Brief regering : Voortgang Open Overheid
32 802 Toepassing van de Wet open overheid
Nr. 93
                   BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juni 2024
In het debat met de commissie voor Binnenlandse Zaken van 15 februari jl. (Kamerstuk
                     32 802, nr. 91) sprak ik met uw Kamer over de Wet open overheid (Woo) en het Meerjarenplan Openbaarmaking
                     en Informatiehuishouding Rijksoverheid. In dit debat heb ik een aantal toezeggingen
                     gedaan. In het daaropvolgende tweeminutendebat Woo van 5 maart jl. zijn een aantal
                     moties aangenomen en is op mijn verzoek een motie aangehouden. In deze brief informeer
                     ik uw Kamer over:
                  
• voortgang actieve openbaarmaking;
• het driemaandelijks overzicht van rechterlijke uitspraken over Woo-verzoeken (motie
                           Omtzigt; 32 802, nr. 64); en
                        
• de voortgang op de eerder genoemde moties en toezeggingen.
1. Voortgang actieve openbaarmaking
               
Ingevolge de Wet open overheid wordt het verplicht een aantal categorieën van informatie
                     actief openbaar te maken. Het beleid van het kabinet is dat meer informatie niet alleen
                     actief openbaar wordt gemaakt maar ook betrouwbaar, goed vindbaar en toegankelijk
                     is. In de praktijk betekent dit het verzorgen van platformen om deze informatie eenvoudig
                     en veilig te kunnen plaatsen en met voldoende capaciteit om de snelle groei aan informatie
                     te kunnen beheren. Daarnaast wordt er gewerkt aan standaarden en metadata. De invoering
                     is stapsgewijs om de uitvoeringslast voor overheden behapbaar te houden.
                  
Het ACOI heeft een drietal aanbevelingen gedaan over actieve openbaarmaking op grond
                     van de Woo. Het betreft geen formeel advies, maar een brief op eigen initiatief in
                     het kader van het monitoren en bevorderen van de openbaarmaking van publieke informatie.
                     Ik ben het Adviescollege erkentelijk voor de waardevolle aanbevelingen. Dit advies
                     is als bijlage toegevoegd aan deze brief.
                  
Ik ben blij dat het ACOI de stapsgewijze aanpak van de invoering van de actieve openbaarmaking
                     van de 17 informatiecategorieën1 steunt, waarin de gebruiker centraal staat. Het ACOI wijst verder op het belang van
                     het voortzetten van periodiek gebruikersonderzoek en het gebruik van goede praktijkvoorbeelden.
                     Dit heb ik onderdeel gemaakt van de aanpak.
                  
Het ACOI beveelt daarnaast aan om duidelijkheid te bieden aan gebruikers en bestuursorganen
                     op drie punten:
                  
1. Laat artikel 3.3 van de Woo over actieve openbaarmaking zo snel mogelijk ingaan.
2. Stel vast welke standaarden gelden bij publicatie van overheidsdocumenten.
3. Bepaal en harmoniseer hoe lang gepubliceerde documenten online moeten staan.
Hieronder volgt een uiteenzetting per aanbeveling.
Aanbeveling 1: «Laat artikel 3.3 van de Woo over actieve openbaarmaking zo snel mogelijk ingaan»
Ik neem deze aanbeveling over. Zoals toegezegd in het commissiedebat Wet open overheid
                     van 15 februari jl. ontvangt uw Kamer voor het zomerreces een brief over wanneer welke
                     categorieën openbaar worden gemaakt. Daarnaast heb ik besloten om het ingaan van de
                     verplichting van artikel 3.3 zo veel mogelijk te versnellen. In overleg met de medeoverheden
                     heb ik besloten de verplichte openbaarmaking van de eerste vijf verplichte categorieën
                     1 november a.s. in te laten gaan, per koninklijk besluit. Dat gaat om de categorieën:
                  
• Wetten en algemeen verbindende voorschriften (art. 3.3, eerste lid, onderdeel a);
• Overige besluiten van algemene strekking (art. 3.3, eerste lid, onderdeel b);
• Organisatie en werkwijze (art. 3.3, eerste lid, onderdeel d);
• Bereikbaarheidsgegevens (art. 3.3, eerste lid, onderdeel e);
• Vergaderstukken Staten-Generaal (art. 3.3, tweede lid, onderdeel b).
Ik treed verder in overleg met bestuursorganen, om te bepalen wat de data zijn waarop
                     de verplichting tot het openbaar maken van de overige categorieën in zal gaan. Verder
                     zal ik bezien of voor de Rijksoverheid al eerder tot verplichting van de actieve openbaarmaking
                     van bepaalde categorieën kan worden overgegaan.
                  
Daarnaast maak ik het mogelijk voor bestuursorganen om hierop vooruit te lopen en
                     zet ik in 2024 ook in op de ontwikkeling van een dashboard rondom actieve openbaarmaking.
                     Hierdoor ontstaat zicht en sturing op de publicatie van de informatiecategorieën door
                     bestuursorganen op de Woo-index.
                  
Aanbeveling 2: «Stel vast welke standaarden gelden bij publicatie van overheidsdocumenten»
Inmiddels is er besloten om de door het Nationaal Archief ontwikkelde standaard MDTO2 als overheidsbrede standaard vast te stellen. Op dit moment werkt de Woo-index met
                     een tijdelijke standaard (TOOI3). Ik zal ervoor zorgdragen dat zo spoedig mogelijk MDTO wordt ondersteund.
                  
Nadat er gaandeweg meer inzicht komt in zowel de informatiebehoefte van gebruikers
                     en hun zoekgedrag als in de beschikbaarheid en standaardisatiegraad van documenten
                     met bijbehorende metadata, kunnen de publicatie-eisen (standaarden) worden uitgebreid.
                  
Aanbeveling 3: «Bepaal en harmoniseer hoe lang gepubliceerde documenten online moeten staan»
Ook deze aanbeveling neem ik over. Ik kan mij vinden in de redenering van het Adviescollege
                     om een «default» publicatieduur van 10 jaar te hanteren voor niet-blijvend te bewaren
                     documenten. In het geval in de selectielijst voor de brondocumenten een kortere bewaartermijn
                     geldt, kan deze ook als kortere publicatieduur gehanteerd worden.
                  
Wanneer sprake is van blijvend te bewaren brondocumenten, ligt de overbrengingstermijn
                     die gehanteerd wordt in de Archiefwet als «default» publicatieduur voor bestuursorganen
                     voor de hand. Na de overbrenging vallen de documenten onder het openbaarheidsregime
                     van de Archiefwet.
                  
Stip op de horizon
Het ACOI sluit af met een pleidooi voor een stip op de horizon, waarbij gerefereerd
                     wordt aan artikel 6.2, derde lid van de Woo. In het Meerjarenplan Openbaarheid en
                     Informatiehuishouding Rijksoverheid heb ik streefbeelden opgenomen. Ik zal deze streefbeelden
                     vertalen naar een lange termijnvisie op openbaarheid.
                  
2. Driemaandelijks overzicht rechterlijke uitspraken Woo-verzoeken
               
Bij deze brief ontvangt u een overzicht met rechterlijke uitspraken over Woo-verzoeken
                     in het kader van de motie Omtzigt c.s. (32802–64). Dit overzicht bevat Woo-verzoeken
                     waarbij de rechter een termijn heeft opgelegd om een besluit te nemen, deze termijn
                     wordt overschreden en het ministerie een dwangsom verschuldigd is. Het overzicht betreft
                     de bijgewerkte gegevens van ministeries tot 1 april jl. en is een update van het overzicht
                     van 8 februari jl.4 Het volgende overzicht zal ik na het zomerreces met uw Kamer delen. Vanaf heden zal
                     ik in de rapportage over de motie Omtzigt een korte appreciatie van de stand van zaken
                     rondom Woo-verzoeken met dwangsommen meegeven.
                  
In het eerste kwartaal van 2024 ging het nog niet goed met de afhandeling van Woo-verzoeken
                     met dwangsom. Van de 73 niet-afgehandelde Woo-verzoeken met dwangsom uit het vierde
                     kwartaal van 2023 zijn er 19 afgerond. Daarmee zijn verhoudingsgewijs minder Woo-verzoeken
                     met dwangsom afgehandeld dan in het vierde kwartaal van 2023.
                  
Er zijn in het eerste kwartaal van 2024 naar verhouding meer nieuwe Woo-verzoeken
                     met dwangsom bijgekomen dan in het vierde kwartaal van 2023. Dit gaat om 50 Woo-verzoeken
                     met dwangsom tegenover 33 in de vorige periode. Dit getal wordt echter vertekend door
                     één uitspraak bij SZW waarbij de uitspraak betrekking had op zestien Woo-verzoeken,
                     die allemaal afgehandeld zijn. Zonder deze uitspraak van SZW is het aantal nieuwe
                     Woo-verzoeken met dwangsom in het eerste kwartaal van 2024 vergelijkbaar met de situatie
                     in eerdere kwartalen.
                  
Op 1 april jl. waren nog 81 Woo-verzoeken in behandeling waarbij een dwangsom is verbeurd,
                     tegenover 73 aan het einde van het vorige kwartaal. Het overzicht toont daarmee dat
                     het aantal openstaande Woo-verzoeken met dwangsom nog niet afneemt. De afhandeling
                     van Woo-verzoeken moet beter. In de kabinetsreactie op de invoeringstoets Woo, die
                     u eind juni ontvangt, kondig ik daarom maatregelen aan die de afhandeling van Woo-verzoeken
                     moeten versnellen.
                  
3. Moties tweeminutendebat Woo (5 maart 2024)
               
Motie Palmen (32 802, nr. 85) en motie Palmen (32 802, nr. 86)
Verzoekt de regering afdoende maatregelen te nemen om vanaf 2024 minimaal de helft
                        van de jaarlijkse Wet open overheid-verzoeken aan het Rijk binnen de wettelijke termijn
                        van 42 dagen af te handelen; verzoekt de regering om, net als in andere Europese landen,
                        overheidsbesluiten, zowel centraal als decentraal, geautomatiseerd en actief openbaar
                        te maken en per brief de Kamer te informeren over de mogelijkheden en termijnen hiervoor.
Verzoekt de regering te onderzoeken welke aanpassingen leiden tot het sneller, actief
                        en meer geautomatiseerd openbaar maken van overheidsinformatie waarbij de inzet van
                        extra ambtenaren, in de parafenlijn, beperkt kan worden.
Eind juni ontvangt u de kabinetsreactie op de invoeringstoets Woo, hierin worden maatregelen
                     aangekondigd die de afhandeling van Woo-verzoeken moeten versnellen binnen het Rijk,
                     zodat meer Woo-verzoeken binnen de termijn zullen worden afgehandeld.
                  
Daarnaast ontvangt u voor het zomerreces ook een verzamelbrief met daarin de planning
                     voor het vaststellen van de Koninklijke Besluiten waarmee artikel 3.3 van de Woo in
                     werking treedt en het openbaar maken van 17 categorieën informatie verplicht wordt.
                     Dit zal leiden tot meer geautomatiseerd en actief openbaar maken van informatie, zowel
                     centraal als decentraal. De actief openbaar gemaakte informatie zal vindbaar zijn
                     via de Woo-index.5
Motie Chakor c.s. (32 802, nr. 87) – Aangehouden
Verzoekt de regering een nationaal coördinator aan te stellen die het genoemde meerjarenplan
                        gaat opstellen en die de taken en bevoegdheden krijgt die nodig zijn om tot een versterking
                        van de openbaarheid en de informatiehuishouding van de overheid te komen.
Ik heb u verzocht deze motie aan te houden zodat een reflectie op de komst van een
                     nationaal coördinator verwerkt kan worden in de reactie op de evaluatie van de regeringscommissaris
                     Informatiehuishouding. U ontvangt hierover zo snel mogelijk een brief.
                  
Motie Chakor c.s. (32 802, nr. 88)
Verzoekt de regering te onderzoeken hoe bij overheidsorganisaties bevorderd kan worden
                     dat dit overleg [overleg tussen overheidsorganisaties en Woo-verzoekers] tot stand
                     gaat komen, te bezien of de Woo daarvoor moet worden aangepast en daarbij de desbetreffende
                     adviezen van het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding te betrekken.
Eind juni ontvangt u de kabinetsreactie op de invoeringstoets Woo, hierin wordt ook
                  ingegaan op het stimuleren van contact tussen de Woo-verzoeker en overheidsorganisaties.
               
Motie Sneller c.s. (32 802, nr. 89)
Verzoekt de regering om de Woo uit te voeren overeenkomstig de wet en de jurisprudentie,
                        de rijksbrede instructie in overeenstemming te brengen met de wet en de jurisprudentie,
                        en de Kamer hiervan binnen zes weken verslag te doen.
Voor het zomerreces ontvangt u een verzamelbrief met daarbij ook de gewijzigde rijksbrede
                     Woo-instructie.
                  
4. Toezeggingen commissiedebat Woo (15 februari 2024)
               
Woo-invoeringstoets (TZ202402–119)
De Kamer ontvangt in Q2 2024 een brief met reactie op de invoeringstoets, de adviezen
                        van het ACOI, de regeringscommissaris, en de oproep van journalisten. In de brief
                        wordt tevens ingegaan op de mogelijke rol en bevoegdheden van een nationaal coördinator,
                        of welke naam deze functionaris ook krijgt, de Groninger aanpak, en een stappenplan
                        van wat op welke termijn kan worden verbeterd en welke bevoegdheden eventueel veranderd
                        zouden moeten worden.
Binnenkort ontvangt u mijn reactie op de evaluatie van de functie regeringscommissaris
                     Informatiehuishouding, daarin zal ik ook ingaan op het advies van het ACOI over het
                     instellen van een nationaal coördinator. In deze brief beschrijf ik verder de bevoegdheden
                     van BZK die ingezet zullen gaan worden om meer regie te nemen in de veranderopgave
                     voor openbaarheid en informatiehuishouding.
                  
Eind juni ontvangt u de kabinetsreactie op de invoeringstoets Woo, hierin wordt meegenomen:
• de oproep tot mogelijkheden voor verbetering van de uitvoering van de Woo door onderzoeksjournalisten6;
• de adviezen van het ACOI en de regeringscommissaris Informatiehuishouding; en
• de Groninger aanpak.
Planning openbaar maken 17 categorieën informatie (TZ202402–120)
De Kamer ontvangt voor de zomer een brief over wanneer welke categorieën openbaar
                     worden gemaakt.
Voor het zomerreces ontvangt u de hierboven genoemde verzamelbrief met daarin ook
                  de planning voor het vaststellen van de Koninklijke Besluiten waarmee artikel 3.3
                  van de Woo in werking treedt en het openbaar maken van 17 categorieën informatie door
                  alle overheidsorganisaties verplicht wordt.
               
Verbetering openbaarmaking agenda’s bewindspersonen (TZ202402–121)
De Kamer ontvangt voor de zomer een reactie op het onderzoek van professor Braun inzake
                        de verbetering van de openbaarmaking van agenda's van bewindspersonen.
Het onderzoek naar de verbetering van de openbaarmaking van de agenda’s van bewindspersonen
                     wordt naar verwachting in juli afgerond. U ontvangt in september een reactie van het
                     kabinet hierop.
                  
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
                  A.C. van Huffelen
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
