Brief regering : Verhouding scenario 3 Berenschot en huidige infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
Nr. 315
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 mei 2024
Tijdens het commissiedebat Participatiewet op 14 mei jl. is gesproken over de financiering
van de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven. Daarbij ging het onder andere
over scenario drie uit het rapport «onderzoek infrastructuur sociaal ontwikkelbedrijven»
van Berenschot over dit onderwerp. In het debat heb ik aangegeven dat de extra kosten
voor dit scenario € 2,5 miljard bedragen. Dit was abuis. De € 2,5 miljard betreft
niet de extra kosten maar de totaal door Berenschot becijferde kosten voor scenario
3. Ik heb toen aan het lid Palmen (NSC) toegezegd schriftelijk een nadere specificering
te geven van de middelen die nodig zijn voor de financiering van dit scenario. Met
deze brief voldoe ik aan deze toezegging.
In deze brief schets ik eerst de inhoud van scenario 3. Vervolgens geef ik een overzicht
van de door Berenschot ingeschatte kosten voor dit scenario en het verschil met scenario
1 van Berenschot, waarin de huidige koers wordt doorgezet. Tot slot ga ik in op investeringen
die het huidige demissionaire kabinet doet om de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven
te versterken.
Scenario’s Berenschot
Op 6 juli 2023 stuurde ik uw Kamer de brief: «Sociaal ontwikkelbedrijven en beschut
werk»1. Hierbij heb ik uw Kamer ook een onderzoeksrapport van bureau Berenschot meegestuurd.
Dit rapport biedt een actueel inzicht in de bestaande infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven
en verbindt deze ontwikkelingen met het bredere arbeidsmarktlandschap in verschillende
regio’s. Daarnaast schetst het drie mogelijke scenario’s voor de toekomst van deze
infrastructuur.
Stelselwijziging in scenario 3
Eén van de scenario’s in het rapport van Berenschot gaat ervan uit dat sociaal ontwikkelbedrijven
– in overeenstemming met de initiatiefnota «Aan de Slag in het Sociaal Ontwikkelbedrijf»
van de SP en het CDA2 – een aanzienlijk grotere rol gaan spelen. Binnen dit scenario participeren alle
gemeenten verplicht in een sociaal ontwikkelbedrijf en moeten alle sociaal ontwikkelbedrijven
aan dezelfde kenmerken voldoen voor wat betreft de begeleiding van mensen naar betaald
werk. Dit betekent dat de uitvoering van bijvoorbeeld begeleiding, beschut werk en
jobcoaching wordt geharmoniseerd. Daarnaast wordt in dit scenario een recht op werk
en ondersteuning ingevoerd en worden alle werk- en re-integratietaken geïntegreerd
in één sociaal ontwikkelbedrijf. Hiermee worden sociaal ontwikkelbedrijven integraal
verantwoordelijk voor het overgrote deel van de ondersteuning en begeleiding van mensen
met een afstand tot de arbeidsmarkt bij gemeenten.
Het Rijk legt in dit scenario door middel van wettelijke verankeringen en taakstellingen
aanzienlijke beperkingen op aan de beleidsvrijheid van gemeenten. Bovendien wordt
er een andere financiële verhouding tussen gemeenten en de rijksoverheid gehanteerd.
De financiering van gemeenten gebeurt op basis van vaste budgetten, die gekoppeld
zijn aan taakstellende ondergrenzen. Bij onderrealisatie van de taakstellingen volgt
terugvordering van verstrekte middelen.
In scenario 3 is de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven vooral gericht op
de uitvoering van de Wsw, beschut werk, en ondersteuning van andere gemeentelijke
doelgroepen, zoals mensen die vallen onder de banenafspraak. Het aantal mensen dat
in dienst is bij of via sociaal ontwikkelbedrijven daalt van 75.000 in 2021 naar 59.000
in 2028. Daarna stijgt het aantal banen naar 60.000 in de structurele situatie. Het
gaat hierbij om 30.000 beschutte banen en 30.000 banen voor andere doelgroepen. In
de structurele situatie is de Wsw volledig uitgefaseerd. Verder gaat Berenschot er
in scenario 3 van uit dat ongeveer 60.000 mensen met verminderde loonwaarde aan de
slag zijn bij reguliere werkgevers. Deze banen bestaan naast de banen via de infrastructuur
van sociaal ontwikkelbedrijven.
Kosten scenario 3 en het verschil met scenario 1
Naast scenario 3, beschrijft Berenschot in haar rapport twee andere scenario’s, waarbij
scenario 1 uitgaat van voorzetting van de huidige koers bij sociaal ontwikkelbedrijven.
Voor een uitgebreide toelichting op de scenario’s een verwijs ik uw Kamer graag naar
het rapport van Berenschot, dat ik de Kamer op 6 juli 2023 heb doen toekomen3.
Berenschot heeft berekend dat de totale kosten van scenario 3 structureel neerkomen
op € 2,479 miljard per jaar. Dit bedrag is volgens Berenschot structureel € 716 miljoen
per jaar hoger dan de totale kosten die Berenshot heeft berekend voor scenario 1,
dat de voortzetting van de huidige koers betekent. In het rapport van Berenschot kunt
u terugvinden met welke kostencomponenten Berenschot rekening heeft gehouden en per
kostencomponent het verschil zien tussen scenario 3 en scenario 1.
De omvang van de bijkomende eenmalige (transitie-)kosten van scenario 3 is door Berenschot
niet in te schatten. Gezien de aard van de fundamentele veranderingen die dit scenario
met zich meebrengt, kan worden verwacht dat de incidentele (transitie)kosten binnen
dit specifieke scenario aanzienlijk zullen zijn.
In onderstaande tabel worden de scenario’s van Berenschot tegen elkaar afgezet:
Beschrijving scenario 1 Berenschot
Huidige situatie
Beschrijving scenario 3 Berenschot
Stelselwijziging
Totale kosten scenario 11
1.763
Totale kosten scenario 31
2.479
Meerkosten scenario 3 t.o.v. scenario 11
716
X Noot
1
Betreft de totale structurele kosten per jaar (vanaf 2048) in miljoenen euro's
Relatie tussen meerkosten Berenschot en aangekondigde extra investeringen
Ik heb een forse investering aangekondigd van € 1 miljard in de komende tien jaar
en structureel € 100 miljoen per jaar. De effecten van deze investeringen zijn niet
meegenomen in het rapport en de scenario’s van Berenschot.
Een vergelijking maken tussen scenario 3 van Berenschot en de financiële situatie
waar het Rijk van uitgaat met de extra middelen die beschikbaar worden gesteld, is
niet goed mogelijk.
Berenschot berekent de totale kosten voor de verschillende scenario's, maar gaat beperkt
in op de verdeling van deze kosten tussen de partijen die nu verantwoordelijk zijn
voor de financiering van sociaal ontwikkelbedrijven en arbeidsvoorwaarden voor mensen
met een afstand tot de arbeidsmarkt.
In scenario 3 gaat het bijvoorbeeld om de financiering van de cao Aan de Slag. Zoals
ik in het commissiedebat heb aangegeven, ligt de verantwoordelijkheid voor deze cao
bij de sociale partners. Daarnaast dragen gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven
nu een deel van de kosten die gemaakt worden voor de netto toegevoegde waarde binnen
sociaal ontwikkelbedrijven.
Stappen om de sociale infrastructuur te versterken
Zoals eerder met uw Kamer besproken, vind ik het belangrijk dat iedereen gelijke kansen
heeft om deel te nemen aan de arbeidsmarkt. Sociaal ontwikkelbedrijven spelen hierin
een belangrijke rol. Zij bieden kansen aan mensen die niet of niet direct bij reguliere
werkgevers aan de slag kunnen. Daarom wil ik dat sociaal ontwikkelbedrijven ook in
de toekomst beschikbaar blijven voor mensen die niet bij reguliere werkgevers kunnen
werken. Als opstap naar werk, als een plek waar je in een beschutte omgeving kunt
werken en als een plek waarop je kunt terugvallen als het even niet lukt bij een reguliere
werkgever.
Om dit te waarborgen, heb ik de afgelopen tijd verschillende maatregelen aangekondigd
die de infrastructuur toekomstbestendiger moeten maken. Met deze maatregelen wil ik
meer baankansen creëren voor mensen voor wie het hebben van een baan niet vanzelfsprekend
is. Bij elkaar opgeteld komen deze maatregelen neer op een investering van € 1 miljard
in de komende tien jaar en structureel € 100 miljoen per jaar. Voor een uitgebreide
toelichting van maatregelen die ik op dit moment uitvoer, verwijs ik u graag naar
de maatregelen zoals beschreven onder variant twee in de brief van 21 december 2023
«Infrastructuur Sociaal Ontwikkelbedrijven»4.
Momenteel werken we samen met onder andere de VNG, Cedris, Divosa, en met zowel gemeenten
als sociaal ontwikkelbedrijven zelf, aan de verdere uitwerking van de genoemde maatregelen.
Het voornemen is om in het derde kwartaal van dit jaar uw Kamer een volgende voortgangsbrief
over de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven en beschut werk te doen toekomen.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen