Brief regering : Leefbaarheid in Nederland 2022
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
30 995
Aanpak Wijken
Nr. 1181
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 mei 2024
Met deze brief informeer ik uw Kamer over het rapport «Leefbaarheid onder de loep;
analyse en verdieping Leefbaarometer meting 2022». Met de toezending van bijgaand
analyserapport kom ik tegemoet aan de wens van uw Kamer om u tweejaarlijks over de
stand van zaken te informeren met betrekking tot de leefbaarheid in Nederland.
De Leefbaarometer is een monitor- en signaleringsinstrument waarmee een inschatting
wordt gegeven van de leefbaarheid in Nederland, zoals bewoners die ervaren in hun
buurt of wijk. Dit gebeurt aan de hand van 94 indicatoren binnen vijf dimensies, te
weten: «fysieke leefomgeving», «woningvoorraad», «voorzieningen», «sociale samenhang»
en «overlast en onveiligheid». Met de onderscheiden dimensies worden handvatten geboden
voor de richting waarin maatregelen voor verbetering van de leefbaarheid gezocht kunnen
worden.
Het analyserapport gaat in op het algemene beeld van de leefbaarheidssituatie en -ontwikkeling
in de afgelopen jaren en met name de periode 2020–2022. In aanvulling daarop hebben
de externe onderzoeksbureaus, na consultatie van de begeleidingsgroep die betrokken
is geweest bij dit rapport, ook drie thema’s nader geanalyseerd. Het betreft de volgende
verdiepende analyses: «Stijgers en dalers», «Leefbaarheid en gezondheid», en «Nieuwbouw;
uitbreiding en verdichting». De analyses zijn verkennend van aard en bedoeld om de
kennis van de leefbaarheidsproblematiek te vergroten en om te signaleren welke samenhang
er is tussen de leefbaarheid en andere opgaven in een gebied. De analyses geven geen
inzicht in de oorzakelijkheid van de gevonden relaties; dat vergt lokaal altijd nader
onderzoek.
Voordat ik uitgebreider in ga op het algemene beeld van de leefbaarheidssituatie en
-ontwikkeling (cijfers en gebieden), deel ik met u eerst een aantal opvallende uitkomsten
uit het rapport die de noodzaak onderstrepen om het Nationaal Programma Leefbaarheid
en Veiligheid, dat medio 2022 is gestart, stevig voort te zetten en inhoudelijk te
verdiepen. In dat verband zie ik uit naar het commissiedebat Leefbaarheid en Veiligheid
op 13 juni a.s.
− Verbetering leefbaarheid zet door, maar niet voor iedereen en overal
De leefbaarheid in Nederland verbeterde gemiddeld genomen tussen 2020 en 2022. De
verbeteringen zijn echter vooral te vinden in gebieden waar de leefbaarheid al goed
was. De gunstige ontwikkeling bij de vorige meting tussen 2018 en 2020 in de gebieden
met een score «zwak» of «(zeer) onvoldoende» heeft zich niet doorgezet en is daarmee
in die gebieden min of meer tot stilstand gekomen tussen 2020 en 2022. De onderzoekers
concluderen dat de verschillen daardoor weer wat groter zijn geworden.
Over een langere periode van twintig jaar is dit ook te zien. In veel gebieden, ook
waar de leefbaarheid in 2002 nog onvoldoende was, is de leefbaarheid verbeterd. Dit
geldt echter niet voor de gebieden die anno 2022 nog steeds een (zeer) onvoldoende
leefbaarheid hebben en zo steeds verder achteropraken; in de laatste periode tussen
2020 en 2022 is zelfs een terugval te zien. Of dat een tijdelijke dip is zal blijken
bij de meting 2024.
− Leefbaarheid structureel onder druk, vooral in stedelijke gebieden
Er wonen anno 2022 nog steeds ongeveer 528 duizend huishoudens (ca. 1,1 miljoen mensen)
in een gebied waar de leefbaarheid structureel onder druk staat. Veel van die gebieden
zijn te vinden in de grotere steden en niet alleen in de Randstad. In alle provincies
(uitgezonderd Zeeland) zijn gebieden te vinden waar de leefbaarheid structureel onder
druk staat; zie de lijst met gemeenten, wijken en buurten in bijlage 2 in het rapport.
In de G4 zijn de problemen wel het hardnekkigst en verdwijnen er weinig gebieden uit
de lijst. De gebieden die uit de lijst zijn verdwenen hebben dat vooral te danken
aan een gunstige ontwikkeling op de dimensie «overlast en onveiligheid» tussen 2020
en 2022. En omgekeerd geldt bij de nieuwkomers dat een verslechtering van overlast
en onveiligheid in die periode de belangrijkste reden hiervan is.
− Stijgers en dalers; dimensie «overlast en onveiligheid» speelt sleutelrol
In gebieden met een ongunstige leefbaarheid waar de score flink verbeterde (de «stijgers»)
tussen 2020 en 2022 woonden in 2022 zo’n 60 duizend huishoudens; zie de lijst met
gemeenten, wijken en buurten in bijlage 3 in het rapport. «Overlast en onveiligheid»
had ook hier de grootste bijdrage aan de totale verbetering, gevolgd door «woningvoorraad».
In de gebieden met een ongunstige leefbaarheid waar de score nog verder daalde (de
«dalers») tussen 2020 en 2022 woonden in 2022 ruim 125 duizend huishoudens (dat zijn
er meer dan over de periode 2014–2020 werden gerapporteerd, namelijk 75 duizend);
zie de lijst met gemeenten, wijken en buurten in bijlage 4 in het rapport. De daling
had ook hier vooral te maken met een verslechtering op «overlast en onveiligheid»,
maar ook op alle andere dimensies.
− Zeer sterke samenhang tussen leefbaarheid en gezondheid
Van de bewoners in gebieden met een zeer goede of uitstekende leefbaarheid ervoer
in 2022 net iets minder dan 4% een (zeer) slechte gezondheid. In gebieden met een
onvoldoende leefbaarheid was dat bijna 14% en daarmee 3,5 keer meer. Er is een zeer
sterke samenhang (correlatie) tussen leefbaarheid en (aspecten van) gezondheid. Deze
vallen vrijwel allemaal uit in het nadeel van de gebieden met een slechtere leefbaarheid
en in het voordeel van gebieden met een gunstiger leefbaarheid. Waar de leefbaarheid
«onvoldoende» scoort wonen relatief meer mensen met een ernstige beperking als gevolg
van langdurige aandoeningen (factor 2,8) dan waar die «uitstekend» is. Dat geldt ook
voor het aandeel bewoners dat kampt met mentale gezondheidsproblemen (factor 3,5),
het aandeel bewoners dat de eigen veerkracht als zeer laag beoordeelt en onvoldoende
regie ervaart over het eigen leven (15% tegen 4%). Ook is het aandeel bewoners dat
veel stress ervaart in gebieden met onvoldoende leefbaarheid groter, missen zij steun
van anderen (16% om 3,6%) en zijn er relatief meer mensen met een ongezonde leefstijl.
De onderzoekers merken hierbij op dat de (causale) relatie tussen omgevingsfactoren
en gezondheid ingewikkeld is. Dat in gebieden met een mindere leefbaarheid relatief
meer mensen wonen met gezondheidsproblemen, betekent niet dat die gebieden deze problemen
veroorzaken. Het is waarschijnlijk dat ze er voor een deel aan bijdragen, bijvoorbeeld
doordat er meer stressfactoren in de woonomgeving zijn (denk aan overlast en onveiligheid)
of doordat de sociale samenhang en steun er minder groot zijn. Maar voor een ander
en (veel) groter deel wordt de slechtere gezondheid van de bewoners in deze buurten
beïnvloed door meer persoonlijke factoren, zoals moeite hebben om rond te komen, leefstijl,
veerkracht, inkomen en opleiding. Daarmee zijn de buurten met een mindere leefbaarheid
de plekken waar veel problemen samenkomen: overlast en onveiligheid, sociaaleconomische
problematiek én gezondheidsproblemen.
− Nieuwbouw heeft een positief effect op de leefbaarheid
In het afgelopen decennium is Nederland op de schop gegaan. In bijna 10% van woonomgevingen
anno 2022 is flink bijgebouwd of een compleet nieuwe wijk verrezen tussen 2010–2019.
De nieuwbouw vond met name plaats in verdichtingsgebieden, ofwel reeds bestaande gebieden.
De onderzoekers concluderen dat het over het algemeen goed gaat met de leefbaarheid
in nieuwbouwgebieden.
De leefbaarheid in uitbreidingsgebieden steekt over het algemeen gunstig af tegen
de leefbaarheid in verdichtingsgebieden en overige delen van het land. Met name gebieden
die zeer recent zijn gebouwd (2015–2019) scoren (meer dan) goed. De leefbaarheid in
uitbreidingsgebieden wijkt positief af door een grotere sociale samenhang en minder
overlast en onveiligheid; het voorzieningenniveau is echter minder gunstig dan gemiddeld
in overig Nederland.
De leefbaarheid in verdichtingsgebieden wijkt ook gunstig af, maar verschilt minder
sterk van overig Nederland dan uitbreidingsgebieden. Ook hier steken de sociale samenhang
en overlast en onveiligheid positief af, maar de verschillen zijn kleiner. Onderzoekers
zien dat er duidelijk positieve verbeteringen van de leefbaarheid optreden bij met
name zeer recente verdichtingsgebieden die aanvankelijk zwak of lager scoren. Verder
blijkt er sprake van enige positieve uitstraling naar nabijgelegen gebieden (binnen
een straal van 200 meter); ook zij vertonen een positieve trend die sterker is naarmate
de aanvangssituatie lager was, al is het effect minder sterk dan in de verdichtingsgebieden
zelf.
Ten slotte blijkt uit de resultaten dat er geen sterke verschillen zijn in de ontwikkeling
van de leefbaarheid van buurten naarmate er in de directe omgeving (in een straal
van vijf kilometer rond een buurt) meer of minder nieuwbouw gereedkomt. De onderzoekers
hebben vooralsnog dus geen aanwijzingen gevonden voor waterbedeffecten van nieuwbouw.
Nadere duiding; de leefbaarheid 2022 onder de loep – cijfers en gebieden
Zoals hierboven is aangegeven blijkt uit het analyserapport dat de score op de leefbaarheid
gemiddeld in Nederland tussen 2020 en 2022 verbeterde. Hiermee wordt de positieve
ontwikkeling van 2018–2020 doorgezet. Deze verbetering kwam doordat in meer gebieden
de leefbaarheid verbeterde dan verslechterde. Tegelijkertijd is de ontwikkeling van
de leefbaarheid in de gebieden met een (zeer) onvoldoende leefbaarheid tussen 2020
en 2022 minder gunstig dan in de gebieden met een betere leefbaarheid. De verschillen
zijn daardoor weer wat toegenomen en zijn er zorgen over buurten en wijken waar de
leefbaarheid langdurig onder druk staat en de problematiek hardnekkig is.
Het aantal huishoudens in gebieden met een mindere leefbaarheid bleef min of meer
constant; per saldo is er een daling van 2% geweest van het aantal huishoudens dat
woont in gebieden met een score «onvoldoende» of lager. Er wonen anno 2022 nog zo’n
276 duizend huishoudens (iets minder dan 590 duizend inwoners) in de «onvoldoende»
gebieden. In 2020 waren dat er ruim 280 duizend (600 duizend inwoners). In de «onvoldoende»
en «zwakke» gebieden samen, wonen anno 2022 bijna 920 duizend huishoudens (ruim 1,9
miljoen inwoners), terwijl dat er in 2020 nog 930 duizend waren (circa 2,0 miljoen
inwoners). De sterke vermindering van 180 duizend huishoudens in gebieden met een
zwakke of onvoldoende leefbaarheid die bij de vorige meting tussen 2018 en 2020 werd
geconstateerd, heeft zich niet doorgezet tussen 2020 en 2022 en is daarmee min of
meer tot stilstand gekomen.
De gemiddelde verbetering van de scores op de Leefbaarometer was te zien in alle landsdelen
en zowel in stedelijke als niet-stedelijke gemeenten. De dimensies waarop de verbeteringen
werden gerealiseerd verschillen wel. Gemiddeld verbeterden de dimensies «fysieke omgeving»
en «woningvoorraad». De dimensie «overlast en onveiligheid» bleef gemiddeld ongeveer
gelijk, maar op deze dimensie was er bijvoorbeeld wel een (verdere) verslechtering
in de G4 en een (verdere) verbetering in de niet-stedelijke gemeenten en in de G40.
Omgekeerd verslechterde de score op de dimensie «voorzieningen» in de weinig stedelijke
gemeenten, terwijl die score daar al laag was. De dimensie «voorzieningen» ging ook
in de G40 achteruit. Dit bleek vooral te worden veroorzaakt doordat de nabijheid van
horeca afnam. Dit kan volgens de onderzoekers mogelijk een effect van de coronaperiode
zijn geweest. Anderzijds verbeterde in de G4 de score op de dimensie «voorzieningen»
juist, terwijl die daar al hoog was.
Het aantal gebieden waar de leefbaarheid structureel onder druk staat, is tussen 2020
en 2022 iets afgenomen. Hiermee worden grotere gebieden bedoeld waar de leefbaarheid
al langere tijd «zwak» en in ieder geval in een deel «onvoldoende» is. Er staan in
2022 nog 488 buurten in 46 gemeenten in de lijst (zie Tabel 3–1 en Bijlage 2 in het
rapport), waar dit er in 2020 nog 513 waren. Gemeten naar het aantal inwoners gaat
het om een daling van 2%. Er wonen daardoor anno 2022 nog steeds ongeveer 528 duizend
huishoudens (ca. 1,1 miljoen inwoners) in een gebied waar de leefbaarheid structureel
onder druk staat.
Veel van de gebieden waar de leefbaarheid structureel onder druk staat, zijn te vinden
in de grote steden. Het zwaartepunt van deze gebieden ligt dan ook in de Randstad.
In de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht zijn de problemen
het meest hardnekkig en verdwijnen er maar weinig gebieden die structureel onder druk
staan uit de lijst. Dat de leefbaarheid in gebieden structureel onder druk staat is
zeker niet alleen een probleem van de grote steden in de Randstad. De gebieden waar
de leefbaarheid structureel onder druk staat, zijn in alle provincies te vinden (met
uitzondering van Zeeland), zie Figuur 3–3 en de Figuren B2.1 tot en met B2.11 in het
rapport.
In de Randstad gaat het ook deels om gemeenten zoals Zaanstad of gemeenten in de regio
IJmond (Beverwijk, Velsen en Heemskerk), de Drechtsteden en de zuidvleugel van de
Randstad (Vlaardingen, Schiedam, Maassluis, Nissewaard en Capelle aan den IJssel).
In het noorden van het land gaat het om de gemeenten Groningen, Leeuwarden, Eemsdelta,
Midden-Groningen en Emmen en om Den Helder in Noord-Holland. In Overijssel liggen
deze gebieden in Almelo en Enschede. Verder zijn gebieden waar de leefbaarheid structureel
onder druk staat te vinden in Gelderland (Arnhem, Nijmegen, Tiel), in Noord-Brabant
(Tilburg, Eindhoven, Helmond, Breda, Roosendaal, Bergen op Zoom en ’s-Hertogenbosch),
in Limburg (Parkstad Limburg, Sittard-Geleen, Maastricht, Venlo) en in Flevoland (Almere,
Lelystad).
In de gebieden met een ongunstige leefbaarheid waar de score flink verbeterde tussen
2020 en 2022 (de «stijgers»), waren de verbeteringen te zien op alle dimensies. «Overlast
en onveiligheid» had de grootste bijdrage aan de totale verbetering (52%), gevolgd
door «woningvoorraad» (29%). In Bijlage 3 in het rapport is een overzicht opgenomen
van gemeenten, wijken en buurten waar deze verbeteringen tussen 2020 en 2022 hebben
plaatsgevonden. In deze lijst zijn 258 buurten in 65 gemeenten te vinden. De gemeente
met de meeste verbeteringen vanuit «onvoldoende» is Den Haag, gevolgd door de gemeenten
Rotterdam, Tilburg, Amsterdam, Leeuwarden en Utrecht.
In de gebieden met een ongunstige leefbaarheid waar de score nog verder daalde tussen
2020 en 2022 (de «dalers»), had de daling voor 60% te maken met een verslechtering
op «overlast en onveiligheid», maar ook op alle andere dimensies was een verslechtering
te zien in deze gebieden. In Bijlage 4 in het rapport is een overzicht opgenomen van
gemeenten, wijken en buurten waar deze verslechteringen tussen 2020 en 2022 hebben
plaatsgevonden. In deze lijst zijn 419 buurten in 111 gemeenten te vinden. In aantallen
huishoudens komen de meeste van deze gebieden voor in Amsterdam (ruim 17 duizend huishoudens
in Zuidoost, West en Noord), Rotterdam (ruim 20 duizend huishoudens, vooral in Zuid,
maar ook in onder andere Delfshaven, Hoogvliet en Prins Alexander) en Den Haag (ruim
7.000 huishoudens, vooral in Zuidwest). In vrijwel alle gevallen gaat het – net als
bij de stijgers – over het algemeen om delen van buurten die achteruitgaan en niet
om de gehele buurt (stijgers en dalers kunnen ook binnen eenzelfde buurt liggen).
In een enkel geval (Riekerhaven in Amsterdam bijvoorbeeld) gaat de verslechtering
wel om de gehele buurt en in een beperkt aantal gevallen om het grootste deel van
een buurt. Carnisse in Rotterdam, Gildenbuurt in Velsen (Noord) en Tuikwerd in Eemsdelta
zijn daar voorbeelden van.
Veel stijgers en dalers liggen in de G4. Dat is begrijpelijk omdat in de G4 nu eenmaal
de meeste gebieden te vinden zijn met een (zeer) onvoldoende tot zwakke leefbaarheid.
Hoewel de meeste van die gebieden in de G4 liggen, zijn leefbaarheidsproblemen zeker
niet voorbehouden aan deze grotere gemeenten. Ook in gemeenten buiten de G4 en G40
waren er in een substantieel deel van de gebieden relevante ontwikkelingen. De uiteenlopende
ontwikkelingen zijn geregeld binnen dezelfde buurten te vinden. In sommige delen gaat
het dan goed, terwijl andere erop achteruitgaan. De kaartbeelden op www.leefbaarometer.nl geven inzicht in welke delen van buurten het betreft.
De Minister voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties