Brief regering : Verzamelbrief circulaire economie juni 2024
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Nr. 313 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juni 2024
Met deze brief ontvangt de Tweede Kamer informatie over de volgende vijf onderwerpen
op het gebied van de circulaire economie:
1. Procedure voortgangsbrief Manifest MVOI;
2. Onderzoek naar de landelijke invoering van een opt-in systeem;
3. Onderzoek naar prikkels duurzaamheid in secundaire bouwstoffenketens;
4. Voortgang ten aanzien van de handreiking circulair ontwerpen;
5. Onderzoek instrumentarium ter voorkoming dat recyclebaar bouw- en sloopafval wordt
verbrand.
Procedure voortgangsbrief Manifest MVOI
De Kamer ontvangt naar verwachting in het derde kwartaal van 2024 een brief over de
analyse van de gepubliceerde actieplannen Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven
en Inkopen (MVOI), die in het kader van het Manifest MVOI 2022–2025 zijn opgesteld.
Er was toegezegd dat de Kamer deze brief in het tweede kwartaal van 2024 zou ontvangen.
De reden van het uitstel is het later beschikbaar komen van de rapportage over deze
actieplannen, die met de brief naar de Kamer wordt gezonden.
Onderzoek naar de landelijke invoering van een opt-in systeem
Op 20 april 2023 is toegezegd aan het lid van Esch (PvdD) dat de Kamer zou worden
geïnformeerd over het besluit over de invoering van een ja-ja sticker1. Ter voorbereiding op een besluit hierover is een onderzoek uitgevoerd om de wenselijkheid
en haalbaarheid van de landelijke invoering van zo’n opt-in systeem voor het ontvangen
van ongeadresseerd reclamedrukwerk te toetsen bij belanghebbenden. De verkenning naar
deze maatregel is vanuit duurzaamheidsoogpunt ingestoken en richt zich alleen op het
ongeadresseerde reclamedrukwerk. Huis-aan-huisbladen vallen niet onder de reikwijdte
van het onderzoek. Als bijlage bij deze brief vindt u het eindrapport van dit onderzoek.
De conclusie naar aanleiding van het onderzoek, aanvullende gesprekken uitgevoerd
door het Ministerie van IenW en ontwikkelingen in de drukwerkmarkt, is dat de problematiek
rond de verspreiding van ongeadresseerd reclamedrukwerk breder is dan alleen papierverspilling.
De inzet is toe te werken naar een duurzame en gezonde reclamedrukwerkmarkt, passend
in een circulaire economie. Hierbij moet aandacht zijn voor het creëren van eenduidigheid
voor huishoudens en adverteerders en het creëren van een gelijk speelveld tussen de
partijen actief op de folderverspreidingsmarkt. Om dit te bewerkstelligen, zal worden
gezocht naar de juridische basis die hier het best passend voor is en zullen maatregelen
worden voorbereid die hieraan bijdragen. Bij het ontwikkelen van maatregelen zullen
de relevante belanghebbenden worden betrokken. Eventuele effectuering van de maatregelen
zal aan een volgend kabinet zijn.
Onderzoek naar prikkels duurzaamheid in secundaire bouwstoffenketens
In 2020 is de Kamer een onderzoeksrapport toegestuurd dat ingaat op de prikkels die
gelden voor het storten, verbranden en nuttig toepassen van afval in Nederland en
of deze prikkels de goede richting op staan2. Uit het onderzoek bleek dat in Nederland een efficiënt afvalverwerkingssysteem is
ontwikkeld. We zien echter dat er aandachtspunten zijn bij het toepassen van secundaire
bouwstoffen. Zo bleek er onvoldoende zicht te zijn op hoe secundaire bouwstoffen in
de bouw en in de bodem worden toegepast. Er is opdracht gegeven tot een vervolgonderzoek
om beter inzicht te krijgen in het gebruik van secundaire bouwstoffen. Het onderzoek
is uitgevoerd door Tauw en Drift en analyseert hoe het (herhaald) toepassen van specifieke
reststromen (bodemassen, staalslakken en recyclingsgranulaat) als secundaire bouwstoffen
beter kan worden ingericht. Dit onderzoek is als bijlage met deze brief meegestuurd.
In deze brief wordt ook ingegaan op de toezegging aan het lid Haverkort (VVD) in het
commissiedebat circulaire economie om te kijken naar de opbrengsten van secundaire
bouwstoffen3. Het onderzoek benoemt dat de primaire processen van slopen, staal maken en afval
verbranden, secundaire ketens mogelijk maken. De afvalwereld kent steeds meer innovatie,
waarbij veelvuldig wordt ingezet op het hergebruik van reststromen. Het onderzoek
licht toe dat er veelal sprake is van een negatieve prijs aan het begin van secundaire
bouwstoffenketens. In dat geval betaalt de ontdoener voor het verwerken van de reststroom.
Het verschilt per bouwstoffenketen of er sprake is van een negatieve prijs of een
zelfstandig economisch renderende keten. Zo geldt voor de casus van recyclingsgranulaat
meestal wél een positieve prijs over een hele keten.
Het rapport benoemt meerdere aanbevelingen. Zo wordt de Rijksoverheid geadviseerd
om tot een afwegingskader te komen over de impact van afval voor verbranding, de directe
import van bodemas en vergelijkbare stromen. EU-lidstaten worden op basis van de Kaderrichtlijn
Afvalstoffen geacht toe te werken naar een zelfvoorzienend, nationaal afvalbeheersysteem.
Op termijn streeft Nederland naar een landelijk vergunde afvalverbrandingscapaciteit
die in balans is met het aanbod aan binnenlands te verbranden afval. Dit betekent
dat er uiteindelijk minder brandbaar afval wordt geïmporteerd, maar ook dat er minder
brandbaar afval wordt geëxporteerd. Hiermee wordt ingezet op doelmatig afvalbeheer.
Verder wordt de Rijksoverheid geadviseerd om te bepalen welke ambities zij heeft op
het gebied van secundaire bouwstoffen. De uitkomsten van het onderzoek zijn van belang
om te komen tot een ketenaanpak van secundaire bouwstoffen. Het doel van de ketenaanpak
is om reststromen op een zo hoogwaardig en verantwoord mogelijke manier te verwerken
en toe te passen. Het voornemen is om hier ten minste de stromen staalslakken, AVI-bodemas
en immobilisaten in mee te nemen. Voor eind 2024 wordt de Kamer geïnformeerd over
de stand van zaken van de ketenaanpak secundaire bouwstoffen.
Voortgang ten aanzien van de handreiking circulair ontwerpen
Meer dan 80% van alle productgerelateerde milieueffecten wordt bepaald tijdens de
ontwerpfase. Het belang van circulair ontwerpen van producten is groot; als producten
niet zijn ontworpen op basis van circulaire principes zal een circulaire economie
niet realiseerbaar zijn. Om die reden heeft het Ministerie van IenW vanaf 2015 het
programma CIRCO4 (Circulair Ontwerpen) mogelijk gemaakt dat tot doel heeft ondernemers te helpen hun
producten circulair te ontwerpen. De uitvoering van het programma is ondergebracht
bij het Kennis- en Innovatieplatform CLICKNL, onderdeel van het topsectorenbeleid
voor de creatieve industrie.
Deze brief gaat in op de toezegging aan het lid Welzijn (NSC) in het commissiedebat
circulair bouwen, om de Kamer te informeren over de voortgang ten aanzien van de handreiking
circulair ontwerpen5. De afgelopen jaren heeft het programma CIRCO een robuuste methode ontwikkeld waarmee
maakbedrijven en professionele ontwerpers via een toegesneden design proces worden
begeleid naar een nieuwe circulaire propositie voor hun product met levensduurverlenging
als startpunt. Volgens de CIRCO methode identificeren bedrijven de kansen voor circulaire
verbeteringen in hun businessmodel met een focus op verlenging van de gebruiksfase
van hun product. Deze CIRCO methode wordt ingezet in de bouw, maakindustrie, consumptiegoederen
en kunststoffen, zijnde de prioritaire sectoren uit het NPCE.
Inmiddels zijn ruim 2.500 bedrijven en professionele ontwerpers begeleid en getraind
en ook aan de slag gegaan met de implementatie van hun specifieke circulaire proposities
en ketensamenwerking. In de sector bouw wordt de CIRCO methode al enige tijd toegepast,
enkele voorbeelden van de CIRCO aanpak in de bouw:
– Stalen gevelprofielen «as-a-service» met onderhoudsdiensten die een lange levensduur
waarborgen;
– Prefab en circulaire oplossingen voor grootschalige nieuwbouwprojecten tussen woningcorporaties
en bouwbedrijven;
– Circulaire oplossingen voor het energiezuinig maken van bestaande bouw;
– Nieuwe circulaire opties voor «warmte-as-a-service» in de installatietechniek;
– Circulair isolatieglas van 100% hergebruikt glas.
Ook voor de bouwgerelateerde maakindustrie wordt CIRCO ingezet met de focus op klimaatinstallaties
en de problematiek van de kritieke grondstoffen.
Kennis over circulair ontwerpen en het kunnen toepassen van deze kennis via CIRCO
helpt ondernemers om hun producten uiteindelijk circulair te maken. De CIRCO methode
is een cruciale uitvoeringskracht gebleken dat ondernemers een concreet handelingsperspectief
biedt dat bijdraagt aan de circulaire economie. De CIRCO methode wordt in Nederland
ingezet via negen regionale CIRCO Hubs bestaande uit regionale samenwerkingen tussen
regioversnellers, innovatieloketten, regionale ontwikkelmaatschappijen, banken, provincies,
gemeenten en brancheorganisaties. Daarnaast wordt de methode inmiddels ook in vele
andere landen gebruikt waaronder Brazilië, Portugal, Thailand, Duitsland en België.
Er wordt nu gewerkt aan verdere opschaling van circulair ontwerpen in Nederland door
middel van een multi-stakeholder samenwerking tussen kennisinstellingen en regionale
en sectorale partners in het vervolgprogramma Circonnect6. Nieuwe hulpmiddelen voor circulair ontwerpen worden ontwikkeld en bedrijven worden
geholpen bij de implementatie om zo de realisatie van een circulaire economie dichterbij
te brengen.
Onderzoek instrumentarium ter voorkoming dat recyclebaar bouw- en sloopafval wordt
verbrand
In een circulaire economie is het noodzakelijk dat alle bruikbare grondstoffen zo
hoogwaardig en lang mogelijk in omloop blijven. Daarom zet het kabinet zich in om
te voorkomen dat recyclebare materialen, waaronder gemengd bouw- en sloopafval, worden
verbrand. Momenteel wordt er nog een aanzienlijk volume recyclebare materialen afkomstig
uit gemengd bouw en sloopafval verbrand, ongeveer 230 kiloton. Om dit te voorkomen
zijn aanpassingen in de gehele afvalketen nodig.
Er zijn twee onderzoeken uitgevoerd om inzicht te krijgen in mogelijke maatregelen
die hieraan bij kunnen dragen. Deze onderzoeken7 stellen dat het certificeren van een bepaald sorteerproces, volgens de «best beschikbare
werkwijze» een kansrijke mogelijkheid hiertoe is. Het toepassen van het sorteerproces
zal er volgens de onderzoekers toe leiden dat er geen recyclebare materialen meer
aanwezig zijn in het sorteerresidu. Het sorteerresidu van dit proces kan wel worden
aangeboden aan een afvalverbrandingsinstallatie (AVI). Deze certificering moet bestaan
in combinatie met een positieve lijst van bedrijven die hun afval mogen aanbieden
aan een AVI. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat het systeem van het certificeren
van een sorteerproces in combinatie met het hanteren van een positieve lijst alleen
werking heeft als het juridisch wordt vastgelegd in een voorwaardelijk verbrandingsverbod
voor recyclebare materialen uit gemengd bouw en sloopafval. Deze maatregelen en bijbehorende
stappen zijn uitgebreid toegelicht in de rapporten.
Samen met de sector wordt momenteel verkend of dit de juiste manier is om invulling
te geven aan het beleidsdoel om te voorkomen dat recyclebare materialen worden verbrand.
Daarbij wordt gekeken welke verdere stappen mogelijk zijn om te komen tot meer recycling
en zo veel mogelijk hergebruik van materialen uit gemengd bouw en sloopafval. Als
onderdeel kan ook verkend worden of het juridisch verankeren van een verbrandingsverbod
voor recyclebare materialen uit gemengd bouw- en sloopafval meerwaarde heeft, in aanvulling
op de genoemde maatregelen.
Met bovenstaande is tevens de toezegging nagekomen om de Kamer te informeren over
de plicht om bouw- en sloopafval te scheiden om meer hergebruik en recycling mogelijk
te maken8.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat