Brief regering : Geannoteerde Agenda Formele Raad WSB 20 juni 2024
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 751
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juni 2024
Op 20 juni aanstaande vindt de Formele Raad WSBVC plaats te Luxemburg.
Hierbij zend ik u de Geannoteerde Agenda toe. Conform de vastgestelde afspraken informeer
ik uw Kamer middels de Geannoteerde Agenda tevens over de voortgang van de onderhandelingen
inzake de herziening van de Coördinatieverordening Sociale Zekerheid. Daarnaast informeer
ik uw Kamer over de Nederlandse positiebepaling ten aanzien van de Verordening oprichting
EU-Talentenpool.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
GEANNOTEERDE AGENDA FORMELE RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSBVC) 20 juni
2024
In deze Geannoteerde Agenda treft u aan:
− De kwartaalrapportage t.a.v. de herziening van Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
(COM(2016) 815);
− Nederlandse standpuntbepaling t.a.v. het EU-voorstel Verordening EU-Talentenpool (COM(2023)
716);
− Informatie over de Formele Raad WSBVC van 20 juni 2024.
Kwartaalrapportage: herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid
Sinds 2016 wordt onderhandeld over de herziening van Verordening 883/2004 betreffende
de coördinatie van sociale zekerheidssystemen (hierna: het herzieningsvoorstel). Na
een terugblik volgt hieronder de laatste stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen
over dit herzieningsvoorstel. Het onderwerp staat niet geagendeerd voor de Raad van
20 juni a.s.
Achtergrond en terugblik trilogen
Elke lidstaat heeft zijn eigen socialezekerheidsstelsel met unieke kenmerken en regelingen.
Verordening 883/2004 heeft als doel om deze nationale stelsels te coördineren, zodat
mensen geen socialezekerheidsrechten verliezen of bijvoorbeeld dubbel verzekerd zijn
wanneer zij gebruik maken van hun recht op vrij verkeer.
In zowel 2019 als 2021 werd een voorlopig politiek akkoord tussen de het Voorzitterschap
van de Raad van de EU en het Europees Parlement weggestemd door de Raad. Nederland
heeft beide voorlopige akkoorden niet gesteund vanwege bezwaren bij de voorgestelde
verruiming van de exportmogelijkheden in het werkloosheidshoofdstuk van het herzieningsvoorstel.
In haar inbreng heeft Nederland ook onderstreept dat de beoogde modernisering van
de Verordening niet wordt bereikt met het huidige herzieningsvoorstel en daarom opgeroepen
tot het nemen van een reflectieperiode. Vanaf de introductie van het herzieningsvoorstel
in 2016 hebben er namelijk fundamentele veranderingen plaatsgevonden op de arbeidsmarkt.
Voorbeelden daarvan zijn de toegenomen digitalisering van het arbeidsdomein en een
toename in het hybride werken.
Stand van zaken
Sinds de vorige kwartaalrapportage hebben er geen ontwikkelingen plaatsgevonden op
dit dossier.1 Eerder dit jaar verkende het Belgisch EU-voorzitterschap een afgeslankte oplossingsrichting
die de controversiële onderwerpen uitsloot van een eventueel akkoord op de Verordening.
Het Europees Parlement, als medewetgever in dit dossier, verwierp deze aanpak.2 Sindsdien hebben er geen Raadswerkgroepen plaatsgevonden. Vermoedelijk zal na de
verkiezingen van het Europees Parlement worden bezien hoe dit dossier wordt voorgezet.
Inzet Nederland
Nederland zal haar bestaande zorgen bij het huidige herzieningsvoorstel blijven benadrukken
en oproepen tot een reflectieperiode.
Nederlandse standpuntbepaling t.a.v. het EU-voorstel Verordening EU-Talentenpool (COM(2023)
716)
Zoals toegezegd in de Geannoteerde Agenda voor de Formele Raad Justitie en Binnenlandse
Zaken (JBZ) van 13 en 14 juni 20243 informeer ik uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
over de Nederlandse positiebepaling ten aanzien van het voorstel van de Europese Commissie
voor Verordening ter oprichting van een EU-Talentenpool.4 De afgelopen maanden is in de Raadswerkgroep Integratie, Migratie en Verwijdering
(IMEX) tussen de lidstaten onderhandeld over het voorstel. Het Belgisch EU-Voorzitterschap
beoogt op 12 juni aanstaande een algemene oriëntatie (Raadspositie) te bereiken in
het Coreper-II. Over het voorstel wordt met gekwalificeerde meerderheid gestemd. Indien
een algemene oriëntatie wordt bereikt, zal de Raadspositie als hamerstuk kunnen worden
aangenomen door de Raad JBZ op 13 juni. Het kabinet is voornemens om zich te onthouden
van stemming op de algemene oriëntatie en zal zijn positie in het hiernavolgende toelichten.
Op 15 november jl. publiceerde de Commissie in het kader van het talentmobiliteitspakket
een Verordening voor de oprichting van een EU-Talentenpool. Het voorstel heeft tot
doel de algehele aantrekkelijkheid van de EU te vergroten door het opzetten van een
EU-breed IT-platform dat openstaat voor derdelanders die in de EU willen werken en
voor werkgevers die niet in staat zijn om binnenlands of binnen de EU het talent te
vinden dat ze nodig hebben. De uiteindelijke deelname van lidstaten aan de Talentenpool
is vrijwillig.
De kabinetsinzet is in het BNC-fiche uiteengezet.5 Het uitgangspunt in de beoordeling van het voorstel is dat het kabinet arbeidsmigratie
van buiten de EU, met uitzondering van kennismigratie, ziet als sluitstuk voor de
aanpak van tekorten op de arbeidsmarkt. Het kabinet heeft zich tijdens de onderhandelingen
ervoor ingezet om van de EU-Talentenpool een goed functionerend instrument te maken
voor de lidstaten die besluiten deel te nemen, met uitgebreide aandacht voor het voorkomen
van misstanden en uitbuiting van arbeidsmigranten. Het kabinet geeft hieronder een
appreciatie van de algemene oriëntatie afgezet tegen de inzet zoals opgenomen in het
BNC-fiche.
Het kabinet verwelkomt de vrijwilligheid van deelname van lidstaten aan het instrument.
Ook verwelkomt het kabinet dat bij gebruik van het instrument moet worden voldaan
aan de aanvraagprocedures in de lidstaat. De keuze of Nederland uiteindelijk wel of
niet zal deelnemen aan de EU-talentenpool wordt overgelaten aan een nieuw kabinet.
Het kabinet heeft tijdens de onderhandelingen ingezet op concrete waarborgen om misstanden
te voorkomen. Zo heeft het kabinet zich er sterk voor gemaakt om oneigenlijke detachering
van derdelanders die worden geworven via de EU Talentenpool tegen te gaan. Het kabinet
acht het namelijk onwenselijk dat derdelanders die zijn aangeworven in een andere
EU-lidstaat direct gedetacheerd worden naar een andere lidstaat, ongeacht of deze
lidstaat deelneemt aan de Talentenpool of een tekort heeft in de sector waarin de
derdelander voor aangeworven is.
Het kabinet acht het positief dat een aantal elementen van de Nederlandse inzet zijn
opgenomen in de algemene oriëntatie. Zo stelt de algemene oriëntatie dat werving en
plaatsing alleen gericht mag zijn op functies in de lidstaat waarin de werkgever gevestigd
is. Ook dient er sprake te zijn van een concrete vacature alvorens een werkgever een
werknemer uit een derde land kan werven. Daarnaast kunnen lidstaten werkgevers uitsluiten
van deelname aan het platform. Verder wordt expliciet genoemd dat de Detacheringsrichtlijn
en de relevante jurisprudentie nageleefd dienen te worden, waaronder de voorwaarde
van legale en gewoonlijke tewerkstelling in de zendende lidstaat. Ook is er een evaluatiebepaling
opgenomen die stelt dat in de rapporten van de Commissie over de toepassing van de
verordening specifiek aandacht besteed moet worden aan: de doeltreffendheid bij aanpakken
van tekorten in deelnemende lidstaten, de doeltreffendheid van het aanwervingsproces,
o.a. wat betreft het waarborgen van eerlijke aanwervingspraktijken, en het respecteren
van eerlijke en rechtvaardige arbeidsvoorwaarden.
Tegelijkertijd blijft mogelijk dat derdelanders die via het online portaal worden
gerekruteerd na werving op grond van het vrij verkeer van diensten onmiddellijk kunnen
worden gedetacheerd naar een andere (niet-deelnemende) lidstaat, omdat oneigenlijke
detachering van derdelanders niet is uitgesloten in de compromistekst. Van de mogelijkheid
onmiddellijk te detacheren naar een andere lidstaat wordt in de huidige situatie ook
al gebruikt gemaakt, het voorliggende voorstel verandert hier niets aan. Het kabinet
heeft er daarom aanvullend op ingezet om additionele waarborgen op te nemen om de
mogelijkheden tot oneigenlijke detachering van derdelanders in de specifieke context
van de EU-Talentenpool tegen te gaan, en hiertoe verschillende voorstellen gedaan.
Voor deze voorstellen bestond echter onvoldoende steun in de Raad.
Het kabinet is van mening dat het onwenselijk is dat onder de definitie van «werkgever»
in het voorstel ook intermediairs en uitzendbureaus vallen. Het doel van het voorstel
is om tekorten op de arbeidsmarkt in de EU aan te pakken. Een werkgever weet het beste
welk personeel nodig is voor zijn of haar eigen bedrijf. De Talentpool biedt werkgevers
een praktisch instrument om zelf personeel te vinden. In de praktijk is bovendien
gebleken dat rekrutering door private intermediairs en uitzendbureaus regelmatig tot
situaties van uitbuiting en andere arbeidsmisstanden van arbeidsmigranten heeft geleid.
In de algemene oriëntatie is de definitie van «werkgever» opgesplitst in twee delen:
enerzijds «deelnemende werkgevers», en anderzijds «andere deelnemende entiteiten»,
waaronder wordt verstaan een private intermediair, een uitzendbureau of arbeidsmarktbemiddelaar.
Op basis van dit onderscheid is een aanvullende clausule opgenomen waarin lidstaten
zelf kunnen bepalen of zij private intermediairs en uitzendbureaus toegang willen
geven tot het platform. Dit is in beginsel positief, maar laat onverlet dat de mogelijkheid
blijft bestaan dat private intermediairs en uitzendbureaus de Talentpool kunnen benutten
om derdelanders via detachering uit te zenden naar landen die deze uitsluitingsclausule
gebruiken.
Het kabinet is tevens van mening dat er oog moet zijn voor de effecten op beleidsterreinen
zoals huisvesting, zorg, onderwijs, openbare orde en veiligheid, (irreguliere) migratie,
terugkeer en overname. Daarbij is het van belang oog te hebben voor het brede welvaartsperspectief
en grote maatschappelijke en sociaaleconomische vraagstukken, waaronder integratie
en sociale cohesie. Het kabinet heeft tijdens de onderhandelingen aandacht gevraagd
voor het belang van een brede welvaartsbenadering ten aanzien van arbeidsmigratie
en zal dit blijven doen. Daarnaast heeft het kabinet aandacht gevraagd voor de risico’s
van brain drain in landen van herkomst. Hoewel deze notie niet is opgenomen in de algemene oriëntatie,
heeft de Commissie hier in de overkoepelende Mededeling Talentmobiliteit aandacht
voor.6
Ook heeft het kabinet zich er voor ingezet dat werkgevers verantwoordelijk blijven
voor een goede, non-discriminatoire selectie van kandidaten en verificatie van cv’s
en kwalificaties, alsmede de toelatingsvereisten voor werk en verblijf. Deze werkgeversverantwoordelijkheid
is opgenomen in de algemene oriëntatie. Tegelijkertijd is voorafgaande inhoudelijke
screening op kandidaten van buiten de EU niet opgenomen in de compromistekst. Volgens
de Commissie zou screening van cv’s en kwalificaties van kandidaten buiten de EU buitensporige
kosten met zich meebrengen en valt screening van kwalificaties niet onder het toepassingsgebied
van de Verordening.
Daarnaast heeft het kabinet ervoor gepleit dat op het platform specifieke informatie
over de rechten en plichten van derdelanders verplicht wordt aangeboden. Ook deze
inzet is overgenomen in de compromistekst. De algemene informatievoorziening wordt
verplicht (en niet enkel op verzoek) gedeeld met werkzoekenden uit derde landen zodra
er sprake is van een match. De informatie wordt waar mogelijk gebaseerd op bestaande
bronnen en middels automatisering verstrekt om administratieve lasten te beperken.
Samengevat is een aantal onderdelen van de Nederlandse inzet opgenomen in de algemene
oriëntatie. Aan belangrijke onderdelen van de Nederlandse inzet is echter, ondanks
welwillendheid van het Belgisch Voorzitterschap en het feit dat sommige lidstaten
de zorgen van Nederland deelden, niet (voldoende) tegemoetgekomen. Gelet op de weging
van de Nederlandse belangen op het vlak van het voorkomen van misstanden en oneigenlijke
detachering van met name derdelanders, migratiesamenwerking en partnerschappen met
landen van buiten de Unie, het krachtenveld en het uiteindelijke doel en reikwijdte
van de Verordening, is het kabinet voornemens om zich te onthouden van stemming.
Tijdens de Radengroep van 30 mei jl. was er brede steun voor het voorstel onder de
lidstaten. Een enkele lidstaat had, naast Nederland, nog geen positie bepaald. Het
Europees Parlement zal in haar nieuwe samenstelling een standpunt bepalen. Daarna
kunnen de trilogen beginnen. Het kabinet zal na de trilogen op basis van een eventueel
voorlopig politiek akkoord opnieuw een weging maken en een standpunt bepalen. Ik zal
uw Kamer informeren over de voortgang van de onderhandelingen in de triloog indien
daar concrete aanleiding toe is.
Informatie over de Formele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid,
van 20 juni 2024
In het nu volgende informeer ik u over de Formele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid
en Sociaal Beleid, van 20 juni 2024, waaraan ik voornemens ben deel te nemen. De Formele
Raad vindt plaats in Luxemburg.
Agendapunt: algemene oriëntatie EU-voorstel Richtlijn gelijke behandeling buiten arbeid
(art. 19 VWEU) (COM, 2021, 762)
Doel Raadsbehandeling
Bereiken van een algemene oriëntatie.
Stand van zaken
In 2008 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd voor een richtlijn inzake
gelijke behandeling buiten de arbeid, ongeacht godsdienst of levensovertuiging, handicap,
leeftijd of seksuele gerichtheid. Het voorstel, dat gebaseerd is op artikel 19 van
het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU), schept een kader voor
het verbod van discriminatie op deze gronden. Het richtlijnvoorstel stamt uit 2008
en ligt, ondanks meerdere pogingen om tot een akkoord te komen, vanwege de vereiste
unanimiteit in de Raad vast door de blokkade van enkele lidstaten. Het voorzitterschap
heeft het richtlijnvoorstel op 26 april jl. en in de week van 10 juni jl. geagendeerd
in het Coreper-overleg om te bezien of de vereiste unanimiteit bereikt kon worden
voor het doorgeleiden van het EU-richtlijnvoorstel naar de Raad. Op de Raad WSB van
7 mei jl. heeft de Raad een beleidsdebat over dit onderwerp gevoerd en bleek – ondanks
het ontbreken van de vereiste unanimiteit – dat er een zeer brede roep was om de richtlijn
spoedig aan te nemen. Het voorzitterschap agendeert het richtlijnvoorstel wederom
in de hoop dat de unanimiteit op 20 juni a.s. wel bereikt kan worden.
Inzet Nederland
Dit dossier valt onder de beleidsverantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties. Zoals destijds aangegeven in het BNC-fiche en de voortgangsrapportages
in de Geannoteerde Agenda sindsdien staat het kabinet positief ten aanzien van de
totstandkoming van een richtlijnvoorstel op dit gebied.7 Het kabinet hecht grote waarde aan de bescherming van fundamentele rechten, waaronder
het recht op gelijke behandeling. Nederland heeft naar aanleiding van het oorspronkelijke
richtlijnvoorstel ingezet op verbetering van de rechtszekerheid van het voorstel door
onduidelijkheden ten aanzien van reikwijdte en terminologie weg te nemen. Uitgangspunt
daarbij was het voorkomen van disproportionele financiële, praktische, juridische
gevolgen. Een aantal lidstaten deelde deze zorgen van Nederland destijds. Na bespreking
in de Raadswerkgroep zijn deze zorgen weggenomen in de compromisteksten die zijn gepubliceerd
door de diverse EU-Voorzitterschappen.
Nederland heeft vrijwel alle onderwerpen in de richtlijn al door middel van nationale
wetgeving geregeld. Sinds Nederland in 2016 het VN-verdrag handicap heeft geratificeerd
en tegelijk de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte
(Wgbh/cz) heeft uitgebreid, worden voor Nederland geen verstrekkende gevolgen meer
verwacht, indien er een akkoord zou worden bereikt over de richtlijn in de huidige
vorm.
Tegelijkertijd gaat er een belangrijke signaalwerking uit van aanname van deze richtlijn.
De richtlijn helpt om discriminatie op godsdienst of levensovertuiging, handicap,
leeftijd of seksuele gerichtheid tegen te gaan. Het kabinet is dan ook overtuigd van
de toegevoegde waarde van deze richtlijn en zal deze steunen.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Een aantal lidstaten heeft nog steeds geen formele positie ingenomen, maar een substantiële
groep lidstaten, waaronder Nederland, heeft aangegeven in te kunnen stemmen met tekst
van het richtlijnvoorstel zoals ten laatste gepubliceerd door het Belgische EU-Voorzitterschap.8 Onduidelijk is of het doel van het Voorzitterschap om de vereiste unanimiteit te
behalen haalbaar is, gezien het voorlopig ontbreken van steun van enkele lidstaten.
Het Voorzitterschap beoogt met het agenderen van het richtlijnvoorstel transparantie
over de posities van de EU-lidstaten te bereiken en daarmee tot een akkoord te komen.
De bedenkingen van enkele lidstaten spelen onder andere bij de discriminatiegronden
leeftijd en handicap. Om deze zorgen te adresseren, heeft het Belgisch Voorzitterschap
enkele tekstvoorstellen gedaan. Voor wat betreft de discriminatiegrond leeftijd is
in de laatst gepubliceerde compromistekst opgenomen dat leeftijdsonderscheid is toegestaan
indien het objectief gerechtvaardigd is door een legitiem doel en de middelen voor
het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. Daaraan is nog toegevoegd
dat dit toegang kan omvatten tot specifieke sociale en gezondheidszorgdiensten of
voordelen voor personen die tot specifieke leeftijdsgroepen behoren. Tevens biedt
de compromistekst de lidstaten een ruime vrijheid voor het inrichten van hun socialezekerheidsstelsels,
waarbij de mogelijkheid om leeftijdsgrenzen te stellen aan de toegang tot bepaalde
regelingen expliciet is opgenomen. Verder biedt de compromistekst op het punt van
financiële dienstverlening ruimte voor risicobeoordeling in verband met leeftijd en
gezondheid van personen. Op het gebied van de discriminatiegrond handicap heeft het
Voorzitterschap duidelijk gemaakt dat deze richtlijn lidstaten geen aanvullende verplichtingen
bovenop de bestaande verplichtingen uit het VN-verdrag handicap oplegt. Het kabinet
verwelkomt deze toevoegingen en verduidelijkingen in het richtlijnvoorstel en hoopt
dat deze voldoende zijn om de nog twijfelende lidstaten over de streep te trekken.
Na het bereiken van een algemene oriëntatie wordt het richtlijnvoorstel ter instemming
aan het Europees Parlement voorgelegd.
Agendapunt: algemene oriëntatie EU-voorstel Richtlijn Europese Ondernemingsraden
Doel Raadsbehandeling
Bereiken van een algemene oriëntatie op het EU-Richtlijnvoorstel Europese Ondernemingsraden.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Op 24 januari 2024 presenteerde de Europese Commissie een voorstel voor een wijziging
van de richtlijn inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad (EOR). De
Commissie streeft ernaar om met haar voorstel de informatie aan en raadpleging van
werknemers op Europees niveau te verbeteren door tekortkomingen in de huidige EOR-richtlijn
aan te pakken. Onder Belgisch EU-voorzitterschap heeft de Raadswerkgroep Sociale Vraagstukken
het richtlijnvoorstel behandeld.
Inzet Nederland
Ik ben voornemens om namens Nederland in te stemmen met de algemene oriëntatie. De
kabinetsinzet zoals geformuleerd in het BNC-fiche wordt goed gereflecteerd in het
onderhandelingsresultaat. Zoals toegelicht in het BNC-fiche onderschrijft het kabinet
de doelstelling van het voorstel. Alleen met medebetrokkenheid van werknemers en werkgevers
kunnen de veranderingen in de wereld van het werk in goede banen geleid worden. Ik
ben tevreden dat EOR’s middels een inspanningsverplichting zullen inzetten om een
betere man/vrouw balans aan te brengen in de EOR. Daarnaast worden er in het onderhandelingsresultaat
normen gesteld ten aanzien van informatievoorziening en raadpleging en zijn de boetebepalingen
in lijn gebracht met de Nederlandse inzet. Ook is de kabinetsinzet ten aanzien van
het opheffen van uitzonderingsposities van EOR die zijn opgericht vóór september 1996
bereikt. Met de genoemde bepalingen wordt bijgedragen aan een gelijk speelveld binnen
de Unie.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kan de algemene oriëntatie op rekenen op steun van een gekwalificeerde
meerderheid van lidstaten.
De EP-Commissie Werkgelegenheid en sociale zaken (EMPL) heeft 3 april jl. haar positie
bepaald op het richtlijnvoorstel.9 Het rapport is echter nog niet in plenaire zitting van het Parlement behandeld en
zal daarom in nieuwe samenstelling van het EP worden behandeld na de Europese Parlementsverkiezingen.
Agendapunt: voortgangsrapportage EU-voorstel Richtlijn Kwaliteitsraamwerk Traineeships
Doel Raadsbehandeling
Het Belgisch voorzitterschap heeft een voortgangsrapportage van het EU-voorstel Richtlijn
Kwaliteitsraamwerk Traineeships geagendeerd in de Raad ten behoeve van het bespreken
van de laatste stand van de lopende onderhandelingen met de lidstaten. Er is geen
besluitvorming verwacht.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Op 20 maart 2024 heeft de Europese Commissie (Commissie) een pakket aan voorstellen
gepubliceerd om de kwaliteit van stages/traineeships binnen de Europese Unie (EU)
te verbeteren. Dit pakket bestaat uit een voorstel voor een richtlijn en een voorstel
voor een herziening van de Raadsaanbeveling inzake een versterkte kwaliteitskader
voor stages (Quality Framework for Traineeships) uit 2014. Over de inhoud en kabinetsappreciatie
heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd in het BNC-fiche10.
De Commissie omschrijft een traineeship in de voorgestelde richtlijn als een beperkte
periode van werk die tevens een aanzienlijk leer- en opleidingscomponent omvat, en
welke wordt ondernomen om praktische en professionele ervaring op te doen met het
oog op het verbeteren van de inzetbaarheid en het vergemakkelijken van de overgang
naar een reguliere baan of beroep.
Concreet bestaat het richtlijnvoorstel uit een drietal elementen. Ten eerste richt
het voorstel zich op het non-discriminatiebeginsel. Ten tweede wil de Commissie tegengaan
dat trainees, leerwerkstudenten en bbl-stagiairs worden ingezet als het in feite regulier
werk betreft. Ten derde dienen trainees, leerwerkstudenten en bbl-stagiairs in de
gelegenheid te worden gesteld om op te kunnen komen voor hun rechten, indien gewenst
met behulp van werknemersvertegenwoordigingen.
Tijdpad onderhandelingen
Begin april heeft de Commissie aan de hand van een impactanalyse het pakket toegelicht
in de Raadswerkgroep. Tijdens het Belgisch Voorzitterschap heeft een aantal besprekingen
plaatsgevonden. De eerstvolgende bespreking zal tijdens het inkomend Hongaars Voorzitterschap
plaatsvinden.
Inzet Nederland
Het kabinet verwelkomt de doelstelling van het pakket om de positie van stagairs te
verbeteren. In Nederland ontvangen trainees, leerwerkstudenten en bbl-stagiars vanwege
hun arbeidsovereenkomst reeds dezelfde bescherming als reguliere werknemers. Wel gelden
enkele uitzonderingen voor bbl-stagiars op de ketenbepaling en het wettelijk minimumjeugdloon
en zijn er afwijkingen voor arbeidsvoorwaarden bij cao mogelijk. Ook wat betreft de
afdwingbaarheid van rechten en het handhavingsaspect, is het kabinet van oordeel dat
deze elementen van het voorstel in Nederland reeds goed zijn geborgd. Daarom heeft
Nederland in de eerste besprekingen benadrukt dat de tekst van de richtlijn voldoende
ruimte moet bieden aan lidstaten om de beoogde doelen in te vullen op een manier die
binnen de nationale kaders past.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
De eerste Raadswerkgroepen waren verkennend van aard. Hoewel het overgrote deel van
de lidstaten het doel van het richtlijnvoorstel onderschrijft, zijn er door lidstaten
in de Raadsgroepen verschillende vragen gesteld over de inhoud van het voorstel.Lidstaten
vragen onder meer om verduidelijking van de voorgestelde definities, reikwijdte en
mogelijkheid tot uitzonderingen in de nationale context. Een aantal lidstaten vraagt
aandacht voor de compatibiliteit van het voorstel met bestaande nationale stelsels,
ook voor wat betreft het handhavingsaspect.
Met het voorgestelde pakket geeft de Commissie gehoor aan een resolutie van het Europees
Parlement11, waarin de Commissie werd verzocht de Raadsaanbeveling uit 2014 te actualiseren en
te versterken en er een krachtiger instrument van te maken. Het Europees Parlement
zal in nieuwe samenstelling een positie innemen t.a.v. het richtlijnvoorstel. Op het
moment van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda is nog geen rapporteur aangesteld.
Agendapunt: voortgangsrapportage EU-voorstel Raadsaanbeveling Kwaliteitsraamwerk Traineeships
Doel Raadsbehandeling
Het Belgisch Voorzitterschap heeft de voortgangsrapportage over het EU-voorstel Raadsaanbeveling
Kwaliteitsraamwerk Traineeships geagendeerd in de Raad. Er is geen besluitvorming
voorzien.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
De Raadsaanbeveling maakt eveneens onderdeel uit van het pakket aan voorstellen gepubliceerd
om de kwaliteit van stages/traineeships binnen de Europese Unie (EU) te verbeteren.
Over de inhoud en kabinetsappreciatie heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd in het eerdergenoemde
BNC-fiche12.
Het voorstel voor de Raadsaanbeveling betreffende een versterkt kwaliteitskader voor
stages herziet de eerdere aanbeveling uit 2014 en ziet op alle soorten stages, ongeacht
de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst. Het voorstel poogt de kwaliteit van alle
stages binnen de EU te verbeteren. De Raadsaanbeveling bestaat uit vrijwillige richtsnoeren
voor lidstaten waar een stage aan zou kunnen voldoen, om de overgang van onderwijs,
werkloosheid of inactiviteit naar werk te vergemakkelijken.
Tijdpad onderhandelingen
Begin april heeft de Commissie aan de hand van een impactanalyse het pakket toegelicht
in de Raadswerkgroep. Tijdens het Belgisch Voorzitterschap heeft een aantal besprekingen
plaatsgevonden en de eerstvolgende bespreking zal tijdens het inkomend Hongaars Voorzitterschap
zijn.
Inzet Nederland
Het kabinet verwelkomt de doelstelling van het pakket om de positie van stagairs en
de kwaliteit van stages te verbeteren. De Raadsaanbeveling bevat vrijwillige richtsnoeren
waar een stage aan zou kunnen voldoen. De Raadsaanbeveling kan daarmee bijdragen aan
eerlijkere en inclusievere stages in de EU. De elementen in de aanbeveling komen grotendeels
overeen met het Nederlandse beleid.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Tijdens de eerste Raadswerkgroepen hebben veel lidstaten het doel van de aanbeveling
onderschreven. Wel hebben lidstaten nog vragen over de definities, reikwijdte en hoe
de Raadsaanbeveling en de bovengenoemde richtlijn zich tot elkaar verhouden. Veel
lidstaten benoemen de meerwaarde van de bespreking van het richtlijnvoorstel en Raadsaanbeveling
als pakket.
Met het voorgestelde pakket geeft de Commissie gehoor aan een resolutie van het Europees
Parlement (EP)13, waarin de Commissie werd verzocht de Raadsaanbeveling uit 2014 te actualiseren en
te versterken en er een krachtiger instrument van te maken. Het EP heeft ten aanzien
van de Raadsaanbeveling geen rol.
Agendapunt: Beleidsdebat sociale dimensie van de interne markt
Doel Raadsbehandeling
Het Belgisch Voorzitterschap organiseert een beleidsdebat over het rapport dat de
voormalig Italiaanse premier, Enrico Letta, op 18 april jl. heeft gepubliceerd over
de toekomst van de interne markt14. Eén van de thema’s waar Letta zich op richt is de sociale dimensie van de interne
markt. Naar verwachting beoogt het Voorzitterschap dat de leden van de Raad zich uitspreken
over de aanbevelingen van Letta op dit thema.
Inhoud
Op het moment van schrijven van de Geannoteerde Agenda zijn er nog geen stukken gepubliceerd
voor het beleidsdebat.
Het doel van het rapport is om een zo concreet mogelijke bijdrage te leveren aan de
werkprogramma’s van de nieuwe Europese Commissie, de Strategische Agenda van de Europese
Raad van Regeringsleiders en het aangekondigde rapport van Mario Draghi over de toekomst
van het Europese concurrentievermogen. Uw Kamer ontving op 8 mei jl. een kabinetsappreciatie
van dit rapport.15 Letta doet in zijn rapport, getiteld «Much more than a market», aanbevelingen over
een uiteenlopend aantal beleidsterreinen om de Europese interne markt te versterken.
Letta stelt in zijn rapport onder meer dat nog te veel mensen niet kunnen profiteren
van de voordelen van de interne markt en dat er daarom meer moet gebeuren om opwaartse
sociaaleconomische convergentie binnen de EU te bevorderen. Letta benadrukt daarnaast
dat een goed functionerende en eerlijke interne markt hand in hand gaan en dat aandacht
voor de sociale dimensie van de interne markt cruciaal is voor sociale cohesie en
het waarborgen van het draagvlak voor de interne markt. In dat kader beveelt hij onder
meer aan om de Europese Arbeidsautoriteit (hierna: ELA) te versterken en het juridisch
kader rondom detachering van derdelanders te verduidelijken.
Inzet NL
Zoals aangegeven in de kabinetsappreciatie heeft het kabinet een positieve grondhouding
ten opzichte van het wegnemen van ongerechtvaardigde belemmeringen op de interne markt.
Daarbij onderschrijft het kabinet dat het tegengaan van «social dumping» en het bevorderen
van een gelijk speelveld belangrijke voorwaarden zijn om ervoor te zorgen dat iedereen
de vruchten kan plukken van de interne markt. Maatregelen op Europees niveau en adequate
handhaving moeten garanderen dat op innovatie en kwaliteit wordt geconcurreerd en
niet op arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en het beschermingsniveau van werknemers.
Dit draagt bij aan opwaartse sociaaleconomische convergentie en een gelijker speelveld.
Het kabinet verwelkomt daarom de aanbevelingen van Letta om de ELA te versterken en
het juridisch kader rondom de detachering van derdelanders te verduidelijken. Deze
aanbevelingen sluiten goed aan bij de Nederlandse inzet voor de aankomende Commissie
op het sociale- en werkgelegenheidsterrein zoals eerder gedeeld met uw Kamer16, waar ik bij eerdere bijeenkomsten consequent aandacht voor heb gevraagd. Het kabinet
onderschrijft dat de ELA een belangrijke rol vervult in het bevorderen van eerlijke
arbeidsmobiliteit en het versterken van de grensoverschrijdende handhaving. Tijdens
het beleidsdebat zal ik dan ook mijn steun uitspreken voor deze aanbeveling en de
Nederlandse prioriteiten rondom versterking van het mandaat van de ELA benadrukken.
Daarnaast zal ik tijdens het beleidsdebat benadrukken dat ik de aanbeveling van Letta
om het juridische kader rond de detachering van derdelanders te verduidelijken omarm.
In lijn met de appreciatie op het Adviesrapport «Geen derderangsburgers. De risico’s
voor gedetacheerde arbeidsmigranten en de Nederlandse samenleving» van de Adviesraad
Migratie17 zal ik het beleidsdebat benutten om het belang te benadrukken van het verduidelijken
en concretiseren van concepten uit de jurisprudentie over de detachering van derdelanders
in bijvoorbeeld richtsnoeren of een separate richtlijn.
De Commissie is door de Europese Raad voor Regeringsleiders gevraagd om uiterlijk
in juni 2025 een Horizontale Interne Markt Strategie op te stellen.18 Ik zal er tijdens het beleidsdebat voor pleiten dat aandacht voor de sociale dimensie
van de interne markt moet worden geborgd in zowel deze horizontale strategie, alsook
als terugkerend thema in de besprekingen die plaatsvinden in de Raad WSB.
Agendapunt: Lentepakket Europees Semester
a) Presentatie door de Europese Commissie
Doel Raadsbehandeling
Presentatie van het Lentepakket Europees Semester.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Op 19 juni 2024 publiceert de Europese Commissie het Lentepakket. Het Lentepakket
bestaat uit landenrapporten met een analyse van het economisch beleid van lidstaten,
voorstellen voor landspecifieke aanbevelingen (LSA’s), een overkoepelende mededeling
over de coördinatie van het economische beleid in de EU, de uitkomsten van de jaarlijkse
diepteonderzoeken naar macro-economische onevenwichtigheden en verschillende documenten
in het kader van de implementatie van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Tijdens
de Raad WSB zal de presentatie van de Europese Commissie zich naar verwachting richten
op de ontwikkelingen op sociaal en werkgelegenheidsterrein.
Inzet Nederland
Ik zal de presentatie van het Lentekabinet door de Europese Commissie aanhoren. De
inhoud van het Lentepakket is op het moment van opstellen van deze Geannoteerde Agenda
nog niet bekend. Na publicatie van het Lentepakket zal het kabinet zich hierover buigen
en uw Kamer hierover informeren.
b) Opinie van het Werkgelegenheidscomité (EMCO) en het Sociaal beschermingscomité
(SPC) over het Raamwerk voor Sociale convergentie (of Social Convergence Framework,
SCF)
Doel Raadsbehandeling
Bekrachtiging opinie.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Tijdens de Raad WSB van juni 2023 heeft de Raad hoofdboodschappen van EMCO en SPC
aangenomen over het Raamwerk voor Sociale convergentie (SCF). In dit document stond
dat het SCF de mogelijkheid zou kunnen bieden om binnen de jaarlijkse Semestercyclus
op meer diepgaande en gestructureerde wijze uitdagingen te identificeren die opwaartse
sociale convergentie zouden kunnen belemmeren19. In het beleidsdebat dat hierop volgde heb ik namens Nederland ingebracht dat ik
het belang van opwaartse sociaaleconomische convergentie onderschrijf en aandacht
voor werkgelegenheid en sociale aspecten binnen het Semester verwelkom. Daarnaast
heb ik benadrukt dat er bij de uitwerking van een eventueel SCF goed gekeken moet
worden naar de toegevoegde waarde ervan in aanvulling op bestaande Semesterprocessen
en -instrumenten, en dat er oog moet zijn voor het beperken van de administratieve
lasten20.
Het Zweedse voorzitterschap concludeerde destijds uit het beleidsdebat dat er geen
formeel besluit kon volgen en dat eventuele vervolgstappen aan het inkomende Spaanse
voorzitterschap waren. Onder de Spaanse en Belgische Voorzitterschappen is in ambtelijke
werkgroepen gewerkt met een pilot om de meerwaarde van het SCF nader te verkennen.
Sinds de afronding van deze verkenning, werken het Werkgelegenheidscomité en het Sociaal
beschermingscomité aan een opinie over dit onderwerp.
In de pilot zijn enkele lidstaten, waar de risico’s voor opwaartse convergentie zijn
geïdentificeerd gebaseerd op het Sociale Scoreboard, nader geanalyseerd. Nederland
maakte geen onderdeel uit van de geanalyseerde lidstaten. Naar verwachting zal de
opinie reflecteren op de geleerde lessen over de uitgevoerde pilot. Daarnaast zal
de opinie EU-brede uitdagingen opsommen voor arbeidsmarkten, onderwijs-en opleidingsstelsels,
en op het gebied van sociale bescherming en inclusie.
Op het moment van het opstellen van de Geannoteerde Agenda werken EMCO en SPC nog
aan een concept-opinie.
Inzet Nederland
Ik onderschrijf het belang van opwaartse sociaaleconomische convergentie. Beter inzicht
krijgen in belemmeringen voor opwaartse sociaaleconomische convergentie kan handvatten
geven voor het ontwikkelen van beleid dat bijdraagt aan meer werkgelegenheid, betere
banen en hogere productiviteit. Dit kan tevens bijdragen aan een gelijker speelveld
binnen de interne markt. Daarom hecht ik waarde aan voldoende aandacht voor werkgelegenheid
en sociale aspecten binnen het Semester. Het kabinet heeft derhalve een positieve
grondhouding over de opinie waarbij ik goed zal blijven kijken naar de toegevoegde
waarde van het SCF als aanvulling op bestaande Semesterprocessen en -instrumenten,
evenals het beperken van de administratieve lasten.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Het SCF kan op steun van verschillende lidstaten rekenen. Er zijn ook enkele lidstaten
die zich meer terughoudend opstellen voor wat betreft de toegevoegde waarde van het
SCF. Het Europees Parlement heeft geen rol.
Agendapunt: aanname kernboodschappen over de uitvoering van de aanbeveling over de
integratie van langdurig werklozen op de arbeidsmarkt
Doel Raadsbehandeling
Aanname van de kernboodschappen van het Werkgelegenheidscomité (Employment Committee,
EMCO).
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Het Belgisch Voorzitterschap presenteert de kernboodschappen van het Werkgelegenheidscomité
over de uitvoering van de aanbeveling van de Raad over de integratie van langdurig
werklozen, die in 2015 met uw Kamer is besproken21 en in 2016 is aangenomen22.
De Raadaanbeveling stelt een aantal niet-bindende maatregelen voor om lidstaten te
helpen in hun aanpak van langdurige werkloosheid23. De aanbevolen maatregelen sluiten aan op de Nederlandse aanpak en gaan over het
verbeteren van deze beleidsmaatregelen:
i. Het bevorderen van het inschrijvingsproces van werklozen bij een arbeidsbemiddelingsbureau;
ii. Het aanwijzen van één contactpunt voor langdurig werklozen;
iii. Het in kaart brengen van de individuele mogelijkheden tot het vinden van werk en (opleidings-)behoeften
in de eerste 18 maanden van werkloosheid; en
iv. Het opstellen van een arbeidsintegratieovereenkomst met daarin een plan voor het gezamenlijk
vinden van een baan, na 18 maanden werkloosheid.
De voorliggende kernboodschappen bestaan uit horizontale en landspecifieke conclusies.
Het Werkgelegenheidscomité constateert in EU-brede zin dat er op alle fronten en in
nagenoeg alle lidstaten stappen zijn gezet om de aanbevelingen uit te werken. Als
aandachtspunten wijst het comité naar de noodzaak om persoonlijk contact te behouden
– in het bijzonder voor mensen met beperkte digitale vaardigheden. Ook wijst het comité
op het belang van nauwere samenwerking tussen publieke diensten en lokale stakeholders,
bijvoorbeeld om meer te netwerken en meer data te delen.
De conclusie over het Nederlands beleid is dat de vier genoemde gebieden van de aanbeveling
goed ontwikkeld zijn. Ook wordt Nederland geprezen om de continue verdere verbetering
van de samenwerking tussen diensten om ervoor te zorgen dat werkzoekenden altijd een
startpunt in hun regio hebben. Als kanttekening wordt opgemerkt dat Nederland meer
maatwerk zou kunnen aanbieden, evenals een sterkere samenwerking met lokale belanghebbenden,
werkgevers en maatschappelijke organisaties.
Inzet Nederland
Ik acht het positief dat de problematiek van (langdurige) werkloosheid ook in EU-verband
besproken wordt, gelet op de urgentie van het onderwerp. Ik kan me goed vinden in
de conclusies van het Werkgelegenheidscomité. Ik ben derhalve voornemens om in te
stemmen met de Hoofdboodschappen.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met deze Hoofdboodschappen. Er is
geen rol voor het Europees Parlement.
Agendapunt: aanname hoofdboodschappen met betrekking tot het Pensioentoereikendheidsrapport
van de Europese Commissie
Doel Raadsbehandeling
Aanname van de hoofdboodschappen.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Het Pensioentoereikendheidsrapport (Pension Adequacy Report) voor 2024 is opgesteld
door de het Sociaal Beschermingscomité (SPC) en de Europese Commissie. Dit is de vijfde
editie van het rapport, dat om de drie jaar wordt opgesteld. In het rapport wordt
geanalyseerd in hoeverre de pensioenstelsels in de EU-lidstaten zorgen voor een adequaat
inkomen bij pensionering, voor nu en in de toekomst. In het rapport wordt ook gekeken
naar de relatie met pensioenhervormingen en de invloed van huidige of toekomstige
uitdagingen.
De drie jaar voorafgaand aan de huidige editie van het rapport werden gekenmerkt door
een aantal buitengewone uitdagingen waarmee de EU is geconfronteerd en die effect
hebben (gehad) op de toereikendheid van pensioenen. Naast de demografische ontwikkelingen
en de veranderingen in de wereld van werk gaat het om de COVID-19-pandemie en de daarop
volgende periode van hoge inflatie, en stijgende energiekosten als gevolg van de Russische
inval in Oekraïne.
De hoofdboodschappen van het rapport benoemen onder meer dat het huidige beeld is
dat de toereikendheid van pensioenen tussen lidstaten en tussen groepen verschilt,
met een toegenomen risico op armoede en sociale uitsluiting onder ouderen in de EU
sinds 2019. Lidstaten nemen verdere stappen om de toereikendheid te waarborgen, maar
de toekomstige toereikendheid van pensioenen blijft onder druk staan. Pensioenstelsels
beschermen mensen die dat nodig hebben, maar er zijn nog steeds verschillen. Zo worden
bijvoorbeeld loopbaanonderbrekingen niet altijd in gelijke mate beschermd door pensioenstelsels.
Aanhoudende ongelijkheid, zoals de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen, stelt het
pensioenbeleid voor uitdagingen. Wel toonden Europese pensioenstelsels veerkracht
in tijden van crisis.
Met het oog op deze hoofdboodschappen concluderen het SPC en de Europese Commissie
dat de inspanningen voor de implementatie van de Europese pijler van sociale rechten
moeten worden voortgezet. Inclusieve en robuuste arbeidsmarkten zijn van cruciaal
belang voor het behoud van toereikende pensioenen in een vergrijzende samenleving.
Inzet Nederland
Nederland kan instemmen met de hoofdboodschappen. Nederland herkent zich in de hoofdboodschappen
en onderschrijft het belang van een adequaat inkomen bij pensionering, voor nu en
in de toekomst. Structurele uitdagingen die verband houden met demografische ontwikkelingen
en de veranderende arbeidsmarkt hebben invloed op de toereikendheid van pensioenen.
Dit vereist voortdurende observatie en analyse. Ook onderschrijft Nederland dat inclusieve
robuuste arbeidsmarkten essentieel zijn voor het behoud van toereikende pensioenen
in een vergrijzende samenleving.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de hoofdboodschappen. Er is geen
rol voor het Europees Parlement.
Agendapunt: aanname Raadsconclusies over de toereikendheid van de pensioenen
Doel Raadsbehandeling
Aanname van Raadsconclusies.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Het Belgisch voorzitterschap heeft conclusies opgesteld bij het eerdergenoemde Pensioentoereikendheidsrapport
(Pension Adequacy Report) van 2024.
In de Raadsconclusies staan onder meer de hoofdboodschappen van het 2024 Pension Adequacy
Report. Deze benoemen, onder andere, dat het risico op armoede en sociale uitsluiting
onder ouderen in de EU blijft toenemen. Daarbij gaat het om relatieve inkomensarmoede.
Het risico daarop is hoger op gevorderde leeftijd, vooral voor vrouwen. Volgens de
prognoses zal het aantal werkenden dat een bijdrage levert aan de pensioenopbouw in
de meeste lidstaten de komende vier decennia dalen. Sociaaleconomische ongelijkheden
in levensverwachting vormen een uitdaging voor het pensioenbeleid. Pensioenstelsels
zouden daarom mogelijk moeten worden aangepast aan de diversiteit van loopbaanprofielen
om ongelijkheid te voorkomen.
De Raadsconclusies bieden de lidstaten handvatten om beleid te ontwikkelen waarmee
maatregelen om gepensioneerden, in het bijzonder diegene met een laag inkomen, worden
beschermd tegen hogere kosten van levensonderhoud. Er wordt herbevestigd dat hervormingen
nodig zullen zijn om de toereikendheid van pensioenen in een vergrijzende samenleving
te ondersteunen. Dit kan onder meer door verbetering van de arbeidsmarktparticipatie,
de toegang tot en de bijdragen aan sociale beschermingsstelsels, en de verbetering
van de toegang tot hoogwaardige en betaalbare gezondheidszorg en langdurige zorg.
De Raadsconclusies benadrukken dat de toereikendheid van pensioenen en de budgettaire
houdbaarheid van pensioenstelsels onlosmakelijk met elkaar verbonden beleidsdoelstellingen
zijn, die een geïntegreerde reactie op de uitdaging van vergrijzing vergen.
Inzet Nederland
Nederland kan instemmen met de Raadsconclusies. Nederland herkent zich in de Raadsconclusies
en onderschrijft dat het waarborgen van toereikende pensioenen van cruciaal belang
is om het welzijn van de bevolking te ondersteunen. Hierbij is toekomstgerichte analyse
van de toereikendheid van pensioenen van belang, met aandacht voor verdelingsaspecten.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kunnen alle lidstaten instemmen met de conclusies. Er is geen rol
voor het Europees Parlement.
Agendapunt: bekrachtiging La Hulpe Verklaring over de toekomst van de Europese pijler
van sociale rechten
Doel Raadsbehandeling
Bekrachtiging van de Verklaring.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Op de interinstitutionele conferentie in Terhulpen (in het Frans: La Hulpe) op 15
en 16 april hebben 25 lidstaten, de Europese Commissie, het Europees Parlement, de
Europese vakbonden en het maatschappelijk middenveld de La Hulpe Verklaring over de
toekomst van de Europese pijler van sociale rechten ondertekend. Met de agendering
beoogt het Belgisch Voorzitterschap de Verklaring door de Raad WSB te laten bekrachtigen.
Inzet Nederland
Uw Kamer is per brief geïnformeerd over de Nederlandse inzet met betrekking tot de
interinstitutionele conferentie en Verklaring van La Hulpe.24 Samengevat benoemt de Verklaring dat de Europese pijler voor sociale rechten – op
17 november 2017 vastgesteld door de Europese staatshoofden en regeringsleiders, de
Europese Commissie en het Europees Parlement – functioneert als het kompas bij het
adresseren van gemeenschappelijke werkgelegenheids-, vaardigheden- en sociale uitdagingen,
en het bevorderen van opwaartse convergentie van woon- en werkomstandigheden tussen
de lidstaten. Vervolgens noemt de verklaring een reeks thema’s en onderwerpen waar
de komende legislatuur van de EU aandacht aan kan besteden, onder andere in het licht
van de groene en digitale transitie, demografische ontwikkelingen, arbeidsmarkttekorten,
het concurrentievermogen van de Unie en geopolitieke spanningen.
De Nederlandse prioriteiten voor de volgende legislatuur op sociaal- en werkgelegenheidsterrein
heb ik eerder gedeeld met uw Kamer.25 Deze prioriteiten worden goed gereflecteerd in de verklaring van La Hulpe. Deze prioriteiten
heeft Nederland in de afgelopen periode actief ingebracht mede met het oog op de totstandkoming
van de verklaring, en ik heb daar de afgelopen periode zelf ook op verschillende momenten
politiek aandacht voor gevraagd.
De Verklaring benadrukt expliciet dat de respectievelijke bevoegdheden en de beginselen
van subsidiariteit en proportionaliteit in acht moeten worden genomen. Ook dient rekening
gehouden te worden met de verschillende sociaaleconomische contexten in de lidstaten,
de diversiteit van de nationale systemen en de rol en autonomie van sociale partners.
Daarnaast wordt aandacht gevraagd voor adequate implementatie, monitoring en handhaving
van reeds overeengekomen initiatieven.
Gelet op de inhoud van de Verklaring zoals hierboven uiteengezet en het feit dat Nederland
de Verklaring reeds ondertekend heeft, ben ik voornemens in te stemmen met de bekrachtiging
van de Verklaring.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
Naar verwachting kan de bekrachtiging van de Verklaring rekenen op brede steun onder
de lidstaten. Eén lidstaat heeft reeds aangegeven de Verklaring niet te kunnen steunen.
Dit heeft mogelijk tot gevolg dat de Verklaring niet bekrachtigd kan worden door de
Raad WSB.
Het Europees Parlement heeft de Verklaring medeondertekend.
Agendapunt: aanname Raadsconclusies over de rol van sociale investeringen en hervormingen
voor veerkrachtige economieën
Doel Raadsbehandeling
Aanname van Raadsconclusies.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Het vorige Spaanse Voorzitterschap en het huidige Belgische Voorzitterschap zijn in
september 2023 een gezamenlijk traject gestart over het belang van sociale investeringen.
Dit heeft geresulteerd in een gezamenlijke opinie van de Werkgelegenheids- en Sociale
beschermingscomités, die in de Raad WSB van november 2023 is aangenomen26. Met de aanname van de opinie omarmden de lidstaten het belang van het voeren van
actief arbeidsmarktbeleid, onderwijs- en vaardighedenbeleid, en kinderopvangbeleid.
Dit beleid kan op termijn economische groei aanjagen en helpen om sociaaleconomisch
beleidsdoelen te verwezenlijken.
Deze thematiek stond ook geagendeerd tijdens de ochtendsessie van een ECOFIN-Raad
van maart 2024, waar ook Ministers van de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid aan
deelnamen27. Tijdens een beleidsdebat hebben zowel ECOFIN- als WSB-Ministers zich uitgesproken
over het belang van sociale investeringen, gelet op de positieve sociale en economische
effecten, het effect op het concurrentievermogen, en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën.
Nederland heeft de meerwaarde van activerende arbeidsmarktmaatregelen, om-, her- en
bijscholingsmaatregelen en kinderopvangvoorzieningen onderstreept. Meerdere lidstaten
toonden zich voorstander van het ontwikkelen van vrijwillige richtsnoeren28 waarmee sociale investeringen nader kunnen worden gedefinieerd. Tegelijkertijd gaf
een aantal lidstaten expliciet aan tegenstander te zijn van Raadsconclusies over dit
onderwerp. Aan de hand van deze discussie heeft het Belgisch Voorzitterschap zich
de afgelopen weken beraad over het uitbrengen van Raadsconclusies over dit onderwerp.
Deze staan formeel op de agenda van 20 juni, maar er zal nog nadere bespreking plaatsvinden
of de Raadsconclusies inderdaad worden voorgelegd aan de Raad WSB.
Inzet Nederland
Het kabinet onderschrijft dat ambitieuze sociale investeringen kunnen bijdragen aan
economische groei, hogere productiviteit en een versterking van het concurrentievermogen,
wat vervolgens kan bijdragen aan opwaartse sociaaleconomische convergentie, verbeterde
schuldhoudbaarheid en maatschappelijke cohesie. Het kabinet erkent dat het nader definiëren
van sociale investeringen nuttig kan zijn. In dat kader acht het kabinet het van meerwaarde
om het effect van sociale investeringen op schuldhoudbaarheid, productiviteit, inclusieve
economische groei en het concurrentievermogen in kaart te brengen en goede voorbeelden
uit te wisselen. Het kabinet zal daarbij goed kijken naar de toegevoegde waarde van
de Raadsconclusies als aanvulling op bestaande processen en instrumenten, evenals
het beperken van de administratieve lasten.
De Nederlandse positie zal worden afgezet tegen dit kader. In het geval de nog af
te ronden Raadsconclusies binnen dit kader blijven ben ik voornemens om met de Raadsconclusies
in te stemmen.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
De verwachting is dat een groot deel van de lidstaten zich achter de Raadsconclusies
kan scharen. Tegelijk is ook duidelijk dat enkele lidstaten (vooralsnog) geen voorstander
zijn van het uitbrengen van Raadsconclusies over dit onderwerp. Er is geen rol voor
het Europees Parlement.
Agendapunt: aanname Gemeenschappelijke vrijwillige EU-richtsnoeren om het economische
rendement van sociale investeringen te beoordelen
Doel Raadsbehandeling
Aanname.
Inhoud/achtergrond/tijdpad onderhandelingen
Het Belgisch Voorzitterschap constateerde tijdens de voorbereidingen op het beleidsdebat
van de Raad van maart 2024 dat er sprake is van verschillen in de mate waarin lidstaten
gebruik maken van geschikte monitoring- en evaluatiesystemen om het economische rendement
van sociale investeringen te beoordelen en dat de beschikbaarheid van gedetailleerde,
robuuste en toegankelijke gegevens per lidstaat varieert. Het Belgisch Voorzitterschap
stelde dat deze elementen essentieel zijn om de efficiëntie en effectiviteit van sociale
hervormingen en investeringen te volgen.
Experts van zowel het Belgisch Voorzitterschap als de Europese Commissie hebben vervolgens
gewerkt aan een technische notitie. In samenspraak met de werkgelegenheids- en sociale
beschermingscomités – waar experts uit de lidstaten aan deelnemen – is de notitie
uitgewerkt tot een vrijwillig instrument waar lidstaten naar eigen behoefte gebruik
van kunnen maken.
Deze notitie bestaat uit de opsomming van zes punten die nodig zijn voor het opzetten
en gebruiken van monitoring- en evaluatiesystemen en gedetailleerde, robuuste en toegankelijke
beleidsdata, inclusief praktische voorbeelden:
i. Kennis van welke methodologie het meest geschikt is voor afzonderlijke beleidsvraagstukken;
ii. Keuzes in de tijdigheid en tijdspan bij het verzamelen van beleidsdata en de uitvoering
van de evaluatie;
iii. Rekening houden met synergiën en raakvlakken tussen verschillende beleidsmaatregelen;
iv. Beschikbaarheid van zinvolle indicatoren;
v. Infrastructuur die de toegang tot beleidsgegevens borgt; en
vi. Kwaliteitscontroles voor de duiding van de belangrijkste boodschappen uit onderzoek.
Inzet Nederland
Het kabinet onderschrijft het belang van kwalitatief hoogwaardige monitoring- en evaluatiesystemen
en gedetailleerde, robuuste en toegankelijke beleidsdata om het economische rendement
van sociale investeringen te beoordelen. De duiding van evaluaties die hieruit voortvloeien
zijn nuttig om beleidskeuzes te maken of waar nodig lopend beleid bij te sturen. Ik
verwelkom daarom de vrijwillige richtsnoeren.
Indicatie krachtenveld Raad en Europees Parlement
De verwachting is dat alle de lidstaten instemmen met de aanname van de vrijwillige
richtsnoeren. Er is geen rol voor het Europees Parlement.
Overige informatie
Instemming Richtlijn verbetering arbeidsvoorwaarden bij platformwerk (COM(2021) 762)
In het Verslag van de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 11 en 12 maart
jl.29 informeerde ik uw Kamer over het voorlopig akkoord op de Richtlijn verbetering van
arbeidsvoorwaarden bij platformwerk. In dit verslag informeerde ik uw Kamer ook over
het vervolgproces. Het Europees Parlement heeft op 24 april jl. in eerste lezing ingestemd
met het voorlopig akkoord. De vertalingen van de richtlijntekst in alle officiële
talen van de EU zijn onlangs beschikbaar gekomen en worden op 17 juni a.s. behandeld
in de juristen-linguïstengroep. Het is niet gebruikelijk in deze fase nog inhoudelijke
wijzigingen voor te stellen. Het Europees Parlement zal na de Europese verkiezingen
in nieuwe samenstelling stemmen over de definitieve tekst van de richtlijn. Na instemming
van het Europees Parlement wordt de richtlijn aan de Raad voorgelegd voor formele
goedkeuring. Na publicatie van de richtlijn in het publicatieblad van de EU en inwerkingtreding
hebben lidstaten 2 jaar de tijd voor implementatie. Conform de informatieafspraken
zal het kabinet uw Kamer ook tijdens de implementatiefase regelmatig informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.