Brief regering : Resultaten TNO-onderzoek emissies zeeschepen met Tier III motoren
31 409 Zee- en binnenvaart
30 175
Luchtkwaliteit
28 089
Gezondheid en milieu
Nr. 457
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 juni 2024
Uit metingen die zijn uitgevoerd in het kader van het Europese SCIPPER project1 kwamen signalen naar voren dat de emissies van een deel van de zeeschepen met Tier
III-motoren2 op de Noordzee in de praktijk hoger zijn dan de geldende norm. Dit is aanleiding
geweest voor de opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aan TNO
om te onderzoeken welke stikstofoxide-emissies (NOx) schepen uitstoten op de Noordzee en in welke mate er verschillen zijn tussen gemeten
emissies en geldende limieten. Ook is onderzocht welke mogelijkheden er zijn om de
NOx-emissies van zeeschepen met Tier III-motoren te verminderen. Hierbij ontvangt u informatie
over de resultaten van het onderzoek dat TNO heeft uitgevoerd (zie bijlage) en de
vervolgstappen naar aanleiding van dit onderzoek.
Aanleiding
Bij de verbranding van fossiele brandstoffen in scheepsmotoren komen luchtverontreinigende
stoffen, waaronder NOx, vrij. Deze NOx-emissies hebben invloed op de luchtkwaliteit, gezondheid en de natuur.
Om de NOx-emissies van zeeschepen te verminderen heeft de International Maritime Organization (IMO) op de Noordzee een zogeheten emissiecontrolegebied voor stikstofoxiden ingesteld
(kortweg NECA, Nitrogen Emission Control Area). Binnen dit gebied moeten nieuwe schepen, die vanaf 2021 varen, voldoen aan de Tier
III-emissienormen voor NOx. De Tier III-emissienormen zijn veel strenger dan de Tier I- en II-normen. Om aan
de strengere emissienormen te voldoen met een verbrandingsmotor is het gebruik van
nabehandelingssystemen noodzakelijk, zoals een katalysator of recirculatie van uitlaatgassen.
Het blijkt dat de aanwezigheid van katalysatoren aan boord in de praktijk niet altijd
leidt tot een reductie van de NOx-uitstoot.
Resultaten TNO-onderzoek
TNO concludeert dat de emissies in de praktijk van NOx door zeeschepen met een Tier III-motor sterk kunnen variëren. Deze conclusie is gemaakt
aan de hand van beschikbare meetgegevens. Hoewel er schepen zijn waarvan de gemeten
emissies lager zijn dan de Tier III-norm, is er ook een groot aantal schepen waarvan
de gemeten emissie hoger is.
TNO noemt verschillende mogelijke oorzaken voor de situaties waarin de gemeten emissies
van Tier III-motoren hoger zijn dan de norm:
• Minder effectieve werking van de katalysator bij laag vermogen (lagere vaarsnelheden)3
• Incorrect beheer en onderhoud of gebreken van katalysatoren.
Het onderzoek van TNO concludeert dat een aantal stappen genomen kan worden om de
emissie van NOx door zeeschepen te verminderen. Het gaat hier onder andere om een andere afstelling
van de motor, alternatieve brandstoffen of het gebruik van nabehandelingsmethodes.
Deze maatregelen kunnen het meest effectief opgenomen worden in regelgeving via de
IMO en vereisen aanpassingen in het MARPOL-verdrag (Internationaal Verdrag ter voorkoming
van verontreiniging door schepen).
Beperkte toezichtmogelijkheden ILT
ILT (Inspectie Leefomgeving en Transport) houdt toezicht op stikstofemissies van zeeschepen
op basis van de afgesproken IMO normen. Gezamenlijk met andere landen meten onderzoeksinstituten
en universiteiten de emissies op de Noordzee. Deze landen delen informatie over stikstofemissies
van individuele schepen, gemeten met drones, vliegtuigen of vaste stations. Onder
meer op het gebied van satellietonderzoek, draagt de ILT op innovatieve en toonaangevende
wijze bij aan de kennisontwikkeling rond de stikstofemissies op het niveau van individuele
schepen.
Naar aanleiding van het SCIPPER project heeft de ILT zorgen geuit over de feitelijke
stikstofemissies door zeeschepen en de beperkte mogelijkheden voor toezicht. De ILT
dringt er op aan dat er internationale regelgeving moet komen waardoor bij de inspecties
niet alleen de certificaten van de scheepsmotoren gecontroleerd kunnen worden, maar
emissies gemeten aan boord. Hiervoor zou ook het continu meten van NOx-uitstoot aan boord verplicht moeten worden.
Vervolgstappen
De resultaten van het SCIPPER en TNO onderzoek zijn meegenomen in de herziening van
de emissieregistraties in 2023 en worden verder meegenomen in de Klimaat en Energie
Verkenning (KEV2024). De gevolgen zullen de komende jaren naar verwachting beperkt
zijn, omdat er nog weinig zeeschepen met een Tier III-motor in vaart zijn. Naarmate
het aantal schepen met Tier-III-motoren toeneemt, zal de geconstateerde trend beter
in beeld komen. Daarnaast wordt vervolgonderzoek opgestart naar de mogelijkheden om
de uitstoot van NOx aan boord van zeeschepen beter te registreren en beheersen.
Nederland zet zich binnen de IMO en andere internationale organisaties, in voor verbeterde
afspraken. In samenwerking met een aantal andere landen heeft Nederland het initiatief
genomen om bij de IMO de resultaten van het SCIPPER onderzoek te presenteren4.
Nederland spant zich samen met een selecte groep landen, waaronder de Verenigde Staten,
Duitsland, Canada, Noorwegen, België, Ierland en Denemarken in om zo snel mogelijk
betere regelgeving op het gebied van NOx-emissiebeheersing te realiseren5. Recent heeft Nederland samen met deze landen in IMO al eerste voorstellen gedaan
om te komen tot verplichte emissieregistratie aan boord van schepen en emissielimieten
die praktisch handhaafbaar zijn. We beschouwen dit passend bij de relatief grote impact
die NOx-emissies vanuit de scheepvaart hebben op de inwoners, het milieu en de natuur in
Nederland.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Indieners
-
Indiener
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat