Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de brief van World Animal Protection inzake de preventie van pandemieën in het kader van een nieuwe overeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 2187
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 mei 2024
Uw Kamer heeft verzocht om mijn reactie op de brief van World Animal Protection, mede
namens 143 organisaties en 54 experts, over de preventie van pandemieën in het kader
van een nieuwe overeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De brief roept
op prioriteit te geven aan primaire preventie in het WHO pandemie-instrument en de
aanjagers van en risico’s op nieuwe zoönose-uitbraken te adresseren, waaronder de
rol van handel in en markten met wilde dieren. Bij deze mijn reactie op die brief.
Ik erken het risico van overdracht van pathogenen uit levende (wilde) dieren op de
mens, ook wel «spillover van zoönosen» genoemd. Primaire preventie, bijvoorbeeld gericht
op handel in levende (wilde) dieren en markten, is van groot belang om de overdracht
van zoönosen zo veel mogelijk te voorkomen. Het kabinet zet zich hier op verschillende
manieren voor in.
In december 2021 concludeerden de 194 lidstaten van de WHO dat de wereld onvoldoende
was voorbereid op de Covid-19 pandemie en dat versterking van de internationale samenwerking
noodzakelijk is. Besloten werd om een internationaal pandemie-instrument op te stellen
met daarin nadere afspraken over pandemische preventie, paraatheid en respons. Sinds
begin 2022 wordt binnen een International Negotiating Body (INB) waar alle WHO-lidstaten
in vertegenwoordigd zijn, onderhandeld over dit nieuwe pandemie-instrument. Hierbij
zet ik mij in om primaire preventie in de overeenkomst op te nemen. Het gaat dan bijvoorbeeld
om het voorkomen van infectieziekten via de inzet op basale hygiëne zoals schoon drinkwater
en sanitaire voorzieningen, om het voorkomen van dierziekten en zoönose via preventieve
maatregelen in – onder meer – alle settings waarin dieren gehouden of vervoerd worden,
maar ook door de van de handel in levende (wilde) dieren terug te dringen en via het
reguleren van traditionele markten. Ook is er hierbij aandacht voor bio-veiligheid
in laboratoria, het voorkomen van antimicrobiële resistentie (AMR) en het monitoren
en surveilleren van nieuwe vector-gebonden infectieziekten. Deze inzet wordt door
alle EU-landen gedeeld en actief uitgedragen door de Europese Commissie die namens
alle lidstaten onderhandelt. Het vormt een van de speerpunten van de EU-inzet in de
onderhandelingen.
De onderhandelingen over het instrument naderen de door de lidstaten van de WHO vastgestelde
deadline. De hierboven genoemde INB zal tijdens de 77e Wereldgezondheidsvergadering
(WHA) van eind mei 2024 het resultaat van haar werkzaamheden ter beoordeling van de
lidstaten voorleggen. Het kan hierbij gaan om een afgeronde verdragstekst. De WHA
kan hierbij besluiten de tekst vast te stellen. Deze vastgestelde tekst zal eerst
ter ondertekening en ratificering worden voorgelegd aan de lidstaten. Dit betekent
niet dat ons land daar vanaf dat moment aan gebonden is. Zoals aangegeven in het Plenaire
Debat over het pandemieverdrag op 21 mei 2024 en in reactie op de motie Keijzer die
op basis van het debat is aangenomen, zal ik een eventueel onderhandelingsresultaat
tijdens de WHA ter kennisgeving aannemen, zonder daar een oordeel over uit te spreken.1 Het is naar alle waarschijnlijkheid aan het volgende kabinet om te beslissen over
ondertekening van de tekst van het pandemie-instrument, waarna de nationale goedkeuringsprocedure
kan volgen. Op basis van artikel 91 van de Grondwet kan ons land immers pas gebonden
worden aan een verdrag met voorafgaande goedkeuring van de Staten-Generaal. Pas na
goedkeuring van de Staten-Generaal kan een verdrag geratificeerd worden, waardoor
het Koninkrijk gebonden wordt aan een verdrag. De Staten-Generaal zullen via de uitdrukkelijke
parlementaire goedkeuringsprocedure uitgebreid de mogelijkheid krijgen om zich over
het pandemie-instrument een mening te kunnen vormen.
Zoals ook benoemd in het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid,2 dat momenteel in uitvoering is en waarover vorig jaar de voortgang aan de Kamer is
gerapporteerd3, brengt Nederland regelmatig de risico’s van handel in levende (wilde) dieren en
producten ervan onder de aandacht bij de WHO. Naast de inbreng op het WHO pandemie-instrument
heeft Nederland tijdens de WHA van 2022 de risico’s van traditionele markten geagendeerd.
De Quadripartite4 heeft deze risico’s opgenomen in de One Health joint plan of action (OHJPA)5. Met dit plan ondersteunt de Quadripartite mondiale en regionale One Health initiatieven
die gericht zijn op het versterken van de capaciteit om complexe multidimensionale
gezondheidsrisico's aan te pakken.
Daarnaast ondersteunt Nederland het werk van de WHO voor de ontwikkeling van een richtlijn
om volksgezondheidsrisico’s te beperken die verband houden met de verkoop van levende
(wilde) dieren op traditionele voedselmarkten (wet markets). Ik blijf hierbij het belang van de volksgezondheid en de bescherming van de biodiversiteit
benadrukken.
Zodra zich kansen voordoen om het risico van «spillover» onder de aandacht te brengen
dan doe ik dat. Zo pleit ik er voor om de zoönotische risico’s van verkoop van levende
dieren op te nemen in de «Guidelines for Food Hygiene Control Measures in Traditional
Markets for Food» van Codex Alimentarius. De Guidelines worden momenteel opgesteld
en het is de verwachting dat deze aangenomen zullen worden tijdens de Codex Alimentarius
Commission in 2025. Ook heeft mijn ambtsvoorganger bij de WHA in mei 2023, waarbij
de Traditional Medicine Strategy 2014–2023 werd besproken, het belang van de bescherming
van biodiversiteit en het belang illegale handel in beschermde diersoorten tegen te
gaan, benadrukt.
Kortom, ik zet mij op verschillende manieren in om het risico van spillover en het
belang van primaire preventie van factoren die het ontstaan en opkomen van zoönosen
bevorderen te agenderen en te laten opnemen in het WHO pandemie-instrument. En daarnaast
blijf ik deze risico’s bij gremia zoals de Quadripartite onder de aandacht brengen.
De Minister voor Medische Zorg,
P.A. Dijkstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. Dijkstra, minister voor Medische Zorg