Brief regering : Reactie op verzoek commissie over het artikel ‘Ten minste 172 doden door middel 'X' in Nederland sinds 2015’
32 647 Levensbeëindiging
Nr. 107
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2024
Op 25 april jl. heeft de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
mij per brief verzocht om een reactie op het artikel «Ten minste 172 doden door middel
«X» in Nederland sinds 2015» (nos.nl)1 (kenmerk 2024Z07456). Met deze brief doe ik u mijn reactie toekomen. Het NOS-artikel beschrijft de uitkomsten
van een onderzoek dat GGD Amsterdam en 113 Zelfmoordpreventie hebben uitgevoerd naar
suïcide door middel van «zelfdodingspoeders». Ik zal eerst opzet en de uitkomsten
van het onderzoek beschrijven en vervolgens mijn reactie daarop geven.
Het onderzoek
In het onderzoek «Suïcide door middel van «zelfdodingspoeders»; Een trendonderzoek
op basis van registraties van forensisch artsen» hebben GGD Amsterdam en 113 Zelfmoordpreventie
op basis van de registratie van forensisch medische diensten in Nederland en data
van het Centraal Bureau voor de Statistiek een observationele studie verricht naar
het aantal sterfgevallen door zelfdodingspoeders in de periode 1 januari 2015 tot
en met 31 december 2022. Hierbij is ook gekeken naar de demografische en klinische
kenmerken van de personen die in deze periode zijn overleden door suïcide met zelfdodingspoeders.
In totaal werden in dit onderzoek gegevens van 23 van de 25 GGD-regio’s in Nederland
gebruikt, met een landelijke dekkingsgraad van gemiddeld 73%.
Gedurende de onderzoeksperiode zijn op basis van de lijkschouwverslagen van forensisch
artsen 172 suïcides geïdentificeerd waarbij zelfdodingspoeders werden gebruikt. De
eerste zelfdodingen met zelfdodingspoeders werden geobserveerd in 2017. Het hoogste
aantal suïcides met zelfdodingspoeders was in 2021 (n=50) en nam in 2022 weer af (n=42).
In de periode 2015 tot en met 2022 betrof het 1,7% van alle suïcides, en 7,3% van
alle auto-intoxicaties. In de loop van deze jaren werd het aandeel suïcides met zelfdodingspoeders
groter. De gemiddelde leeftijd van individuen die tussen 2015 en 2022 overleden na
inname van zelfdodingspoeders was 59 jaar. 53% was man, 47% vrouw. De leeftijdsgroep
waarin de meeste suïcides met zelfdodingspoeders plaatsvonden was 70+ jaar. In 31%
van de gevallen waren de gebruikers echter jonger dan 50 jaar. Opvallend is dat in
70% van de gevallen sprake was van een psychiatrische voorgeschiedenis. In 19% van
de gevallen was er sprake van een euthanasieaanvraag, waarvan ruim de helft was afgewezen.
Dit is het eerste onderzoek waarbij de aantallen suïcides met zelfdodingspoeders en
de bijbehorende karakteristieken van de individuen zijn onderzocht, in het overgrote
deel van Nederland. Een beperking van het onderzoek is het risico op onder-registratie,
aangezien het standaard lijkschouwverslag niet voorziet in een verplicht veld om aanwijzingen
voor het gebruik van zelfdodingspoeders te vermelden. Mogelijk is ook sprake van onbekendheid
van forensisch artsen met zelfdodingspoeders.
Reactie op het onderzoek
Het is goed dat er nu inzicht is in het aantal mensen dat in Nederland is overleden
ten gevolge van het gebruik van zelfdodingspoeders (hierna: Middel X) en de demografische
en klinische kenmerken van deze mensen. Het onderzoek laat zien dat het gebruik van
Middel X vooral sinds 2019 flink is toegenomen. Daarnaast blijkt de groep mensen die
overlijdt na inname van Middel X heel divers te zijn en te bestaan uit mensen van
alle leeftijden. Zo vonden in de leeftijdsgroep van 70- plussers weliswaar de meeste
suïcides met Middel X plaats, ruim een kwart van de overledenen was echter jonger
dan 50 jaar. Eén en ander wijst erop dat niet alle mensen die Middel X innemen (oudere)
mensen betreft die hun leven als «voltooid» beschouwen, zonder dat daar een medische
reden aan ten grondslag ligt. Op basis van het onderzoek is niet te zeggen of mensen
al dan niet autonoom en weloverwogen tot hun besluit zijn gekomen.
113 Zelfmoordpreventie heeft aangegeven grote meerwaarde te zien in vervolgonderzoek
met betrekking tot het gebruik van Middel X. Een mogelijkheid zou zijn om via verdiepend
onderzoek meer zicht te verkrijgen op de aanloop naar het innemen van Middel X en
de factoren die daarin een rol speelden. Hierbij kan psychosociale autopsie (nabestaandenonderzoek)
worden ingezet, waarbij op basis van informatie van nabestaanden een reconstructie
gemaakt wordt van de laatste periode voor het overlijden. Daarnaast is het ook een
optie om het aantal suïcides met zelfdodingspoeders blijvend te monitoren. Monitoring
maakt het bovendien mogelijk om de eventuele effecten van berichtgeving over Middel
X, dan wel van preventieve maatregelen, te onderzoeken. Het is aan 113 Zelfmoordpreventie
en GGD Amsterdam om een besluit te nemen over vervolgonderzoek.
Rol van de overheid: beperken van de toegang tot dodelijke middelen
Het is de taak van de overheid om mensen in een kwetsbare situatie te beschermen.
Het beperken van de toegang tot dodelijke middelen is een zeer effectieve manier om
impulsieve, eenzame en radeloze zelfdodingen te voorkomen. Via afspraken met de chemiebranche
en de detailhandel in de code «Signalering van risico’s op suïcide met behulp van
chemische stoffen» zorgt de overheid daarom dat de toegang tot zelfdodingspoeders
voor particulieren wordt tegen gegaan. In deze code hebben partijen afspraken gemaakt
om geen stoffen aan particulieren te leveren die gebruikt kunnen worden voor suïcide.
Deelnemers aan de code informeren elkaar ook als een toename van de vraag naar dergelijke
stoffen door particulieren wordt gesignaleerd. De praktijk laat zien dat de afspraken
in de code voorkomen dat dergelijke stoffen worden geleverd aan particulieren. Middel
X kan echter niet alleen verkregen worden via de reguliere kanalen die zich gecommitteerd
hebben aan de code. Daarnaast was Middel X al in omloop voor inwerkingtreding van
de code. Het middel lijkt ook te worden verhandeld tussen particulieren onderling.
Er is eerder wel gekeken naar aanvullende maatregelen om het drempelverhogend beleid
aan te scherpen. Eventuele juridische maatregelen om de beschikbaarheid van Middel
X verder te beperken zijn echter ingewikkeld en beperkt effectief. Zo zou nieuwe wetgeving
contraproductief kunnen zijn voor het voorkomen van suïcides, aangezien juridische
maatregelen bekendheid geven aan stoffen. Verder is het niet mogelijk een uitputtende
lijst te maken van stoffen die gebruikt kunnen worden voor suïcide. Op www.rijksoverheid.nl staat tot slot feitelijke en neutrale informatie over Middel X, bijvoorbeeld over
het verloop na inname en wat te doen bij een vermoeden dat iemand Middel X in huis
heeft.2
Tot slot
Ik vind het belangrijk om meer zicht te krijgen op het gebruik van zelfdodingspoeders
voor suïcide. Momenteel wordt gewerkt aan een wijziging van de Wet op de lijkbezorging
(Wlb), waarbij de forensisch arts meer bevoegdheden krijgt om nader onderzoek te doen
als hij er niet van overtuigd is dat er sprake is van een natuurlijk overlijden. Hij
kan dan toxicologisch en/of radiologisch onderzoek (laten) verrichten om de aard van
het overlijden en de doodsoorzaak te achterhalen. Als de forensisch arts deze aanvullende
bevoegdheden krijgt, zal meer zicht kunnen worden verkregen op het gebruik van zelfdodingspoeders.
De desbetreffende wijziging van de Wlb gaat binnenkort in consultatie en ik zal de
consultatieperiode benutten om in gesprek gaan met de beroepsvereniging van forensisch
artsen over de praktische uitwerking van deze nieuwe bevoegdheden en wat er eventueel
gedaan kan worden om de registratie van het gebruik van zelfdodingspoeders te verbeteren
en de bekendheid van forensisch artsen met zelfdodingspoeders te vergroten.
De Minister voor Medische Zorg,
P.A. Dijkstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. Dijkstra, minister voor Medische Zorg