Brief regering : 6e Voortgangsbrief Recht doen, kansen bieden
29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde
24 587 Justitiële Inrichtingen
Nr. 865 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 juni 2024
1. INLEIDING
Ieder jaar voor de zomer informeer ik uw Kamer over ontwikkelingen in het gevangeniswezen
en de uitvoering van de visie «Recht doen, kansen bieden» over effectieve gevangenisstraffen.
Hierbij ontvangt u de zesde voortgangsbrief.
Kern van de visie op het gevangeniswezen is dat gevangenisstraffen effectief ten uitvoer
moeten worden gelegd. Ze dienen als vergelding voor het aangedane leed, genoegdoening
richting slachtoffers en nabestaanden en zijn bedoeld ter voorkoming van recidive.
Een humaan detentiebeleid en de veiligheid van medewerkers, gedetineerden en de samenleving
staan daarbij voorop.
De Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: DJI) staat voor vele uitdagingen. Daarvan
is onlangs in de stand van de uitvoering verslag gedaan. In veel sectoren van de arbeidsmarkt
heerst een personeelstekort. Dit geldt ook voor DJI. Sinds medio 2023 wordt dit personeelstekort
gecombineerd met een stijgende capaciteitsbehoefte. Andere uitdagingen zijn een steeds
zwaardere en complexere doelgroep, het tegengaan van voortgezet crimineel handelen
en de nieuwe en extra eisen aan (de vakbekwaamheid van) het personeel in de penitentiaire
inrichtingen (hierna: PI’s) onder andere als gevolg van de Wet straffen en beschermen.1 Dit zijn geen eenvoudige opdrachten voor de medewerkers van de PI’s. Daarom verdienen
zij onze waardering en respect. In het licht van voorgaande uitdagingen is er desalniettemin
ook resultaat bereikt.
Tijdens de gevangenisstraf is het belangrijk te investeren in een goede terugkeer
in de maatschappij. Dat verkleint de kans op recidive; de samenleving is daarbij gebaat.
Daarom heeft dit kabinet vanaf 2023 een bedrag oplopend tot € 12 miljoen per jaar
extra in de re-integratie van (ex-) gedetineerden geïnvesteerd: in versterking van
de ketensamenwerking, scholing van gedetineerden en gemeentelijke nazorgtrajecten.
Deze brief begint in paragraaf 2 met de uitvoering van de Wet straffen en beschermen
(hierna: Wet SenB), de basis voor het uitvoeren van de visie «Recht doen, kansen bieden».
In deze paragraaf geef ik aan hoe opvolging is gegeven aan de signalen uit de invoeringstoets
van deze wet. Daarna grijp ik terug op het rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid
van juni 2023 («Samen werken aan een betere start») en bied ik uw Kamer het gedetineerdenvolgonderzoek
«Van bajes naar buiten» van het WODC aan. Dit is een onderzoek naar hoe gedetineerden
hun re-integratie beleven.
Daarna beschrijf ik hoe de uitkomsten van de invoeringstoets en beide hierboven genoemde
rapporten noodzaken tot het aanpassen van het detentie en re-integratieproces bij
DJI en hoe dit eruit komt te zien. Uitgangspunt daarbij is: doen wat nodig is, voor
wie dat nodig is en wanneer dat nodig is.
In paragraaf 2 bied ik uw Kamer ook het advies van de Raad voor de Strafrechtstoepassing
en Jeugdbescherming aan, getiteld «De buitenwereld naar binnen». Dit advies benadrukt
dat het belangrijk is om de buitenwereld tijdens detentie naar binnen te halen. Die
speelt immers een belangrijke rol bij een goede terugkeer in de samenleving.
Tot slot doe ik in paragraaf 2 de in het commissiedebat van 15 februari 2024 gedane
toezegging gestand over de inzet van gemeenten bij dak- en thuisloze gedetineerden.
In paragraaf 3 ga ik in op de maatregelen die genomen zijn naar aanleiding van het
Inspectierapport over de PI Nieuwersluis en het advies van de regeringscommissaris
seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Op 6 juni 2024 heb ik een
brief ontvangen van de Inspectie over de voortgang van de uitvoering van de maatregelen.
Deze brief is als bijlage bijgevoegd. De Inspectie constateert dat DJI op de goede
weg is maar dat structurele inbedding van maatregelen noodzakelijk is voor een duurzame
cultuurverandering.
Tot slot ga ik in paragraaf 4 in op enkele overige onderwerpen, te weten:
o Opvolging aanbevelingen incident PI Krimpen aan den IJssel
o Transparantie Gratie
o Uitbreiding BIJ-regeling (motie Knops)
o Vrijwilligers
o Inrichting stelselmatige daders (inclusief toezegging in het commissiedebat van 16 mei
2024)
o Afronding pilot kleinschalige voorziening Middelburg
o Agentschapsdoorlichting DJI
Op 15 maart 2024 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de maatregelen die ik tref om de
capaciteitsproblematiek bij DJI aan te pakken.2 Tijdens het debat van 11 april 2024 over de capaciteit bij DJI heb ik uw Kamer toegezegd
elke drie maanden te zullen rapporteren. In navolging van deze toezegging zal ik uw
Kamer hierover voor het zomerreces een aparte brief zenden. Over de veiligheid en
ondermijning in detentie zal ik uw Kamer eveneens apart informeren voor het zomerreces.
2. RECHT DOEN, KANSEN BIEDEN – effectieve gevangenisstraffen
2.1 Wet straffen en beschermen
In 2021 is het grootste deel van de Wet SenB in werking getreden. De belangrijkste
onderdelen van deze wet zijn:
• de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) wordt voortaan voor een periode van maximaal
twee jaar verleend;
• de persoonsgerichte aanpak tijdens detentie, waarbij meer nadruk ligt op de eigen
verantwoordelijkheid van de gedetineerde en zijn gedrag, heeft een wettelijke basis
gekregen;
• verlof is minder vanzelfsprekend en minder vrijblijvend;
• ketenpartners kunnen meer informatie over re-integratie en risico’s met elkaar delen.3
Het laatste deel van de Wet SenB, het meewegen van het slachtofferbelang bij re-integratieverlof
op basis van actuele slachtofferinformatie, is nog niet ingevoerd. De invoering van
dit onderdeel wordt gekoppeld aan de overdracht van de verantwoordelijkheid voor het
informeren en raadplegen van slachtoffers in de tenuitvoerleggingsfase van het Openbaar
Ministerie naar het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De overdracht van verantwoordelijkheden
en taken vindt momenteel gefaseerd plaats. Daarbij is het streven dat de implementatie
van het laatste deel van de Wet SenB op 1 januari 2026 plaatsvindt.
Invoeringstoets Wet SenB
Op 26 oktober 2023 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de resultaten van de dialoogsessie
voor de invoeringstoets van de Wet SenB.4 Bij de invoeringstoets is naar voren gekomen dat de ketenpartners de pijlers waarop
de wet is gebaseerd – straf is straf, gedrag telt en werken aan een veilige terugkeer
– breed ondersteunen. De ketenpartners hebben echter ook signalen van onbedoelde effecten
en knelpunten bij de invoering. Samen met ketenpartners is een selectie gemaakt van
knelpunten die moeten worden aangepakt naar aanleiding van de invoeringstoets.
In afstemming met de betrokken partners heeft dit concreet geleid tot de volgende
wijzigingen:
a. Uit de invoeringstoets blijkt dat de wet heeft geleid tot een onvoorziene toename
van verlofaanvragen. Dit komt hoofdzakelijk doordat gedetineerden vaak een beroep
doen op het verlofdoel «sociaal netwerk» en heldere kaders ontbreken om goed te kunnen
beoordelen of een verlofaanvraag voor dit doel gerechtvaardigd is. Daarom wordt het
aantal keer kortdurend re-integratieverlof voor sociaal netwerk gemaximeerd. Het moment
waarop de gedetineerde hiervoor in aanmerking kan komen wordt later tijdens de detentie
en er worden kaders opgesteld waaraan een verlofaanvraag herstel sociaal netwerk moet
voldoen. Met deze wijziging wordt meer volgens de bedoeling van de wet – straf is
straf – gewerkt. Deze wijziging verlaagt ook de druk op de DJI-onderdelen die verlofaanvragen
verwerken en versnelt het proces van advisering en besluitvorming. Daardoor hoeven
gedetineerden minder lang te wachten op een besluit op hun verlofaanvraag.
b. Uit de invoeringstoets blijkt ook dat gedetineerden met een beperkt doenvermogen buiten
de boot dreigen te vallen en dat de verscherpte toetsing van gedrag tijdens de hele
detentie voor groepen gedetineerden onevenredig hard uitpakt. Ook vraagt het monitoren/rapporteren
van gedrag veel van medewerkers van DJI en is er behoefte is aan meer «menselijke
maat», zodat kan worden aangesloten bij de individuele omstandigheden van een gedetineerde.
Daarom zal DJI vanaf 1 januari 2025 een aangepast en effectiever detentie en re-integratieproces
(D&R-proces) invoeren. Ik ga daar in paragraaf 2.2.2 uitvoerig op in.
2.2 Re-integratie
2.2.1 Opbrengst onderzoeken re-integratie
DJI blijft samen met de ketenpartners zoeken naar een verdere optimalisatie van de
uitvoering van de Wet SenB. Vorig jaar zond ik uw Kamer het rapport van de Inspectie
Justitie en Veiligheid en Toezicht Sociaal Domein getiteld «Samen werken aan een nieuwe
start». Hierin constateerde de Inspectie dat de werklast van casemanagers hoog is
en dat zij voldoende tijd moeten krijgen om hun taak op het terrein van de re-integratie
op een gedegen wijze uit te voeren. Voor mijn beleidsreactie hierop verwijs ik u naar
de vijfde voortgangsbrief over het gevangeniswezen.5
Recent is het gedetineerdenvolgonderzoek «Van Bajes naar buiten» opgeleverd over het verloop van de re-integratie van (ex-)gedetineerde personen in
Nederland na de inwerkingtreding van het bestuurlijk akkoord «Kansen bieden voor re-integratie»
sinds 1 juli 2019. Dit onderzoek bied ik u hierbij aan. Het is in opdracht van het
WODC uitgevoerd door de Universiteit van Leiden. Ik vind het onderzoek belangrijk
omdat mensen die aan onze zorg zijn toevertrouwd de mogelijkheid kregen aan te geven
wat zij zelf van hun re-integratie vinden. Dat biedt de kans om het re-integratiebeleid
te verbeteren.
Voor dit onderzoek zijn 100 gedetineerde personen geïnterviewd, bestaande uit kortverblijvende
mannen (39) en langgedetineerde mannen (41) en vrouwen (20) uit vijf verschillende
PI’s.6 De interviews vonden plaats vanaf drie maanden voor vrijlating tot en met zes maanden
daarna. Ik noem hieronder de meest opvallende punten.
Uit het onderzoek blijkt dat de helft van de onderzoeksgroep (enige) positieve ervaringen
heeft met de ondersteuning op de basisvoorwaarden. De andere helft is uiterst negatief
en ervaart een gebrek aan tijd, toegankelijkheid en hulp door re-integratieprofessionals.
Voorts blijkt dat specifiek de groep kortverblijvende mannen nauwelijks aanbod aan
re-integratieactiviteiten krijgt, terwijl juist in deze groep sprake is van uiteenlopende
(multi)problematiek. Voor langverblijvende mannen en vrouwen bestaat een meer en uitgebreid
aanbod aan re-integratieactiviteiten. Bij een groot deel van de totale onderzoeksgroep
zijn bij vrijlating één of meerdere basisvoorwaarden niet op orde. De grootste problemen
na detentie worden ervaren op het gebied van inkomen en onderdak: bijna de helft stroomt
uit zonder inkomen uit werk of een uitkering en een kwart heeft dan geen onderdak.
Ondersteuning tijdens detentie komt dus vooral terecht bij de personen die langere
tijd in detentie verblijven en zich daarbij «wenselijk» gedragen, en niet altijd bij
de mensen die dit het meest nodig hebben. Dit is volgens het onderzoek opmerkelijk
omdat de detentiepopulatie grotendeels bestaat uit (zeer) kortgestraften en gedetineerde
personen met een zorgbehoefte.
De onderzoekers concluderen dat er sprake is van een zogenaamde re-integratieparadox:
ondanks dat beleid voorschrijft dat er vanaf aanvang van detentie aan re-integratie
gewerkt wordt, laat dit onderzoek zien dat dit in de praktijk doorgaans niet gebeurt.
De meeste gedetineerden hebben bij aanvang van hun detentie al problemen op de basisvoorwaarden.
De inzet van de ketenpartners is erop gericht de gedetineerden te ondersteunen op
de basisvoorwaarden, bijvoorbeeld bij het vinden van werk of onderdak.
