Brief regering : Onderzoek naar de effecten van zwaardere voertuigen op de verkeersveiligheid
31 305 Mobiliteitsbeleid
29 398 Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 470 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 juni 2024
Tijdens het commissiedebat Auto van 15 juni 2023 is aan het lid Van Ginneken toegezegd
om de Kamer te informeren over de uitkomsten van het onderzoek door SWOV naar de effecten
van zwaardere auto’s op de verkeersveiligheid (Kamerstuk 31 305, nr. 413). Met deze brief wordt invulling gegeven aan deze toezegging (TZ202306-232).
De effecten van zwaardere voertuigen op de verkeersveiligheid
Deze vraag wordt in het onderzoek geoperationaliseerd in termen van ongevalsfrequentie
en ernst van het ongeval voor betrokken partijen, afhankelijk van het voertuiggewicht.
Dit resulteert in twee onderzoeksvragen:
1. Zijn zwaardere voertuigen vaker betrokken bij ongevallen dan lichtere voertuigen?
2. Is het gewicht van het voertuig van invloed op de ernst van ongevallen?
Zijn zwaardere voertuigen vaker betrokken bij ongevallen dan lichtere voertuigen?
Deze vraag is beantwoord door de frequentie van ongevallen en de ernst van de ongevallen
voor inzittenden van betrokken partijen uit te zetten tegen het voertuiggewicht. Daarnaast
is in dit onderzoek onderscheid gemaakt naar aandrijflijn van het voertuig, waarbij
een fossiele aandrijflijn is onderscheiden van een elektrische aandrijflijn.
Dit onderzoek beperkt zich tot één- en tweezijdige ongevallen waarbij tenminste één
personenauto (categorie M1) of licht bedrijfsvoertuig (categorie N1) (ofwel bestelauto’s)
betrokken was. Deze voertuigen zijn opgesplitst in drie gewichtsklassen.
Met betrekking tot de ongevalsfrequentie trekt SWOV de volgende conclusies:
– Ongeacht aandrijflijn waren zwaardere voertuigen minder vaak betrokken bij ongevallen
dan lichtere voertuigen;
– Voertuigen met een elektrische aandrijflijn waren minder vaak betrokken bij ongevallen
dan fossiel of overig aangedreven voertuigen. Dit is ook het geval na correctie met
het aantal gereden kilometers per categorie.
Op basis van dit onderzoek zijn geen conclusies te trekken over de oorzaken achter
de waargenomen verschillen in ongevalsfrequentie tussen de gewichtsklassen, noch tussen
voertuigen met verschillende aandrijflijn. Het onderzoek is niet ontworpen te onderzoeken
wat de oorzaak van de gevonden relaties is.
Is het gewicht van het voertuig van invloed op de ernst van ongevallen?
Om deze vraag te beantwoorden is in het onderzoek zowel gekeken naar de ernst van
het ongeval voor de direct betrokken partij als naar de ernst van het ongeval voor
de tegenpartij. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen fossiel aangedreven en elektrische
voertuigen.
Met betrekking tot de ongevalsernst trekt SWOV de volgende conclusies:
– voor ongevallen tussen personen- en/of bestelauto’s onderling was een hoger gewicht
gunstiger voor inzittenden van het zwaardere voertuig (lagere ongevalsernst), maar
juist gevaarlijker voor de tegenpartij;
– bij botsingen tussen personen- en/of bestelauto’s en kwetsbare weggebruikers (fietsers
en voetgangers) of middelgrote weggebruikers (motorrijders) als tegenpartij, lag de
ernst voor de tegenpartij gemiddeld hoger dan bij botsingen tussen personen- en/of
bestelauto’s onderling;
– bij botsingen tussen personen- en/of bestelauto’s en grote weggebruikers (vrachtauto’s,
bussen) als tegenpartij lag de ernst voor de tegenpartij juist lager;
– Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat de ernst voor inzittenden van voertuigen met
een elektrische aandrijflijn lager was dan voor fossiel/overig aangedreven voertuigen.
Dit onderzoek geeft geen conclusies over specifieke oorzaken
De gevonden samenhang tussen de gewichtsklasse van een direct betrokkene en de ernst
van een ongeval voor de tegenpartij is in lijn met bevindingen uit de wetenschappelijke
literatuur. Er zijn echter op basis van dit onderzoek geen conclusies te trekken over
de specifieke oorzaken achter de waargenomen verschillen in ongevalsfrequentie tussen
de gewichtsklassen, noch tussen voertuigen met verschillende aandrijflijn.
Tot slot
Het onderzoek laat zien dat het beleid om gemotoriseerd verkeer te scheiden van kwetsbare
verkeersdeelnemers nodig blijft. Via de investeringsimpuls verkeersveiligheid draagt
het Rijk bij aan infrastructurele maatregelen door de gemeenten, provincies en waterschappen
op het onderliggende wegennet, die onder andere gericht zijn op het scheiden van dergelijke
soorten verkeer. Hierop blijven we dan ook inzetten.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat