Brief regering : Geannoteerde agenda informele bijeenkomst van milieuministers 11 en 12 juli 2024 te Boedapest, Hongarije
21 501-08 Milieuraad
Nr. 952
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2024
Hierbij doen wij u de geannoteerde agenda toekomen van de informele bijeenkomst van
milieuministers op 11 en 12 juli 2024 te Boedapest, Hongarije. Het besluit over deelname
aan deze bijeenkomst is aan het volgende kabinet.
De inhoud van deze geannoteerde agenda geeft de meest recente stand van zaken weer,
die is gebaseerd op de eerste informatie die van het inkomend Hongaars voorzitterschap
is ontvangen. Mocht de agenda op belangrijke punten veranderen, dan zullen wij u hierover
informeren via het schriftelijk overleg op 26 juni 2024.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Geannoteerde agenda informele bijeenkomst van milieuministers 11–12 juli
Het inkomend Hongaars voorzitterschap organiseert op 11 en 12 juli 2024 de informele
bijeenkomst van milieuministers te Boedapest, Hongarije. De formele agenda en de stukken
die duiding geven over de inhoud van de discussies ontbreken momenteel nog. Op basis
van de eerste informatie die op ambtelijk niveau is ontvangen, zet het Hongaars voorzitterschap
in op discussies over Circulaire economie in het kader van EU concurrentievermogen,
water weerbaarheid (water resilience), grensoverschrijdende vervuiling van water en lucht, financiering van de groene
transitie en de Europese inzet richting de VN-Klimaatonderhandelingen (hierna: COP29).
Tijdens deze informele bijeenkomst zal geen besluitvorming plaatsvinden. Deze geannoteerde
agenda geeft in brede zin een schets van de onderwerpen en de inzet hierop van Nederland.
Circulaire economie in het kader van EU concurrentievermogen
Het stimuleren van de transitie naar een circulaire economie is één van de prioriteiten
van het Hongaars voorzitterschap. Tijdens de informele bijeenkomst van milieuministers
zal het voorzitterschap naar verwachting een gedachtewisseling houden over het potentieel
van een circulaire economie voor het versterken van het EU concurrentievermogen.
Het kabinet verwelkomt de gedachtewisseling over circulaire economie in het kader
van EU concurrentievermogen. In de kabinetsappreciatie voor het rapport «Much more than a market» van Enrico Letta, die op 8 mei door de Minister van Economische Zaken naar de Tweede
Kamer is gestuurd1, onderschrijft het kabinet het belang om de omslag van een lineaire naar een circulaire
economie te maken, en daarbij de stap naar een circulaire interne markt te zetten.
Europese samenwerking is noodzakelijk om onze nationale ambitie – Nederland circulair
in 2050 – te realiseren, zoals verwoord in het Nationaal Programma Circulaire Economie
(NPCE) 2023–20302. Nationaal circulaire economie-beleid wordt namelijk ontwikkeld en uitgevoerd in
een internationale context. Voor het concurrentievermogen van de EU is het noodzakelijk
om de omslag te maken naar een toekomstbestendige en weerbare economie waar niet méér
grondstoffen gebruikt wordt dan de aarde aankan. Daarvoor heeft de huidige Commissie
in maart 2020 haar tweede circulaire economie actieplan3 gepubliceerd, met onder andere wetgevingsvoorstellen zoals de verordening inzake
batterijen en afgedankte batterijen4, de ecodesign verordening5 en de verpakkingenverordening6. Daarnaast draagt de transitie naar een circulaire economie binnen de EU bij aan
het versterken van de Open Strategische Autonomie (OSA) van de EU, waarmee de EU onder
andere beoogt minder afhankelijk te worden van andere landen voor de levering van
grondstoffen.
Het kabinet zal tijdens deze sessie in het kader van de ontwikkeling van een sterke
interne EU-markt en met het oog op een gelijk speelveld het belang benadrukken van
de inzet op Europese maatregelen voor het stimuleren van de transitie naar een circulaire
economie, met name op het gebied van productbeleid en hernieuwbare en secundaire grondstoffen.
Om het werk van de huidige Europese Commissie voort te zetten ten aanzien van de transitie
naar een circulaire economie, zal het kabinet pleiten voor het opstellen van een derde
circulaire economie actieplan onder de nieuwe Commissie om bedrijven te stimuleren
verder te verduurzamen, innovatie aan te jagen en de concurrentiekracht van circulaire
bedrijven te bevorderen.
Water weerbaarheid
Tijdens de informele bijeenkomst van milieuministers zal het Hongaars voorzitterschap
naar verwachting een gedachtewisseling houden over het initiatief inzake water weerbaarheid.
Met betrekking tot water weerbaarheid is Nederland positief dat dit punt op de agenda
staat van de informele bijeenkomst.
Voor Nederland is het management van klimaatrisico’s in het kader van water weerbaarheid
belangrijk. Rapporten van het PBL7 en het KNMI8 laat zien dat Nederland steeds vaker zal worden blootgesteld aan de gevolgen van
klimaatverandering en dat die gevolgen steeds extremer worden. De Nederlandse zomers
zullen droger worden en de winters natter. Het European Climate Risk Assessment (EUCRA)
dat op 11 maart jl. door het Europese Milieuagentschap is gepubliceerd9 schetst een overeenkomstig beeld voor de hele EU. Gelet op de ernst van de situatie
dient aanpassing aan klimaatverandering versneld te worden opgepakt.
Voor Nederland zijn de drie belangrijkste uitgangspunten: een holistische benadering
van klimaatadaptatie en integratie in alle EU-beleidsterreinen, Water en bodem sturend
als principe om integraal te kijken naar de problematiek vanuit een adaptatieperspectief
en meer aandacht besteden aan het bepalen van de effectiviteit van beleid en maatregelen.
Tevens geldt dat er voldoende ruimte moet zijn voor maatwerk om recht te doen aan
de lokale omstandigheden.
Grensoverschrijdende vervuiling van water en lucht
Het Hongaars voorzitterschap heeft aangegeven van gedachten te willen wisselen over
grensoverschrijdende vervuiling van water en lucht. Het kabinet onderstreept het belang
van een gedachtewisseling over grensoverschrijdende vervuiling van water en lucht
en is positief over het voornemen om dit onderwerp te agenderen voor de aankomende
informele bijeenkomst.
Als benedenstrooms land is Nederland gebaat bij internationale samenwerking en een
gezamenlijke aanpak van grensoverschrijdende vervuiling op Europees niveau. Nederland
ligt aan het einde van 4 stroomgebiedsdistricten en ontvangt water via grote rivieren
en kleine beken. Deze situatie biedt kansen voor het verder brengen van Nederlandse
expertise in waterbeheer, waaronder kennis en innovatie, wat essentieel is voor een
veilige, gezonde omgeving en duurzaam waterbeheer in Europa. Echter legt deze ligging
ook verplichtingen bij Nederland om migrerende vissen ruim baan te geven om bovenstrooms
gelegen gebieden te bereiken, waarvoor maatregelen worden genomen. Tegelijk ontvangt
Nederland veel water vanuit bovenstrooms gelegen landen met daarin bepaalde stoffen,
en is de watertemperatuur een belangrijk aandachtspunt in de grensoverschrijdende
samenwerking. In samenwerking met andere landen is veel bereikt, maar er liggen nog
stevige opgaven. Om aan de eigen gestelde doelen te voldoen is, naast nationale inzet,
internationale samenwerking noodzakelijk. Het is belangrijk dat er geen afwenteling
plaatsvindt en rekening wordt gehouden met beleidsdoelen die niet alleen bovenstrooms,
maar ook benedenstrooms liggen, zoals bijvoorbeeld de inzet rondom kustwateren. De
opgaven worden versterkt door klimaatverandering, met bijbehorende uitdagingen zoals
bijvoorbeeld de zoetwaterbeschikbaarheid (droogte) en omgaan met hoge waterafvoeren
door extreme regenval. Nederland is blij met de bestaande bilaterale samenwerking
met onze buurlanden en met de samenwerking binnen de internationale riviercommissies.
Gezien de opgaven die er liggen zetten we in op de versterking van deze samenwerking.
Ook op het gebied van luchtverontreiniging is het van belang samen te werken met Europese
partners, onder meer in de UNECE bij de herziening van het Gotherburg protocol10. Luchtvervuiling houdt zich immers niet aan landsgrenzen. Nederland is zowel importeur
als exporteur van luchtvervuilende stoffen. Het is daarom van belang hier goede internationale
afspraken over te maken om burgers te beschermen, de kwaliteit van de leefomgeving
te verbeteren en een gelijk speelveld te creëren. De richtlijn Luchtkwaliteit en richtlijn
Industriële emissies hebben laten zien dat samenwerking op dit gebied resultaten brengt
en dat de luchtkwaliteit verbeterd is in de afgelopen decennia. Nederland is daarom
blij dat we met de (bijna) afgeronde herziening van deze twee richtlijnen weer een
stap verder zijn in het verbeteren van de leefomgeving.
Financiering van de groene transitie
Het Hongaars voorzitterschap heeft aangegeven van gedachte te willen wisselen over
financiering van de groene transitie. De precieze focus van het debat is nog niet
bekend. Meer ten algemene is voor Nederland belangrijk dat er op Europees niveau goed
naar de financiering van de groene transitie wordt gekeken om de doelstellingen voor
klimaat en hernieuwbare energie te behalen. Hierbij dient gekeken te worden naar mogelijkheden
om de investeringsbereidheid en -zekerheid van het bedrijfsleven te versterken, evenals
de mogelijkheden om stabiliteit van het investeringsklimaat te vergroten. Op deze
wijze kan de link tussen verduurzaming en het concurrentievermogen van de industrie
verder versterkt worden. Daarnaast is de inzet van Nederland om de uitrol van de benodigde
infrastructuur te versnellen, om zo de energietransitie mogelijk te maken. Bij deze
punten dient naar het EU-financieringslandschap als geheel te worden gekeken, waarbij
bijvoorbeeld ook investeringen via de Europese Investeringsbank (EIB) worden meegenomen.
Europese inzet richting de VN-Klimaatonderhandelingen (COP29)
Tijdens de informele bijeenkomst van milieuministers vindt ook een bespreking plaats
over COP29, de VN-klimaatconferentie die van 11-22 november a.s. plaatsvindt in Bakoe,
Azerbeidzjan. Gedetailleerde informatie over de bespreking tijdens de informele bijeenkomst
is op het moment van schrijven nog niet beschikbaar. Hieronder worden daarom de onderwerpen
voor COP29 en de internationale klimaatagenda dit jaar en de Nederlandse inzet toegelicht.
Tijdens de COP onderhandelt de EU als één partij, op basis van Raadsconclusies die
tijdens de Milieuraad van 14 oktober 2024 zullen worden aangenomen. De Nederlandse
COP-inzet wordt hoofdzakelijk bepaald door de gezamenlijke EU-posities. De bespreking
op de informele bijeenkomst van milieuministers zal een eerste gelegenheid zijn om
met elkaar van gedachten te wisselen over de uiteindelijke EU-positie.
Eind vorig jaar zijn op COP28 in Dubai belangrijke resultaten behaald voor wereldwijde
klimaatambitie. Er is een fonds voor klimaatschade opgericht, en een mondiaal raamwerk
voor klimaatadaptatie aangenomen11 Dit zogenaamde «UAE Framework for Global Climate Resilience» zal onder andere op het gebied van water, voedsel, en ecosystemen de weerbaarheid
tegen de gevolgen van klimaatverandering helpen versterken.
Verder is op COP28 de balans opgemaakt wat betreft de uitvoering van de Overeenkomst
van Parijs. In deze Global Stocktake en de zogenaamde «UAE Consensus» is afgesproken om het aandeel hernieuwbare energie wereldwijd te verdrievoudigen,
om energie-efficiëntie te verdubbelen, en om weg te bewegen van fossiele brandstoffen
in energiesystemen. COP28 heeft hiermee een stevig signaal afgegeven aan overheden
en bedrijven dat het tijdperk van fossiele brandstoffen ten einde loopt, en dat alle
landen hun energietransitie zullen versnellen.
De Partijen van de Overeenkomst van Parijs worden aangemoedigd om de uitkomsten van
de Global Stocktake mee te nemen in hun nieuwe VN-doel voor 2035, de zogenaamde «Nationally Determined Contribution» (NDC). Onder de Overeenkomst van Parijs zijn landen verplicht om elke vijf jaar
nieuwe VN-klimaatdoelen vast te stellen. In 2025, uiterlijk februari, dienen alle
landen hun doelen voor 2035 in te dienen. Hoewel dit geen onderwerp is van de onderhandelingen
op COP29, zullen de voorbereidingen van deze NDCs bijzondere aandacht hebben van de
EU dit jaar, ook in de internationale klimaatdiplomatie.
De EU heeft een gezamenlijk VN-doel. De nieuwe NDC voor 2035 zal voortvloeien uit
het Europese doel voor 204012, waarover momenteel wordt gesproken en dat via de Europese klimaatwet wettelijk bindend
wordt voor de EU. In navolging van de eigen doelen zet de EU erop in dat de nieuwe
NDC’s van alle andere landen in lijn zijn met het doel van 1,5 graad, en dat ze alle
sectoren van de economie en alle broeikasgassen omvatten. Ook wil de EU dat de uitkomsten
van de Global Stocktake worden meegenomen in de nieuwe NDC’s.
Op COP29 zal veel aandacht gaan naar het nieuwe lange termijn doel voor internationale
klimaatfinanciering, de New Collective Quantified Goal (NCQG), waarover vóór 2025 dient te worden besloten. Dit doel volgt op de in 2009
overeengekomen internationale verplichting van ontwikkelde landen om vanaf 2020 jaarlijks
collectief USD 100 miljard uit publieke en private bronnen te mobiliseren voor klimaatactie
in ontwikkelingslanden. Het Glasgow Climate Pact, dat tijdens COP26 is aangenomen,
spoort landen bovendien aan om klimaatfinanciering voor adaptatie per 2025 te verdubbelen
ten opzichte van 2019. Recent heeft de OESO bevestigd dat de USD 100 miljard in 2022
is gehaald. Dit is een belangrijke mijlpaal voor het vertrouwen van ontwikkelingslanden
in de klimaatonderhandelingen.
Inzet van de EU en Nederland is dat het nieuwe doel er anders uitziet dan het huidige
puur kwantitatieve doel. Het is van belang dat financiering van klimaatactie wordt
gezien als mondiaal doel, waarbij ontwikkelde landen het voortouw nemen en er ook
een rol is voor opkomende, geïndustrialiseerde economieën. Het doel zou primair gericht
moeten zijn op de ondersteuning van de meest kwetsbare landen bij de implementatie
van hun nationale klimaatplannen. In het nieuwe doel dient daarnaast ruimte te zijn
voor publieke en private financiering van klimaatactie. Daarbij hebben ook de internationale
financiële instellingen (IFI’s) een belangrijke rol te spelen in het genereren van
financiële middelen voor klimaatbeleid in ontwikkelingslanden. Het is daarnaast van
belang voortgang te boeken met het in lijn brengen van alle financiële stromen met
de doelen van de Overeenkomst van Parijs. Een akkoord over het nieuwe lange termijn
doel op COP29 zal een belangrijke factor zijn in de realisatie van ambitieuze klimaatplannen
wereldwijd.
Naast mitigatie wordt ook klimaatadaptatie urgenter. Met toenemende waterproblemen
zoals droogte, onregelmatige neerslag, en overstromingen worden de schadelijke gevolgen
van klimaatverandering steeds zichtbaarder. Extreem weer had in 2023, het warmste
jaar ooit gemeten, gevolgen op alle continenten, Het KNMI waarschuwt voor kantelpunten
waarbij veranderingen ineens sneller gaan als de gemiddelde temperatuurstijging boven
een bepaalde drempelwaarde komt.
De uitkomst van de Global Stocktake laat zien dat er wereldwijd stappen zijn gezet
op het gebied van klimaatadaptatie, maar dat actie nog kleinschalig en gefragmenteerd
is. Nederland zet in op een integrale adaptatie-aanpak waarbij ruimtelijke ordening
en water centraal staan. Het UAE Framework staat zo’n aanpak voor, met daarbij doelstellingen die landen moeten helpen met het
verbeteren van hun adaptatieprocessen, onder andere op het gebied van klimaatdata
voor risico- en kwetsbaarheidsanalyses, planning, implementatie en monitoring. Er
zijn ook doelstellingen afgesproken voor adaptatie op het gebied van integraal waterbeheer
(onder andere verbeterde klimaatweerbaarheid tegen watergerelateerde rampen), voedselzekerheid,
gezondheid en ecosystemen (bijvoorbeeld via nature-based solutions). De Global Stocktake roept partijen daarnaast op om nationale adaptatie plannen
en processen tegen 2025 te hebben vastgesteld en tegen 2030 voortgang te hebben geboekt
in de implementatie.
In aanloop naar COP29 zal verder een evaluatie plaatvinden van het proces aangaande
Nationale Adaptatie Plannen (NAP), om ook bij te dragen aan implementatie van de doelen
uit het UAE Framework. Dit proces biedt de mogelijkheid voor verdere versterking van
de planning en uitvoering van adaptatie in lijn met de Internationale Klimaatstrategie
(IKS). Ook zet NL in op de monitoring van voortgang wereldwijd door actief bij te
dragen aan het tweejarig UAE-Belém indicatoren werkprogramma voor het raamwerk. Nederland
zal zich sterk blijven inzetten op het bevorderen van de betrokkenheid van vrouwen,
jongeren en inheemse bevolking bij de besluitvorming en implementatie van het raamwerk.
Tot slot wordt op de COP29 ook opnieuw gesproken over internationale samenwerking
via marktmechanismen (handel in koolstofkredieten), die moet bijdragen aan het behalen
van de doelen van de Overeenkomst van Parijs. De regels waarover wordt onderhandeld
moeten de handel in koolstofkredieten beter volgen en registreren, transparantie garanderen
en de integriteit van de internationale koolstofmarkt duurzaam waarborgen. De EU,
en daarbinnen Nederland, is voorstander van robuuste kwaliteitscriteria, zodat de
gerealiseerde koolstofverwijdering daadwerkelijk bijdraagt aan het behalen van klimaatdoelen
op nationaal, Europees, en mondiaal niveau.
Indieners
-
Indiener
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Medeindiener
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.