Brief regering : Uitwerking motie van het lid Patijn over varianten voor compensatie uitwerken voor groepen waarvan de koopkracht is overschat (Kamerstuk 36488-18)
36 410 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2024
Nr. 69
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juni 2024
In de motie Patijn1 wordt de regering verzocht om varianten voor compensatie uit te werken in het licht
van de fout in de koopkrachtcijfers. Met deze brief voer ik deze motie uit.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen en ik hebben uw Kamer op
8 maart jl. per brief geïnformeerd over de bijstelling van de koopkrachtcijfers van
20242. In de eerdere berekening van deze cijfers was er in bepaalde berekeningen uitgegaan
van een te hoge huurtoeslag in 2024. Hierdoor is de koopkrachtontwikkeling voor voorbeeldhuishoudens
met huurtoeslag te hoog ingeschat.
Om huishoudens tegemoet te komen heeft het kabinet zich ingespannen om de huurtoeslag
nog in 2024 additioneel te verhogen. Het wetsvoorstel waarmee de huurtoeslag met € 36,60
per jaar wordt verhoogd is op 25 april jl. door de Tweede Kamer aangenomen3. De huurtoeslag wordt verhoogd middels een verlaging van de basishuur. De hogere
huurtoeslag geldt vanaf het toeslagjaar 2024 en wordt uitgekeerd vanaf juli. Toeslagontvangers
zullen het te weinig ontvangen bedrag aan huurtoeslag uit het eerste half jaar van
2024 met terugwerkende kracht ontvangen.
Beleidsopties gericht op de voorbeeldhuishoudens met huurtoeslag
De fout in de koopkrachtcijfers had alleen betrekking op voorbeeldhuishoudens met
huurtoeslag. De ontdekte fout had geen effect op de koopkrachtcijfers in de boxplot
en de puntenwolk of op de armoedecijfers van 2024.
In deze brief is een aantal beleidsopties in kaart gebracht. Het gaat daarbij om verhoging
van de huurtoeslag, de zorgtoeslag, de algemene heffingskorting, en het minimumloon
(met doorwerking op de uitkeringen en AOW). Deze maatregelen kunnen ook gecombineerd
worden om tot het gewenste inkomensbeeld te komen.
De maatvoering is zo gekozen dat er een inkomenseffect van 0,5% voor het voorbeeldhuishouden
alleenstaande in de bijstand zal zijn. Dit is een technisch uitgangspunt en impliceert een toename van het besteedbaar
inkomen van dit huishouden met 0,5% ten opzichte van de situatie zonder de beleidsoptie.
Om aan te sluiten bij de eerdere brief, wordt uitgegaan van het besteedbaar inkomen
inclusief huurtoeslag.
Een koopkrachtverbetering van 0,5%-punt voor alleenstaanden in de bijstand vereist
een verhoging van het besteedbaar inkomen (incl. huurtoeslag) van € 96 euro per jaar.
Tabel 1 geeft een overzicht van de doorgerekende maatregelen en de budgettaire gevolgen
in 2025. Generiekere maatregelen hebben bij hetzelfde inkomenseffect voor de alleenstaande
bijstandsgerechtigde een hoger budgettair beslag.
Tabel 1. Beleidsopties om een inkomenseffect van +0,5%-punt te realiseren voor het
voorbeeldhuishouden alleenstaande met bijstand
Beleidsoptie
Invulling
Budgettair beslag
1
Verhoging huurtoeslag
Verlaging van de basishuur met 8,00 euro p.m.
€ 170 miljoen
2
Verhoging zorgtoeslag
Verhoging maximale zorgtoeslag met 96 euro via verlaging van de normpercentages met
0,34%-punt
€ 472 miljoen1
3
Verhoging AHK
Verhoging maximale hoogte met 96 euro
€ 800 miljoen
4
Verhoging WML
Verhoging hoogte WML (januari 2025) met 1,0%-punt
€ 730 miljoen2
X Noot
1
De zorgtoeslag zal de komende jaren stijgen doordat de premie harder stijgt dan de
lonen. Hierdoor zullen de kosten van het verhogen van de maximale zorgtoeslag stijgen.
Het budgettaire beslag zal met de jaren stijgen.
X Noot
2
Dit bedrag zal oplopen tot € 750 miljoen per jaar. Dit betreft een grove indicatie
van het budgettaire effect, waarbij alleen de effecten op de SZW-begroting zijn meegenomen.
De wml-verhoging werkt door op de zorg- en huurtoeslag. Dit is in het budgettair beslag
meegenomen. De doorwerking op zorgtoeslag heeft een beslag van € 52 miljoen en de
huurtoeslag van € 38 miljoen. Daarnaast is ook geen rekening gehouden met een eventuele
compensatie voor gemeenten voor de SW-bedrijven.
Beleidsmatige overwegingen bij de beleidsopties
De verhoging van de huurtoeslag sluit het best aan bij de huishoudens voor wie de
koopkracht is bijgesteld. De groepen voor wie de koopkracht te hoog ingeschat was,
worden op deze manier het meest gericht gecompenseerd. Hierdoor is deze maatregel
het meest kosteneffectief. Tegelijkertijd kleven er ook nadelen aan het verhogen van
de huurtoeslag. Inkomen uit toeslagen is onzeker en hogere toeslagen kunnen leiden
tot hogere terugvorderingen en een hogere marginale druk. Deze keerzijden gelden voor
alle toeslagen, maar spelen het sterkst bij de huurtoeslag, omdat deze toeslag een
steile afbouw kent.
Een verhoging van de zorgtoeslag is na de huurtoeslag het meest kosteneffectieve alternatief
om de koopkracht van de huurtoeslagontvangers te verbeteren. Bij een verhoging van
de zorgtoeslag gelden dezelfde nadelen als bij de huurtoeslag. De zorgtoeslag bouwt
echter minder steil af, waardoor de meeste nadelen minder uitgesproken zijn.
Het verhogen van de AHK is een minder gerichte maatregel: alle personen met een inkomen
tot € 75.518 bruto hebben hier profijt van. Deze beleidsoptie zal daarom de koopkracht
van de meeste personen in Nederland verbeteren. Dit is ook de maatregel met het grootste
budgettaire beslag.
Het verhogen van het minimumloon is een alternatief. Mensen die het minimumloon of
een loon vlak daarboven verdienen, een minimumuitkering hebben of AOW-gerechtigd zijn
hebben hier profijt van. Het voordeel ten opzichte van verhoging van toeslagen is
dat dit huishoudens meer zekerheid over het inkomen oplevert. Door de koppeling van
het minimumloon aan de bijstand en AOW, heeft de maatregel forse budgettaire effecten
vergeleken met de andere opties. Daarnaast zal het afbouwinkomen voor toeslagen stijgen.
Dit kan resulteren in een stijging in het aantal toeslaggerechtigden. Een hoger minimumloon
leidt ook tot hogere loonkosten voor werkgevers. Dit kan leiden tot minder werkgelegenheid.
De Eerste Kamer heeft onlangs een minimumloonverhoging per 1 juli 2024 verworpen.
Inkomenseffecten van de beleidsopties
Tabel 2 (op de volgende pagina) geeft de inkomenseffecten per maatregel weer voor
de voorbeeldhuishoudens. Hierbij dient in het achterhoofd gehouden te worden dat de
budgettaire omvang van de verschillende maatregelen verschilt, zoals uitgelegd in
tabel 1.
Een verhoging van de huurtoeslag zorgt voor een verbetering van de koopkracht voor
huurtoeslagontvangers. Dit is in de tabel zichtbaar in de verbetering van de koopkracht
voor huishoudens met een relatief laag inkomen, zoals huishoudens met een bijstands-
of AOW-uitkering, en huishoudens die het minimumloon verdienen.
Een verhoging van de zorgtoeslag zorgt voor een positieve koopkrachtontwikkeling voor
huishoudens met lagere inkomens. In de voorbeeldhuishoudens leidt dit tot nagenoeg
dezelfde inkomenseffecten als een stijging van de huurtoeslag. Uitzondering is de
groep alleenstaande ouders met een modaal inkomen, die zien met een verhoging van
de zorgtoeslag geen verbetering van hun koopkracht, terwijl ze wel een kleine verbetering
zien bij de verhoging van de huurtoeslag. Dit komt doordat dit specifieke voorbeeldhuishouden
wel huurtoeslag ontvangt maar geen zorgtoeslag. Breder geldt dat er veel meer huishoudens
met recht op zorgtoeslag dan op huurtoeslag zijn. Daardoor hebben veel meer huishoudens
profijt van een verhoging van de zorgtoeslag, ondanks dat dat niet te zien is in de
voorbeeldhuishoudens.
Een verhoging van de algemene heffingskorting heeft een positief effect op de koopkracht
van bijna alle huishoudens. De koopkracht van bijstands- en AOW-ontvangers verbetert
het meest.
Een verhoging van het minimumloon heeft een positief effect op de koopkracht van huishoudens
met minimumloon, een bijstandsuitkering of AOW. Daarnaast krijgen alleenverdieners
en alleenstaanden ook een kleine koopkrachtverbetering.
Tabel 2. Inkomenseffecten (incl. HT) van de beleidsopties passend bij +0,5%-punt voor
de alleenstaande op het sociaal minimum
Inkomenseffecten (incl. huurtoeslag)
Koopkrachtcijfers
1.
2.
3.
4.
Werkenden:
Omvang bijstelling door fout
HT
+96 euro
ZT
+96 euro
AHK
+96 euro
WML +1,0%
Alleenverdiener met kinderen
modaal
– 0,1%
0,2%
0,2%
0,2%
0,3%
2 x modaal
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Tweeverdieners
modaal + ½ x modaal met kinderen
0,0%
0,0%
0,0%
0,1%
0,0%
2 x modaal + ½ x modaal met kinderen
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
2½ x modaal + modaal met kinderen
0,0%
0,0%
0,0%
0,1%
0,0%
modaal + modaal zonder kinderen
0,0%
0,0%
0,0%
0,2%
0,0%
2 x modaal + modaal zonder kinderen
0,0%
0,0%
0,0%
0,1%
0,0%
Alleenstaande
minimumloon
– 0,9%
0,3%
0,3%
0,3%
0,5%
modaal
0,0%
0,0%
0,0%
0,2%
0,0%
2 x modaal
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
Alleenstaande ouder
minimumloon
– 0,3%
0,2%
0,2%
0,0%
0,6%
modaal
– 0,3%
0,1%
0,0%
0,1%
0,2%
Niet werkenden:
Sociale minima
paar met kinderen
– 0,2%
0,3%
0,3%
0,4%
0,4%
alleenstaande
– 1,3%
0,5%
0,5%
0,5%
0,5%
alleenstaande ouder
– 0,4%
0,3%
0,3%
0,3%
0,3%
AOW (alleenstaand)
(alleen) AOW
– 0,5%
0,4%
0,4%
0,4%
0,5%
AOW +10000
– 0,4%
0,3%
0,3%
0,2%
0,4%
AOW (paar)
(alleen) AOW
– 0,2%
0,3%
0,3%
0,3%
0,5%
AOW +10000
– 0,3%
0,3%
0,3%
0,4%
0,4%
AOW +30000
0,0%
0,0%
0,0%
0,2%
0,3%
Timing en uitvoerbaarheid van de beleidsopties
Voor een aanvullende koopkrachtmaatregel is wetswijziging nodig. Aanpassing van fiscale
parameters of toeslagen is op zijn vroegst uitvoerbaar vanaf 1 januari 2025. Het is
dus niet meer mogelijk om nog gedurende 2024 aanvullende maatregelen te treffen. Het
kabinet besluit doorgaans in augustus over de koopkrachtmaatregelen voor een volgend
jaar.
Om het minimumloon met gekoppelde uitkeringen te verhogen is eveneens een wetswijziging
nodig. Het wetsvoorstel moet voor advisering worden voorgelegd aan de Raad van State
en vraagt vervolgens om een parlementaire behandeling in de Tweede en Eerste Kamer.
Daarna hebben het UWV, de Dienst Toeslagen en de SVB tijd nodig voor het verwerken
van het verhogingspercentage.
Dit betekent dat met een regulier wetstraject het minimumloon op zijn vroegst per
1 januari 2026 kan worden verhoogd.
Met het bovenstaande hoop ik uw Kamer voldoende geïnformeerd te hebben.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip