Brief regering : Invulling motie van de leden Van Nispen en Tseggai over meer hulp voor geadopteerden en laagdrempelige en onbeperkte toegang tot het eigen dossier (Kamerstuk 33836-93) en motie van de leden Van Nispen en Ellian over overdracht naar het Nationaal Archief van alle dossiers en archieven over de tragedie van binnenlandse afstand en adoptie van 1956 tot 1984 (Kamerstuk 33836-94)
31 265 Adoptie
Nr. 129
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juni 2024
Op 16 april jl. heeft uw Kamer een motie aangenomen over ondersteunende maatregelen
voor interlandelijk geadopteerden, ingediend door de leden Van Nispen (SP) en Tseggai
(PvdA/GL).1 Daarnaast is een motie aangenomen op het terrein van binnenlandse afstand en adoptie,
ingediend door de leden Van Nispen (SP) en Ellian (VVD).2 Met deze brief informeer ik uw Kamer over de wijze waarop ik daaraan de komende periode
invulling wil geven.
Moties
De motie betreffende interlandelijke adoptie Van Nispen/Tseggai verzoekt de regering:
a) met voorstellen te komen om meer hulp en ondersteuning te bieden aan geadopteerden
die dat wensen, zoals hulp bij en een vergoeding voor het herstellen van de oorspronkelijke
naam, nationaliteit en correcte geboorteakte en psychologische hulp voor wie dat nodig
heeft;
b) tevens te zorgen voor laagdrempelige en onbeperkte toegang tot het eigen dossier van
geadopteerden;
c) voorts te stoppen met het doorprocederen tegen geadopteerden die in het gelijk zijn
gesteld door een rechter en in ieder geval hen financieel te compenseren voor de procedure.
De motie betreffende binnenlandse afstand en adoptie Van Nispen/Ellian verzoekt de
regering:
a. een uiterste inspanning te leveren om te bewerkstelligen dat alle dossiers en archieven
hierover van overheids- en private instellingen naar het Nationaal Archief overgedragen
worden;
b. ervoor te zorgen dat er voor de betrokken afgestane en afstandsmoeder gezamenlijk
onbeperkte en volledige toegang is tot zowel het eigen afstand- als adoptiedossier,
en slechts indien nodig hiervoor een wetswijziging voor te bereiden;
c. zich te houden aan de aangenomen motie (Kamerstuk 35 925-VI, nr. 62) en zich dus namens de Staat in rechte in beginsel niet te beroepen op verjaring
in zaken die gaan over binnenlandse adoptie.
Voorstel uitvoering motie ondersteunende maatregelen interlandelijke adoptie:
Op elk van de drie onderdelen van deze motie zal ik hieronder ingaan.
Verzoek 1. Meer hulp en ondersteuning aan geadopteerden
De komende periode wordt gebruikt om in samenspraak met geadopteerden te inventariseren
welke behoeften aan ondersteuning en herstel er zijn, wat zij in dat kader prioriteit
wensen te geven en hoe breed deze ondersteuningsbehoefte wordt gedeeld binnen de doelgroep.
Hierbij zullen de resultaten worden betrokken van de eerdere gesprekken met geadopteerden
in dit kader ten behoeve van de oprichting van het expertisecentrum INEA. Ik zal vervolgens
in kaart brengen welke financiële middelen daarvoor benodigd zijn. Ik zal uw Kamer
daarover dit najaar informeren. Het is aan uw Kamer om te beoordelen of en welke bijbehorende
middelen ter zake kunnen worden vrijgemaakt.
Daarbij zal tevens de evaluatie van de dienstverlening van INEA die momenteel plaatsvindt,
worden betrokken. Ook zal voor de uitvoering van de motie interdepartementale afstemming
plaatsvinden.
Verzoek 2. Laagdrempelige en onbeperkte toegang tot eigen dossiers
Het reeds ingezette traject van overdracht van dossiers naar het Nationaal Archief
zal worden voortgezet. Dat zal bijdragen aan de toegankelijkheid en vindbaarheid van
dossiers. Ook in het kader van het nieuwe wetstraject zullen de mogelijkheden worden
onderzocht om te voorzien in een vermindering van de thans ervaren problematiek bij
inzage van dossiers.
Verzoek 3. Stoppen met doorprocederen tegen geadopteerden en financiële compensatie
Zoals ik al eerder heb aangegeven in antwoorden op Kamervragen, ben ik me ervan bewust
dat het betrokkenen zwaar valt dat de Staat in hun zaak rechtsmiddelen heeft ingesteld.
Slechts als het algemeen belang dat vergt, wordt hoger beroep of cassatie ingesteld.
Daarbij kan er aanleiding zijn om met betrokkene afspraken te maken over vergoeding
van proceskosten. Dit wordt van geval tot geval beoordeeld. In dit verband wijs ik
erop dat het kabinet werkt aan een kabinetsreactie op de motie-Leijten/Ellian (Kamerstuk
29 279, nr. 761), waarin nader wordt ingegaan op de rol en houding van de Staat als procespartij.
Voorstel uitvoering motie binnenlandse adoptie en afstand
Op elk van de drie onderdelen van deze motie zal ik hieronder ingaan.
Verzoek 1. Bewerkstelligen overbrenging van dossiers en archieven naar het Nationaal
Archief
Het centraal archiveren van dossiers die onder de reikwijdte van de Archiefwet vallen,
is gaande. De eerste dossiers van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) die zien
op geadopteerden die geboren zijn voor of in 1969, zijn inmiddels overgebracht naar
het Nationaal Archief (NA) en worden gereed gemaakt voor inzage per medio juni 2024.
Gewerkt wordt aan een plan van aanpak voor overdracht van de tweede tranche die betrekking
heeft op dossiers van geadopteerden met een geboortejaar vanaf 1970. Uit een schouw
blijkt dat een deel van de dossiers van de tweede tranche informatie bevat die niet
alleen betrekking heeft op de adoptieprocedure. Denk bijvoorbeeld aan informatie over
straf- en civiele procedures. Mijn ministerie en de RvdK zijn in overleg met elkaar
hoe hiermee om te gaan. Vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid wordt de Commissie Advies
Informatiehuishouding Justitie en Veiligheid gevraagd hierover een advies uit te brengen.
Op basis van het advies van de commissie kan meer duidelijkheid worden gegeven over
de termijn waarbinnen deze tweede tranche kan worden overgebracht naar het NA.
Private archieven vallen niet onder de reikwijdte van de Archiefwet. Overbrenging
van deze archieven naar een centrale archiefbewaarplaats kan daarom niet worden afgedwongen,
maar kan alleen plaatsvinden op vrijwillige basis. Het ligt in de rede dat Regionale
Historische Centra (RHC’s) de aangewezen plek zijn om de archieven van lokale private
organisaties binnen de context van de regio te beheren en toegankelijk te maken. Ik
ben hierover in gesprek met private organisaties en de RHC’s. In dit verband onderzoek
ik ook of een centrale portal of zoekwijzer de belanghebbenden kan helpen om de vindplaatsen
van de archieven beter inzichtelijk te maken.
Het streven is om de verkenning rond de gecoördineerde ontsluiting van private dossiers
in 2025 af te ronden. Volgens de huidige planning wordt uw Kamer komend najaar over
de voortgang geïnformeerd.
Verzoek 2. Onbeperkte en volledige toegang tot dossiers
De toegang tot dossiers die door het NA of een RHC worden beheerd, is gebaseerd op
de toepasselijke wet- en regelgeving, zoals de Archiefwet en de Algemene Verordening
Gegevensbescherming (AVG) en jurisprudentie. De betreffende dossiers zijn beperkt
openbaar omwille van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals het voorkomen
van persoonsgegevens van derden in de dossiers. De mogelijkheden van onbeperkte toegang
tot en inzage in dossiers zijn hierdoor beperkt. Daarnaast kunnen er voor private
archieven aanvullende beperkingen gelden voor inzage door belanghebbenden.
Binnen de kaders van de AVG onderzoek ik of en in hoeverre een wetswijziging kan bijdragen
aan de behoefte om dossiers volledig te kunnen inzien. Ter voorbereiding hierop wordt
met belanghebbenden geïnventariseerd welke problematiek zij hierbij momenteel ervaren.
Ik streef ernaar uw Kamer komend najaar over de voortgang te informeren.
Verzoek 3. Loslaten verjaringstermijn
In de in 2021 aangenomen motie (Kamerstuk 35 925-VI, nr. 62) is de regering verzocht geen beroep meer te doen op eventuele verjaringstermijnen
bij rechtszaken over binnenlandse adopties in het verleden. In reactie op Kamervragen
van het lid Van Nispen in september 2023 heb ik nogmaals uitgebreid toegelicht waarom
ook in deze zaken een beroep op verjaring moet kunnen worden gedaan3. Daarbij geldt als belangrijkste argument dat juridische procedures gericht op het
vaststellen van aansprakelijkheid en schade, moeten worden beoordeeld naar het indertijd
geldende recht, beschouwd vanuit de toen geldende normen, waarden en maatschappelijke
opvattingen. Door een beroep op verjaring in deze zaken uit te sluiten wordt de behandelend
rechter geacht een oordeel te geven over vermeend historisch onrecht en te beslissen
over een eventuele schadevergoeding. Het behoort echter primair tot de taak van de
regering en het parlement om te oordelen over de wijze waarop moet worden aangekeken
tegen perioden in onze nationale geschiedenis, ook met het oog op een evenwichtige
verdeling van algemene middelen.
Het kabinet handhaaft het eerder ingenomen standpunt. Dat neemt niet weg dat ik niet
weg wil lopen voor de verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid voor gebeurtenissen
in het verleden. Een onafhankelijke commissie onder leiding van prof. dr. M. De Winter
onderzoekt op dit moment de geschiedenis van binnenlandse afstand en adoptie, inclusief
de rol van de overheid daarbij. In het voorjaar van 2025 worden de uitkomsten van
dit onderzoek verwacht. Tijdens het commissiedebat op 3 april jl. en het tweeminutendebat
op 11 april jl. heb ik al expliciet aangegeven bereid te zijn om passende gevolgen
te verbinden aan de uitkomsten van dat onderzoek, inclusief de verjaringstermijn,
en hierover te zijner tijd het debat te voeren met uw Kamer.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming