Brief regering : Voortgang integrale aanpak sociale veiligheid hoger onderwijs en wetenschap
29 240 Veiligheid op school
31 288
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 140
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juni 2024
Tijdens de studie en op het werk zou iedereen zich thuis moeten voelen en de ruimte
moeten ervaren om zichzelf te kunnen zijn. Helaas komt het nog altijd voor dat medewerkers
en studenten op universiteiten en hogescholen dagelijks met angst naar hun werk of
studie gaan. Bang gepest te worden om wie ze zijn. Bang om buitengesloten te worden.
Bang voor collega’s of medestudenten die handtastelijk zijn. Dit zijn enkele voorbeelden
van sociale onveiligheid waar medewerkers en studenten mee kunnen worden geconfronteerd
en die van grote invloed zijn op hun welzijn en gevoel van veiligheid. Dit soort situaties
is voor mij onacceptabel.
Een gezonde hoger onderwijs- en wetenschapssector waarin iedereen zich veilig voelt
en zich vrij kan ontplooien is voor mij daarom een belangrijk doel. Om dit te bereiken
is een sociaal veilig en inclusief studie- en werkklimaat voor alle medewerkers en
studenten een belangrijke randvoorwaarde. Het gaat dan om sociale (on)veiligheid in
de breedste zin van het woord: van discriminatie tot seksueel grensoverschrijdend
gedrag en van pesten tot uitsluiten. Op dit moment staat de sociale veiligheid onder
druk en dringt als gevolg van recente incidenten op universiteiten, hogescholen en
studenten- en studieverenigingen het besef door dat een cultuurverandering noodzakelijk
is. Recente onderzoeken zoals van de Arbeidsinspectie, laten ook zien dat de problematiek
rond sociale veiligheid een structureel karakter heeft.1 Daarom heb ik uw Kamer op 8 juni 2023 per brief mijn «integrale aanpak sociale veiligheid
in het hoger onderwijs en de wetenschap» gepresenteerd, die een uitwerking was van
de afspraken die hierover in het bestuursakkoord «Hoger onderwijs en wetenschap» zijn
gemaakt.2 In de brief van 8 juni en het debat van 3 april 2024 heb ik toegezegd uw Kamer hierover
voor de zomer van 2024 te informeren.
Verder heb ik de regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel
geweld gevraagd om advies te geven op de aandachtspunten die zij ziet bij de (invulling
van de) vijf actielijnen van de integrale aanpak sociale veiligheid in het hoger onderwijs
en wetenschap.3 Op 24 januari 2024 heb ik van regeringscommissaris Hamer het advies ontvangen.4 Ik wil de regeringscommissaris bedanken voor haar uitgebreide advies over mijn integrale
aanpak. In bijlage 1 van deze brief geef ik een uitgebreide beleidsreactie op het advies van de regeringscommissaris.
Stand van zaken integrale aanpak sociale veiligheid in hoger onderwijs en wetenschap
Het uitgangspunt van de integrale aanpak sociale veiligheid is dat deze op een lerende
manier wordt vormgegeven. Dit gebeurt samen met het veld op basis van voortschrijdend
inzicht. Om een extra impuls te geven aan het bevorderen van sociale veiligheid heb
ik in de brief van 8 juni 2023 vijf actielijnen aangekondigd. De actielijnen richten
zich in brede zin op het stimuleren van de samenwerking en kennisuitwisseling in het
veld, het wettelijk verankeren van verschillende plichten en het verstevigen van het
toezicht binnen het stelsel. De vijf actielijnen zijn:
1. toevoeging van een zorgplicht voor de sociale veiligheid van studenten in de Wet op
het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW);
2. uitbreiding van de meld-, overleg- en aangifteplicht zedenmisdrijven in de WHW;
3. verbetering van de voorzieningen voor klachten en meldingen van studenten en medewerkers;
4. versterking van het toezicht op sociale veiligheid;
5. stimulering van universiteiten en hogescholen om samen te werken bij het realiseren
van een sociaal veilige leer- en werkomgeving voor hun studenten en medewerkers.
Hieronder informeer ik uw Kamer over de voortgang van deze actielijnen. Bij een aantal
van deze actielijnen maak ik een koppeling met de uitkomsten van het onderzoek van
de Arbeidsinspectie voor zover deze betrekking hebben op de sociale veiligheid op
de werkvloer van de instellingen. Het rapport van de Arbeidsinspectie hebben de Minister
van SZW en ik eerder naar uw Kamer gestuurd.5
Lijn 1: Toevoeging zorgplicht voor sociale veiligheid aan WHW
Hoewel de besturen van instellingen zelf verantwoordelijk zijn voor de sociale veiligheid
op de instelling, is het aan de overheid om hiervoor duidelijke en landelijk wettelijke
kaders te stellen en hierop te handhaven. Op dit moment kan de Inspectie van het Onderwijs
alleen in specifieke situaties handhaven, zoals in het geval van wanbeheer. Ik werk
aan een zorgplicht voor instellingen om sociale veiligheid breder in de WHW te verankeren.
Het opnemen van de zorgplicht is een belangrijke stap om de sociale veiligheid te
bevorderen en de inspectie handvatten te geven om hierop toe te zien.
In dit kader verken ik hoe eventueel (principes uit) de Arbowetgeving en de wetgeving
in het funderend onderwijs te vertalen zijn naar een zorgplicht in de WHW. Verder
spreek ik met betrokken partijen in de sector, zoals de Onderwijs- en Arbeidsinspectie,
en wordt er gewerkt aan de voorbereiding van een wetsvoorstel. Een ander punt dat
hieraan raakt, is het vraagstuk of sociale veiligheid een aandachtspunt moet worden
bij de borging van de onderwijskwaliteit via het accreditatiestelsel. De NVAO heeft
aangegeven dit op te pakken met een thematische analyse. De start van deze analyse
wordt voorzien in de laatste maanden van 2024.
Om invulling te geven aan de motie Michon-Derkzen en Van der Woude inzake Title IX
heb ik onderzoek verricht naar de toepasbaarheid van verscheidene onderdelen van Title
IX in Nederland6. Title IX is Amerikaanse wet- en regelgeving die discriminatie op basis van geslacht
in het onderwijs (in brede zin) moet tegengaan en daarmee als doel heeft om gendergelijkheid
te stimuleren. Ook bevat Title IX elementen voor bescherming tegen seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld. Het valt op dat een aantal elementen van Title IX al wordt
geborgd in Nederlandse wet- en regelgeving, al dan niet in een vorm van zelfregulering.
Denk hierbij aan het verbod op intimidatie en seksuele intimidatie voor onderwijsinstellingen
dat is vastgelegd in de Algemene wet gelijke behandeling en de Wet gelijke behandeling
mannen en vrouwen of de verschillende branchecodes met daarin richtlijnen voor het
hebben van vertrouwenspersonen, ombudsfunctie of gedragscodes. Daarnaast reguleert
Title IX veel rond klacht- en meldvoorzieningen. Als het gaat om toepassingsmogelijkheden
op dit vlak wil ik het onderzoek naar klacht- en meldvoorzieningen afwachten waarin
ook de adviezen van regeringscommissaris Hamer worden meegenomen bij het zoeken naar
handelingsperspectieven.
Lijn 2: Uitbreiding van de meld- overleg- en aangifteplicht zedenmisdrijven in de
WHW en verkenning naar mogelijk verbod op zwijgbedingen
In het Wetsvoorstel Vrij en veilig onderwijs wordt een uitbreiding van de meld- overleg-
en aangifteplicht (MOA) zedenmisdrijven geregeld op twee punten die ook van invloed
zijn op hogescholen en universiteiten. Ten eerste zal de MOA verbreed worden naar
meerderjarige studenten en niet alleen betrekking hebben op seksueel misbruik maar
ook op seksuele intimidatie. De internetconsultatie van het Wetsvoorstel Vrij en veilig
onderwijs is eind september 2023 gesloten en de reacties worden op dit moment verwerkt.
De verwachting is dat het wetsvoorstel rond de zomer van dit jaar wordt ingediend
bij de Raad van State. In haar advies onderstreept regeringscommissaris Hamer het
belang van deze uitbreiding om het melden structureel te ondersteunen.7
Verder voer ik een inventarisatie uit naar een mogelijk probleem met betrekking tot
zwijgbedingen in het onderwijs. Deze inventarisatie richt zich op de sectoren po,
vo, mbo, hbo en wo. Ik verwacht de uitkomsten hiervan dit jaar met uw Kamer te kunnen
delen.
Lijn 3: Verbetering van voorzieningen voor klachten en meldingen
Nog te vaak zie ik bij incidenten dat klacht- en meldvoorzieningen niet goed hebben
gefunctioneerd, niet worden gevonden of niet worden vertrouwd. Het recente onderzoek
over de psychosociale arbeidsbelasting binnen universiteiten van de Arbeidsinspectie
bevestigt dit beeld.8 In mijn brief van 8 juni 2023 heb ik aangegeven een beter beeld te willen krijgen
van de kwaliteit van klachtenprocedures, de inlichting erover aan studenten en medewerkers
en de tevredenheid over de behandeling van klachten bij universiteiten en hogescholen.
Ik heb daarom opdracht gegeven voor een onafhankelijk onderzoek naar de werking van
de klacht- en meldvoorzieningen binnen hogescholen en universiteiten. Dit sluit aan
bij het advies van de Arbeidsinspectie om hier meer onderzoek naar te doen.
In het onderzoek is onder andere aandacht voor de rol van de Vertrouwensinspectie
(als onderdeel van de Inspectie van het Onderwijs), het anoniem melden van onveilige
situaties en handelingsperspectieven voor de instellingen gericht op de verbetering
van de kwaliteit van hun klacht- en meldvoorzieningen zoals doorverwijzing naar de
strafrechtketen, onder andere naar aanleiding van het toegenomen antisemitisme9. Tevens zal het onderzoek inzicht moeten bieden in hoeverre een onafhankelijk meldpunt
meerwaarde kan hebben ten opzichte van de bestaande voorzieningen binnen de instellingen.
Ik heb het onderzoeksbureau gevraagd de aandachtspunten van regeringscommissaris Hamer
op het gebied van de klacht- en meldvoorzieningen mee te nemen bij de uitwerking van
de handelingsperspectieven die het onderzoek moet opleveren.10
Het onderzoek naar de klacht- en meldvoorzieningen is naar verwachting eind 2024 afgerond.
Op basis van de handelingsperspectieven die worden geschetst, zal ik bezien welke
vervolgstappen dit onderzoek oplevert. De uitkomsten van het onderzoek en de voorgenomen
vervolgstappen zal ik voor de zomer van 2025 met uw Kamer delen.
Lijn 4: Versterking toezicht
De verantwoordelijkheid voor sociale veiligheid ligt primair bij de instellingen zelf.
Recente casuïstiek, zoals het inspectierapport over de TU Delft en het rapport van
de Arbeidsinspectie over psychosociale arbeidsbelasting binnen universiteiten, laat
echter zien hoe belangrijk toezicht is om misstanden aan het licht te brengen wanneer
instellingen er niet in slagen de sociale veiligheid te borgen. Het introduceren van
de zorgplicht in de WHW geeft de Inspectie van het Onderwijs meer handvatten om op
te treden wanneer de sociale veiligheid van studenten in het geding komt. In aanvulling
hierop is met de Inspectie van het Onderwijs en de Arbeidsinspectie verkend hoe zij
(in samenhang) het externe toezicht kunnen versterken. Dit gesprek heeft een continu
karakter. Het is daarnaast goed om te benoemen dat de Inspectie van het Onderwijs
deze zomer zal starten met een onderzoek naar de raden van toezicht bij instellingen
in het hbo en wo. De Inspectie van het Onderwijs wil onderzoeken hoe raden van toezicht
hun wettelijke opdracht invullen en wat zij voor een goede taakinvulling nodig hebben.
Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek zal ik samen met de Inspectie van het
Onderwijs eventuele vervolgstappen verkennen.
Met betrekking tot intern toezicht staat sociale veiligheid als een terugkerend agendapunt
op mijn periodiek overleg met de voorzitters van de raden van toezicht van universiteiten.
Het onderwerp zal ook vanuit mijn ministerie besproken worden met de Vereniging Toezichthouders
Hogescholen (VTH).
Eerder heb ik ook aangegeven uw Kamer voor de zomer te informeren over de stand van
zaken ten aanzien van het rapport van de Inspectie van het Onderwijs over de sociale
veiligheid op de TU Delft. Dat doe ik graag door een afschrift van een brief die ik
recentelijk aan de Raad van Toezicht van de TU Delft heb verzonden met uw Kamer te
delen, zie hiervoor bijlage 2. Naar aanleiding van het inspectierapport heb ik meerdere gesprekken gevoerd met
de Raad van Toezicht van de TU Delft om mij ervan te vergewissen dat de TU Delft de
herstelopdracht die de inspectie heeft gegeven goed oppakt, en om een heldere en onderbouwde
inschatting van de Raad van Toezicht te ontvangen of zij en het huidige College van
Bestuur in staat zijn om de geconstateerde problematiek op en aan te pakken. De brief
is een schriftelijke bevestiging van de onderwerpen en de aandachtspunten die ik in
deze gesprekken heb meegegeven aan de Raad van Roezicht. Op basis van de tot nu toe
gevoerde gesprekken heb ik er vertrouwen in dat mijn boodschap goed is overgekomen
bij de Raad van Toezicht. Ik blijf het komende jaar gedurende de uitvoering van het
verbeterplan door de TU Delft op gezette tijden in gesprek met de Raad van Toezicht
om mij er blijvend van te vergewissen dat dit goed wordt opgepakt.
Lijn 5: Stimulering van samenwerking tussen universiteiten en hogescholen in het vergroten
van sociale veiligheid
Sociale veiligheid moet gestalte krijgen binnen de instellingen zelf. In het veld
is veel bereidheid om hierin stappen te zetten. Tegelijkertijd is dit een complex
onderwerp dat vele dimensies en dilemma’s kent. Een lerende aanpak is daarom cruciaal.
In mijn brief van 8 juni 2023 heb ik, mede op advies van de Koninklijke Nederlandse
Akademie van Wetenschappen (KNAW), aangegeven een vierjarig programma te starten om
de samenwerking in de sector te stimuleren en te faciliteren. Dit sluit aan bij een
belangrijke oproep in het advies van regeringscommissaris Hamer om het leren binnen
de sector structureel te borgen.11
Het landelijk programma sociale veiligheid dat ik ben gestart, heeft als doel de sociale
veiligheid binnen het hoger onderwijs en de wetenschap te bevorderen. Ik heb op 3 juni
2024 een regiegroep ingesteld om hier uitvoering aan te geven.12 De basis voor de regiegroep ligt besloten in het Convenant Sociale Veiligheid in
Hoger Onderwijs en Wetenschap 2024–2027 dat ik samen met partners in het veld heb
gesloten.13 Als partners hebben zich, naast OCW, bij dit convenant aangesloten: het Interstedelijk
Studenten Overleg (ISO) en de Landelijke Studentenvakbond (LSVb) vertegenwoordigen
het perspectief van de studenten; Promovendi Netwerk Nederland (PNN) vertegenwoordigt,
mede namens PostdocNL, de postdocs en promovendi binnen de Nederlandse universiteiten;
Universiteiten van Nederland (UNL) en Vereniging Hogescholen (VH) vertegenwoordigen
de besturen van de hbo- en wo-instellingen; de Algemene Onderwijsbond (AOb) en de
Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) vertegenwoordigen de medewerkers. Met ondertekening
van dit convenant onderstreept de volledige sector haar commitment aan het verbeteren
van de sociale veiligheid in het hbo, wo en de wetenschap. Ik ben er trots op dat
deze partijen de handen ineengeslagen hebben om hier samen aan te gaan werken.
In het convenant zijn afspraken vastgelegd met betrekking tot de regiegroep sociale
veiligheid. De regiegroep bestaat uit zes vertegenwoordigers van de hiervoor genoemde
convenantpartners en vijf inhoudelijke experts14. De leden van de regiegroep zijn door mij benoemd en worden geacht zonder last en
ruggenspraak te opereren, zodat de regiegroep slagvaardig en onafhankelijk is. Drs.
Febe Deug CMC heeft zich bereid getoond om voorzitter te worden van de regiegroep.
Zij heeft als voorzitter van MORES en voorzitter van de integriteitscommissie JenV
ruime ervaring met deze problematiek. Ik ben haar en de andere leden zeer erkentelijk
dat zij hun kennis en ervaring willen inzetten voor dit belangrijke doel.
De regiegroep heeft als doel om de sociale veiligheid in hbo, wo en de wetenschap
te bevorderen. Dit doet de regiegroep door initiatieven te initiëren, faciliteren
en stimuleren, die zich richten op kennisdeling, kennisvergaring en het bevorderen
van samenwerking binnen de sector op het gebied van sociale veiligheid. Bij het inrichten
van haar aanpak zal de regiegroep aandacht besteden aan de drie belangrijke aspecten
uit het voorgenoemde KNAW-advies, namelijk: 1) de organisatiestructuur van instellingen,
2) de cultuur op de werkvloer en 3) het systeem van klachtafhandeling en preventie.
Het KNAW-advies geeft ook de besturen van instellingen concrete aanknopingspunten
om te werken aan hun sociale veiligheid. Dit geldt ook voor het rapport van de Arbeidsinspectie.
Een aantal van deze aanknopingspunten gaat specifiek in op de manier waarop het management
en leiderschap binnen de organisatie wordt vormgegeven en de mate waarin centraal
beleid en visie haar weg vindt naar de werkvloer.
De verschillende incidenten waarmee ik recent helaas weer ben geconfronteerd, bevestigen
het beeld dat een goede visie en duidelijke sturing onontbeerlijk zijn in het realiseren
van de gewenste cultuurverandering die nodig is voor een sociaal veilig studie- en
werkklimaat. Ik zal dit meegeven aan de regiegroep, maar ook zelf met de instellingen
verkennen hoe zij hieraan invulling kunnen geven. Verder laten de recente incidenten
bij studenten- en studieverenigingen zien dat ook hier urgente kwesties spelen rond
sociaal onveilig gedrag. Ik heb daarom besloten om hen binnen de reikwijdte van de
opdracht van de regiegroep te laten vallen en deze niet alleen te beperken tot de
instellingen.
Daarnaast geef ik het veld de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor initiatieven
gericht op de bevordering van sociale veiligheid. Om de integraliteit te bewaken,
zal ik de regiegroep vragen mij over die aanvragen te adviseren. Ik verwacht van de
regiegroep dat zij de sector helpt om de werkzame elementen van verschillende activiteiten
die helpen de sociale veiligheid te verbeteren te identificeren. Ook kan de regiegroep
de sector helpen bij het ontwikkelen van een passende aanpak in het licht van maatschappelijke
ontwikkelingen. De regiegroep zal belangrijke lessen en ervaringen die voortkomen
uit haar programma delen met de sector en met mij om het beleid op het gebied van
sociale veiligheid binnen de sector te verbeteren. De regiegroep wordt in haar taak
ondersteund door een programmamanager en een programmasecretaris en kan desgewenst
verdere ondersteuning organiseren. Voor dit landelijke programma heb ik in de periode
2024 tot en met 2027 jaarlijks € 4 miljoen beschikbaar gesteld.15
Samenwerken aan een sociaal veilig hoger onderwijs en wetenschap
In mijn brief van 8 juni 2023 heb ik uw Kamer het bredere perspectief geschetst rond
de activiteiten die lopen en die direct en indirect bijdragen aan het bevorderen van
de sociale veiligheid binnen hbo, wo en de wetenschap, zoals het programma «Erkennen
en Waarderen», de «OCW-agenda tegen discriminatie en racisme», het Nationaal Actieprogramma
Aanpak Seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (NAP) en de Emancipatienota.
Ook mijn structurele investeringen voor meer onderzoek en vaste aanstellingen, met
als doel het creëren van rust en ruimte, zetten in op het verminderen van enkele factoren,
zoals een competitiedruk, die ten grondslag liggen aan sociale onveiligheid. Daarnaast
zijn er verschillende initiatieven die zich richten op het bevorderen specifieke vormen
van sociale veiligheid zoals de preventie van seksueel grensoverschrijdend gedrag
en acceptatie van lhbtiq+ medewerkers en studenten.
Seksueel grensoverschrijdend gedrag bij studie- en studentenverenigingen
Met het oog op seksueel grensoverschrijdend gedrag is het van groot belang dat ook
studie- en studentenverenigingen hun verantwoordelijkheid nemen om te zorgen voor
een sociaal veilige omgeving. Hier worden mooie stappen genomen. Zo hebben veel verenigingen
zich aangesloten bij het Studentenpact16 waarbinnen zij zich committeren aan een aantal afspraken, zoals goed samenwerken
en het delen van kennis om de sociale veiligheid te verbeteren. Ook de Ben je oke?-campagne
van Rutgers heeft verenigingen hierbij geholpen. Verder hebben veel studie- en studentenverenigingen
een workshop van GELIJKSPEL gevolgd waarin zij inzicht hebben gekregen over onderwerpen
zoals seksueel plezier en «sexual consent», waarmee zij gezamenlijk de omgangsvormen
omtrent seks herschrijven. Ik ondersteun dit soort initiatieven door hiervoor middelen
beschikbaar te stellen vanuit het uitgangspunt dat de studentenverenigingen zelf verantwoordelijk
zijn voor het verbeteren van de sociale veiligheid onder hun leden.
Ik zie echter dat nog niet alle verenigingen hun verantwoordelijkheid nemen. Elk incident
is in mijn ogen onacceptabel. In het kader van de toezegging aan lid Becker heb ik
inmiddels een eerste keer met de instellingen gesproken over de rol die zij hebben
in hun relatie met studenten- en studieverenigingen.17Ik heb benadrukt dat ik het logisch vind om elementaire eisen over de veiligheid te
stellen bij het verstrekken van subsidie aan een organisatie. Ten aanzien van de afhandeling
van incidenten gaven instellingen mij hierover een helder signaal terug: bij incidenten
schuwen zij niet om subsidies aan de studenten- en studieverenigingen stop te zetten.
Ook heb ik met hen gesproken over hoe voorlichting over seksueel grensoverschrijdend
gedrag structureel ingebed kan worden op de instellingen.
Ik zie dat de sector hiermee aan de slag is. Ik zal met de instellingen in gesprek
gaan met betrekking tot de verschillende aspecten van seksueel grensoverschrijdend
gedrag. Ik wil wel aangeven dat we moeten oppassen dat we dit probleem alleen bij
de instellingen neerleggen, aangezien er grenzen zijn aan wat zij vanuit hun maatschappelijke
functie kunnen doen. We kunnen hen wel vragen om daar waar mogelijk de verenigingen
te helpen om hierop actie te ondernemen, bijvoorbeeld door samen te kijken hoe een
sociale omgeving gecreëerd kan worden maar ook door te werken met subsidievoorwaarden
die eisen stellen aan het creëren van een sociale omgeving.
Verder wil ik uw Kamer informeren over de gesprekken die ik met kunstonderwijsinstellingen
over hun acties en voortgang op de verbetering van de sociale veiligheid op de opleidingen,
waarbij er ook aandacht is geweest voor de professionalisering van docenten op het
gebied van sociale veiligheid.18 Met hun Code Sociale Veiligheid zet de sector hier zelf op in.
Slot
Ik zie uit naar initiatieven van zowel de regiegroep, als van de instellingen en de
studentenorganisaties. Verder hecht ik veel waarde aan het onderzoek van de Inspectie
van het Onderwijs naar hoe raden van toezicht hun wettelijke opdracht invullen en
wat zij voor een goede taakinvulling nodig hebben. Samen met de handelingsperspectieven
uit het onderzoek naar de meld- en klachtvoorzieningen en de gesprekken die ik met
de instellingen blijf voeren, zal het ons inzicht vergroten hoe de instellingen de
sociale veiligheid onder hun studenten, onderzoekers en andere medewerkers kunnen
verbeteren.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Indieners
-
Indiener
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap