Brief regering : Beleidsreactie op het rapport van Pharos: ‘Hoe inclusief is de Nederlandse langdurige zorg voor ouderen met een migratieachtergrond?’
29 538 Zorg en maatschappelijke ondersteuning
34 104 Langdurige zorg
Nr. 361 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juni 2024
Stichting Pharos heeft onderzoek gedaan naar knelpunten rondom inclusiviteit in de
langdurige zorg. Dit onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van twee moties van het
lid Sahla c.s. over het onderzoeken van knelpunten en bezien of relevante partijen
meer gefaciliteerd kunnen worden (29 538, nr. 342)1 en over het laten uitvoeren van een onderzoek naar knelpunten voor inclusieve zorg
(36 200 XVI nr. 61)2, waarin specifiek is gevraagd hoe vaak mensen met een andere (culturele) achtergrond
kans lopen om niet de juiste dementiezorg te krijgen. De resultaten van dit onderzoek
zijn op 22 april 2024 aangeboden aan uw Kamer.3
Ik ben Pharos erkentelijk voor het onderzoek dat zij hebben opgeleverd. In deze brief
geef ik eerst een korte samenvatting van het onderzoek. Vervolgens geef ik mijn reactie
op de aanbevelingen uit het onderzoek.
1. Onderzoek van Pharos
De moties bevatten twee kernvragen: hoe vaak komt het voor dat mensen met een andere
achtergrond minder kans lopen om de juiste zorg te ontvangen of deze te laat ontvangen;
en welke knelpunten ondervinden zorgaanbieders bij het leveren van inclusieve zorg?
Zoals uitgelegd in het rapport, is het kwantitatieve deel niet eenvoudig omdat (niet-)inclusieve
zorg meetbaar gemaakt moet worden. Pharos heeft hiervoor, op grond van literatuuronderzoek,
drie patronen geïdentificeerd die erop kunnen duiden dat zorg niet goed aansluit bij
de behoefte van een cliënt:
– De hoogte van het zorgprofiel bij de eerste Wlz-indicatie;
– De keuze voor persoonsgebonden budget (pgb) als leveringsvorm;
– De totale jaarlijks ontvangen zorg in natura (zowel uitgedrukt in tijd als in euro’s).
In data over individueel zorggebruik («microdata»), verzameld door het Centraal Bureau
voor de Statistiek (CBS), is aan de hand van deze patronen gekeken naar mensen vanuit
verschillende herkomstgroepen. Het CBS introduceerde in 2022 een andere manier van
publiceren over wat eerder de bevolking met een westerse of niet-westerse migratieachtergrond
werd genoemd. In de nieuwe indeling spreekt het CBS over migranten en hun (in Nederland
geboren) kinderen. Daarmee is meer bepalend waar iemand zelf geboren is en minder
bepalend waar iemands ouders geboren zijn. Met «mensen met een migratieachtergrond»
worden dan ook mensen bedoeld die buiten Nederland zijn geboren en vervolgens naar
Nederland zijn gemigreerd.
Na analyse van deze data zijn focusgroepen georganiseerd met betrokkenen (ouderen,
mantelzorgers, zorgprofessionals, bestuurders) om beter te doorgronden wat de data
laat zien.
De analyses laten verschillen zien in hoe ouderen uit diverse herkomstgroepen instromen
in de Wet langdurige zorg (Wlz), zowel ten opzichte van elkaar als ten opzichte van
de gebruikte referentiegroep. Ook blijkt dat alle herkomstgroepen ten opzichte van
de referentiegroep vaker kiezen voor het pgb als leveringsvorm. Op herkomstgroep Europa
na, ontvangen alle herkomstgroepen minder etmalen zorg dan de referentiegroep. Ook
zijn er verschillen tussen de diverse herkomstgroepen. Herkomstgroepen Europa (waarin
herkomstlanden Duitsland en België veel voorkomen), Indonesië en, in mindere mate,
Antillen zitten vaak bijvoorbeeld relatief dicht bij de referentiegroep in de buurt,
terwijl de verschillen met andere herkomstgroepen groter zijn.
Deze patronen zijn zichtbaar in de microdata, maar die data geven nog geen verklaring
voor de patronen. Pharos heeft focusgroepen georganiseerd en interviews gehouden om
de bevindingen te duiden. Enkele verklaringen die daar zijn aangedragen zijn onder
andere:
• naasten van ouderen met een migratieachtergrond bieden langer informele zorg thuis,
waarbij overbelasting van de mantelzorgers een risico is;
• door onvoldoende cultuursensitieve naturazorg wordt vaker voor een pgb gekozen;
• mensen met een migratieachtergrond kunnen minder goed de weg vinden in het zorgsysteem.
Voor het tweede deel van het onderzoek, de inventarisatie van knelpunten rond de toepassing
van inclusieve zorg, is literatuuronderzoek en kwalitatief onderzoek uitgevoerd. De
belangrijkste knelpunten die hier zijn geïdentificeerd gaan over onvoldoende cultuurspecifiek/sensitief
aanbod, taalbarrières, randvoorwaarden bij samenwerking en ook hier over het vinden
van de weg in het zorgstelsel (informatievoorziening en aanvraagproces voor langdurige
zorg).
Op grond van de bevindingen doet Pharos zes aanbevelingen.
2. Reactie op de aanbevelingen
Hieronder ga ik in op de aanbevelingen uit het rapport van Pharos.
1. Organiseer betere ondersteuning voor mantelzorgers
Ondersteuning van mantelzorgers staat hoog op de agenda. De Mantelzorgagenda 2023–20264 ziet op verbetering van de positie van mantelzorgers. Aandacht voor cultuursensitiviteit
en inclusiviteit is onderdeel van deze agenda.
2. Investeer in het verbeteren van de toegang tot Wlz-zorg
Deze aanbeveling gaat over verbetering van informatie en communicatie bij de toegang
tot Wlz-zorg. Hierop lopen verschillende trajecten. Informatie over toegang tot de
Wlz wordt onder meer gedeeld via Regelhulp.nl. Vanuit het principe «nothing about
us, without us» wordt steeds meer actieve betrokkenheid van de mensen om wie het gaat
bij Regelhulp georganiseerd. Uit een eerder onderzoek van Pharos5 naar de informatiebehoefte van minder digitaal vaardige mensen met een migratieachtergrond
blijkt dat zij vooral behoefte hebben aan informatie via betrouwbare personen. Daarom
wordt samen met Kennisplatform Inclusieve Samenleving (KIS), Alzheimer Nederland en
Netwerk van Organisaties van Oudere Migranten (NOOM) bezien of deze groepen beter
bereikbaar zijn via bestaande ontmoetingsplekken zoals theehuizen en via sleutelpersonen.
Wat betreft de aanvraag van Wlz-zorg: het uitvragen van gegevens over de situatie
van de cliënt is onvermijdelijk voor een correcte beoordeling. Het Centrum Indicatiestelling
Zorg (CIZ), dat de aanvragen voor de Wlz beoordeelt, geeft veel aandacht aan begrijpelijke
brieven en formulieren. Folders zijn in B1 taalgebruik en er is een folder op A2-niveau
(voor laaggeletterden en mensen die Nederlands beheersen op het niveau van het inburgeringsexamen).
De website van het CIZ is zo veel mogelijk op B1 niveau geschreven en de (aanvraag)formulieren
zijn zo helder mogelijk. Met het programma CIZ Digitaliseert maakt het CIZ digitaal
aanvragen gemakkelijker en intuïtiever voor iedereen. Voor mensen die geen Nederlands
spreken, schakelt het CIZ een tolkendienst in.
Bij de aanvraag kunnen mensen ook hulp krijgen van een onafhankelijke cliëntondersteuner.
Movisie stimuleert cliëntondersteuningsorganisaties6 om cultuursensitiever te werken, onder meer met een e-learning.
3. Moedig aan dat de kennis en vaardigheden om inclusieve zorg te kunnen verlenen
een vast onderdeel worden van zorgopleidingen
De inhoud van opleidingen is de verantwoordelijkheid van het werkveld en onderwijs
samen. Het programma Diversiteitsensitief werken in de zorg van ZonMw (zomer 2024 t/m 2026) beoogt onder andere een impuls te geven aan integratie
van diversiteitsensitief werken in opleidingen van zorgprofessionals.
4. Moedig aan dat inclusie een onderdeel wordt van wat we zien als kwaliteit van zorg
In het kader van passende zorg, een belangrijk onderdeel van het Integraal Zorgakkoord
(IZA), is het aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders om patiëntgerichte zorg aan te
bieden. Daarbij is aandacht voor sociaal-demografische ontwikkelingen, zoals culturele
aspecten. Aansluiting bij de levenswijzen en (culturele) achtergrond van mensen is
ook het uitgangspunt in het Kwaliteitskompas voor zorg thuis, in de wijk en in het
verpleeghuis7, dat in het veld ontwikkeld wordt.
5. Moedig aan tot reflectie op eigen normeringen en open dialoog hierover, diversiteit
in personeel bij alle organisaties betrokken bij (langdurige) zorg en verbeter bestaande
processen rondom het creëren van een veilige werksfeer
Steeds meer organisaties zetten in op inclusie en sociale veiligheid op de werkvloer,
ook in de zorg. Ik stimuleer dit onder meer met een onderzoek naar de meerwaarde van
inclusief werken voor het welzijn van zorgverleners (Amsterdam UMC en Movisie, oplevering
eind 2024); een generieke handreiking voor diversiteitsensitief werken met aandacht
voor reflectie op eigen normen en waarden (Pharos in samenwerking met ervaringsdeskundigen
en zorgverleners, oplevering eind 2024); en regionale lerende netwerken rond diversiteitsensitief
werken met zorgaanbieders uit verschillende sectoren (Vilans, 2024 t/m 2026).
6. Maak structurele financiering beschikbaar voor het faciliteren van inclusieve zorg
Aansluiten bij de (culturele) achtergrond van cliënten is onderdeel van persoonsgerichte
en passende zorg. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) stelt jaarlijks tarieven vast
die ten minste redelijkerwijs kostendekkend zijn om passende (en dus ook inclusieve)
zorg te leveren. Goede voorbeelden hiervan zullen worden verzameld en gedeeld bij
de generieke handreiking rond diversiteitsensitief werken die momenteel ontwikkeld
wordt.
Beide moties worden hiermee afgedaan.
Tot slot wil ik het belang van aandacht voor inclusie in brede zin in de zorg benadrukken.
Het meer specifieke onderzoek van Pharos naar inclusie voor ouderen met een migratieachtergrond
in de langdurige zorg past in een grotere beweging waarin kennis over en toepassing
van inclusieve zorg wordt gefaciliteerd. Onderdeel van die beweging zijn de maatregelen
rond diversiteitsensitief werken zoals benoemd in de beleidsnota Cultuursensitieve
zorg8 van 23 december 2022 en de Voortgangsrapportage VWS-brede aanpak discriminatie en
gelijke kansen9 van 27 oktober 2023. De bevindingen uit het rapport van Pharos worden hierbij betrokken
en zijn daarmee ook waardevol voor andere mensen voor wie persoonsgerichte zorg, die
goed aansluit bij wie zij zijn, extra aandacht vraagt.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport