Brief regering : Strategische inzet BZK-gronden voor nationale beleidsdoelen
34 682 Nationale Omgevingsvisie
24 490 Verkoopbeleid agrarische domeinen
Nr. 193 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juni 2024
Nederland staat voor een groot aantal urgente ruimtelijke opgaven. Die zullen op veel
plaatsen leiden tot aanpassing of verandering van het huidig gebruik en/of de planologische
functie(s) van de grond. Beschikbaarheid van grond is daarbij een onmisbare schakel
in gebiedsontwikkelingen en -processen waarin nieuwe functies moeten worden gerealiseerd.
In (mijn brief bij) het programmaplan NOVEX1 heb ik aangegeven dat deze opgaven vragen om een stevigere rol van de Rijksoverheid
met als uitgangspunt goed rentmeesterschap. Onderdeel daarvan is dat het Rijk met
zijn uitvoeringsorganisaties waar mogelijk eigen gronden inzet om de gewenste ontwikkelingen
te ondersteunen en te versnellen.
Het beter en actiever benutten van de bestaande mogelijkheden, waaronder het rijksvastgoed,
en het wegnemen van belemmeringen daarbij maken ook deel uit van het eerste spoor
met acties, maatregelen en verkenningen dat ik heb beschreven in mijn brief over de
modernisering van het grondbeleid2 waarover ik uw Kamer recent ook een voortgangsrapportage heb gestuurd3.
Vanwege mijn verantwoordelijkheid voor het Rijkvastgoedbedrijf heb ik u in een separate
brief over de verbreding van het takenpakket van het Rijksvastgoedbedrijf4 geïnformeerd over de nieuwe opdracht die ik aan deze organisatie heb gegeven om rijksvastgoed
(gronden en gebouwen) te benutten voor de maatschappelijke doelen zoals die zijn beschreven
in de NOVI. De portefeuille met agrarische domeingronden (hierna BZK-portefeuille
genoemd), eigendom van mijn ministerie en beheerd door het Rijksvastgoedbedrijf, vormt
binnen dit rijksvastgoed een bijzondere categorie5.
Met de voorliggende brief geef ik invulling aan mijn eerdere aankondiging het handelingskader
met betrekking tot deze gronden te herijken zodat (ook) deze portefeuille beter benut
kan worden voor de urgente ruimtelijke opgaven. Met deze herijking sluit ik tevens
aan bij de onder mijn ambtsvoorgangers gegroeide praktijk om met enige regelmaat de
sturing op deze portefeuille onder de loep te nemen en te actualiseren. De laatste
actualisatie en daarmee het vigerende kader voor de agrarische grondportefeuille stamt
uit 20186.
Twee uitgangspunten
Uitgangspunt bij het beleid voor de BZK-portefeuille was van oudsher dat het hier
gaat om vermogen van de Staat. Ik handhaaf dit uitgangspunt en voeg daar een tweede
uitgangspunt aan toe, te weten dat de gronden nodig zijn om uitvoering en ondersteuning
te geven aan het beleid voor de fysieke leefomgeving. Dat is overigens geen trendbreuk,
in de afgelopen jaren is reeds in toenemende mate aandacht geweest voor de rol die
de gronden kunnen spelen bij het ondersteunen van het realiseren van beleidsdoelen.
Het toevoegen van dit uitgangspunt maakt echter expliciet duidelijk dat het bezit
van de gronden nodig is voor de uitvoering van de taken van de Minister van BZK op
het terrein van de ruimtelijke ontwikkeling en de woningbouw. De gronden zijn dan
ook niet overtollig. Dit is ook vastgelegd in de onlangs gepubliceerde Regeling beheer
onroerende zaken Rijk 20247.
De twee uitgangspunten vormen een richtsnoer voor het toekomstig handelen van het
Rijksvastgoedbedrijf met betrekking tot de BZK-portefeuille. Daarbij kunnen de twee
uitgangspunten elkaar ook versterken. Twee voorbeelden ter illustratie: door via de
pachtvoorwaarden meer te sturen op behoud en verbetering van de bodemkwaliteit kan
het RVB bijdragen aan herstel van de biodiversiteit en vergroten van de koolstofopslag.
Tegelijkertijd zorgt het daarmee dat de gronden ook op langere termijn aantrekkelijk
blijven voor agrariërs en daarmee inkomsten uit pacht op blijven brengen. Een tweede
voorbeeld betreft de verkoopstop aan zittende (erf)pachters die sinds het jaar 2000
geldt en die ik handhaaf. Deze is ingegeven door financiële overwegingen maar zorgt
er tegelijk voor dat grond beschikbaar blijft om bij te dragen aan toekomstige ruimtelijke
doelen, zowel direct (omdat het bevoegd gezag een nieuwe functie voor de betreffende
grond heeft vastgesteld) als indirect (omdat de grond gebruikt kan worden om een agrariër
naartoe te verplaatsen die elders moet wijken vanwege een nieuwe functie op zijn percelen;
dit zijn de zogenaamde compensatiegronden binnen de BZK-portefeuille).
Voor de grote opgaven in de leefomgeving wordt vaker dan voorheen een beroep gedaan
op de agrarische gronden van BZK. Bij het RVB komen steeds meer verzoeken binnen vanuit
verschillende partijen om pachtvoorwaarden te wijzigen, om compensatiegrond te leveren,
om erfpachtrechten terug te kopen, om grond te verkopen voor nieuwe functies of om
op de grond ander gebruik mogelijk te maken. Ook vanuit nationale programma’s komen
in toenemende mate vragen en verzoeken om de mogelijkheden voor inzet van de grondenportefeuille
actief te benutten. Het gaat dan bijvoorbeeld om aanleg van bossen, de realisatie
van woningbouw, een meer duurzame landbouw, ruimte voor dijkversterking en rivieren,
verduurzaming van industrieterreinen of energie-infrastructuur.
Met de aanpassingen die ik hierna in deze brief beschrijf, zorg ik ervoor dat het
RVB meer handelingsruimte krijgt om met de BZK-portefeuille in te spelen op deze grotere
ruimtelijke dynamiek en om het kabinetsbeleid voor de fysieke leefomgeving te ondersteunen.
Overigens zal het RVB voor de andere agrarische gronden die in het bezit zijn van
het Rijk (het gaat dan met name om Defensie, LNV (via de Nationale Grondbank) en Rijkswaterstaat)
waar mogelijk op dezelfde wijze handelen. Dit gebeurt echter altijd in afstemming
met het betrokken departement dat het materieel beheer voert over deze gronden.
Hoofdlijnen voor aangepaste werkwijze
In deze paragraaf vertaal ik op hoofdlijnen de twee centrale uitgangspunten naar aanpassingen,
aanscherpingen en verduidelijkingen in de werkwijze van het RVB met betrekking tot
het beheer van de BZK-portefeuille. In de paragraaf daarna licht ik er enkele (nieuwe)
kernhandelingen uit om deze nader toe te lichten.
1. de gronden dragen waar mogelijk bij aan nationale doelen
Meer nog dan nu al gebeurt, kan het RVB met de BZK-portefeuille nationale doelen (al
dan niet gebaseerd op verplichtingen die voortvloeien uit Europese regels en afspraken)
ondersteunen met inzet van grond. Niet alleen door mee te werken aan verzoeken om
grond beschikbaar te stellen voor andere functies, maar ook door daarop (tijdelijk)
andere doelen en functies toe te staan en zelfs actief mogelijk te maken. Waar mogelijk
draagt dit ook bij aan versterking van het water- en bodemsysteem en in ieder geval
mag dit nooit leiden tot verslechtering van die systemen. Ik streef ernaar de BZK-portefeuille
onder meer in te zetten als compensatiegrond, en die vaker te leveren aan medeoverheden,
zodat zij beter in staat zijn om de nationale ambities te realiseren en agrariërs
continuïteit te bieden. Als sprake is van concurrerende nationale doelen, dan zal
BZK (vanuit de coördinerende rol in het ruimtelijk domein) waar nodig de knoop doorhakken
welk doel in dat specifieke geval voorrang krijgt.
Daarbij geldt dat het leveren van grond voor rijkstaken die departementen en onder
hen ressorterende of aan hen gelieerde publieke uitvoeringsorganisaties zelf uitvoeren
(denk aan de aanleg van nationale infrastructuur of het voorzien in huisvesting van
Defensie) en eigendom van de grond vereist in principe voorrang heeft op het leveren
aan partijen buiten de Rijksoverheid voor het bereiken van nationale doelen als bijvoorbeeld
woningbouw of natuur. Dit geldt in het bijzonder bij het leveren van grond aan een
overheidsorgaan dat die grond als compensatie aan wil bieden aan een agrariër die
moet wijken voor een nationaal doel.
BZK kan als eigenaar van de agrarische gronden een voorbeeldrol vervullen bij de verduurzaming
van het agrarisch gebruik. Deze voorbeeldrol houdt in dat, vooral via de pachtvoorwaarden,
meer rekening wordt gehouden met biodiversiteit en met water- en bodemkwaliteit. Waardoor
agrarische gronden ook in de toekomst op een duurzame manier agrarisch gebruikt kunnen
blijven worden. Het stimuleren van duurzaam bodembeheer sluit ook aan bij de doelstellingen
uit het Nationaal Programma Landbouwbodems, waarin onder meer is afgesproken om vanaf
2030 jaarlijks 0,5 Mton CO2-equivalent in de bodem op te slaan.
In 2023 heeft het RVB voor de verduurzaming van de BZK-portefeuille reeds een nieuwe
aanpak geïntroduceerd door aan agrariërs die beschikken over een duurzaamheidscertificaat
– via een vermenigvuldigingsfactor – een voordeel te geven bij de inschrijving op
aangeboden contracten met geliberaliseerde pacht8. Dit jaar gaat het RVB hier vervolgstappen in zetten.
In de eerste plaats door, in lijn met het actieplan van mijn collega van LNV voor
groei van biologische productie en consumptie9, in te zetten op vergroting van het biologische landbouwareaal. Dat gebeurt door
daarvoor geschikte percelen vanaf nu zoveel mogelijk uit te geven als grond voor biologische
productie. Daarbij zal het RVB wel rekening dienen te houden met de te verwachten
regionale vraag naar die gronden. Gronden die door het RVB biologisch zijn verpacht,
blijven die status behouden. Hiermee voldoe ik aan de motie van het lid-Bromet10.
In de tweede plaats door daar waar uitgifte voor biologische teelt niet mogelijk is
stapsgewijs het voordeel (de vermenigvuldigingsfactor) te verhogen dat inschrijvers
met een duurzaamheidscertificaat kunnen krijgen.
En in de derde plaats door vanaf volgend jaar bij de uitgifte van nieuwe contracten
met geliberaliseerde pacht onder nadere voorwaarden (om te vermijden dat sprake is
van een buitensporige verplichting voor inschrijvende pachters en om de handhaving
te vereenvoudigen) een verbod op te nemen op het gebruik van glyfosaathoudende middelen.
Dit vanwege de zorgen die in wetenschap en samenleving leven over de mogelijke gevolgen
van het gebruik van glyfosaat voor de gezondheid en de biodiversiteit, zoals benoemd
in de brief van oktober vorig jaar van mijn collega van LNV aan uw Kamer11. Ik sluit hiermee aan op diverse verzoeken die de Tweede Kamer in de afgelopen jaren
heeft gedaan. Tevens doe ik hiermee mijn toezegging in het Commissiedebat Rijksvastgoed
en Renovatie Binnenhof van 29 mei 2024 gestand om dit thema te behandelen in de(ze)
toegezegde brief over het beheer van de BZK-portefeuille. Het moet worden gezien als,
al dan niet tijdelijke, aanvulling op de eerder getroffen maatregelen voor het stimuleren
van het gebruik van duurzaamheidscertificaten. Ik wil de Kamer er daarbij op wijzen
dat handhaving van dit verbod in de praktijk veel inspanning zal vergen. Dat kan mede
reden zijn om deze maatregel te heroverwegen, ook met het oog op het voornemen van
de Minister van LNV om door aanpassing van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en
biociden het gebruik van beschikbare en praktijkrijpe alternatieven voor een aantal
toepassingen te verplichten.
De komende jaren wordt het effect van de verschillende maatregelen voor de verduurzaming
van de BZK-portefeuille geëvalueerd en zullen ook andere maatregelen in overweging
worden genomen.
2. soms is terughoudendheid vereist
Het RVB kan ook een verzoek krijgen om mee te werken aan een initiatief dat zich niet
goed verhoudt tot een nationaal doel. In nationale programma’s zijn keuzes en uitspraken
opgenomen die zodanig richtinggevend zijn voor het handelen van eenieder, dat zij
ook sturend zijn voor privaatrechtelijke handelingen van het Rijk, zoals bij inzet
van gronden. In uitzonderlijke situaties zullen nationale doelen of belangen reden
zijn voor het Rijk om terughoudend te zijn met meewerken aan een initiatief.
BZK zal het RVB regelmatig voorzien van een actueel en hanteerbaar overzicht van richtinggevende
uitspraken die zijn gedaan in vigerende nationale ruimtelijke programma’s. Dit biedt
het RVB houvast op momenten dat snel een inschatting moet worden gemaakt van het mogelijke
politieke effect van keuzes rond inzet van grond. Het RVB en BZK zullen, waar nodig
in afstemming met andere departementen, in die gevallen bespreken welk bestuurlijk
of juridisch traject nodig is om de nationale belangen te borgen.
3. ook een ontwikkelende rol kunnen spelen
Ik vind het belangrijk dat het RVB nog meer dan thans het geval is een actieve ontwikkelende
rol pakt in bepaalde gebiedsontwikkelingen of -processen als BZK-grond daar onderdeel
van is. Dit vereist overigens wel een aparte opdracht van BZK of een ander beleidsdepartement
met daarin aandacht voor doelen, mandaat en financiering. Doelen zoals rond de biobased-keten
zijn erbij gebaat als ook in het proces van de gebiedsontwikkeling daarop gestuurd
wordt door de grondeigenaar. Het RVB kan namens BZK en eventueel andere departementen
in gebiedsprocessen als grondeigenaar aansturen op beter en sneller realiseren van
urgente nationale doelen, in het verlengde van de NOVI, de NOVEX en andere nationale
programma’s. Belangrijk is dat dit waar het gaat om de transitie van het landelijk
gebied gebeurt in afstemming met de provincies die immers een centrale rol spelen
bij de realisatie van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG).
4. grondvoorraad voor de lange termijn op peil houden
Een grotere inzet van BZK-gronden voor nationale doelen leidt tot afname van het areaal
waarmee andere (toekomstige) opgaven kunnen worden ondersteund of gerealiseerd, terwijl
zeker de behoefte aan het beschikbaar stellen van compensatiegrond naar verwachting
toe zal nemen. Een afname van het areaal leidt ook tot een structurele achteruitgang
in pachtinkomsten. Ik heb het RVB daarom verzocht om het areaal compensatiegronden
zowel kwantitatief als kwalitatief, met voldoende samenhang, zoveel mogelijk op peil
te houden. Op die manier wordt voorkomen dat het RVB op den duur niet meer goed kan
meewerken aan initiatieven en verzoeken. Dit wordt in de volgende paragraaf verder
toegelicht.
5. meer flexibiliteit in de portefeuille
De gronden in de portefeuille verschillen onderling naar de potentiële bijdrage die
ze kunnen leveren aan beleidsdoelen. Bepaalde gronden hebben bijvoorbeeld een relatief
grote landbouwopbrengst, en andere gronden liggen zodanig dat ze op termijn naar verwachting
nodig zullen zijn voor andere functies dan agrarisch. Het kan dan gaan om gronden
die gelegen zijn nabij stedelijk gebied, of naast bijvoorbeeld rijksinfrastructuur
die mogelijk in de toekomst wordt uitgebreid, maar ook om gronden die op lange termijn
door factoren als bodemdaling en verzilting naar verwachting minder geschikt zullen
zijn voor een agrarische functie. Gronden die naar verwachting voor de lange termijn
agrarisch blijven, kunnen anders worden beheerd dan gronden die van functie gaan veranderen.
Het is reeds bestaand beleid om gronden flexibel inzetbaar te maken en te houden door
deze, wanneer zij vrijvallen door de afloop van een contract of terugkomen uit reguliere
pacht, alleen nog in kortlopende, geliberaliseerde pacht uit te geven. Voordeel van
deze contractvorm is ook dat deze mogelijkheden geeft om gedurende de periode dat
er (nog) sprake is van agrarische bestemming en gebruik meer sturing te geven aan
het realiseren van doelen met betrekking tot onder meer duurzaam bodembeheer en behoud
en versterking van de bodemkwaliteit, als onderdeel van de ondersteuning van nationale
doelen zoals genoemd onder punt 1. In gebieden waar functieverandering verwacht kan
worden, wil ik vaker erfpachtrechten van percelen terugkopen als die worden aangeboden12. Op deze manieren ontstaat meer flexibiliteit binnen de grondportefeuille.
Ik wil met het oog op de nieuwe ruimtelijke opgaven, zoals die onder meer in de nationale
programma’s zijn beschreven, samen met het RVB en in afstemming met andere betrokkenen
bezien welke gronden mogelijk binnen een periode van 20 jaar van functie gaan veranderen,
en dit overzicht vervolgens actueel houden (zie bijlage 1 voor de bestaande werkwijze).
Ik zal er hierbij rekening mee houden dat het nationale beleid ten aanzien van de
landbouwtransitie in verschillende delen van Nederland om verschillende intensiteit
van de agrarische functie vraagt.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit werkt momenteel aan een herziening
van het pachtbeleid en de toepasselijke regelgeving13. Dit kan leiden tot een andere afweging met betrekking tot de meest wenselijke looptijd
van pachtcontracten en de wijze waarop wordt omgegaan met (pacht)voorwaarden. Wanneer
dit traject is afgerond, zal worden bezien of de werkwijze zoals in deze brief beschreven
op dit onderdeel moet worden aangepast.
Specifieke kernhandelingen
Door de nieuwe werkwijze te vertalen naar de kernhandelingen die het RVB uitvoert
voor de BZK-portefeuille ontstaat de handelingsruimte om bij te dragen aan nationale
doelen. Dit maakt het mogelijk om snel te kunnen handelen als kansen zich voordoen,
en voorspelbaar te zijn bij het maken van keuzes en het stellen van prioriteiten.
In bijlage 2 bij deze brief zijn de kernhandelingen uitgewerkt die het RVB als beheerder
voor deze gronden uitvoert. Het gaat onder meer om de volgende handelingen:
• Het overnemen van tussentijds aangeboden (erf)pachtcontracten zodat grond daarmee
flexibeler inzetbaar kan worden gemaakt voor nationale doelen.
• Het beschikbaar stellen van compensatiegrond om daarmee andere overheden te ondersteunen
bij de verplaatsing van agrariërs ten behoeve van de realisatie van functies die passen
bij de nationale doelen.
• Het op peil houden van de grondvoorraad (voor compensatiegronden) door kansen voor
verwerving te benutten.
In de vorige paragraaf heb ik het belang en de overwegingen beschreven om de grondvoorraad
op peil te houden en om de flexibiliteit van de portefeuille te vergroten. In deze
paragraaf werk ik dit verder uit.
Het (zoveel mogelijk) op peil houden van het areaal aan beschikbare compensatiegronden
kan via twee sporen worden ondersteund. In de eerste plaats door agrariërs die een
regulier pachtcontract hebben en mogelijk op termijn willen stoppen in bepaalde gebieden
actief te benaderen om te bezien of zij bereid zijn om (tegen een financiële vergoeding)
hun contract te beëindigen. In de tweede plaats door ook zelf agrarische gronden aan
te kopen. In mijn eerdere brief over de taakverbreding van het Rijksvastgoedbedrijf
heb ik reeds gemeld daarvoor een verwervings- en financieringsstrategie te zullen
ontwikkelen. Voor de verwerving gaan de volgende selectiecriteria gelden:
a. de percelen kennen een agrarische bestemming en het is aannemelijk dat dit in de toekomst
zo blijft;
b. de percelen hebben een kavelgrootte14 en bodemkundige kwaliteit die hen geschikt maakt om agrarisch te kunnen bewerken
en als ruilperceel te kunnen gebruiken;
c. de percelen zijn, mede door hun ligging, courant waardoor het aannemelijk is dat te
compenseren agrariërs belangstelling zullen hebben om gebruik te maken van de percelen15;
d. de percelen kunnen door de verkoper onbezwaard worden geleverd of in ieder geval zonder
beperkende rechten die het doel van de aankoop in de weg kunnen staan.
De aankopen betreffen bij voorkeur losse grond (dus zonder erf/opstallen).
Ik ben mij er zeer van bewust dat, onder meer vanwege de noodzakelijke transitie van
het landelijke gebied, ook andere publieke partijen waaronder het Ministerie van LNV
(via de Nationale Grondbank) en de provincies zich op de agrarische grondmarkt begeven.
Het RVB zal daarom voor aankopen voor de BZK-portefeuille vooralsnog een passieve
verwervingsstrategie volgen (dat wil zeggen in principe alleen reageren indien het
RVB gronden aangeboden krijgt). Voorts dient onderlinge concurrentie tussen publieke
partijen voorkomen te worden. Ik heb daarom met de Minister voor Natuur en Stikstof
afgesproken dat een voorgenomen aankoop altijd wordt getoetst door het Ministerie
van LNV om te verifiëren of (1) de betreffende percelen niet, met name bij provincies
of andere overheden, in beeld zijn om in het kader van het NPLG een andere functie
te krijgen en (2) er niet reeds gesprekken over een mogelijke aankoop door de betreffende
provincie in het kader van het NPLG gaande of aanstaande zijn.
Verder moet voorkomen worden dat BZK zelfstandig zorgt voor een prijsopdrijvend effect
door in de markt te stappen. Ik vraag het RVB daarom alert te zijn op het aantal transacties
dat het Rijk in een bepaald gebied wil doen, ook met het oog op de uitvoering van
andere taken van Ministers. Het op peil houden van de voorraad compensatiegronden
moet worden gezien als een streven, niet als een kwantitatieve randvoorwaarde. Dit
om te voorkomen dat het constant op peil moeten houden van de voorraad tot prijsopdrijving
zou leiden.
De verdere uitwerking en procesafspraken zullen worden vastgelegd in een opdrachtgeversconvenant
(of beleidsopdracht) van BZK als beleidsopdrachtgever en het RVB als opdrachtnemer.
Voor de financiering van de aankoop van compensatiegronden verwijs ik naar de volgende
paragraaf met het financieel kader.
Financieel kader
Generiek
Als de uitvoering van een nationaal doel of een nationaal programma om aangepast beheer
van de grondenportefeuille vraagt, en dit leidt tot (eenmalige) kosten, lagere of
juist aanvullende pachtinkomsten of tot eenmalige verkoopopbrengsten, dan zal de uitvoering
afhankelijk zijn van bekostiging vanuit BZK of vanuit een ander departement of ander
bestuursorgaan. Als meewerken aan verzoeken financiële gevolgen heeft, dan zal moeten
worden gewogen of deze in verhouding staan tot de maatschappelijke opbrengst, of in
de financiële gevolgen is voorzien, en als dat niet zo is, of deze kunnen worden gedragen
door het beleidsverantwoordelijk departement, de medeoverheid of BZK. Waar nodig zullen
(financiële) afspraken worden gemaakt tussen het departement dat beleidsverantwoordelijk
is of de medeoverheid, en het RVB.
Specifiek
De verduurzaming van de BZK-portefeuille kan gevolgen hebben voor de omvang van de
jaarlijkse pachtopbrengsten die BZK op zijn begroting ontvangt. Verdere stappen op
het vlak van verduurzaming dan in deze brief reeds aangekondigd zullen daarom nader
afgewogen en ingepast moeten worden. Dit gebeurt mede aan de hand van de evaluatie
van het effect en de kosten die zijn gemoeid met de reeds genomen stappen. Waar het
gaat om het bevoordelen van inschrijvers die beschikken over een duurzaamheidscertificaat
is overigens gebleken dat het financieel effect vrij beperkt is. Daarnaast kan bijvoorbeeld
financiële ruimte ontstaan door de jaarlijkse aanpassing van de pachtnormen zoals
de Minister van LNV die vaststelt op basis van het Pachtprijzenbesluit 2007. Verder
kan ook door andere departementen financiële ruimte worden geboden indien zij hiervoor
extra inzet van het RVB vragen.
Om de aankoop van agrarische gronden (ten behoeve van het op peil houden van het areaal
compensatiegronden) en de terugkoop van aangeboden erfpachten op agrarische grond
mogelijk te maken, heb ik bij de eerste suppletoire begroting van dit jaar een uitgavenreeks
in mijn begroting opgenomen. Dekking voor deze extra uitgaven is gevonden in de extra
ontvangsten uit de verkoop van agrarische gronden die ik verwacht te realiseren. Dit
mede door de verruiming van de mogelijkheden voor medeoverheden om een beroep te doen
op deze gronden. De uitputting van de vrijgemaakte middelen hangt overigens sterk
af van de mogelijkheden op de grondmarkt en van de wens van erfpachters om hun pachtrecht
te verkopen.
Voor het meer (pro)actief handelen door het RVB met betrekking tot de BZK-portefeuille
is in veel gevallen ook meer (rentmeesters)capaciteit nodig. Dit kan op projectbasis
gebeuren waarbij de bekostiging op basis van nadere afspraken en maatwerk plaats zal
vinden door een herschikking binnen het bestaande budget dat BZK aan het RVB ter beschikking
stelt voor de uitvoering van beleidsopdrachten en mogelijk ook door een deel van de
incidentele middelen te benutten die beschikbaar zijn voor de uitvoering van de NOVEX.
Tot slot
Dit handelingskader heeft betrekking op de agrarische gronden die in bezit zijn van
BZK en worden beheerd door het Rijksvastgoedbedrijf. Het kabinet heeft, specifiek
voor het faciliteren van grondmobiliteit om daarmee bij te dragen aan de realisatie
van beleidsdoelen voor het landelijk gebied (zoals die zijn vastgelegd in het ontwerpNPLG),
echter ook een Nationale Grondbank16 opgericht. Dit in aanvulling op het provinciaal grondinstrumentarium. LNV is hiervoor
namens de Minister voor Natuur en Stikstof de opdrachtgever en het Rijksvastgoedbedrijf
de uitvoerder. Afstemming tussen beide grondportefeuilles, met oog voor (de redenen
voor) het onderscheid en met behoud van ieders verantwoordelijkheid, is ook in de
toekomst van belang om met de verwerving, ruiling en inzet van grond de diverse nationale
beleidsdoelen optimaal te ondersteunen.
Deze nieuwe strategie geeft richting aan de handelwijze van het RVB bij de inzet van
de agrarische gronden van BZK, zodanig dat deze gronden zoveel mogelijk bijdragen
aan de maatschappelijke doelen van het Rijk, nu en in de toekomst. Daarmee wordt het
handelen van het RVB ook voor andere partijen inzichtelijk, begrijpelijk en voorspelbaar.
Hiermee laat ik tevens zien welke mogelijkheden er zijn om het vastgoed en de gronden
van het Rijk meer strategisch in te zetten voor de uitvoering van kabinetsbeleid.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge
Bijlage 1 Beschrijving huidige samenstelling en beheer agrarische domeingronden
Deze bijlage geeft een nadere beschrijving van de huidige samenstelling van de agrarische
grondenportefeuille van BZK en de wijze van beheer door het Rijksvastgoedbedrijf (RVB).
De portefeuille omvat momenteel circa 41.000 ha. Het betreft voornamelijk gronden
die altijd eigendom van de Staat zijn geweest en na inpoldering voor de nationale
voedselvoorziening aan agrariërs in pacht zijn uitgegeven. De gronden liggen verspreid
over heel Nederland maar het merendeel van de gronden ligt in de provincies Noord-Holland
(Wieringermeer), Zeeland en vooral in Flevoland17.
De gronden hebben planologisch een agrarische bestemming en zijn uitgegeven op basis
van reguliere pacht, erfpacht of geliberaliseerde pacht (zie de tabel voor de huidige
verdeling in de portefeuille). De verschillen tussen deze pachtvormen zitten onder
meer in de (on)mogelijkheden voor maatwerk, looptijd en verhandelbaarheid. Reguliere
pacht loopt zolang het agrarische bedrijf blijft bestaan, is overdraagbaar in rechtelijn
en niet verhandelbaar (persoonlijk recht). Erfpacht heeft in de BZK-portefeuille voor
het grootste deel een looptijd van 40 jaar en is vrij verhandelbaar (zakelijk recht).
Wel heeft de Staat in de meeste contracten het eerste recht van koop opgenomen. Geliberaliseerde
pacht is niet verhandelbaar (persoonlijk recht) en kent een maximale looptijd van
twaalf jaar; het RVB hanteert in principe echter een looptijd van zes jaar. Vanwege
deze relatief korte looptijd is grond met geliberaliseerde pacht het eenvoudigst beschikbaar
te maken voor andere doeleinden/functies.
Geliberaliseerde pacht biedt, zeker in vergelijking met reguliere pacht, daarnaast
ook meer mogelijkheden om specifieke voorwaarden te stellen aan het gebruik van de
grond en kent bij een looptijd tot zes jaar vrijwel altijd een hogere financiële opbrengst
dan reguliere of erfpacht. Om deze drie redenen geeft het RVB grond die vrijkomt door
beëindiging van een regulier-/erfpachtcontract en daarna openbaar op de markt kan
worden aangeboden altijd uit in geliberaliseerde pacht.
Tabel 1: Aantal hectares, per pachtvorm en wel of niet verwachte functiewijziging
Functie wijzigt
Functie wijzigt niet
Totaal
Reguliere pacht
12.618 ha
21.945 ha
34.563 ha
Erfpacht
2.336 ha
1.287 ha
3.623 ha
Geliberaliseerde pacht
2.210 ha
793 ha
3.003 ha
Totaal
17.164 ha
24.025 ha
41.189 ha
De gronden zijn ingedeeld naar gronden die naar verwachting (binnen een termijn van
20 jaar) een nieuwe functie zullen krijgen en gronden waarvoor die verwachting er
niet is. In 201018 is verduidelijkt dat strategische gronden (de toen gebruikte naam voor de eerste categorie gronden) kunnen worden verkocht
als op deze gronden met het wijzigen van een bestemming een publiek doel gerealiseerd
wordt19. De niet-strategische gronden worden alleen verkocht als een onderdeel van het Rijk (of de provincie in geval van
aanleg natuur) die nodig heeft om als compensatie te kunnen aanbieden aan een agrariër
die moet wijken voor een rijksdoel, of als het bevoegd gezag besluit de bestemming
van een perceel te wijzigen in een niet-agrarische bestemming. In alle andere gevallen
geldt er (sinds 2001) een permanente verkoopstop, primair om financiële redenen.
Het RVB baseert zijn verwachting of de agrarische gronden van BZK op termijn wel of
niet een andere functie zullen krijgen op de volgende bronnen:
– gepubliceerde (concept-)documenten van medeoverheden over de fysieke omgeving, zoals
omgevingsvisies en omgevingsplannen;
– beleidsprogramma’s van departementen, al dan niet onder het regime van de NOVI, die
ruimtelijke gevolgen hebben;
– aanwijzingen/verzoeken of mogelijke plannen van departementen die (in de toekomst)
grond in bezit moeten hebben voor de uitvoering van hun taken, al dan niet gelegen
in de nabijheid van vastgoed dat zij daarvoor reeds in gebruik hebben;
– signalen en verwachtingen van rentmeesters en projectleiders van het RVB over mogelijke
initiatieven van derden.
Alleen de gronden waarvan de verwachting is dat deze ook op langere termijn een agrarische
functie behouden en die zijn of (kunnen) worden uitgegeven in geliberaliseerde pacht
zijn, onder bepaalde nadere voorwaarden, beschikbaar voor de hierboven genoemde overheden
om (tegen een marktconforme vergoeding) in te zetten als compensatiegrond.
Het Rijksvastgoedbedrijf en zijn voorlopers verzorgen van oudsher het beheer van de
agrarische gronden van het Rijk20. Een belangrijk uitgangspunt voor dit beheer was (en is) dat de agrarische gronden
vermogen zijn van de Staat. Het beheer is tot nu toe primair gericht geweest op het
in stand houden van dit vermogen (door de (bodem)kwaliteit van het bezit op peil te houden, een verkoopstop
aan zittende (erf)pachters te hanteren (zie hierboven) en bij vervreemding waar mogelijk
te zorgen voor ruiling), en op financieel rendement, door het genereren van pachtinkomsten. Secundair is het beheer gericht op het behalen
van maatschappelijk rendement, namelijk het ondersteunen van nationale doelen.
Jaarlijks komt er ongeveer € 42 miljoen aan pachtinkomsten binnen. Dit bedrag wordt
op voorhand als inkomsten geboekt op de begroting van BZK. Wanneer er grond wordt
verkocht, komt ook die incidentele opbrengst ten gunste van de begroting van BZK.
Maar daardoor worden de structurele pachtinkomsten wel lager. De interne begrotingsregels
van het Rijk vereisen dat BZK deze lagere inkomsten dan elders op zijn begroting compenseert.
In 201821 is explicieter gemaakt dat de BZK-gronden zo ingezet dienen te worden dat deze bijdragen
aan een optimaal financieel en maatschappelijk rendement. In dat kader kent het RVB
bij de inschrijving voor geliberaliseerde pachtcontracten sinds 2023 extra punten
toe aan agrariërs die door certificaten aan kunnen tonen extra aandacht te hebben
voor duurzaam water- en bodembeheer en voor biodiversiteit.
Bijlage 2 Uitwerking kernhandelingen bij beheer van agrarische gronden
Bij de uitvoering van de nieuwe kerntaak «bezit van agrarische gronden» horen vijf
kernhandelingen, die door het RVB in de dagelijkse praktijk (kunnen) worden toegepast
bij verzoeken en in gebiedsprocessen. Het RVB krijgt regelmatig verzoeken om wijziging
van pacht, verkoop, aankoop (bijvoorbeeld van een (erf)pachtrecht), ruiling of het
toestaan van alternatief gebruik. Hoe het RVB reageert op deze verzoeken leidt in
de praktijk tot een bijdrage aan beleidsdoelen of niet. In deze bijlage staat uitgeschreven
welke handelingsruimte het RVB in deze situaties heeft. Hierbij wordt steeds onderscheid
gemaakt tussen gronden waarop een functiewijziging wordt verwacht en gronden waarop
dit niet wordt verwacht. Of een perceel naar verwachting zijn agrarische functie behoudt
of dat het op termijn een andere functie krijgt, is dus bepalend voor het handelen.
Ook staat voor elk van de kernhandelingen beschreven wat de extra handelingsruimte
is die dit kader geeft, en wat het financiële effect van de verruimde handelwijze
is. Dit overzicht maakt het handelen van het RVB voorspelbaar.
In tabel 1 staan de kernhandelingen en de handelingsmogelijkheden samengevat.
Kernhandeling 1:
Wijzigen pachtvorm
In de dagelijkse praktijk van het beheer van de grondenportefeuille kan zich de situatie
voordoen dat voor een perceel de reguliere pacht afloopt, de erfpacht afloopt, of
een erfpachtcontract tussentijds aan het RVB wordt aangeboden. Het RVB geeft het betreffende
perceel daarna in geliberaliseerde pacht uit. Percelen met geliberaliseerde pacht
zijn eenvoudiger inzetbaar voor een andere functie, omdat ze eerder weer beschikbaar
komen. En mochten de percelen toch al voor het einde van de looptijd van het contract
nodig zijn, bijvoorbeeld voor gebruik door het Rijk of vanwege wijziging van de planologische
functie, dan is dit op basis van objectief bepaalbare opzeggingsgronden mogelijk.
Bovendien is, voor zover geen beroep op die opzeggingsgronden gedaan kan worden, het
eventueel afkopen van de resterende waarde van de overeenkomst in zijn algemeenheid
goedkoper dan bij een regulier pachtcontract. Daarnaast biedt deze pachtvorm meer
vrijheid om verplichtingen op te leggen om daarmee aanvullende doelen te realiseren.
De gronden met deze pachtvorm zijn dus beter inzetbaar voor andere doelen en functies.
De looptijd van het nieuwe, geliberaliseerde pachtcontract hangt af van de verwachtingen
wat er (op termijn) met de betreffende percelen gaat gebeuren. Er zijn geliberaliseerde
pachtcontracten voor korter dan 6 jaar en langer dan 6 jaar (tot maximaal 12 jaar).
De Minister van LNV werkt momenteel aan herziening van de regelgeving voor pachtcontracten22. De intentie is om te stimuleren dat er in zijn algemeenheid langere pachttermijnen
tussen pachter en verpachter worden afgesproken. Het doel is dat langlopende pacht
de standaard wordt bij nieuwe pachtcontracten. Dit om agrarische ondernemers langer
zekerheid te geven dat zij de grond kunnen gebruiken en hen zo te prikkelen tot duurzaam
grondgebruik. Om deze reden wil de Minister van LNV het huidige systeem van de pachtwetgeving
omdraaien, waarbij kortlopende pacht in prijs wordt gemaximeerd en niet de langlopende
pacht, zoals nu het geval is. Deze aanpassing zal er naar alle waarschijnlijkheid
toe leiden dat verpachters alleen nog in uitzonderlijke omstandigheden kiezen voor
pachtcontracten die korter zijn dan zes jaar. Het voorkomt ook dat pachters ieder
jaar opnieuw moeten onderhandelen over de pachtprijs doordat er meerjarige afspraken
over de pachtprijs zijn gemaakt. Het RVB houdt rekening met deze kaders en streeft
ook nu al naar langere termijnen, tenzij daar om inhoudelijke redenen (bijvoorbeeld
noodzaak om perceel snel vrij van gebruik te krijgen) zoals in deze brief zijn opgenomen
of vanwege financiële consequenties bezwaren tegen zijn.
Voortzetting handelwijze RVB:
• Als voor gronden waarop een functiewijziging wordt verwacht de reguliere of erfpacht
afloopt, wordt de grond daarna uitgegeven in geliberaliseerde pacht, met een looptijd
korter dan 6 jaar.
• Als voor gronden waarop geen functiewijziging wordt verwacht de reguliere of erfpacht
afloopt, dan wordt de pacht in principe omgezet in geliberaliseerde pacht. Alleen
als het vrijwel zeker is dat de grond lange tijd niet als compensatiegrond nodig is
én BZK in het betreffende gebied veel grond in portefeuille heeft, kan de grond in
erfpacht worden uitgegeven, met een looptijd van 26 jaar23.
Er kan aanleiding zijn voor aanvullende pachtvoorwaarden voor water- en bodemkwaliteit
en/of duurzaamheid. Zie hiervoor de tweede kernhandeling.
Aangepaste handelwijze RVB:
• Tussentijds aangeboden erfpachtcontracten worden overgenomen als het gaat om gronden
waarop een functiewijziging voorzien is. Als het gaat om gronden waarop geen functiewijziging
voorzien is, worden tussentijds aangeboden erfpachtcontracten overgenomen als een
nationaal doel hiermee gediend is, bijvoorbeeld omdat de betreffende percelen bij
uitstek geschikt zijn om te dienen als compensatiegrond, of omdat toch geanticipeerd
wordt op een functieverandering.
• Een andere kernactiviteit kan het nodig maken om actief zittende pachters te benaderen
om grond vrij te maken van pachtvoorwaarden. Als hiervan sprake is, dan gebeurt dat
op vrijwillige basis.
Financieel effect:
Het tussentijds overnemen van erfpachtcontracten vereist incidentele middelen. Dit
kan worden gefinancierd uit eenmalige verkoopopbrengsten van agrarische gronden (zie
kernhandeling 5). Bij heruitgifte van de gronden (in principe dus in geliberaliseerde
pacht) zal de jaarlijkse opbrengst naar verwachting hoger zijn dan de opbrengst zoals
die uit erfpacht werd ontvangen en is dus sprake van een structureel positief financieel
effect.
Bij het vrijmaken van grond van pachtvoorwaarden, zal de financiële vergoeding worden
bepaald door de taxatiewaarde: bij erfpacht is deze afhankelijk van de periode dat
het contract nog loopt en bij reguliere pacht is deze gekoppeld aan de leeftijd van
de pachter. De financiering gebeurt door het departement dat de betreffende grond
nodig heeft.
Kernhandeling 2:
Aanvullende doelen naast hoofdfunctie agrarisch toestaan of realiseren
Het RVB kan het verzoek krijgen mee te werken aan een initiatief om op BZK-grond die
in agrarisch gebruik is, ook andere functies of doelen te realiseren, terwijl de hoofdfunctie
agrarisch blijft. Het kan hierbij gaan om verduurzaming van het agrarisch gebruik
(zie hieronder) en om het realiseren van nevendoelen die goed samengaan met agrarisch
gebruik, zoals een hoogspanningsverbinding. Ook kan het RVB genoodzaakt zijn extra
maatregelen te treffen, bijvoorbeeld vanwege de bijzondere ligging van een perceel,
waardoor voorschriften voor het agrarisch gebruik moeten worden opgesteld om overlast
voor de omgeving te voorkomen. Bij geliberaliseerde pacht biedt het moment dat een
nieuwe pachtperiode in gaat, de mogelijkheid om voorwaarden op te nemen. Ook voor
gronden waarop reeds een functiewijziging wordt verwacht, kan het zinvol zijn om in
te zetten op het realiseren van aanvullende doelen, passend bij de verwachte termijn
dat het agrarische gebruik nog duurt, of anticiperend op de toekomstige functie.
Deze handelwijze maakt het mogelijk bij te dragen aan het verminderen van de emissies
van stikstof en broeikasgassen24, het realiseren van natuurinclusieve landbouw25 en maatregelen op het gebied van landbouwwerktuigen, nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen26. De pachtwetgeving biedt al enige mogelijkheden om duurzaamheidseisen te stellen
en het Ministerie van LNV werkt aan verruiming en precisering van die mogelijkheden27. Ook kan meer ruimte worden geboden voor natuurontwikkeling en het opvangen en bufferen
van water. Of dit op een bepaalde locatie wenselijk is, zal volgen uit het de gebiedsprocessen
in het kader van het NPLG. Tot slot kan het combineren van de agrarische functie met
de opwekking van hernieuwbare energie, met name windenergie, bijdragen aan de nationale
beleidsdoelen.
Bij deze kernhandeling gaat het om combineren van functies en doelen. Uit een inventarisatie
van richtinggevende beleidsuitspraken op basis van bestaand beleid en de nationale
programma’s blijkt dat functies en/of doelen niet in alle gevallen goed zijn te combineren,
en niet overal. Dit geldt voor onder meer het opwekken van zonne-energie en intensief
agrarisch gebruik.
Voortzetting handelwijze RVB:
• Het RVB staat positief ten opzichte van meewerken aan kansen die zich voordoen voor
het realiseren van nevendoelen op de agrarische gronden.
• In het verlengde van nationale programma’s en op verzoek van een departement, kunnen
in herziene of nieuwe pachtcontracten aanvullende voorwaarden worden opgenomen voor
water- en bodemkwaliteit en biodiversiteit.
• Een agrariër met een duurzaamheidscertificaat krijgt sinds 2023 bij het ingaan van
een nieuwe periode van geliberaliseerde pacht, op gronden waarop geen functiewijziging
wordt verwacht, financieel voordeel bij de inschrijving. Het kan dan gaan om biologische
landbouw (met SKAL-certificaat), kringlooplandbouw28
,
29 en duurzaam bodembeheer30. Bij gronden waarop wel een functiewijziging wordt verwacht zal het RVB eenzelfde
handelwijze betrachten indien dit past bij de termijn dat het agrarisch gebruik nog
duurt, of indien er alvast wordt geanticipeerd op de toekomstige functie. Bij langdurige
pacht die nog niet afloopt, kan een pachter vrijwillig meewerken aan verduurzaming.
• Gronden die eenmaal uitgegeven zijn voor biologische teelt behouden die status.
Aangepaste handelwijze RVB:
• Binnen randvoorwaarden zoals voldoende vraag in de betreffende regio worden geschikte
percelen (waarvan verwachting is dat die nog langdurig agrarisch gebruikt kunnen worden)
zoveel mogelijk uitgegeven voor biologische teelt.
• Bij de uitgifte van nieuwe, geliberaliseerde pachtcontracten hanteert het RVB, onder
nadere voorwaarden, een verbod op het gebruik van glyfosaathoudende middelen.
Financieel effect:
Het realiseren van aanvullende doelen, of van aanvullende voorwaarden voor water-
en bodemkwaliteit en biodiversiteit in pachtcontracten, kan tot vermindering van de
pachtopbrengsten leiden. Als daar naar verwachting sprake van is, dan zal dat afgewogen
worden bij de budgettaire besluitvorming. Indien een ander departement vraagt om het
hanteren van extra aanvullende beperkingen zullen daarover afspraken gemaakt moeten
worden tussen RVB, BZK en het betreffende departement. Als afspraken effect kunnen
hebben op het beheer van grond van andere eigenaren als RWS zullen deze ook worden
betrokken. De extra inzet op uitgifte van grond voor biologische teelt leidt naar
verwachting niet tot vermindering van pachtopbrengsten (en op termijn mogelijk zelfs
tot stijging).
Kernhandeling 3:
Grond aanbieden als compensatiegrond (verkopen of verpachten)
Ruimtelijke processen kunnen ertoe leiden dat agrarische bedrijven of delen daarvan
plaats moeten maken voor andere functies. De verwerving van gronden die nodig zijn
voor die nieuwe functies wordt vergemakkelijkt als de agrarische ondernemer ter compensatie
elders grond kan worden aangeboden. Hij/zij kan zijn/haar bedrijfsvoering dan dus
alsnog of met minder beperkingen voortzetten. Dit worden «compensatiegronden» genoemd.
Deze kernactiviteit houdt in dat het RVB op verzoek van een publieke partij in de
grondenportefeuille zoekt naar geschikte gronden, en deze verpacht, ruilt of verkoopt.
De gronden die hiermee worden vrijgespeeld kunnen worden benut om doelen te realiseren.
Voortzetting handelwijze RVB:
• Grond waarop géén functiewijziging wordt verwacht, die in geliberaliseerde pacht is
uitgegeven of waarvan de pachtperiode kort voor de beoogde functiewijziging elders
afloopt, kan worden ingezet als compensatiegrond. Tot nu toe geldt de voorwaarde dat
de functie waarvoor het agrarisch bedrijf plaats moet maken, bedoeld is voor eigen
gebruik door het Rijk, zoals voor de aanleg van rijksinfrastructuur of huisvesting
van rijksdiensten, of voor realisatie van natuur door/in opdracht van provincies.
Aangepaste handelwijze RVB:
• Zoals in de Kamerbrief van 28 maart 2023 reeds aangekondigd gaat het RVB de compensatiegronden
breder inzetten, bijvoorbeeld om grond vrij te spelen voor woningbouw door een gemeente.
Een overheid, zoals provincie, gemeente of waterschap, of een andere rijkspartij,
kan een verzoek doen aan het RVB om grond beschikbaar te stellen om deze als compensatie
aan te kunnen bieden, mits hiermee een nationaal doel wordt gediend. Als het RVB mogelijkheden
ziet (zie ook volgende punt), dan zal het gebruik en/of het eigendom worden overgedragen
aan derden.
• Aan het RVB wordt gevraagd om de portefeuille op peil te houden om ook in de toekomst
(compensatie)grond beschikbaar te kunnen stellen. Dat betekent dat verzoeken tot het
leveren van compensatiegrond door het RVB kunnen worden ingewilligd, maar onder de
voorwaarde dat de hoeveelheid beschikbare compensatiegrond in de betreffende regio
niet significant afneemt.
Financieel effect:
De verruimde handelwijze kan leiden tot incidentele, hogere verkoopopbrengsten maar
de resulterende krimp in de omvang van de portefeuille resulteert ook in een structurele
daling van de jaarlijkse pachtopbrengsten. Dat effect kan worden voorkomen door het
areaalverlies te compenseren door agrarische gronden aan te kopen (zie kernhandeling
5).
Kernhandeling 4:
Grond inzetten voor een andere functie
Het kan hierbij gaan om verschillende situaties. (A) Een andere overheid kan besluiten
dat grond een andere functie krijgt dan agrarisch, via een wijziging van het omgevingsplan.
(B) Vanuit een departement kan een verzoek komen om grond beschikbaar te maken voor
de uitvoering van een rijkstaak, of van een functie in het kader van een ruimtelijk
programma, zoals het Programma Woningbouw, het Programma Opwek van Energie op Rijksvastgoed
(OER), het programma Energie Hoofdstructuur en het Nationaal Programma Landelijk Gebied
(NPLG). (C) Als er kansen zijn om agrarische gronden in te zetten voor een nieuwe
functie die bijdraagt aan één of meer maatschappelijke doelen van het Rijk, dan kan
het RVB, ter uitvoering van een opdracht van een departement, een meer actieve rol
in het betreffende gebiedsproces aannemen, en de ontwikkeling van de beoogde functie
zelf ter hand nemen. De NOVEX-gebieden zijn een logische categorie gebieden voor een
dergelijke actieve rol. Het opdrachtgevend departement zal vaak BZK zelf zijn. Deze
kernactiviteit sluit aan bij waar de Kamerbrief van 28 maart 2023 spreekt over ontwikkelen
als taak voor het RVB, dat wil zeggen «het transformeren van rijksgronden en -gebouwen
om bij te dragen aan de opgaven uit de NOVEX, waaronder de woningbouw, maar ook andere
ruimtelijke opgaven en beleidsprioriteiten»31.
Voortzetting handelwijze RVB:
Bij situatie A:
• Als voor bepaalde percelen een functiewijziging aan de orde is in het ruimtelijke
proces, dan werkt het RVB daar aan mee tenzij sprake is van strijdigheid met nationaal
beleid. Meewerken houdt in dat geen bezwaar wordt gemaakt tegen de functiewijziging
en dat het RVB bereid is de grond te verkopen. Voorwaarde is dat een marktconforme
waarde, die nooit beneden de agrarische waarde kan liggen, voor de te verkopen grond
wordt betaald en dat de grond (tenzij er een voorkeursrecht is gevestigd) via een
marktconforme, openbare en transparante procedure wordt verkocht. Het meewerken bestaat
er verder uit dat het RVB waar mogelijk al op de uitkomst van het lokale, ruimtelijke
proces anticipeert met het in gebruik geven en beheer van de gronden.
• Over het algemeen zal het gebruik en/of het eigendom bij deze kernhandeling worden
overgedragen aan derden. De grond blijft in principe in bezit van de Staat tot het
moment dat de nieuwe functie ook echt vastgelegd is in het omgevingsplan32. Bij het aanwijzen van de gronden waarop een wijziging is voorzien zal zoveel mogelijk
hierop worden geanticipeerd, en zullen deze gronden als zodanig worden aangemerkt.
Bij situatie B:
• Een departement kan het RVB een gerichte opdracht geven om te onderzoeken welke specifieke
percelen geschikt zouden kunnen zijn voor het betreffende programma, en ook voor te
bereiden dat deze functie op de betreffende grond gerealiseerd kan worden. Bij een
dergelijke opdracht zal het RVB deze beoogde nieuwe functie inbrengen in het lopende
ruimtelijke proces of, als dat er op dat moment niet is, de betreffende gemeente benaderen
om een functiewijziging te realiseren.
Aangepaste handelwijze RVB:
Bij situatie A:
• Uitzonderlijke omstandigheden kunnen aanleiding zijn om niet, of niet actief, mee
te werken aan de wijziging van de functie van grond. Dit geldt vooral als de nieuwe
functie strijdig is met, of belemmerend werkt voor, de maatschappelijke doelen van
het Rijk. Hiervoor stelt BZK een actueel te houden beleidskader op voor het RVB. Omdat
de handelwijze van niet meewerken tot een complexe bestuurlijke situatie kan leiden,
informeert het RVB in deze gevallen BZK hier spoedig over, zodat in gezamenlijk overleg
een nadere handelwijze kan worden bepaald.
Bij situatie C:
• Als op percelen waar een functiewijziging beoogd is, het RVB van een departement opdracht
krijgt om een meer actieve rol in het gebiedsproces aan te nemen, en op die gronden
ook een andere functie te realiseren, dan kan het RVB hieraan meewerken in overeenstemming
met BZK.
• Het RVB kan dan actief deelnemen aan de gebiedsontwikkeling en in het ruimtelijk proces
invloed uitoefenen op welke functies in het gebied worden gerealiseerd en waar precies.
Financieel effect:
Het realiseren van doelen in situatie B kan ertoe leiden dat de grondwaarde minder
hoog wordt dan met handhaven van de status quo, bijvoorbeeld als het gaat om de realisatie
van natuur. Het ligt voor de hand dat dit waardeverschil wordt bekostigd vanuit het
programma waarvoor de grond wordt ingezet. In geval van verkoop gaat het RVB uit van
de hoogste waarde (waarde in huidige bestemming danwel toekomstige bestemmingswaarde).
De handelwijze in situatie C zal veelal leiden tot ontwikkeling van stedelijke functies,
en daarmee tot waardevermeerdering van de grond.
Kernhandeling 5:
Verwerven van gronden
Als de functie van de agrarische gronden wordt gewijzigd, worden de gronden onttrokken
aan het agrarisch areaal en door het RVB verkocht. Ook het beschikbaar stellen van
gronden als compensatiegronden (zie kernhandeling 3) leidt in veel gevallen tot verkoop.
Zonder verwerving van alternatieve gronden betekent dit dat het areaal afneemt waarmee
andere (toekomstige) opgaven kunnen worden ondersteund of gerealiseerd. Het betekent
ook dat deze gronden niet meer als compensatiegrond kunnen worden ingezet, terwijl
er naar verwachting grote behoefte zal blijven aan compensatiegrond.
Met de Kamerbrief van 28 maart 2023 is de wenselijkheid om het areaal op peil te houden
door het verwerven van agrarische gronden reeds benoemd. Aangezien het hierbij om
grond gaat die ingezet moet kunnen worden als compensatiegrond, komt hiervoor alleen
agrarische grond in aanmerking op locaties waar geen andere functie wordt verwacht.
In de brief waar deze bijlage bij hoort, zijn de selectiecriteria benoemd. Met het
van kracht worden van deze brief geeft BZK nu de opdracht aan het RVB om tot verwerving
over te gaan, binnen de afgesproken financiële kaders en randvoorwaarden zoals die
in het nader vast te stellen opdrachtdocument zullen worden opgesteld.
In aanvulling hierop kan het RVB ook gronden verwerven om daarop functiewijzigingen
te realiseren zodanig dat beter wordt bijgedragen aan de maatschappelijke doelen van
het Rijk. Voor het verwerven van gronden gericht op functiewijziging, zal een specifieke
opdracht van een beleidsdepartement nodig zijn, zodat er gericht gezocht kan worden
naar een locatie voor de gewenste functie. Dit vereist een specifieke verwervingsstrategie
met financiële middelen. Voor drie grootschalige woningbouwlocaties in Flevoland kunnen
via de daarvoor ingerichte begrotingsfaciliteit op de BZK-begroting middelen beschikbaar
worden gesteld voor de verwerving van grond indien dat het project aantoonbaar ten
goede komt.
Aangepaste handelwijze RVB:
• Het RVB houdt de portefeuille aan agrarische gronden die geschikt zijn om ingezet
te worden als compensatiegrond door verwerving (van agrarische grond waarop geen functiewijziging
wordt verwacht) en door het bestaand bezit vrij te maken van reguliere pacht zoveel
mogelijk op peil.
• Deze kernhandelingen worden uitgevoerd op basis van een nader op te stellen document
met daarin een uitwerking van de opdracht die BZK geeft aan het RVB.
Financieel effect:
Verwerving/vrijmaking om het areaal compensatiegrond op peil te houden kan worden
bekostigd uit de opbrengst van het verkopen van agrarische gronden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties