhandelingen over de mensensmokkelrichtlijn. Daarnaast komt het Kabinet tegemoet
aan de moties van het Lid Koekkoek.
Kopgroep terrorisme
Voor de start van de JBZ-Raad op 13 juni jl. vond een kopgroep terrorisme bijeenkomst
plaats waar Nederland, België, Zweden, Frankrijk, Finland, Oostenrijk, Duitsland en
de EU contraterrorismecoördinator (EU CTC) aan deelnamen. Er vond een uitwisseling
plaats overde effecten van het conflict in Gaza op de veiligheid in de EU, met een
focus op de online dimensie. Daarnaast werd er een presentatie gegeven over de impact
van het Gazaconflict op het Joodse leven in Duitsland.
Algemene oriëntatie verordening politiesamenwerking inzake mensensmokkel en mensenhandel
Op 28 november 2023 heeft de Europese Commissie een voorstel voor de versterking van
de politiële samenwerking met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van
migrantensmokkel en mensenhandel door versterking van de rol van Europol, gepubliceerd.
Het kabinet heeft uw Kamer met het BNC-fiche van 9 februari 2024 geïnformeerd over
het voorstel.1 Zoals in het BNC-fiche al is vermeld, is Nederland voorstander van een gemeenschappelijke
aanpak van mensenhandel en -smokkel. Daarentegen was Nederland wel kritisch op bepaalde
onderdelen van het voorstel. Het ontbreken van een impact assessment, de eventuele
uitbreiding van het mandaat van Europol, de formalisering van een Europees centrum
voor de aanpak van mensensmokkel en verplichte inzet voor operationele ondersteuning
zijn daar voorbeelden van. Nederland vindt het van belang dat Europol een faciliterende
en ondersteunende taak behoudt ten aanzien van de lidstaten. Tijdens de onderhandelingen
bleek dat meer lidstaten deze zorgen deelden. Uiteindelijk is begin juni een afgeslankt
compromisvoorstel door het Voorzitterschap gepresenteerd. Hoewel Nederland het nog
steeds betreurt dat een impactassessment ontbreekt, kan Nederland het afgeslankte
voorstel zoals het er nu ligt steunen. Nederland heeft gelet hierop met de algemene
oriëntatie ingestemd tijdens het Comité van Permanente vertegenwoordigers (COREPER)
van 19 juni jl.
Uitvoering moties migratiesamenwerking met Egypte
In navolging van verschillende momenten waarop hierover aan uw Kamer is gerapporteerd
informeer ik u, ter uitvoering van de moties Koekkoek, nader over de in 2021 overeengekomen
intentieverklaring met Egypte. Eveneens deel ik bij wijze van uitzondering de tekst
van de intentieverklaring zelf, als bijlage bij deze brief.
De intentieverklaring vormt een belangrijk kader voor de bilaterale migratie-inzet
van Nederland met Egypte. De verklaring bevat een brede migratie-agenda die is vormgegeven
in lijn met internationaal recht, waarin het belang van aandacht voor mensenrechten
expliciet is opgenomen. Concreet bevat de verklaring afspraken over een bilaterale
migratiedialoog, het tegengaan van irreguliere migratie, terugkeer van uitgeprocedeerde
asielzoekers, economische samenwerking ten behoeve van de aanpak van grondoorzaken
van migratie, legale migratie binnen bestaande kaders, steun voor de opvang van vluchtelingen
en kwetsbare migranten, het tegengaan mensensmokkel- en handel, het versterken van
grensbeheer, hervestiging en steun aan bewustwordingscampagnes voor migranten.
In het kader van opvang in de regio ondersteunt Nederland Egypte via het PROSPECTS-partnerschap
(2024–2027), waarbij extra aandacht en middelen uitgaan naar het groeiende aantal
Sudanese vluchtelingen in Egypte. Eveneens werkt Nederland via het COMPASS-programma
in (onder andere) Egypte aan het versterken van bescherming van migranten, het tegengaan
van mensenhandel- en smokkel, het vergroten van bewustzijn over de risico’s van irreguliere
migratie en het faciliteren van vrijwillige terugkeer en herintegratie. Op het gebied
van bilaterale terugkeersamenwerking kwamen Egypte en Nederland standard operating
procedures overeen en worden goede contacten onderhouden tussen de respectievelijke
verantwoordelijke autoriteiten. Op het gebied van grensmanagement en asiel verkent
Nederland mogelijkheden om de operationele capaciteit van de verantwoordelijke autoriteiten
op thema’s als document- en identiteitsfraude en bescherming van vluchtelingen en
migranten te versterken. Voorts draagt Nederland met UNODC bij aan de aanpak van mensensmokkel
en mensenhandel in Noord-Afrika, waaronder in Egypte. Dat betreft de verbetering van
wettelijke kaders, capaciteitsversterking voor efficiëntere opsporing en vervolging,
samenwerkingsmechanismen en beschermingscapaciteiten op het gebied van aan irreguliere
migratie gerelateerde misdrijven, waaronder mensensmokkel en mensenhandel. In 2023
heeft een hervestigingsmissie naar Egypte plaatsgevonden in het kader van het nationale
hervestigingsquotum. Momenteel is een volgende hervestigingsmissie gaande. Tot slot
hebben sinds het overeenkomen van de verklaring uit 2021 verschillende gesprekken
plaatsgevonden met Egypte over de brede migratiesamenwerking op zowel ambtelijk als
politiek niveau, inclusief gesprekken over samenwerking op het gebied van legale migratie
binnen bestaande kaders.
Voor de specifieke programmeringsinzet op het gebied van migratiesamenwerking door
het Ministerie van Buitenlandse Zaken verwijs ik u naar de aanstaande rapportage van
de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die, conform de toezegging
daarover aan uw Kamer, vóór de zomer van 2024 met uw Kamer zal worden gedeeld.
Appreciatie Gemeenschappelijk Implementatieplan Asiel- en Migratiepact
De Commissie publiceerde op 12 juni jl. in de vorm van een mededeling het gemeenschappelijk
implementatieplan voor het Asiel- en Migratiepact gepubliceerd (Common Implementation Plan, hierna CIP).2 Via dit verslag informeert het kabinet u over de appreciatie van deze mededeling
en de Nederlandse inzet voor het vervolg.
Essentie Mededeling
Het doel van het CIP is om een gemeenschappelijk raamwerk voor de in- en uitvoering
van het Pact te bieden, een helder en tastbaar overzicht te geven van de stappen die
daarvoor gezet moeten worden en inzicht te bieden in de wijzen van ondersteuning die
de Commissie en de Agentschappen daarbij kunnen geven.
De kern van het CIP wordt gevormd door tien inhoudelijke bouwstenen die alle aspecten
van het Pact omvatten. Op basis van deze bouwstenen dienen de lidstaten vóór het eind
van dit kalenderjaar hun nationale implementatieplannen op te stellen, en vervolgens
elk half jaar over de voortgang te rapporteren. Deze voortgang wordt op politiek niveau
in de JBZ-Raad besproken. Op elk van de onderstaande bouwstenen moeten de lidstaten
de komende twee jaar hun wetgeving aanpassen (indien noodzakelijk), hun (personele
en financiële) organisaties en capaciteit op orde brengen, procedures, protocollen,
systemen en processen vernieuwen, en waar nodig nieuwe fysieke infrastructuren opzetten:
1. Een herzien Eurodac-registratiesysteem, waarbij zowel het Europees agentschap eu-LISA als de lidstaten zelf (grootschalige)
aanpassingen in hun informatiesystemen dienen door te voeren.
2. Een nieuw (management)systeem voor het beheer van de buitengrenzen, waarbij de lidstaten een gestroomlijnd(er) proces dienen op te zetten voor de screening
en registratie van migranten aan de buitengrens, en snelle doorverwijzing naar de
juiste vervolgprocedure (directe terugkeer, versnelde asielprocedure aan de grens,
of reguliere asielprocedure), en hiervoor ook voldoende opvangcapaciteit in te richten.
3. Herziening van het opvangsysteem, waarbij de lidstaten de opvangstandaarden uit de herziene Opvangrichtlijn moeten
doorvoeren.
4. Convergentie van de asielprocedures, waarbij de lidstaten hun procedures en werkwijzen dienen aan te passen aan de vereisten
in de nieuwe wetgeving. Bijvoorbeeld de toepassing van verplichte versnelde procedures
voor specifieke groepen asielmigranten.
5. Efficiënte en eerlijke terugkeerprocedures: waarbij de lidstaten hun terugkeermanagementsystemen dienen te verbeteren, bijvoorbeeld
door negatieve asiel- en terugkeerbesluiten aan elkaar te koppelen en het terugkeerproces
zoveel mogelijk onder de verantwoordelijkheid van één autoriteit te brengen.