De Wet SenB kent een systeem van promoveren en degraderen. Via dat systeem kom je
terecht in een basis- of een plusprogramma. In het plusprogramma is een groter re-integratieaanbod,
terwijl juist de mensen in het basisprogramma – volgens het onderzoek – meer ondersteuning
nodig hebben. Dit signaal, dat personen met een geringer doenvermogen buiten de boot
dreigen te vallen, kwam ook naar voren in de invoeringstoets van de Wet SenB (zie
paragraaf 2.1). Voor hen is het werken aan re-integratie een grote opgave. Het personeel
van DJI signaleert dat het voor deze groep (veel) moeilijker is om goede re-integratiedoelen
te formuleren en aan de hand daarvan gestructureerd te werken aan terugkeer in de
samenleving. De hogere eisen aan gedrag en inzet sluiten niet goed aan op de kenmerken
van dit deel van de gedetineerdenpopulatie. Het onbedoelde effect daarvan kan zijn
dat zij minder goed voorbereid worden op terugkeer in de samenleving. Dat kan voor
een vicieuze cirkel zorgen en het risico op recidive vergroten. Juist daarom is het
belangrijk om bij aanvang van detentie te bepalen wie wat en op welk moment nodig
heeft, zoals hierboven werd beschreven. Zodat zij die, om welke reden dan ook, ondersteuning
nodig hebben, die krijgen, ook als ze een korte straf hebben.
2.2.2. Effectiever Detentie en Re-integratie (D&R) proces
De uitkomsten uit bovenstaande onderzoeken en de signalen uit de invoeringstoets van
de Wet SenB hebben ertoe geleid dat DJI een aangepast en effectiever D&R proces heeft
ontworpen (werktitel: D&R 2.0). Uitgangspunt daarbij is: doen wat nodig is, voor wie
dat nodig is en wanneer dat nodig is met de focus op zorg en veiligheid (zie ook paragraaf
2.1). Hiermee beoogt DJI het werken volgens de bedoeling van de wet te bevorderen,
de administratieve last te verminderen en het vakmanschap te versterken.
In het aangepaste D&R-proces blijven meerdere bestaande processen ongewijzigd, zoals
het afnemen van de Risicoscreener Geweld, de toegang en het gebruik van het re-integratiecentrum
(RIC) en de informatieuitwisseling met ketenpartners over de basisvoorwaarden (artikel 18a Pbw) en risico’s
(artikel 18b Pbw).
Wat wel verandert is onder andere het rapporteren ten behoeve van promoveren en degraderen
in het huis van bewaring (HvB). Dit wordt doelgerichter gemaakt. In het HvB wordt
momenteel zeswekelijks door elke discipline een gedragsrapportage opgemaakt om een
gedetineerde te kunnen promoveren of degraderen, terwijl in het HvB geen plusprogramma
wordt aangeboden. Door in deze fase van detentie doelmatig te rapporteren voor die
gedetineerden waarvoor extra aandacht wenselijk dan wel noodzakelijk is, wordt de
administratieve last verminderd. Hierdoor worden medewerkers meer in hun kracht gezet
en komt er meer ruimte vrij om (vaker) het gesprek met de gedetineerde aan te gaan.
Maatwerk blijft cruciaal. Per gedetineerde zal bepaald worden met welke frequentie
er gerapporteerd wordt en hoe vaak hij/zij besproken wordt in het multidisciplinair
overleg (MDO). Zo ontstaat ook ruimte voor kwaliteitsverbetering, doorontwikkeling
van benodigde vaardigheden en gespreksvoering met de gedetineerde. Meer maatwerk dus,
waarbij wordt aangesloten bij de individuele omstandigheden van een gedetineerde,
zoals de behoeften voor re-integratie en het doenvermogen, dus het vermogen om te
handelen zoals verwacht wordt door de wet.
Kortom, de focus tijdens het verblijf in een HvB zal voornamelijk liggen op zorg en
veiligheid en het ondersteunen van de gedetineerde bij het regelen van praktische
zaken (basisvoorwaarden). Korte detenties beperken de mogelijkheden van ondersteuning
in de praktijk omdat ze vaak maar enkele weken duren. Met dit aangepaste D&R-proces
is maatwerk mogelijk. Zij die het nodig hebben, ontvangen die ondersteuning zo optimaal
mogelijk. Naarmate de detentie vordert en een gedetineerde langere tijd in detentie
verblijft, worden samen met de gedetineerde persoonsgerichte re-integratiedoelen opgesteld.
Het toekennen van vrijheden is niet vanzelfsprekend en volgt alleen wanneer de gedetineerde
werkt aan de doelen in zijn/haar D&R-plan en wanneer verlof hierbij passend wordt
geacht.
Deze aangepaste werkwijze wordt afgestemd met de andere bij het re-integratieproces
nauw betrokken partners, namelijk de reclassering en de VNG (namens de gemeenten).
Zij werken gedrieën immers samen om de gedetineerde tijdens detentie te ondersteunen
op de basisvoorwaarden (werk en inkomen, huisvesting, schuldhulp, zorg(verzekering),
identiteitsbewijs en sociaal netwerk).7 Dat is nodig om de kans op recidive na detentie te verkleinen.
Het streven is om dit aangepaste D&R-proces te implementeren vanaf januari 2025. Zoals
de Inspectie vorig jaar ook signaleerde, ervaren casemanagers een hoge werkdruk. Daarom
wordt in het najaar van 2024 een werklastmeting gedaan. Het streven is dat het aangepaste
D&R-proces zal bijdragen aan minder druk voor de casemanagers.
2.2.3 Advies RSJ «De buitenwereld naar binnen»
Onlangs heeft de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) het advies
«De buitenwereld naar binnen» (28 mei 2024) uitgebracht. In dit advies houdt de RSJ
een pleidooi voor het beter betrekken van de buitenwereld bij detentie. Daaronder
verstaat de RSJ externe professionals, werk en opleiding, sociaal netwerk en vrijwilligers.
De RSJ stelt dat dit nog onvoldoende is ingebed in het beleid en de uitvoeringspraktijk
van DJI waardoor de kansen ervan voor resocialisatie en herstel niet volledig worden
benut. De RSJ doet enkele aanbevelingen:
• Zorg voor een integrale visie op resocialisatie en herstel, waarbij wordt uitgegaan
van een brede invulling van resocialisatie, met daarin aandacht voor een toekomstvisie
op de uitvoering van de gevangenisstraf.
• Zorg voor een sterkere verankering van resocialisatie en herstel in de uitvoering
door onder andere de inzet van landelijke beleidskaders, een uniforme vertaling naar
lokaal beleid en sturing op de uitvoering daarvan, zodat het beleid niet vrijblijvend
(meer) is.
• Waarborg dat de buitenwereld wordt betrokken bij detentie met het oog op resocialisatie
en herstel door:
o voldoende inzet van gemeenten op de regietaak voor de nazorg (ex)gedetineerden.
o professionals (reclassering en gemeenten) die na detentie een rol hebben zoveel mogelijk
binnen de muren halen, zodat de begeleiding van binnenuit kan worden opgestart.
o arbeid en opleiding tijdens detentie te zien als onderdeel van het D&R-plan en het
sluiten van convenanten door PI’s met werkgevers en onderwijsinstellingen zodat gedetineerden
doorstromen naar een reguliere opleiding of werkgever.
o het contact met sociaal netwerk, in het bijzonder met hun kind(eren), te stimuleren door onder andere structurele investeringen in digitale
middelen om contact te kunnen onderhouden met het netwerk en door een beleidskader
voor verlof met het re-integratiedoel sociaal netwerk en na te denken over mogelijkheden
voor deze vorm van verlof voor gedetineerden zonder (positief) sociaal netwerk.
o het mogelijk maken van de toegang tot vrijwilligers voor alle gedetineerden en niet
alleen inzet voor re-integratie.
Ik deel het standpunt van de RSJ dat het wenselijk is tijdens detentie de buitenwereld
binnen te halen. Dat is immers belangrijk voor een goede terugkeer in de samenleving.
Daar is het re-integratiebeleid dan ook op gericht. Met meer reclassering in de PI,
het stimuleren van de inzet van nazorgcoördinatoren en vrijwilligers bij de terugkeer,
de extra 5 miljoen voor arbeid en scholing (zie paragraaf 2.2.5) en de ouder/kind
initiatieven in de PI’s is DJI op de goede weg. De aanbevelingen van de RSJ zijn behulpzaam
om hier nog verdere verbeteringen in door te voeren.
2.2.4 Basisvoorwaarden
Op de basisvoorwaarde identiteitsbewijs is in 2023 een belangrijk resultaat geboekt:
door de invoering van een nieuwe werkwijze voor de uitgifte van id-bewijzen per 1 september
2023 gaan meer gedetineerden met een geldige id-kaart naar buiten. Het hebben van
een id-bewijs is een belangrijke randvoorwaarde voor re-integratie, want zonder id-bewijs
kun je bijvoorbeeld geen werk of onderdak krijgen.
Ook op de basisvoorwaarde zorg is samen met het Ministerie van Volksgezondheid een
belangrijke stap gezet. Onze ministeries onderzoeken thans samen met de zorgverzekeraars
of de zorgverzekering tijdens detentie automatisch kan worden opgeschort. Hiervoor
is een uitvoeringstoets nodig en een aanpassing van de Zorgverzekeringswet. De gedetineerde
kan tijdens detentie geen aanspraak maken op zijn eigen zorgverzekering omdat DJI
tijdens de vrijheidsbeneming verantwoordelijk is voor het leveren van zorg. De gedetineerde
moet daarom tijdens detentie zijn zorgverzekering stopzetten zodat hij geen zorgpremie
hoeft te betalen. Als hij dat niet doet, kunnen tijdens detentie schulden ontstaan
of verder oplopen. Een automatische opschorting kan dit voorkomen.
Mijn ambtgenoot voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zal mede namens mij
aangegeven wat onze inzet is ten aanzien van de schuldenproblematiek van gedetineerden.
Daarmee geven wij uitvoering aan de motie van de leden Kat en Ceder over het inventariseren
van knelpunten in de schuldhulpverlening aan gedetineerden.8
2.2.5 Extra middelen re-integratie
In 2023 heeft het kabinet een bedrag oplopend tot € 12 miljoen beschikbaar gesteld
voor re-integratie. Daarvan gaat € 5 miljoen naar versterking van de ketensamenwerking.
Deze middelen worden onder meer ingezet voor de jaarlijkse organisatie van bijeenkomsten
in de PI’s voor en door de ketenpartners (gemeenten, reclasseringsinstellingen, zorg-
en veiligheidshuizen), de zogenaamde re-integratiepleinen rond de PI. Zo organiseerde
PI Vught december vorig jaar een bijeenkomst waarin de wederzijdse gegevensdeling
centraal stond. De PI Achterhoek heeft in 2023 een herstelmarkt georganiseerd en PI
Nieuwersluis een bijeenkomst over gedetineerde moeders en hun kinderen. Verschillende
vestigingen hebben bijeenkomsten gehouden georganiseerd voor werkgevers om arbeidstoeleiding
voor gedetineerden te stimuleren. Deze bijeenkomsten verbeteren de afstemming van
rollen, taken en verantwoordelijkheden tussen deze partners. Ook het re-integratiecentrum
(RIC) van iedere PI wordt toegankelijker gemaakt voor gedetineerden en ketenpartners
en het aanbod van de RIC wordt professioneler en hulpvaardiger. De insteek is om het
RIC (nog) meer het hart van de inrichting te laten zijn, waar de gedetineerde al zijn
praktische zaken kan regelen en waar ketenpartners als de reclassering en gemeente
aanwezig zijn.
Van de bovengenoemde € 12 miljoen gaat een bedrag oplopend tot € 5 miljoen naar om-
en bijscholing van gedetineerden. In 2023 is het huidige onderwijsaanbod voor gedetineerden
geïnventariseerd en aan welke opleidingsmogelijkheden behoefte is. Met de extra middelen
zal DJI aanvullende lespakketten en licenties inkopen als aanvulling op het bestaande
landelijke aanbod. Denk hierbij aan basisvaardigheden als NT2, vakcertificaten als
VCA, HACCP en sociale hygiène maar ook aan complete MBO-opleidingen.9 Met deze extra gelden wordt bevorderd gedetineerden een positieve werk- en leerervaring
op te laten doen.
Tot slot gaat € 2 miljoen van de € 12 miljoen naar de gemeenten. Dit bedrag is per
2023 structureel toegevoegd aan de Bijdrageregeling «Begeleiden (ex-) gedetineerden
voor Wonen en Werken» tot een totaal van € 4,5 miljoen. Hiermee kunnen gemeenten extra
interventies plegen om ex-gedetineerden aan een woning en werk te helpen of ondersteuning
te bieden op de andere basisvoorwaarden. Gemeenten hebben immers een belangrijk taak
bij de re-integratie van hun ex-gedetineerde burgers. Dat concludeerde ook de Inspectie
voor Justitie en Veiligheid in het rapport «Samen werken aan een nieuwe start». Gemeenten,
en dan met name kleine gemeenten, zijn volgens de Inspectie soms echter helemaal niet
in beeld tijdens het re-integratietraject. Dit is een heikel punt omdat juist gemeenten
een taak hebben om ook hun gedetineerde burgers op de basisvoorwaarden te ondersteunen.
Gemeenten bieden immers een schuldaanpak, regelen een id-bewijs of een uitkering,
kunnen zorgen voor huisvesting en passende zorgtrajecten. Het vereist een actieve
inzet van gemeenten om samen met DJI, de reclassering en de gedetineerde al tijdens
detentie te werken aan re-integratie. De VNG grijpt uitdrukkelijk ook samenhang met
andere ontwikkelingen (zoals het programma Een thuis voor iedereen) aan om (ook de
kleinere) gemeenten te stimuleren te kiezen voor een integrale aanpak van wonen, werk
en inkomen, en zorg en ondersteuning.
2.2.6 Toezegging inzet gemeenten bij dak- en thuisloze gedetineerden
Het niet hebben van stabiele huisvesting na detentie vergroot de kans weer in aanraking
te komen met derden die delinquent gedrag vertonen. Ongeveer 30% van de gedetineerden
heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. In het commissiedebat van 15 februari 2024
(Kamerstuk 24 587, nr. 952) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de inzet van gemeenten bij de re-integratie
van gedetineerden die dak en/of thuisloos zijn. Een voorbehoud hierbij is dat in vrijwel
alle gemeenten een gebrek is aan woningen, kamers en zorg/verblijfsvoorzieningen.
Dit raakt ook de kwetsbare groepen omdat er geen zicht is op in- en doorstroom naar
een kamer of woning. Nochtans geven gemeenten elk binnen hun eigen mogelijkheden op
hun eigen wijze ondersteuning bij het vinden van gepaste onderdak. De inzet daarop
verschilt per gemeente afhankelijk van bijvoorbeeld de omvang van de gemeente en de
omvang van de instroom van ex-gedetineerden in die gemeenten. Grotere gemeenten kennen
dan ook een intensievere inzet op re-integratie. Voorbeelden van ondersteuning die
geboden kan worden zijn:
• bieden van bijzondere bijstand voor doorbetaling van huur tijdens detentie;
• bemiddelen zodat gedetineerde terug kan naar verblijfsplek (bijvoorbeeld Wmo beschermd
wonen) vóór detentie;
• inzetten op huisbewaring (tijdelijke bewoning door anderen);
• inschrijven op een verblijfadres bij bijvoorbeeld vrienden of familie;
• helpen bij de inschrijven op Woningnet;
• een briefadres verstrekken voor na detentie;
• briefadres aanvragen bij een andere instantie;
• aanvragen bijzondere bijstand i.v.m. nieuwe woning.
Tot slot is Justitie en Veiligheid aangesloten bij het interbestuurlijk programma
«Een thuis voor iedereen» van het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties.
Dit programma werkt aan het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting waarin
de uitstroom vanuit detentie opgenomen is als aandachtsgroep. Dit wetsvoorstel verplicht
gemeenten om integrale woonzorgvisies op te stellen, waarin de behoeften op het gebied
van wonen, zorg, ondersteuning en begeleiding van kwetsbare groepen in kaart worden
gebracht. Daarnaast zijn ex-gedetineerden met een detentieduur van drie maanden en
langer aangemerkt als zogenoemde «wettelijke urgenten», waarmee zij met voorrang op
de sociale woningmarkt gehuisvest kunnen worden. Op 6 maart 2024 is het wetsvoorstel
aan de Tweede Kamer aangeboden.10
3. Inspectiebrief PI Nieuwersluis en advies RCGOG
3.1 Inspectiebrief PI Nieuwersluis
Op 31 mei 2023 ontving uw Kamer mijn beleidsreactie op het Inspectierapport PI Nieuwersluis
(Kamerstuk 24 587, nr. 898). De maatregelen naar aanleiding van het Inspectierapport zijn met prioriteit opgepakt.
Zo is in de PI Nieuwersluis een vertrouwenspersoon gedetineerden aangesteld en in
PI’s Ter Peel en Zwolle een aandachtsfunctionaris sociale veiligheid binnen de Commissie
van Toezicht belegd. Ook is de opleidingsmodule voor het werken in de vrouweninrichting
gereed en hebben de eerste groepen medewerkers deze module gevolgd. De overige medewerkers
gaan de opleiding de komende jaren volgen.
Op 6 juni jl. ontving ik van de Inspectie Justitie en Veiligheid een brief over de
opvolging van de aanbevelingen uit het hierboven aangehaalde Inspectierapport PI Nieuwersluis
op basis van inspectiebezoeken die in januari 2024 hebben plaatsgevonden. Deze brief
treft u hierbij als bijlage aan. De Inspectie stelt daarin vast dat zowel DJI als
PI Nieuwersluis met de aanbevelingen van de Inspectie aan de slag zijn gegaan. Op
bijna alle aanbevelingen zijn maatregelen getroffen. De Inspectie heeft echter zorgen
over het tijdelijke karakter van een aantal maatregelen. De Inspectie benadrukt dat
het probleem in PI Nieuwersluis niet is gelegen in incidenten die in het (recente)
verleden hebben plaatsgevonden en de aanpak daarvan. Het gaat om de heersende cultuur
waarbinnen niet-integer gedrag plaats kan plaatsvinden. De aanpak hiervan vraagt om
maatregelen met een structureel karakter die ingrijpen op die cultuur. Het is van
belang dat het reflecteren op eigen handelen in het (samen)werken met mensen gemeengoed
wordt. Gelet hierop is de Inspectie van oordeel dat er in PI Nieuwersluis nog stappen
nodig zijn om de noodzakelijke cultuurverandering te realiseren en te borgen. De Inspectie
is positief over de DJI brede ontwikkelingen op het gebied van sociale veiligheid.
Samen met DJI deel ik dat een cultuurverandering een lange adem nodig heeft met duurzame
maatregelen. De maatregelen zullen daarom op een goede manier worden geborgd. Ik ga
hieronder per aanbeveling in op het oordeel van de Inspectie en geef hier een reactie
op.
Meldpunt
De Inspectie oordeelt gedeeltelijk positief over de aanbeveling inzake een meldpunt.
De Inspectie is positief over het inrichten van een meldpunt, een externe vertrouwenspersoon
bij de PI Nieuwersluis en een aandachtsfunctionaris niet-integer gedrag bij de Commissie
van Toezicht in de PI Ter Peel en PI Zwolle. Gelet op het tijdelijke karakter vraagt
de Inspectie aan DJI om oog te houden voor het borgen van dit meldpunt. DJI zal een
evaluatie laten uitvoeren, waarbij wordt bezien of er een duidelijke voorkeur is voor
een externe vertrouwenspersoon of een aandachtsfunctionaris. Deze evaluatie zal begin
2025 worden uitgevoerd. Daarna zal DJI met de PI’s vaststellen op welke manier het
onafhankelijk meldpunt voor gedetineerden definitief en met een structureel karakter
wordt ingericht.
Cultuuronderzoek andere vrouwelijke PI’s
De Inspectie geeft geen oordeel over het onderzoek naar de andere vrouwelijke inrichtingen.
Dit onderzoek is gestart in januari 2024 en zal begin 2025 worden opgeleverd. De uitkomsten
zullen worden gedeeld met de Inspectie en uw Kamer.
Module werken met vrouwelijke gedetineerden
De Inspectie oordeelt positief over hoe voortvarend DJI aan de slag is gegaan met
het ontwikkelen van een aparte module voor werken met vrouwelijke gedetineerden. Het
Opleidingsinstituut van DJI ontwikkelde in 2023 in samenwerking met experts uit het
veld en uit de wetenschap een module «werken met ingesloten vrouwen». De training
is verplicht voor medewerkers die met vrouwelijke gedetineerden werken.
Gedragscode medewerkers PI Nieuwersluis
De Inspectie oordeelt negatief over de opvolging van de aanbeveling over duidelijkheid
creëren over wat er van medewerkers wordt verwacht. De gedragscode is aangepast maar
de Inspectie geeft aan dat nog een aantal zaken ontbreken, zoals het nadrukkelijk
wijzen op de machtsverhouding die tussen medewerkers en gedetineerden per definitie
bestaat en het verwijzen naar het Wetboek van Strafrecht waarin elk seksueel contact
tussen medewerkers en gedetineerden strafbaar is gesteld. De PI Nieuwersluis heeft
deze punten inmiddels toegevoegd aan de gedragscode. De Inspectie geeft ook aan een
implementatieplan te missen. DJI geeft aan dat er geen apart implementatieplan is,
omdat de gedragscode juist in samenhang met de andere maatregelen moet worden bezien.
De gedragscode is een middel dat integraal past in het totale proces om tot een cultuurverandering
te komen. Zo komt de inhoud van de gedragscode aan bod bij de training over het werken
met ingesloten vrouwen en de intervisies.
Verbeteren aanspreekcultuur
Voor wat betreft de aanbeveling met betrekking tot de aanspreekcultuur oordeelt de
Inspectie gedeeltelijke positief. De Inspectie vindt het positief dat met het instellen
van de werkgroep Sociale Veiligheid en de acties die zij heeft uitgezet, het bespreken
van het thema sociale veiligheid gestimuleerd wordt. De Inspectie constateert dat
de intervisie serieus is opgezet binnen PI Nieuwersluis. Het aanstellen van drie intervisoren
die geen onderdeel zijn van het primaire proces draagt daar in belangrijke mate aan
bij. De Inspectie stelt echter tegelijkertijd vast dat de intervisie zich (in januari
2024) nog in de opstartfase bevindt en een tijdelijk karakter kent. De Inspectie wijst
daarom op het belang om intervisie structureel onderdeel te laten zijn de werkprocessen.
De maatregelen naar aanleiding van het rapport, dus ook de intervisies, worden duurzaam
geborgd.
Inwerktraject nieuwe medewerkers
Met betrekking tot de aanbeveling over de heldere kaders voor het inwerktraject oordeelt
de Inspectie gedeeltelijk positief. De Inspectie stelt vast dat er een kader is vastgesteld
voor het inwerken van nieuwe medewerkers dat PIW’ers in de praktijk ook gebruiken.
De Inspectie benoemt ook dat er nog steeds veel ruimte is voor eigen interpretatie.
De Inspectie benadrukt het belang om verschillen in het inwerktraject zoveel mogelijk
te voorkomen en uniformiteit na te streven omdat dit bijdraagt aan de betrouwbaarheid
van medewerkers voor zowel collega’s als gedetineerden. Dit punt sluit aan bij aanbeveling
van de regeringscommissaris over de discretionaire bevoegdheid. Ik verwijs op dit
punt naar mijn reactie in de volgende paragraaf.
Specifieke competenties voor het werken met vrouwelijke gedetineerden.
De Inspectie oordeelt negatief over de opvolging van de aanbeveling over het in kaart
brengen welke competenties en vaardigheden vereist zijn voor het werken met vrouwelijke
gedetineerden. Daarbij heeft de Inspectie begrip voor het feit dat deze landelijk
worden bepaald en de PI Nieuwersluis daarvan afhankelijk is.
Op dit moment blijkt uit de module «werken met vrouwelijke gedetineerden» dat er geen
aanvullende competenties nodig zijn. Wel is er een aantal aanvullende vaardigheden
nodig waarvoor specifieke aandacht is in deze specifieke module. Na afronding van
het cultuuronderzoek zal bezien worden of het competentieprofiel toch aanpassing behoeft.
Balans samenstelling teams
Tot slot oordeelt de Inspectie positief over de mate waarin PI Nieuwersluis aan de
slag is gegaan om een betere balans tussen mannelijke en vrouwelijke medewerkers in
de teams te realiseren.
3.2 Advies regeringscommissaris
Op 29 februari 2024 heeft uw Kamer mijn beleidsreactie op het advies van de regeringscommissaris
seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (RCGOG) ontvangen (Kamerstuk
24 587, nr. 931). Bij de beantwoording van Kamervragen van het lid Lahlah over de veiligheid in vrouwengevangenis
(8 april 2024), heb ik toegezegd uw Kamer bij deze voortgangsbrief te informeren over
de stand van zaken van de opvolging van de maatregelen die ik bij de beleidsreactie
heb aangekondigd.11 De maatregelen uit het Inspectierapport en het advies worden in samenhang bezien
en opgevolgd.
Een aantal maatregelen naar aanleiding van het advies van Hamer liggen in het verlengde
van de maatregelen naar aanleiding van het hiervoor genoemde Inspectierapport. Die
maatregelen zijn direct opgepakt. Zo heeft DJI naar aanleiding van het advies van
de regeringscommissaris het mogelijk gemaakt dat leden van de Commissie van Toezicht
direct een melding kunnen doen bij het Bureau Integriteit, zonder tussenkomst van
het bevoegd gezag. Een aantal aanbevelingen moest echter nog nader bezien worden in
de speciale context van het gevangeniswezen. Dit betreft het inperken van de discretionaire
bevoegdheid van de medewerkers en het onderzoek doen door het Bureau Integriteit zonder
opdracht van het bevoegd gezag. DJI is de afgelopen maanden actief in gesprek gegaan
met medewerkers over de ruimte om privileges toe te kennen of te ontnemen. DJI heeft
geconcludeerd dat het verantwoordelijk omgaan met deze ruimte een belangrijk onderdeel
is van het vakmanschap. Het gesprek over de discretionaire bevoegdheden maakt onderdeel
uit van onder andere de opleidingsmodule en de intervisies. Het onderzoek doen door
het Bureau Integriteit zonder opdracht van het bevoegd gezag wordt momenteel nader
bezien. Tot slot is DJI in gesprek met de Commissies van Toezicht over begrijpelijke
communicatie (over de rol van de Commissie van Toezicht en het meldproces) en een
diverse samenstelling binnen de Commissies van Toezicht.