6. Een beter Dublin-systeem, waarbij lidstaten de personele capaciteit op Dublin-units van de asieldiensten moeten
vergroten, coördinatie moeten verbeteren en werkmethodes dienen te versimpelen om
Dublin-overdrachten te versoepelen.
7. Invoering van het solidariteitsmechanisme, waarbij lidstaten een nationale coördinatiestructuur dienen op te zetten, de benodigde
data voor het vaststellen van migratiedruk moeten verzamelen en aanleveren, en personeel
beschikbaar moeten maken voor het faciliteren van eventuele herplaatsingen.
8. Versterking crisisparaatheid, waarbij lidstaten nationale crisisplannen gereed moeten hebben, inclusief noodscenario’s
voor plotselinge onvoorziene migratiesituaties.
9. Waarborgen voor asielzoekers, kwetsbare personen, en monitoring van fundamentele rechten, waarbij lidstaten alternatieven voor detentie moeten identificeren, nieuwe standaarden
om bescherming van kinderen te waarborgen moeten doorvoeren, en een monitoringsmechanisme
moeten opzetten voor de screening- en grensprocedure.
10. Hervestiging en integratie, waarbij lidstaten o.a. een nationale coördinatiestructuur en procedures dienen in
te richten.
Naast de bouwstenen kondigt de Commissie in het CIP een aantal overkoepelende, Europese
processen aan die uit de Pact-wetgeving voortvloeien. Hiervan zal een deel ook al
eerder dan in 2026 in werking treden. Het gaat bijvoorbeeld om de start van de eerste
jaarlijkse migratiemanagementcyclus medio 2025 en de publicatie van de eerste vijfjaarlijkse
Europese Migratie- en Asielstrategie, eind 2025. In het CIP is verder een grove planning
opgenomen van de belangrijke stappen die de Commissie nog moet zetten voor verdere
invulling van verplichtingen uit het Pact, bijvoorbeeld de vaststelling van een aantal
gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.
De Commissie en de EU-agentschappen (Frontex, Europees Asielagentschap en eu-LISA)
zullen lidstaten op verschillende wijzen ondersteunen bij de implementatie van het
Pact. In het CIP wordt een overzicht gegeven van de verschillende modaliteiten hiervoor.
Allereerst heeft de Commissie voor elke lidstaat een multidisciplinair landenteam
opgezet. Dit landenteam zal een lidstaat-specifieke zogenaamde gap analysis maken, waarmee in kaart wordt gebracht op welke terreinen de grootste implementatie-uitdagingen
voor elke lidstaat liggen. Deze gap analysis zal dienen als basis voor het nationale implementatieplan van de betreffende lidstaat.
Daarnaast zullen de agentschappen ondersteunen met richtinggevende documenten, trainingen
en operationele steun. Ook kunnen lidstaten via het Technical Support Instrument (TSI)3 een aanvraag indienen voor technische ondersteuning. De implementatie van het Pact
is in het TSI opgenomen als zogenaamd Flagship Project voor 2025. Steun via dit instrument kan plaatsvinden in de vorm van strategisch of
technisch advies, of specifieke trainingen. Over de beschikbare financiële ondersteuningsmiddelen
wordt u geïnformeerd onder het kopje «budgettaire consequenties».
De Commissie besteedt ook aandacht aan de monitoring van de voortgang tijdens de implementatieperiode
(tot medio 2026) en nadat het Pact van toepassing is geworden (vanaf medio 2026).
De Commissie zal tijdens de implementatie een centraal coördinatie-platform inrichten
waarin zowel vertegenwoordigers van lidstaten, als vertegenwoordigers van de EU-agentschappen
en de Commissie zelf deelnemen om overzicht te bewaren over alle technische en operationele
besprekingen die plaatsvinden in de (veelal reeds bestaande) comités en netwerken.
De Commissie zal elk half jaar een voortgangsrapportage opstellen, die op politiek
niveau in de JBZ-Raad wordt besproken. Nadat het Pact van toepassing is geworden,
zal het Europees Asielagentschap starten met haar formele monitoringstaak, waarmee
elke lidstaat minimaal eens in de vijf jaar wordt doorgelicht op naleving van de asielregels.
Wanneer er tekortkomingen worden vastgesteld, hebben het agentschap en de Commissie
verschillende escalatie-instrumenten tot hun beschikking om betere naleving af te
dwingen, waarbij als ultimo maatregel een deel van het asielsysteem overgenomen kan
worden. De elementen van het Pact die onderdeel zijn van het Schengenacquis (de screening en de terugkeergrensprocedure) vallen onder het toepassingsbereik van
het reeds bestaande Schengen evaluatiemechanisme en zullen in dat kader geëvalueerd
worden.
De Pact-wetgeving ziet op het geheel aan wetgeving dat van toepassing is op situaties
nádat een persoon zich op EU-grondgebied meldt om een asielverzoek in te dienen of
wordt aangetroffen na een irreguliere aankomst. De Commissie benadrukt dat de effectiviteit
van het pakket echter ook sterk afhankelijk zal zijn van de vorderingen die worden
gemaakt op de EU-externe dimensie van migratie. In het CIP besteedt de Commissie daarom
ook ruim aandacht aan de EU-externe prioriteiten. Het noemt de verschillende EU-actieplannen
langs de belangrijke migratieroutes naar de EU (de Westelijke Balkan-, Centraal-mediterrane,
Westelijk-mediterrane, en Oostelijk-mediterrane route), het belang van brede strategische
en gelijkwaardige partnerschappen met derde landen, de aanpak van mensenmokkel, de
verbetering van terugkeer- en overname-afspraken, het belang van strategische inzet
van visumbeleid en vormen van legale migratie zoals de EU talent pool.
Beoordeling van de mededeling en inzet kabinet
Gedurende de onderhandelingen over het Pact heeft Nederland zich consequent ingezet
voor voldoende waarborgen voor goede implementatie en naleving van de nieuwe regels.
De afspraken zullen immers enkel effectief zijn in het efficiënter maken van asielprocedures,
het versterken van de buitengrenzen, het verminderen van secundaire migratie, en het
verbeteren van solidariteit wanneer alle lidstaten de nieuwe regelgeving implementeren
en zich houden aan de afspraken. Nederland verwelkomt daarom ten zeerste deze mededeling,
die het kabinet ziet als de basis voor een stevig en meerjarig Europees gecoördineerd
traject.
Allereerst is het kabinet, gezien de omvang en complexiteit van het Pact, tevreden
dat het implementatieplan het Pact onderverdeelt in concrete deelgebieden (de bouwstenen),
inclusief mijlpalen. Wat Nederland betreft hadden de mijlpalen nog een slag concreter
kunnen worden ingevuld, door ook indicatoren toe te voegen. Desalniettemin biedt dit
CIP het benodigde overzicht en de handvatten om gedurende de implementatieperiode
de voortgang te monitoren. Daarbij waardeert het kabinet het dat de Commissie bij
de vormgeving van de mijlpalen niet alleen heeft stilgestaan bij de benodigde wetgevende
veranderingen, maar ook bij wat nodig is in de lidstaten om deze wetgeving in de praktijk
effectief te laten werken, zoals voldoende personele capaciteit en de inrichting van
fysieke infrastructuur. Ook staat het kabinet positief tegenover de ruime ondersteuning
die de Commissie en de agentschappen aan de lidstaten beschikbaar stellen. Daarbij
wenst het kabinet wel aan te merken dat het uiteindelijk de verantwoordelijkheid van
de lidstaten zelf is om de juiste randvoorwaarden (zowel financieel als operationeel)
te creëren voor het voldoen aan de afspraken. Tot slot is het kabinet positief over
de (monitorings-)governance die de Commissie voorstelt, waarbij zowel veelvuldige
uitwisseling en ondersteuning op technisch niveau wordt gefaciliteerd, als zesmaandelijkse
bespreking van de voortgang op politiek niveau op de JBZ-Raad. De implementatie van
het Pact is immers weliswaar een exercitie met veel operationele en technische aspecten,
maar ook een waarbij het succes onmiskenbaar in sterke mate afhangt van de politieke
inzet van de lidstaten.
Het kabinet zal aandacht blijven vragen voor de goede implementatie en naleving van
de nieuwe en huidige regels, met name de afspraken die gaan over registratie aan de
buitengrens en de toepassing van de Dublin-regels. Daarbij verwacht het ook van de
Commissie dat zij ingrijpt wanneer lidstaten dit evident onvoldoende doen. Daarnaast
zal het kabinet zich blijven inzetten op maatregelen die kunnen helpen bij het tegengaan
van irreguliere migratie naar de EU en het verbeteren van terugkeer, omdat resultaten
hierop essentieel zullen zijn om van het Pact een succes te maken. Over de implicaties
van de implementatie van het Pact in het nationale asielstelsel wordt u, conform de
motie Ceder4 en de toezegging van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in het Commissiedebat
JBZ-Raad van van 12 juni 2024, begin september nader geïnformeerd.
Budgettaire consequenties
De Commissie geeft geen inschatting van de budgettaire gevolgen voor de EU-begroting
en de begrotingen van lidstaten, maar benoemt wel dat lidstaten voor financiële ondersteuning
bij de implementatie gebruik kunnen maken van de bestaande financiële middelen in
de asiel- en migratiefondsen (het Asiel en Migratiefonds (AMIF) en het Instrument
voor grensbeheer en Visa (BMVI)). De Commissie herhaalt daarnaast dat in de tussentijdse
herziening (mid-term-review) van het Meerjarig Financieel Kader 2 miljard euro aan
nieuwe middelen is vrijgemaakt voor asiel- en migratiedoeleinden, waaronder de Pact-implementatie.
Hiervan is 1,81 miljard euro is toegevoegd aan de asiel- en migratiefondsen en 190
miljoen euro aan de EUAA-begroting. Daar zullen bij de mid-term review van de nationale
programma’s van de asiel- en migratiefondsen de vrijkomende middelen voor de periode
2025 – 2027 aan worden toegevoegd.
De Commissie roept lidstaten ook op gebruik te maken van de mogelijkheden om maatregelen
gerelateerd aan opvang, integratie en sociale inclusie te bekostigen uit de daarvoor
beschikbare middelen in het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds (ESF+) en het
Europees Fonds voor Regionale ontwikkeling (EFRO). Het uitgangspunt van het kabinet
is dat de uitdagingen van de kosten van implementatie van het Pact opgelost dienen
te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting.
Daarbij is het kabinet het eens met de Commissie dat lidstaten prioriteit moeten geven
aan de meest urgente en kostenintensieve posten, zoals het opbouwen van voldoende
capaciteit voor de uitvoering van grensprocedures.
Krachtenveld
Vrijwel alle lidstaten hebben aangegeven volledig gecommitteerd te zijn aan tijdige
implementatie van het Pact. Desalniettemin is implementatietermijn van twee jaar uitdagend,
zowel voor andere lidstaten als voor Nederland. Meerdere lidstaten vragen bij het
implementatieplan aandacht voor het belang van flexibiliteit. Daarnaast benadrukt
een grote groep lidstaten het belang van voldoende (financiële) ondersteuning en de
noodzaak om de inspanningen op de EU-externe dimensie van het migratiebeleid parallel
voort te zetten.
Appreciatie Verlenging van de activering van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming5
Op dinsdag 11 juni jl. heeft de Commissie het voorstel gepresenteerd om de activering
van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (hierna: RTB) met een jaar te verlengen tot
4 maart 2026. De Raad besluit hierover met gekwalificeerde meerderheid. Via dit verslag
informeert het kabinet u over de appreciatie van dit voorstel. Op de JBZ-Raad van
juni werd het voorstel reeds besproken. Het voorstel ligt formeel ter besluitvorming
voor tijdens de Raad Algemene Zaken op 25 juni aanstaande.
Essentie voorstel
De Europese Commissie kondigt in het voorstel aan gebruik te maken van de bepaling
die in artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2001/55/EG is opgenomen dat bepaalt dat indien
er aanleiding blijft om tijdelijke bescherming te verlenen, de Raad kan besluiten
de tijdelijke bescherming met maximaal één jaar te verlengen.
Beoordeling voorstel en inzet kabinet
Het kabinet heeft u in de Geannoteerde Agenda van de informele JBZ-Raad van 25 en
26 januari jl.6 reeds geïnformeerd voorstander te zijn van verlenging van de activering van de RTB
tot en met 4 maart 2026. Met het uitbreken van de oorlog die Rusland voert tegen Oekraïne
heeft Nederland zich op 4 maart 2022 uitdrukkelijk voorstander verklaard van het activeren
van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming om ontheemden uit Oekraïne op adequate wijze
op te kunnen vangen, hen rechten te kunnen verlenen en om de asielsystemen in de lidstaten
te ontlasten. Het kabinet acht de verlenging van de tijdelijke bescherming die nu
voorligt noodzakelijk en de juiste weg. Ten eerste is het kabinet het eens met de
Commissie dat de situatie in Oekraïne als gevolg van de Russische agressieoorlog nog
steeds erg volatiel is. Dat betekent dat ontheemden uit Oekraïne die hun toevlucht
in de EU hebben gevonden dat mogelijk ook in de nabije toekomst nodig zullen blijven
hebben. Het betekent ook dat niet kan worden uitgesloten dat vanwege de ontwikkelingen
in Oekraïne meer mensen uit Oekraïne bescherming nodig zullen hebben in de EU-lidstaten
in de nabije toekomst. De activering van de RTB is voor die beschermingsopdracht een
geschikt instrument gebleken: niet in de laatste plaats omdat het overbelasting van
de nationale asielsystemen heeft voorkomen. De Richtlijn geeft de lidstaten zowel
een gemeenschappelijk juridisch kader dat een gecoördineerde en geharmoniseerde aanpak
bevordert, terwijl het lidstaten ook ruimte geeft om een eigen invulling te geven
aan de opvang van ontheemden op het eigen grondgebied.
Daarnaast komt de verlenging van de werking van de RTB tegemoet aan de eerder met
u gedeelde wens van het kabinet om een EU-gecoördineerde aanpak na te streven in het
kader van opvang van ontheemden uit Oekraïne. Het kabinet is evenwel van mening dat
er op EU-niveau verder nagedacht moet worden over een EU-gecoördineerde aanpak ten
aanzien van verblijf en terugkeer van ontheemden op de langere termijn.
Beoordeling gevolgen van het voorstel
Wanneer het kabinet instemt met dit voorstel, betekent dit dat de huidige wijze waarop
het Raadsuitvoeringsbesluit van de RTB in Nederland wordt uitgevoerd, in stand wordt
gehouden. Ten eerste zal het verblijfsrecht van ontheemden uit Oekraïne die momenteel
onder de RTB vallen worden verlengd tot en met 4 maart 2026. Ten tweede betekent het
dat ontheemden die momenteel nog in Oekraïne zijn en die in de nabije toekomst vanwege
de oorlog het land moeten ontvluchten zich ook ná 4 maart 2025 kunnen blijven melden
in de EU-lidstaten om tijdelijke bescherming aan te vragen. Derdelanders die in Oekraïne
een tijdelijke verblijfsvergunning hadden (bijvoorbeeld voor werk of studie) en vóór
18 juli 2022 in Nederland in de BRP stonden ingeschreven, vallen in Nederland per
4 maart 2024 niet meer onder de bescherming van de richtlijn. Zoals aan u gemeld in
de Kamerbrief van 25 april jl.7, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State besloten om het moment
waarop de tijdelijke bescherming voor deze groep eindigt te toetsen bij het Hof van
Justitie van de Europese Unie (HvJEU). Het gevolggeven aan de beëindiging van de tijdelijke
bescherming is daarom bevroren tot het HvJEU uitspraak doet.
Andere belangrijke gevolgen op nationaal niveau die het voorstel heeft zijn dat de
publieke opvang van ontheemden beschikbaar blijft en dat de rechten die ontheemden
nu kunnen ontlenen aan de Richtlijn Tijdelijke Bescherming in stand blijven, zoals
het recht op toegang tot de arbeidsmarkt, toegang tot zorg en toegang tot het onderwijs.
Dit betekent dat vooralsnog de regelingen die voor deze doelgroep zijn opgetuigd worden
voortgezet en dat gemaakte afspraken worden gecontinueerd en waar nodig worden aangepast
om in te spelen op langer verblijf. Zoals genoemd in de Verzamelbrief opvang Oekraïne
van 14 juni8 heeft het kabinet hiervoor een pakket aan voorstellen verkend waarbij nadrukkelijk
balans gezocht is tussen enerzijds maatregelen die meer plichten en verantwoordelijkheden
voor ontheemden betekenen en anderzijds maatregelen die meer voorzieningen en kansen
creëren voor ontheemden om deel te nemen aan de Nederlandse maatschappij dan wel hen
te ondersteunen om te zijner tijd terug te kunnen keren en bij te kunnen dragen aan
de wederopbouw van Oekraïne. Het gaat hierbij onder meer om de invoering van een eigen
bijdrage voor kosten in de opvang maar ook om financiering van taallessen.
Het kabinet vindt het van belang dat argumenten voor de verlenging zien op de bestaansgrond
van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, zodat er een zuiver onderscheid blijft tussen
de richtlijn en een asielbeoordeling.
Budgettaire consequenties
De Commissie geeft geen inschatting van de budgettaire gevolgen van het verlengen
van de Richtlijn voor de EU-begroting, maar benoemt wel dat er als gevolg van de tussentijdse
herziening (mid-term-review) van het Meerjarig Financieel Kader, 2 miljard euro aan
nieuwe middelen is vrijgemaakt voor asiel- en migratiedoeleinden, waaronder voor opvang
van ontheemden. Het kabinet ziet dat er ook grote andere budgettaire uitdagingen liggen
op de interne dimensie van het EU-migratiebeleid, met name rond de implementatie van
het Asiel- en Migratiepact. Het uitgangspunt van het kabinet is dat alle uitdagingen
opgelost dienen te worden binnen de binnen de Raad afgesproken financiële kaders voor
de EU-begroting.
De kosten op nationaal niveau voor de RTB zijn 3,9 miljard euro voor het kalenderjaar
2025. Op basis van de bepaling opgenomen in de Tijdelijke Wet Opvang Ontheemden uit
Oekraïne dat de kosten voor de opvang nog een jaar doorlopen na afloop van de RTB,
raamt het kabinet de kosten voor 2026 op 3,9 miljard euro en voor 2027 op 0,8 miljard
euro.9 Dit betreffen onder meer de kosten voor opvang door gemeenten en veiligheidsregio’s,
leefgeld, zorg, ondersteuning door ngo’s en apparaatskosten, uitgaande van een constant
aantal ontheemden uit Oekraïne in Nederland vanaf 1 januari 2025. Bij de augustusbesluitvorming
wordt nader bezien hoe de verlenging van de RTB zal worden verwerkt in de begroting.
Subsidiariteit en proportionaliteit
Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit en proportionaliteit van het voorgestelde
optreden als positief. Zoals de Commissie in het voorstel beschrijft, heeft de oorlog
in Oekraïne impact op de hele EU – en vraagt deze nog steeds om een Europese en gecoördineerde
aanpak. Alternatieve maatregelen op nationaal niveau, zoals het individueel moeten
beoordelen van asielaanvragen van ontheemden uit Oekraïne, zouden dit onvoldoende
kunnen verwezenlijken. Gezien de grensoverschrijdende effecten en impact op alle lidstaten
kan een effectieve, gecoördineerde aanpak bovendien beter op het niveau van de EU
bereikt worden. Optreden op het niveau van de EU is daarom gerechtvaardigd.
Zoals hierboven aangegeven is het voortzetten van de tijdelijke bescherming op grond
van de richtlijn naar het oordeel van het kabinet geschikt en noodzakelijk. Daarbij
is van belang dat het voorstel door de duur van één jaar afgebakend is in tijd en
dezelfde reikwijdte heeft als die nu wordt gehanteerd. Daarom wordt volgens het kabinet
ook voldaan aan het proportionaliteitsbeginsel.
Krachtenveld
Bespreking van het verlengingsvoorstel vond reeds plaats op de JBZ-Raad van 14 juni
(zie bijgevoegd verslag). Daar was brede steun (zie ook verslag). De verwachting is
dan ook dat de verlenging zal worden aangenomen.
Voortgang onderhandelingen Mensensmokkelrichtlijn
Conform de op 9 april 2024 vastgestelde informatieafspraken met de Eerste Kamer in
relatie tot het Voorstel voor een Richtlijn tot vaststelling van minimumvoorschriften
ter voorkoming en bestrijding van mensensmokkel (COM(2023)755) wordt bij het verslag
van de JBZ-Raad een update gegeven over (de voortgang van) de onderhandelingen, het
krachtenveld en de actuele kabinetsinzet met betrekking tot dit voorstel, en specifiek
op de dimensie van humanitaire hulpverlening.
Na de besprekingen tijdens de JBZ-Raad van 4 en 5 maart10 is het voorstel niet meer op Raadsniveau besproken. Wel is het voorstel diverse malen
binnen lagere Raadsgremia besproken. Hierbij heeft Nederland de inzet zoals weergegeven
in het BNC-fiche gehanteerd.11 De besprekingen zullen na de zomer binnen de raadswerkgroep worden voortgezet onder
het volgende voorzitterschap van de Raad.
Een wezenlijk deel van de besprekingen is gegaan over het al dan niet schrappen van
het bestanddeel «financieel of materieel voordeel» uit artikel 3 van het voorstel.
Een groot deel van de lidstaten gaf aan dat het dit onderdeel liever ziet verdwijnen,
omdat inclusie als bestanddeel in de strafbaarstelling een onwelkome verzwaring van
de bewijslast zou vormen in de strafrechtelijke aanpak van mensensmokkel. Nederland
steunt dat, omdat dat in lijn is met hoe mensensmokkel thans in artikel 197a van het
Wetboek van Strafrecht is opgenomen. Het vraagstuk over financieel en materieel voordeel
hangt voor veel lidstaten samen met het al dan niet introduceren van een passage in
het voorstel over het uitsluiten van humanitaire hulp van strafrechtelijke aansprakelijkheid,
hetzij in de considerans, hetzij in de operationele tekst van het voorstel.
Nederland heeft in deze discussie telkens het belang benadrukt dat gevallen niet moeten
worden bestraft wanneer sprake is van zuivere humanitaire hulpverlening, maar ook
dat opname van een passage over humanitaire hulpverlening niet misbruikt mag kunnen
worden door evident criminele smokkelaars en zo het werk van de opsporingsinstanties
zou bemoeilijken. Er is daarbij ook aangegeven dat een expliciete humanitaire clausule
in het operationele deel van de tekst in dit verband niet direct noodzakelijk en effectief
wordt geacht, aangezien het uitsluiten van humanitaire hulp van strafrechtelijke aansprakelijkheid
ook door middel van andere wegen te ondervangen is, zoals door middel van algemene
nationale strafuitsluitingsgronden, die Nederland zelf ook heeft. Wat Nederland betreft
heeft opname in de considerans van de richtlijn, met het doel te onderstrepen dat
de strafbaarstelling niet mag dienen om humanitaire gevallen te bestraffen, dan ook
de voorkeur. Momenteel liggen verschillende varianten nog op tafel, en loopt de steun
daarvoor onder lidstaten uiteen.
Een significante ontwikkeling in de behandeling van het voorstel is daarnaast dat
het onderdeel over publiekelijk aanzetten tot illegale binnenkomst, doortocht of verblijf
niet heeft kunnen rekenen op veel steun bij lidstaten. Een groot deel van de lidstaten
bracht kanttekeningen naar voren die verband hielden met o.a. de legaliteit van de
bepaling en de vrijheid van meningsuiting. Nederland stelde zich hierbij op het standpunt
het onderdeel enkel te kunnen steunen indien tot een formulering zou worden gekomen
die de legaliteit voldoende zou waarborgen.
In lijn met de Motie Veldkamp c.s.12 is in relatie tot artikel 12 over de rechtsmacht het belang benadrukt van een zo
ver mogelijk reikende extraterritoriale rechtsmacht bepaling ten behoeve van een effectieve
Europese aanpak van smokkelnetwerken. Wat Nederland betreft moet de richtlijn idealiter
dan ook een stevige bepaling over de rechtsmacht bevatten. Tijdens de besprekingen
is echter gebleken dat het verruimen van de (extraterritoriale) rechtsmacht voor mensensmokkel
niet voor alle Europese partners een prioriteit is, zoals dat voor Nederland geldt.
Het kabinet zal zich echter blijven inspannen om de materie onder de aandacht te brengen,
zowel binnen als buiten de onderhandelingen over de mensensmokkelrichtlijn.
Mensenrechten
In lijn met de toezegging aan het lid Podt in het Commissiedebat voorafgaand aan de
Informele JBZ-Raad te Stockholm van 25, 26 en 27 januari 2023 – komt de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid in het verslag van de JBZ-Raad terug op de bespreking van
mensenrechten tijdens die Raad. Met de terugkoppeling van de bespreking tijdens deze
Raad, de laatste waar de huidig demissionair Staatssecretaris van Justitie aan Veiligheid
aan deelnam, acht het kabinet deze toezegging aan het lid Podt afgerond. Tijdens de
Raad werd uitgebreid stil gestaan bij het verzekeren van de verblijfsrechten van personen
die momenteel verblijven onder de Richtlijn Tijdelijke bescherming. Er was brede steun
om de activering van de Richtlijn met een jaar te verlengen. In de tafelronde over
de implementatie van het Asiel- en Migratiepact gaf daarnaast een lidstaat aan reeds
vooruitlopend op de wetgeving een nationaal onafhankelijk monitoringsmechanisme voor
de naleving van mensenrechten aan de grens te hebben opgericht.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg
Verslag van de formele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 13
en 14 juni 2024
I. Binnenlandse Zaken
Belangrijkste resultaten:
• De Raad heeft de prioriteiten voor de Schengencyclus van 2024–2025 vastgesteld.
• De Raad heeft Raadsconclusies aangenomen over de evaluatie van de Europese Grens-
en Kustwachtverordening en permanent korps van Frontex.
• Er werd een politiek akkoord bereikt op de verlenging van de richtlijn tijdelijke
bescherming voor Oekraïners, waarmee Oekraïense ontheemden tot 2026 zekerheid krijgen
over hun verblijfsstatus in de EU.
• Deskundigenaanbevelingen over rechtmatige toegang tot data voor opsporing werden door
de JBZ-Raad omarmd. De JBZ-Raad concludeerde dat een verbeterd EU-wettelijk kader
voor toegang en retentie van data nodig is en riep op tot verdere uitwerking en coördinatie
van de aanbevelingen via een routekaart.
• De algemene oriëntatie over de slachtofferrechtenrichtlijn werd als hamerstuk aangenomen
(a-punt).
• De algemene oriëntatie over de verordening uitvoering AVG werd als hamerstuk aangenomen
(a-punt).
• De Raad heeft de algemene oriëntatie (raadspositie) op het voorstel van de Europese
Commissie voor een Verordening ter oprichting van een EU-Talentenpool met ruime meerderheid
aangenomen.13 Enkele lidstaten, waaronder Nederland, onthielden zich van stemming. U bent uitgebreid
over het kabinetsstandpunt geïnformeerd via de Geannoteerde Agenda voor de Raad van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid.14 De triloog over het voorstel zal starten zodra het Europees Parlement een positie
heeft ingenomen. Het kabinet zal er in de triloog met het Europees Parlement voor
blijven pleiten om oneigenlijke detachering van derdelanders in de specifieke context
van de EU-Talentenpool te voorkomen.
1. Staat van het Schengengebied: Prioriteiten Schengencyclus en Schengenverklaring
Tijdens de Raad vond een gedachtewisseling plaats over de prioriteiten voor de Schengencyclus
van 2024–2025. Het Voorzitterschap had voorafgaand aan de Raad de volgende prioriteiten
voorgesteld: 1) het vergroten van de weerbaarheid van onze buitengrenzen en tegelijkertijd
het consolideren van digitalisering; 2) het vergroten van de effectiviteit van het
terugkeersysteem; en 3) het vergroten van de interne veiligheid. Nederland heeft steun
uitgesproken voor de geïdentificeerde prioriteiten. Nederland bracht in dat bij de
opvolging van de prioriteiten aandacht dient te zijn voor het tegengaan van secundaire
migratie, het implementeren van recent aangenomen wetgeving (zoals het Pact en de
herziene Schengengrenscode), en dat het vergroten van interne veiligheid breed moet
worden geadresseerd. Met dat laatste wordt bedoeld dat er naast de strijd tegen georganiseerde
criminaliteit, voldoende aandacht moet worden besteed aan de strijd tegen terrorisme
en andere veiligheidsdreigingen. Ook is benadrukt dat het verbeteren van gegevensdeling
tussen EU-agentschappen en lidstaten, evenals de daaropvolgende analyse van deze gegevens
voor bijvoorbeeld opsporingsdoeleinden, daar onderdeel van moeten zijn. Tijdens de
tafelronde bleek dat er brede steun was voor deze prioriteiten en de daaropvolgende
operationele acties. Lidstaten benoemden eigen accenten, zoals de noodzaak voor verbeterd
terugkeerbeleid en een versterkte aanpak tegen de instrumentalisering van migratie.
Het Voorzitterschap besloot verder om de eerder aangekondigde Schengenverklaring niet
voor te leggen ter bekrachtiging aan de Raad, omdat enkele lidstaten van mening waren
dat de tekst onvoldoende ambitieus was over het afronden van het Schengentoetredingsproces
van Roemenië en Bulgarije. Het Voorzitterschap verwachtte dat het voorstel daardoor
niet kon rekenen op de benodigde unanieme steun in de Raad.
Tijdens de Schengenraad zijn ook de Raadsconclusies aangenomen over de evaluatie van
de Europese Grens- en Kustwachtverordening en permanent korps van Frontex. Dit vond
plaats zonder discussie. Voor een toelichting over de inhoud van deze conclusies wordt
verwezen naar de Geannoteerde Agenda van deze Raad.
2. De toekomst van het visumbeleid van de EU
Er was brede steun voor de oproep aan de Commissie om in samenspraak met de Raad een
gemeenschappelijke EU-strategie voor het Europees visumbeleid op te stellen. Deze
strategie moet voorzien in de wens om het visumbeleid strategischer in te zetten,
misbruik tegen te gaan en adequaat te kunnen handelen wanneer er risico’s zijn voor
de interne veiligheid of op het gebied van migratie. In de volledige tafelronde riepen
verschillende lidstaten op tot het beter benutten van de beschikbare gegevens in databanken
zoals het VIS en EURODAC. Ook benadrukten lidstaten het belang van een sterk gecoördineerd
EU-optreden in het geval van derde landen die hun visumbeleid niet harmoniseren met
dat van de EU waarbij werd benadrukt dat visumvrijreizen een gunst is en geen recht.
In dat kader riepen meerdere lidstaten, waaronder Nederland, ook op tot het spoedig
bereiken van een akkoord met het Europees Parlement ten aanzien van de herziening
van het visumopschortingsmechanisme.
3. Interoperabiliteit
Het Belgische voorzitterschap en de Commissie schetste de stand van zaken van de inwerkingtreding
van het Entry/exit system (EES) en het Europees Systeem voor Reisinformatie en -autorisatie (ETIAS). De Commissie
benadrukte dat EES in het najaar operationeel wordt. De inwerkingtreding van ETIAS
volgt 6 maanden later. De meeste lidstaten zijn volop bezig met de voorbereidingen
van de operationalisering van EES, een aantal lidstaten loopt achter. De Commissie
riep de lidstaten op om door te gaan met de voorbereidingen om een digitaal Schengen
een realiteit te maken.
De directeur van eu-LISA lichtte de implementatie van de interoperabiliteit roadmap15 toe en meldde dat er duidelijk vooruitgang te zien is. Daarbij werd vermeld dat voor
de inwerkingtreding van EES de testactiviteiten volop lopen en dat de komende periode
aandacht uit gaat naar de gereedheidsmeldingen. De precieze datum van inwerkingtreding
kan pas formeel worden vastgesteld nadat alle lidstaten zich gereed hebben gemeld.
Ook is van belang dat de betrokken dienstverleners en vervoerders goed zijn voorbereid
en het benodigde materieel op de grensovergangen aanwezig is zodat onder andere passagiersstromen
gemonitord kunnen worden.
Eu-LISA benadrukte daarnaast het belang van het nieuwe EURODAC dat een kernpijler
van het asiel- en migratiepact vormt. Het systeem wordt gebouwd en er wordt ook een
strategie ontwikkeld voor de implementatie omdat het nieuwe EURODAC binnen een krap
tijdspad operationeel moet gaan worden.
4. Verordening tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel
misbruik van kinderen
Het Belgische voorzitterschap benadrukte dat dit onderwerp een prioriteit voor hen is. De eerder vastgestelde verlenging
van de derogatie zorgt ervoor dat providers vrijwillig kunnen detecteren.16 Het Voorzitterschap gaf aan dat dit echter geen oplossing is voor de lange termijn.
De Commissie sprak het belang uit van de strijd tegen online kindermisbruik en dat
de situatie sinds het verschijnen van dit voorstel alleen maar is verergerd. De Commissie
uitte de hoop dat er een algemene oriëntatie op dit voorstel binnen afzienbare tijd
kan worden bereikt.
Er vond geen rondetafel discussie plaats. Nederland heeft dit agendapunt aangehoord.
In de dagen na de JBZ-Raad heeft het Voorzitterschap geconstateerd dat er onvoldoende
steun was voor het nieuwe compromisvoorstel. Het is op dit moment onbekend wanneer
de onderhandelingen worden hervat.
5. Operationalisering Asiel- en Migratiepact
De Commissie presenteerde het vlak voor de Raad gepubliceerde Gemeenschappelijk Implementatieplan
voor het Asiel- en Migratiepact (Common Implementation Plan, hierna CIP). Een uitgebreide appreciatie van dit CIP is opgenomen in de aanbiedingsbrief van
dit verslag. Het CIP werd breed verwelkomd. Meerdere lidstaten benoemden het belang
van nauwe betrokkenheid van de Raad bij voortgangsmonitoring van de implementatie.
Daarnaast benadrukten meerdere lidstaten dat er adequate EU-financiering voor de implementatie
nodig is, waarbij verschillende lidstaten onderstreepten dat het zwaartepunt van de
(financiële) implementatielasten ligt bij lidstaten met omvangrijke buitengrenzen.
Er was brede overeenstemming dat voor een effectieve werking van het Pact parallelle
inzet op de EU-externe dimensie nodig is en blijft. In dat kader verwees een groep
lidstaten, waaronder Nederland, naar de gezamenlijke brief die zij aan de Commissie
stuurden met een oproep tot verkenning van innovatieve oplossingen in het asieldomein.
6. Toegang tot gegevens voor effectieve rechtshandhaving: presentatie van de aanbevelingen
van de High Level Group on Access to Data for Effective Law Enforcement
Het Belgische voorzitterschap lichtte de werkzaamheden van de High Level Group on access to data (HLG) toe. In mei heeft de HLG 42 aanbevelingen gepresenteerd over capaciteitsopbouw, samenwerking
met de industrie en wetgeving. Het Voorzitterschap bedankte de deskundigen voor het
verrichte werk en gaf aan dat de aanbevelingen een solide basis vormen om mee verder
te gaan. Onder het aankomende Hongaarse voorzitterschap zal de HLG het werk voortzetten
en een slotrapport presenteren.
In een uitgebreide interventie benadrukte Commissaris Johansson het belang van toegang
tot gegevens voor rechtshandhavingsdiensten en schetste zij de problemen waar de rechtshandhaving
tegenaan loopt. Van essentieel belang is dat opsporing klaar moet zijn voor het digitale
tijdperk. Ook gaf de Commissaris aan te zullen kijken naar nieuwe of ge-update juridische
instrumenten om toegang tot data en retentie te verbeteren, in samenwerking met haar
collega commissarissen. Op de justitiedag van de JBZ-Raad bedankte de Commissaris
voor Justitie Jourova eveneens de HLG, maar schetste daarbij dat de aanbevelingen
geen Commissie standpunt zijn en dat de Commissie zich moet buigen over de haalbaarheid
van een aantal voorgestelde wetgevingsvoorstellen.
In een brede rondetafel discussie, sprak een ruime meerderheid van de lidstaten –
waaronder Nederland – steun uit voor de aanbevelingen gedaan door de HLG. Het belang dat rechtshandhavingsautoriteiten in staat moeten zijn om ook in het digitale
tijdperk hun werk goed te kunnen doen werd onderstreept, met inachtneming van bestaande
EU-jurisprudentie en met respect voor de grondrechten, inclusief privacy. Een enkele
lidstaat gaf aan dat de balans tussen privacy en opsporing nationaal complex ligt
en kon daarom nog geen positie innemen.
Het Voorzitterschap concludeerde dat een verbeterd EU-wettelijk kader voor effectieve
toegang tot data en het opslaan en bewaren van data prioriteit is. Ook werd aangegeven
dat het vinden van technologische mogelijkheden voor toegang tot versleutelde gegevens
zonder de versleuteling te verzwakken een prioriteit vormt. De JBZ-Raad verzocht een
gecoördineerde aanpak op basis van een routekaart waarin de voorstellen van de HLG
worden uitgewerkt, waarbij ook tijdspad en financiering worden meegenomen. Tot slot
gaf het aankomende Hongaarse voorzitterschap aan dit onderwerp met prioriteit te zullen
oppakken.
7. Russische agressie tegen Oekraïne
a. Gevolgen voor de interne veiligheid
Het Belgische voorzitterschap merkte op dat de samenwerking met Oekraïne steeds beter gaat, de samenwerkingsmaatregelen vorderen
en de veiligheids-dialoog17 goed verloopt. Er is met name vooruitgang te zien in de aanpak van de handel in kleine
vuurwapens. Ook benadrukte de Commissie dat er een goede samenwerking is met de Oekraïense
autoriteiten en dat dit een goede basis vormt voor samenwerking na de oorlog. Hoewel
de gevolgen van de oorlog voor de EU-interne veiligheid tot nu toe beperkt zijn riep
de Commissie op alert te blijven en het werk voort te zetten.
b. Verlenging van de werking Richtlijn Tijdelijke Bescherming
De Commissie gaf een toelichting op het voorstel tot verlenging van de werking van
de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, dat op 11 juni jl. werd gepubliceerd. Een appreciatie
van het voorstel vindt u in de aanbiedingsbrief behorend bij dit verslag.
Tijdens de JBZ-Raad werd een politiek principeakkoord bereikt op het verlengen van
de werking van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming tot 4 maart 2026: er was brede
steun voor de verlenging van de tijdelijke bescherming, onder meer gezien de volatiele
situatie in Oekraïne en de blijvende noodzaak de nationale asielsystemen te ontzien.
Enkele lidstaten benoemden dat additionele financiële ondersteuning vanuit de EU nodig
is voor lidstaten die het meest onder druk staan. Tot slot benoemde een grote groep
lidstaten het belang om, ook samen met de Oekraïense autoriteiten, het gesprek te
voeren over oplossingen voor de lange termijn ten aanzien van verblijf van ontheemden
uit Oekraïne in de EU. Na dit principeakkoord volgt formele aanname van het voorstel
door de Raad, vermoedelijk nog deze maand.
8. Uitdagingen op het gebied van veiligheid
In een besloten sessie waarschuwde de EU counterterrorism coördinator voor dreigingen
in het licht van de grote sportevenementen deze zomer, voor dreigingen die zich online
en offline manifesteren: de jihadistische dreiging (met name ISKP), voor spionage
en desinformatie vanuit onder andere Rusland en China en voor de gevolgen van het
Gaza-conflict voor de veiligheid in de EU. Nederland en de andere lidstaten hebben
dit aangehoord.
9. Bestrijding van drugshandel en georganiseerde criminaliteit
Het Voorzitterschap opende de discussie door aan te geven dat de strijd tegen georganiseerde
criminaliteit een topprioriteit is. Het is hierbij nodig om samen te werken met stakeholders
vanuit de private sector en andere overheidssectoren. Het Voorzitterschap gaf een
toelichting van de tien voor hen prioritaire acties uit de EU Roadmap on drug trafficking and organized crime.18
Er werd stilgestaan bij het belang van het beter in kaart brengen van de meest bedreigende
criminele netwerken, een onderwerp waarover ook Raadsconclusies ter goedkeuring voorlagen.
Ook lichtte het Voorzitterschap kort de ontwikkelingen toe inzake de oprichting van
de EU-havenalliantie, rechtmatige toegang tot data, de bestuurlijke aanpak en preventie.
Ook de Commissie benadrukte het belang van de strijd tegen drugshandel en verklaarde
dat de dreiging van georganiseerde criminaliteit een dreiging voor onze maatschappij
en democratie is. De Commissie gaf aan de Raadsconclusies over het in kaart brengen
van meest criminele netwerken te steunen waarbij de gebruikmaking van legale structuren
en corruptie aandachtspunten zijn. De Commissie kondigde aan dat er een coördinator
tegen drugshandel wordt aangesteld.
Nederland intervenieerde en riep op tot blijvende agendering van dit onderwerp. Er
zijn duurzame inspanningen door alle stakeholders nodig. Daarbij benadrukte Nederland
dat de bestuurlijke aanpak de tussen de lidstaten moet worden ontwikkeld. Nadat ook
Europol zich als voorstander van de Raadsconclusies uitsprak, concludeerde het Belgische
voorzitterschap dat de Raadsconclusies inzake het beter in kaart brengen van criminele
netwerken konden worden aangenomen.
10. Versterking van de crisisparaatheid en crisisrespons op EU-niveau
Tijdens de lunchbespreking wisselden de lidstaten van gedachten over de versterking
van de crisisparaatheid en respons binnen de EU. De Commissie benadrukte het succes
van het Emergency Response Coordination Centre (ERCC) en van de goed-gecoördineerde crisisrespons in derde landen.
Veel lidstaten uitten teleurstelling dat er geen overeenstemming was over de Raadsconclusies
inzake strategisch crisismanagement. Een tweetal lidstaten gaven echter aan dat civiele
bescherming en bredere crisisrespons niet door elkaar moet worden gehaald en waren
van mening dat er te weinig rekening wordt gehouden met nationale competenties.
Nederland en een aantal andere lidstaten benadrukten daarentegen dat het noodzakelijk
is om de crisisaanpak grensoverschrijdend en sector-overstijgend te benaderen. Natuurlijk
zijn de lidstaten eerstverantwoordelijk voor crisismanagement, echter vergen de huidige
crises ook EU samenwerking en zijn er veel interdependenties tussen instellingen en
de lidstaten, en tussen de EU en NAVO. Nederland gaf ook aan uit te kijken naar het
rapport van de nieuw aangestelde speciaal adviseur, dhr. Niinistö.
11. Overige onderwerpen
a) Ministeriële bijeenkomst EU-VS over justitie en binnenlandse zaken (Brussel, 20–21 juni
2024)
Het Voorzitterschap lichtte toe dat de aanpak van georganiseerde criminaliteit, Oekraïne,
illegale migratie, E-evidence, terrorisme, foreign interference and manipulation en visumwederkerigheid op de agenda van de aankomende bijeenkomst staan.
b) Werkprogramma van het aantredende Voorzitterschap
Het aankomende Hongaarse voorzitterschap heeft zijn prioriteiten tijdens de JBZ-Raad
kort toegelicht. Hongarije benoemde «sterke grenzen» als een eerste prioriteit, met
daarbij aandacht oor het Schengengebied, externe grenzen, interoperabiliteit en terugkeer.
Een «veilig EU» met aandacht voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit en politiesamenwerking,
tegengaan van kindermisbruik en crisismanagement, werd als tweede hoofdprioriteit
gepresenteerd. Als derde prioriteit benoemde Hongarije de samenwerking buiten Europa
met het oog op de externe dimensie van migratie.
II. Justitie
Belangrijkste resultaten:
• Tijdens het beleidsdebat over het voorstel tot herziening van de kindermisbruikrichtlijn
was er brede steun voor de voorliggende richtlijn. De meerderheid van lidstaten steunde
het opnemen van regels over (lange) verjaringstermijnen, zij het met oog voor de nationale
systemen. Ook vond een meerderheid dat virtuele kinderporno (AI generated images and videos) op dezelfde wijze strafbaar moet worden gesteld als «echt» kinderpornografisch materiaal.
• Ondanks verdeeldheid over het onderwerp, was er steun om te komen tot voorstellen
ter aanpassing van het Commissievoorstel over de erkenning van ouderschap in grensoverschrijdende
gevallen, om tegemoet te komen aan de (fundamentele) zorgen van een deel van de lidstaten
over het vaststellen en erkennen van ouderschap na draagmoederschap.
• Tijdens de werklunch werd gesproken over de bestrijding van straffeloosheid in het
kader van de Russische agressie tegen Oekraïne, mede in aanwezigheid van de hoofdaanklager
van het ICC dhr. Khan en Eurojust.
• Bij de voortgangsrapportage over het EOM werd de aanpak van btw-fraude, en de link
met georganiseerde criminaliteit, uitgelicht. Naast de toetreding tot het EOM van
Polen en Zweden, kondigde Ierland aan te streven naar toetreding in 2026.
• De Raadsconclusies over het versterken en beschermen van een vrij, open en geïnformeerd
democratisch debat zijn aangenomen.
• De algemene oriëntatie inzake de anti-corruptierichtlijn werd aangenomen.
1. Verordening inzake de vaststelling en erkenning van afstamming in grensoverschrijdende
situaties
Het Belgische voorzitterschap lichtte de voorstellen toe die het gedaan heeft ter
aanpassing van het Commissievoorstel voor een verordening inzake de vaststelling en
erkenning van afstamming in grensoverschrijdende situaties. Met deze voorstellen trachtte
het Voorzitterschap tegemoet te komen aan de zorgen van een deel van de lidstaten
over het vaststellen en erkennen van ouderschap na draagmoederschap.
De Commissie benadrukte dat het belangrijk is om de rechten van alle kinderen te beschermen,
ongeacht hoe ze zijn geboren of in welk gezin ze opgroeien. De doelstelling van de
verordening is om ervoor te zorgen dat gezinnen niet stranden in moeilijke juridische
discussies en dat de rechten van kinderen ook in grensoverschrijdende situaties worden
geborgd.
Tijdens de volledige tafelronde discussie onderschreven alle lidstaten het belang
van het gedegen borgen van de rechten van het kind, zo ook in grensoverschrijdende
gevallen. Gezien de complexiteit van het onderwerp werd tevens het belang van een
evenwichtige aanpak met ruimte voor uiteenlopende benaderingen in lidstaten ten aanzien
van draagmoederschap breed erkend. Alle lidstaten lichtten in dat kader hun nationale
situatie toe. Veel lidstaten konden de voorstellen van het Voorzitterschap steunen,
met name de flexibele opzet ervan. Er waren echter ook lidstaten die hun zorgen uitten
over de verenigbaarheid met hun nationale wetgeving aangezien draagmoederschap daarin
niet is toegestaan. Met name deze lidstaten benadrukten het belang van verdere technische
analyse en overleg.
Nederland kon het Commissievoorstel steunen en stelde dat alle kinderen onder de reikwijdte
van de verordening zouden moeten vallen ongeacht van het type gezin of hoe ze geboren
zijn. Verder ondersteunde Nederland de genuanceerde benadering van het Voorzitterschap
voor het aanpassen van het Commissievoorstel om tegemoet te komen aan zorgen van een
aanzienlijk deel van de lidstaten over draagmoederschap.
Het Voorzitterschap constateerde brede steun voor de gepresenteerde voorstellen, maar
dat er ook zorgen zijn bij sommige lidstaten. Het Voorzitterschap hoopte dat de drie
gepresenteerde voorstellen gezamenlijk een basis kunnen vormen voor de weg voorwaarts.
Dit zal in het vervolgtraject op technisch niveau nader worden uitgewerkt.
2. Richtlijn tot harmonisatie van bepaalde aspecten van het insolventierecht
Het Voorzitterschap lichtte de stand van zaken van de onderhandelingen toe over het
richtlijnvoorstel inzake het insolventierecht. Het is een zoektocht naar een goede
balans tussen harmonisatie ter versterking van de kapitaalmarktunie enerzijds en voldoende
flexibiliteit aan lidstaten ten behoeve van uitvoerbaarheid en inpasbaarheid in het
nationale systeem anderzijds. Het Voorzitterschap gaf aan dat de meeste discussie
bestaat over het onderdeel van het richtlijnvoorstel dat ziet op kleine ondernemingen,
en dat de politieke sturing vanuit onder andere de Europese Raad en JBZ-Raad een goede
impuls heeft gegeven. De Commissie constateerde dat een compromis binnen handbereik
lijkt.
3. Richtlijn corruptiebestrijding
Tijdens de JBZ-Raad werd de algemene oriëntatie (AO) inzake de anti-corruptierichtlijn aangenomen. Het Belgische voorzitterschap lichtte de AO toe die onder meer heldere
en afgebakende strafbepalingen, niet-dwingend voorgeschreven strafverzwarende en -verzachtende
omstandigheden en bijkomende sancties/maatregelen bevat. Alhoewel sommige lidstaten
meer ambitie nastreefden, benadrukten andere lidstaten het belang van inpasbaarheid
in de nationale juridische systemen. Met het AO is een gebalanceerd compromis bereikt,
aldus het Voorzitterschap.
De Commissie benadrukte de ondermijnende gevolgen van corruptie en beschreef het als
belangrijke sleutelfactor voor georganiseerde criminaliteit. De anti-corruptierichtlijn
is een essentieel instrument om hiertegen te kunnen optreden. De Commissie uitte teleurstelling
dat het ambitieniveau in de AO aanmerkelijk lager is op sommige punten ten opzichte
van het oorspronkelijke Commissievoorstel, zoals de minimale verjaringstermijnen en
minimale maximumstraffen. Ten slotte riep de Commissie het inkomend Voorzitterschap
op zo snel mogelijk te starten met de triloogonderhandelingen.
Enkele lidstaten spraken hun steun uit voor de AO. Het Voorzitterschap sprak tot slot
begrip uit voor de verschillende invalshoeken van de lidstaten en stelde vast dat
de algemene oriëntatie kon worden aangenomen.
4. Richtlijn ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen
(CSA-richtlijn)
Het Belgische voorzitterschap leidde het beleidsdebat in over het voorstel tot herziening
van de CSA-richtlijn. De Commissie zette de negatieve gevolgen van seksueel misbruik
van kinderen uiteen en de recente ontwikkelingen daaromtrent. Volgens de Commissie
moeten met de richtlijn alle vormen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van
kinderen strafbaar worden, moet opsporing effectiever en moeten preventie en ondersteuning
van slachtoffers worden verbeterd. De Commissie riep de lidstaten op om ambitieus
te zijn en er tevens voor te zorgen dat de richtlijn rekening houdt met nieuwe technologische
ontwikkelingen.
Tijdens een bijna volledige tafelronde benadrukten vrijwel alle lidstaten de ernst
van het onderwerp en steunden het belang van de voorliggende richtlijn. Desgevraagd
geeft een meerderheid van de lidstaten aan het gerechtvaardigd te vinden dat er regels
over (lange) verjaringstermijnen worden opgenomen in de richtlijn. Meer harmonisatie
hierin werd breed gesteund. Wel was er discussie over de duur en de ingangsdatum van
de in de richtlijn opgenomen verjaringstermijnen. Hierbij gaven lidstaten aan dat
er flexibiliteit moet zijn om de regeling in te passen in het nationale stelsel en
was er onderscheid in voorkeur om de verjaringstermijn te laten ingaan vanaf de datum
waarop het misbruik is gepleegd of vanaf het moment waarop het slachtoffer meerderjarig
is geworden.
De meeste lidstaten gaven aan dat virtuele kinderporno (AI generated images and videos) op dezelfde wijze strafbaar moet worden gesteld als kinderpornografisch materiaal
waarop echte kinderen te zien zijn. Enkele lidstaten stelden echter dat er een verschil
in strafmaat zou moeten zijn. Tevens was er brede steun om technologisch neutrale
termen te gebruiken om de richtlijn toekomstbestendig te houden. Verder werden door
enkele lidstaten andere onderwerpen opgebracht die onderwerp van de richtlijn zouden
moeten zijn, waaronder fysieke attributen, zoals kindersekspoppen, en een duidelijke
definitie van «instemming».
Nederland stelde dat een gezamenlijke aanpak van (online) seksueel kindermisbruik
en seksuele uitbuiting van kinderen gezien het grensoverschrijdende karakter essentieel
is voor een effectieve bestrijding van deze weerzinwekkende vorm van criminaliteit.
Wat betreft de verjaringstermijnen beschreef Nederland het eigen systeem en uitte
begrip om voldoende ruimte houden voor de nationale systemen van lidstaten. Verder
steunde Nederland het strafbaar stellen van virtuele kinderporno.
Het inkomend Hongaarse voorzitterschap gaf aan dit onderwerp verder te behandelen
in de betreffende raadswerkgroepen.
5. Europees Openbaar Ministerie (EOM)
Het Belgische voorzitterschap benadrukte het belang van het EOM en het werk dat het
verricht. Polen is onlangs toegetreden en ook Zweden heeft laten weten te zullen toetreden.
Dit is een positieve ontwikkeling in de strijd tegen fraude en georganiseerde criminaliteit.
Ook meldde het Voorzitterschap dat het mandaat van een aantal openbaar aanklagers
van lidstaten is verlengd.
De Commissie merkte op dat het EOM veel toegevoegde waarde heeft, gebaseerd op de
cijfers uit het jaarverslag. Het EOM is een belangrijke speler bij de aanpak van fraude
en de daarbij vaak betrokken georganiseerde criminaliteit. Ook de Commissie gaf aan
blij te zijn met de nieuw toegetreden landen.
De Hoofdaanklager van het EOM wees op het jaarverslag en de groeiende werklast. Ook
stelde zij dat er een steeds beter beeld is van btw-fraude en dat dit helpt met de
aanpak ervan. Ten slotte stelde zij dat het EOM momenteel onvoldoende is toegerust
om hier echt goed werk van te maken.
Ierland sprak de intentie uit om tot het EOM toe te treden en verwacht dat in 2026
te kunnen doen. Zowel Zweden als Polen waren verheugd over hun toetreding.
6. Russische agressie tegen Oekraïne: strijd tegen straffeloosheid
Gedurende de werklunch werd er gesproken over de bestrijding van straffeloosheid met
betrekking tot de Russische agressie tegen Oekraïne.
De hoofdaanklager van het Internationaal Strafhof (ICC), Karim Ahmad Khan, lichtte
het ICC-onderzoek toe en gaf daarbij complimenten aan gastland Nederland. Khan benadrukte
het belang van het ICC in rules-based order en handhaving van het internationaal recht. In het licht van mogelijke VS sancties
riep hij verder op om anti-blocking wetgeving aan te nemen.
Eurojust gaf aan dat er geen goede basis is voor gegevensuitwisseling tussen Eurojust
en het ICC. De Commissie gaf aan dit op te pakken. Verder werd gesproken over hoe
om te gaan met politiek-gemotiveerde red notice notificeringen van Interpol.
7. Bestrijding van drugshandel en georganiseerde misdaad: terugkoppeling van het voorzitterschap
Het Belgische voorzitterschap informeerde de JBZ-Raad over de stand van zaken van
de voortgang van de acties uit de EU Roadmap on drug trafficking and organized crime.19 Zo gaf het Voorzitterschap aan dat de Raadsconclusies voor de oprichting van een
gespecialiseerd magistratennetwerk zijn aangenomen. Hierbij is van belang dat het
netwerk voldoende middelen heeft zodat het echt van toegevoegde waarde kan zijn in
de strijd tegen georganiseerde criminaliteit. Ook de Raadsconclusies over samenwerking
met derde landen werden genoemd, gezien de prioriteit die hieraan binnen de EU Roadmap wordt gegeven, met name ten aanzien van Latijns-Amerika en het Caribisch gebied.
De Commissie gaf aan dat er goede stappen zijn gezet, maar dat meer nodig is. De Commissie
lichtte hierbij enkele initiatieven uit zoals de EU-havenalliantie en de te benoemen
EU coördinator tegen drugshandel. Ook de Commissie benoemde het belang van samenwerking
met Latijns-Amerika en het Caribisch gebied. De Commissie lichtte verder de Raadsconclusies
over het in kaart brengen van criminele netwerken uit en vroeg om een brede aanpak.
Enkele lidstaten spraken hun steun uit voor de initiatieven en riepen op dit onderwerp
hoog op de agenda te houden.
Het Voorzitterschap concludeerde dat het in kaart brengen van criminele netwerken,
zoals tijdens de Binnenlandse zaken dag van de JBZ-Raad werd besproken, en de follow-the-money aanpak belangrijke punten zijn. De komende periode wordt verder gewerkt aan de implementatie
van de acties.
8. Conclusies over het versterken en beschermen van een vrij, open en geïnformeerd
democratisch debat
De Raadconclusies over het versterken en beschermen van een vrij, open en geïnformeerd
democratisch debat onderschrijven onder andere dat het recht op vrijheid van meningsuiting
een groot goed is in een democratische rechtsstaat. Het Belgische voorzitterschap
stelde dat het nodig is een sterke politieke boodschap uit te dragen over vrij en
open democratisch debat. De voorliggende Raadsconclusies herbevestigen dat vrijheid
van meningsuiting en informatie een fundament zijn van onze democratie.
De Commissie benadrukte dit belang en ging nader in op enkele initiatieven ter bestrijding
van desinformatie waarvan de dreiging niet moet worden onderschat.
De Raadsconclusies werden zonder interventies aangenomen.
9. Implementatie van het Verdrag van Istanbul
Het Voorzitterschap gaf de stand van zaken rondom de toetreding van de EU tot het
Verdrag van Istanbul. De EU is op 1 oktober 2023 toegetreden, maar is de enige organisatie
die lid is. Dit heeft gevolgen voor het functioneren van de organen. Momenteel worden
daarom amendementen besproken over stemming en het besluitvormingsproces.
De Commissie gaf aan dat aanbevelingen daaromtrent in een recente bijeenkomst zijn
goedgekeurd door de EU en dat steun van de Raad nodig is. Het is daarom nuttig te
werken aan een vlotte interne procedure. Over de stemmingswijze is nog geen overeenstemming
tussen alle deelnemende landen. De inzet hierover wordt in de betreffende raadswerkgroep
verder besproken.
10. Overige onderwerpen
a) Onderhandelingen EU-VS e-evidence
De Commissie schetste kort de stand van de onderhandelingen. Tijdens de afgelopen
onderhandelingsronde is onder andere gesproken over het toepassingsgebied van de toekomstige
overeenkomst en de benodigde waarborgen. Met vijf lidstaten heeft een test certificering
plaatsgevonden. Volgens de Commissie is het van belang de eenheid van de Unie te behouden.
b) EU Justice scoreboard 2024
De Commissie lichtte het EU Justice Scoreboard 2024 toe en dankte de leden van het
netwerk voor hun bijdragen. De Commissie benoemde de positieve trends voor wat betreft
efficiëntie van rechtsstelsels, door bijvoorbeeld afname in behandeltijden van rechtszaken.
c) Toegang tot gegevens voor effectieve rechtshandhaving: presentatie van de aanbevelingen
van High Level Group on Access to Data for Effective Law Enforcement
Het Voorzitterschap lichtte de stand van zaken toe en vatte de bespreking op de Home-dag
samen. Hierbij gaf het voorzitterschap aan dat toegang tot data en dataretentie op
justitieterrein liggen en daarmee een taakstelling zijn voor de Justitie Ministers.
d) Werkprogramma van het aantredende voorzitterschap
Het aankomende Hongaarse voorzitterschap schetste de prioriteiten op Justitieterrein.
De focus bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit licht op (online) fraude en
crypto-valuta. Ook belangrijk is de strijd tegen antisemitisme en racisme. Het inkomend
voorzitterschap wil het concurrentievermogen vergroten door te kijken naar het juridisch
systeem en onder andere naar de kansen die AI biedt. Verder wil het aankomende Voorzitterschap
de discussie over de toekomst van het EU strafrecht voortzetten en daarover aanbevelingen
opstellen. Tot slot is het aankomende Voorzitterschap voor wat betreft de samenwerking
met landen buiten de EU vooral gefocust op de Westelijke Balkan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.