4. OVERIGE ONDERWERPEN
4.1 Opvolging aanbevelingen incident PI Krimpen aan den IJssel
In mijn brief van 26 oktober 2023 over de bevindingen van de onafhankelijke calamiteiten
onderzoekscommissie (CALOC) naar aanleiding van de tragische gebeurtenis waarbij een
gedetineerde is overleden, heb ik toegezegd uw Kamer voor de zomer te informeren over
de implementatie van de maatregelen.12
Met het werkveld is intensief gewerkt aan de noodzakelijke herzieningen conform de
aanbevelingen van de CALOC. In maart 2024 zijn alle vestigingen geïnformeerd over
de opvolging van de aanbevelingen en is met alle disciplines stilgestaan bij de verscherpte
werkwijze, zodat door alle medewerkers uniform wordt gehandeld.
Om de continuïteit van informatie te borgen bij overplaatsing tussen een Penitentiair
Psychiatrisch Centrum (PPC) en een reguliere afdeling is de werkinstructie voor zorgprofessionals
en casemanagers aangepast. Beschikbare (voor-)informatie wordt overgedragen ten behoeve
van het verdere detentietraject. Ditzelfde geldt bij overplaatsingen tussen reguliere
inrichtingen en de Extra Zorgvoorziening. Ook wordt bij elke gedetineerde die het
PPC verlaat een eventuele contra-indicatie voor plaatsing op een MPC specifiek benoemd
in selectieadvies.
Daarnaast is de werkwijze voor meerpersoonscel (MPC)-plaatsingen vernieuwd. Voorwaarde
voor plaatsing van een nieuwe gedetineerde op een MPC is dat de gedetineerde een medische
intake heeft ondergaan.
In het multidisciplinair overleg (MDO) wordt periodiek de MPC-geschiktheid besproken
van de al in de inrichting verblijvende gedetineerde met afweging van het gedrag op
de afdeling, informatie over eerdere detentie(s), informatie vanuit zorg en de resultaten
van de Risicoscreener Geweld.
Met alle genomen maatregelen heeft DJI opvolging gegeven aan de aanbevelingen van
de CALOC en is alles er op gericht om vreselijke incidenten als in PI Krimpen in de
toekomst te voorkomen.
4.2. Transparantie gratie
Zoals ik in de brief van 18 april 2023 aan uw Kamer heb aangekondigd, heb ik met het
Openbaar Ministerie en de rechtspraak gesproken over de mogelijkheid hun adviezen
in de gratieprocedure aan de veroordeelde te verstrekken.13 Uit deze gesprekken bleek dat enkel het delen van de adviezen met de veroordeelde
ingeval van een toewijzing van een gratieverzoek voor onvoldoende transparantie zal
zorgen. Dergelijke beslissingen worden namelijk, in tegenstelling tot een afwijzende
beslissing, niet nader onderbouwd. De dienst Justis zal daarom in 2024 op basis van
een impactanalyse de mogelijkheid bezien van het nader motiveren van een toewijzend
besluit en het verstrekken van de onderliggende adviezen van OM en de rechter bij
afwijzende en toewijzende besluiten. Op basis van deze impactanalyse kan een definitief
besluit worden genomen.
Tijdens het commissiedebat van 5 oktober 2023 heb ik toegezegd uw Kamer te informeren
over het publiceren van delen van de gratiebeslissingen en daaraan voorafgaande door
het OM en de rechter uitgebrachte adviezen in de gratieprocedure (Kamerstuk 29 279, nr. 821). Hierbij heb ik reeds aangegeven dat ik het standaard publiceren van gratiebeslissingen
onwenselijk acht omdat die beslissingen (deels) worden genomen op basis van de soms
zeer persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde. Het openbaar maken van deze
adviezen zou inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de veroordeelde. Dat
geldt ook voor de uitgebrachte adviezen of een uitgebracht reclasseringsrapport ten
hoeve van het gratiebesluit. In deze stukken wordt specifiek ingegaan op de omstandigheden
van de veroordeelde, omdat deze veelal worden aangedragen als gronden waarop gratie
verleend zou moeten worden. Een rechtelijke uitspraak in bijvoorbeeld een strafzaak
kan ook persoonlijke omstandigheden bevatten maar wordt geanonimiseerd gepubliceerd.
Dit maakt niet dat dit ook voor de adviezen van de rechtelijke macht zou moeten gelden.
De adviezen maken immers onderdeel uit van het dossier op basis waarvan een besluit
wordt genomen. Ook voor een strafdossier geldt dat dit niet wordt gepubliceerd.
Ik hoor echter de uitdrukkelijke wens van uw Kamer om het gratieproces transparanter
te maken, niet alleen voor de veroordeelde zelf maar ook voor de samenleving als geheel.
Om die reden beziet de Dienst Justis op welke wijze er in algemene zin meer inzicht
in de besluitvorming omtrent gratie kan worden verkregen. Daarbij wordt onder meer
gedacht aan het toevoegen van de gronden op basis waarvan besluitvorming heeft plaatsgevonden
bij de publicatie van de cijfers omtrent gratie door de Dienst Justis.
4.3 Uitbreiding BIJ-regeling
De terugkeer van gedetineerden na vrijlating of bij verlof kan leiden tot verstoring
van de openbare orde in de gemeente van terugkeer. Om de burgemeester van die gemeente
in staat te stellen het risico daarop in te schatten en zo nodig passende maatregelen
te nemen, informeert de Justitiële Informatiedienst de burgemeester via de zogeheten
BIJ-regeling over de vrijlating van gedetineerden die veroordeeld zijn voor ernstige
gewelds- en zedendelicten. Met de motie Knops verzoekt uw Kamer om deze regeling uit
te breiden met de delicten stalking, brandstichting en terroristische misdrijven.14 Een werkgroep bestaande uit de VNG, DJI, de Justitiële Informatiedienst en het bestuursdepartement
heeft deze mogelijkheid onderzocht. Op basis hiervan en na overleg met vertegenwoordigers
van gemeenten en de NCTV, heb ik besloten om brandstichting (artikelen 157, 158 en
159 van het Wetboek van Strafrecht) aan de BIJ-regeling toe te voegen. Daarbij zal
worden bepaald dat de burgemeester alleen wordt geïnformeerd als er ten minste één
jaar vrijheidsbeneming is opgelegd voor de brandstichting. Het delen van gegevens
met de gemeente rondom terrorisme en stalking is al goed georganiseerd, daarom worden
deze niet toegevoegd aan de BIJ-regeling. Naar het oordeel van de werkgroep heeft
het toevoegen van deze delicten aan de BIJ-regeling geen meerwaarde. Hierdoor zou
de uitvoering ook onnodig ingewikkelder worden, wat het risico op fouten zou vergroten.
4.4 Vrijwilligers
Naar aanleiding van de motie Bikker en Van Dijk wordt het bij DJI beschikbare budget
voor vrijwilligersorganisaties per 2024 geïndexeerd en in het jaar 2024 eenmalig verhoogd
met € 200.000 ter correctie van misgelopen indexatie in eerdere jaren.15
Op 15 december 2023 heeft DJI het nieuwe, aangescherpte uitvoeringskader voor het
toelatingsbeleid t.a.v. ketenpartners en vrijwilligers gepubliceerd. Dit uitvoeringskader
beoogt meer eenduidigheid in de uitvoering van het toelatingsbeleid in de PI’s.16 Per 2026 treedt een nieuwe subsidieregeling voor de vrijwilligersorganisaties in
werking met een nieuwe verdeelsleutel voor het subsidiebudget. Daaraan wordt momenteel
gewerkt. Tegelijkertijd zal samen met de vrijwilligersorganisaties de visie op het
vrijwilligersbeleid in de justitiële inrichtingen worden herzien.
4.5 Inrichting stelselmatige daders
De uitvoering van de ISD-maatregel in de PI’s zal zoveel mogelijk worden geüniformeerd
op basis van best practices.17 In de vorige voortgangsbrief heb ik uw Kamer toegezegd u hierover vóór deze zomer
te informeren. Dit uniformeringstraject zal resulteren in een Handboek waarin de uitvoeringspraktijk
wordt beschreven, waarbij ook de ketenpartners worden betrokken. Dit kost meer tijd
dan voorheen was voorzien. DJI verwacht dat het handboek medio 2025 gereed is.
In het commissiedebat op 16 mei 2024 heb ik uw Kamer toegezegd in deze voortgangsbrief
nader in te gaan op het vaker opleggen van een ISD aan één persoon. De ISD is bedoeld
voor zeer actieve veelplegers die veel criminaliteit en onveiligheid veroorzaken.
De ISD is een alternatief voor de gevangenisstraf om de vicieuze cirkel van vastzitten,
vrijkomen en terugvallen waardoor men weer vast komt te zitten, te doorbreken. Daarmee
wordt voor de duur van de ISD criminaliteit voorkomen.
De ISD wordt door de rechter opgelegd voor een maximale duur van twee jaar en eindigt
daarna van rechtswege. De rechter kan besluiten, na het opnieuw plegen van een misdrijf
en als aan de overige criteria voor oplegging van ISD is voldaan, weer de ISD op te
leggen. Dit gebeurt in de praktijk ook. Volgens de managementinformatiesystemen die
de Rechtspraak tot haar beschikking heeft, is in de periode 2004 t/m april 2024 in
ruim 6.100 zaken een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd. Het ging om ruim 5.000
verschillende personen: 83% van deze mensen kreeg 1 keer en 17% kreeg 2 tot 5 keer
een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd. Dit gaat om uitspraken van de rechter
in individuele zaken; daar treed ik niet in.
De ISD-populatie kent relatief zware multiproblematiek. We zien dat (langdurig) verblijf
in een voorziening voor forensische zorg kan helpen tegen herhaaldelijke terugval
in criminaliteit. Daarom zal ik in overleg met de sector forensische zorg en DJI verkennen
of eerder naar de forensische zorg kan worden doorgeplaatst.
4.6 Afronding pilot kleinschalige voorziening Middelburg
In de pilot Kleinschalige Voorziening Middelburg (KVM) zijn vooraf geselecteerde zelfmelders
met een korte gevangenisstraf vanaf de eerste dag van hun detentie geplaatst op de
Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA). Vanuit de KVM konden zij naar hun werk of andere
dagbesteding blijven gaan. Daarmee werd beoogd baanverlies te voorkomen en er bijvoorbeeld
voor te zorgen dat iemand de huur van een woning kon blijven doorbetalen. Het doel
daarvan is dat bestaande beschermende factoren – zoals werk en inkomen en huisvesting
– intact blijven tot de detentie eindigt. Er valt veel te zeggen voor het behouden
van reeds aanwezige beschermende factoren bij veroordeelden voor korte straffen. Het
zoveel mogelijk voorkomen van detentieschade en het verkleinen van het risico op recidive
zijn belangrijke doelen. Het direct plaatsen van gedetineerden op de BBA zie ik daarom
ook als een kansrijk concept dat ik heb opgenomen in het traject Straffen op maat.
De pilot was sinds 2020 operationeel (onderdeel van het programma Koers en Kansen) en liep eind mei 2024 af. De pilot is afgerond, de gedetineerden die eind mei in
de KVM zaten of op dat moment al definitief voor plaatsing in de KVM waren geselecteerd,
mogen daar blijven tot einde detentie. Om te bepalen of de in de pilot beproefde werkwijze
het beoogde effect heeft zijn twee zaken van belang: de evaluatie van de pilot en
een verkenning naar wat juridisch nodig zou zijn om dit in te voeren. De WODC-evaluatie
wordt momenteel afgerond, naar verwachting is deze in de zomer van 2024 gereed. Het
streven is dat dan ook de juridische verkenning af is. Op basis hiervan kan tot besluitvorming
worden overgegaan.
4.7 Agentschapsdoorlichting DJI
Afgelopen jaar heeft de agentschapsdoorlichting van DJI plaatsgevonden. Thema’s uit
de doorlichting zijn balans tussen taken en middelen, sturing, informatievoorziening,
bekostigingssystematiek, financieel beheer, publieke waarde en strategische risico’s.
Uit de doorlichting volgen verschillende aanbevelingen die (groten)deels reeds in
behandeling zijn genomen. Een van de aanbevelingen is het herzien van het huidige
kostprijsmodel. Dit kwam ook als aandachtspunt uit het onderzoek naar de financierbaarheid
van DJI uit 2022 en heeft geleid tot een nieuw kostprijsmodel waarbij de integrale
kosten voor alle producten opnieuw zijn berekend.18 Dit nieuwe kostprijsmodel moet er onder andere aan bijdragen dat de balans tussen
taken en middelen in stand blijft. De agentschapsdoorlichting is inmiddels afgerond
en wordt bij deze voortgangsbrief aangeboden.
5. TOT SLOT
In deze voortgangsbrief heb ik uw Kamer nader geïnformeerd over de stand van zaken
van de Wet SenB en het re-integratiebeleid, de maatregelen die genomen zijn naar aanleiding
van het Inspectierapport PI Nieuwersluis en het advies van de regeringscommissaris
seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld en enkele overige onderwerpen.
Een veilige terugkeer van personen na vrijlating kan de recidive verder verminderen.
Dit kabinet heeft daarom € 12 miljoen extra geïnvesteerd in die veilige terugkeer.
Een steeds betere samenwerking tussen DJI, reclassering en gemeenten is daarbij essentieel.
Maar ook door in te zetten op gedetineerden volgens de opdracht: doen wat nodig is,
voor wie dat nodig is en wanneer dat nodig is.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
Indieners
-
Indiener
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming