Brief regering : Voortgang sociaal-medisch beoordelen
26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
32 716
Evaluatie Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA)
Nr. 756
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 mei 2024
1. INLEIDING
Het stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid staat al geruime tijd onder grote
druk. Op dit moment is de vraag naar sociaal-medische beoordelingen groter dan het
aantal beoordelingen dat UWV kan verrichten. De wachttijden voor met name de WIA-beoordelingen
zijn hierdoor lang. Dat vind ik uitermate onwenselijk, want dit geeft veel onzekerheid
voor mensen die langdurig ziek zijn. Zij moeten nu vaak lang wachten op duidelijkheid
over het recht op een uitkering. Dat raakt aan de inkomenszekerheid van deze mensen.
Bovendien kan deze onzekerheid herstel en re-integratie belemmeren. Dit raakt ook
werkgevers, want zij hebben hierdoor te veel onduidelijkheid over de financiële gevolgen
van een mogelijke uitkering. Tot slot is er sprake van kosten die collectief betaald
worden. Bijvoorbeeld het kwijtschelden van de WIA-voorschotten en het verstrekken
van dwangsommen bij niet tijdig beslissen.
In augustus 20221 heb ik dan ook een plan aan uw Kamer gepresenteerd om deze problematiek te verminderen.
De maatregelen die toen zijn aangekondigd voor de korte termijn hebben tot goede resultaten
geleid: in 2023 heeft UWV zo’n 14.000 (ruim 20%) meer WIA-claimbeoordelingen kunnen
doen dan in 2022. Dat vind ik goed nieuws, want hierdoor hebben veel mensen sneller
duidelijkheid gekregen over hun recht op een WIA-uitkering. Ook is dit een compliment
waard aan UWV en alle medewerkers die zich hiervoor inzetten. Ik verwacht dat UWV,
door het pakket aan maatregelen, de komende jaren een hoger aantal beoordelingen kan
doen dan voorheen. Met name door de procesoptimalisaties bij UWV, waaronder het werken
in sociaal-medische centra (SMC’s), maar ook door de maatregel «Praktisch beoordelen»
die ik per 1 juli 2024 wil invoeren.
De uitdaging voor de komende jaren blijft echter groot en blijft om onze aandacht
vragen. De 60-plusmaatregel en de overwerkafspraken die in 2023 en 2024 een groot
effect hebben, zijn bedoeld om UWV lucht te geven om verbeteringen in de uitvoering,
waaronder de SMC’s, optimaal in te kunnen voeren. UWV werkt hard aan de cultuuromslag
die nodig is voor het werken in een SMC.
Op alle kantoren zijn teams in beweging richting een SMC en 13 teams werken reeds
als basis-SMC. Het is nu van groot belang dat de SMC’s het effect gaan hebben dat
we ervan verwachten.
Naast een toename in het aantal beoordelingen dat UWV momenteel doet is er sprake
van een toename in de vraag naar WIA-beoordelingen. In 2023 heeft UWV 10.000 meer
WIA-aanvragen ontvangen dan aanvankelijk was verwacht (een toename van circa 14%).2 Ik maak mij zorgen over deze toename en blijf de ontwikkeling hierop dan ook nauwgezet
volgen. Deze toename heeft een groot effect op de mate waarin de achterstanden teruggebracht
konden worden. Hoe de achterstanden zich de komende jaren gaan ontwikkelen is, naast
het aantal beoordelingen dat UWV kan doen, ook sterk afhankelijk van hoeveel WIA-aanvragen
UWV de komende jaren gaat ontvangen.
Hoewel sprake is van een kentering in de achterstanden, wachten nog steeds te veel
mensen lang op een beoordeling. Het is duidelijk dat er de komende tijd meer nodig
is om de achterstanden verder terug te dringen. Daarom blijven we zoeken naar aanvullende
out-of-the-box oplossingen en benutten we het rapport van de Onafhankelijke Commissie
Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS). In de nadere uitwerking van het rapport
zal nadrukkelijk aandacht zijn voor het verder terugdringen van de mismatch.
1.2 Leeswijzer
De opzet van deze brief ziet er als volgt uit. In paragraaf 2 blik ik terug op het
oorspronkelijke plan van aanpak voor de mismatch. In paragraaf 3 geef ik weer hoe
het aantal WIA-claimbeoordelingen dat UWV kan doen en het aantal WIA-aanvragen dat
UWV ontvangt zich heeft ontwikkeld, hoe dit zich de komende jaren naar verwachting
verder gaat ontwikkelen en schets ik de achterstanden op dit moment. Ook schets ik
de stand van zaken rondom WIA-herbeoordelingen. In paragraaf 4 ga ik in op de intensivering
van maatregelen naar aanleiding van de consultatie op denkmeeoversmb.nl. Ook ga ik
in op relevante toezeggingen uit eerder voortgangsbrieven en uit recente commissiedebatten.
In paragraaf 5 ga ik in op het advies van de OCTAS in relatie tot de mismatch. Tot
slot blik ik in paragraaf 6 vooruit op de verwachtingen ten aanzien van de mismatch
de komende jaren.
2. TERUGBLIK
In oktober 20233 heb ik uw Kamer voor het laatst geïnformeerd over de voortgang van de aanpak van
de mismatch. Ik heb toen aangegeven dat er een voorzichtige kentering in de omvang
van de achterstanden te zien was. En dat ik de komende jaren verbetering verwacht
in het aantal beoordelingen dat UWV kan doen. In de voortgangsbrief die voorligt informeer
ik u opnieuw over de voortgang en over de resultaten die we hiermee tot nu toe hebben
gerealiseerd.
Eerst wil ik terugkijken op het oorspronkelijk plan dat ik heb aangekondigd als aanpak
voor de mismatch. In 2021 en 2022 hebben mijn voorganger en ik maatregelen aangekondigd
om de mismatch te verminderen.4
Het ging om een aanpak in drie fasen, namelijk de korte, middellange en lange termijn.
De maatregelen hebben primair tot doel om de wachttijden voor de WIA-claimbeoordeling
omlaag te brengen. Het gaat om maatregelen die UWV neemt ten behoeve van interne procesoptimalisatie.
En om beleidsmaatregelen die de druk op de uitvoering van UWV (tijdelijk) verminderen,
zodat er ruimte is om de procesoptimalisatie ook daadwerkelijk en op tempo door te
voeren.
De maatregelen voor de korte termijn betroffen maatregelen gericht op een gerichtere
inzet van de verzekeringsarts, waaronder de buitenwettelijke 60-plusmaatregel. In
2023 heb ik de 60-plusmaatregel met een jaar verlengd.5
Voor de middellange termijn was aangekondigd om drie beleidsopties te gaan verkennen:
laten vervallen van het duurzaamheidscriterium, het aannemen van duurzaamheid na vijf
jaar volledige arbeidsongeschiktheid en «Praktisch beoordelen». Deze opties kunnen
naar verwachting een relatief groot effect hebben op de beoordelingscapaciteit bij
UWV. Deze opties kunnen er namelijk voor zorgen dat voor een beoordeling minder inzet
nodig is van een verzekeringsarts. De opties met betrekking tot het duurzaamheidscriterium
kunnen naar verwachting ook zorgen voor een afname van herbeoordelingsaanvragen. Als
de uitkeringsregimes binnen de WIA gelijk zouden worden gesteld, bestaat er immers
geen prikkel meer om een herbeoordeling aan te vragen om in het gunstiger regime terecht
te komen.
Na de eerste verkenning bleken de opties met betrekking tot het duurzaamheidscriterium
niet afzonderlijk van andere fundamentele aspecten uit het stelsel uitgewerkt te kunnen
worden. Deze opties hebben een plek gekregen in het advies van de OCTAS. Voor de middellange
termijn is wel verder gewerkt aan de maatregel «Praktisch beoordelen», die ik per
1 juli 2024 wil invoeren. Voor stelselverbeteringen op de lange termijn heb ik de
OCTAS aangekondigd. In het rapport6 dat de OCTAS heeft aangeboden staan diverse aanknopingspunten die de druk op de uitvoering
(in het bijzonder op de sociaal-medische beoordelingen) kunnen verminderen. Op dit
moment wordt gewerkt aan een nadere uitwerking van de drie varianten uit het OCTAS-rapport.
Bij deze uitwerking is aandacht voor uitvoerbaarheid en voor budgettaire en juridische
aspecten. Ook wordt het effect van de maatregelen op het inkomen van mensen, de begrijpelijkheid
van de wet- en regelgeving en het effect op de arbeidsmarkt in kaart gebracht. Er
zal bij deze uitwerking met aandacht wordt gekeken naar mogelijke toekomstige maatregelen
die ook een bijdrage leveren aan het oplossen van de mismatch. Daarbij wordt ook in
ogenschouw genomen dat sommige maatregelen die OCTAS voorstelt sneller ingevoerd kunnen
worden dan maatregelen die een grote stelselwijziging vergen. Uiteindelijke keuzes
hierover zijn aan een nieuw Kabinet en aan uw Kamer.
Parallel aan deze beleidsmatige maatregelen en verkenningen werkt UWV aan de procesoptimalisatie.
De belangrijkste zijn de omslag naar SMC’s en het toewerken naar een nieuwe informatievoorziening
(in lijn met het advies van EY). Dit zijn ingrijpende veranderingen in de organisatie.
De tijdelijke maatregelen op de korte termijn geven ruimte aan UWV om deze verbeteringen
in de uitvoering voortvarend te kunnen implementeren.
3. AANTAL BEOORDELINGEN EN AANVRAGEN VOOR DE KOMENDE JAREN EN DE ACHTERSTANDEN OP
DIT MOMENT
3.1 Aantal WIA-claimbeoordelingen dat UWV kan doen
In 2023 heeft UWV in totaal circa 77.000 WIA-claimbeoordelingen kunnen doen. Dat zijn
zo’n 14.000 (ruim 20%) meer WIA-claimbeoordelingen dan in 2022. Voor de komende jaren
heeft UWV – in nauw overleg met SZW – prognoses opgesteld. De prognoses laten zien
hoeveel WIA-claimbeoordelingen UWV naar verwachting gaat doen in de komende jaren. Deze prognoses zijn
gebaseerd op de gemeten effecten van reeds ingezette maatregelen en op aannames over
de ontwikkeling van de verwachte effecten van diverse maatregelen in de toekomst.
Het gaat daarbij zowel om de procesoptimalisaties in de uitvoering binnen UWV als
om de beleidsmaatregelen.
In de prognoses is rekening gehouden met het verwachte effect van de diverse maatregelen
op het aantal beoordelingen dat UWV kan doen. Een inschatting maken van het effect
van een maatregel is niet altijd makkelijk. Dat geldt in het bijzonder ten aanzien
van de inschatting van het effect van de SMC-vorming. De SMC-vorming is immers volop
gaande en dat maakt het voorspellen van de impact van deze ontwikkeling ingewikkeld.
Het voorspellen van de impact van de SMC-vorming wordt gerichter naarmate er meer
ervaring is met de werking van SMC’s.
Figuur 1 illustreert de prognose tot en met het jaar 2028 en de realisaties van 2022
en 2023. We schetsen de prognoses voor de situatie waarin we geen aanvullende maatregelen
genomen zouden hebben en die van de situatie waarin we rekening houden met de genomen
maatregelen. Daarbij wordt zowel een voorzichtig als een optimistisch scenario geschetst,
omdat het effect van de verschillende maatregelen niet op voorhand precies voorspeld
kan worden. De verwachting is dat de realiteit ergens in de bandbreedte tussen deze
twee uiterste scenario’s zal liggen. Daarnaast geldt dat het voor losse maatregelen
niet volledig is vast te stellen wat de causaliteit is tussen de maatregel en het
effect. Dat komt doordat de verschillende maatregelen tegelijkertijd zijn ingezet
en interacteren.
Figuur 1. Prognoses op het verwachte aantal WIA-claimbeoordelingen dat UWV de komende
jaren kan verrichten. De figuur bevat een scenario zonder maatregelen (licht groene
lijn) en twee scenario’s met aanvullende maatregelen; een voorzichtig scenario (licht
blauwe lijn) en een optimistisch scenario (donkerblauwe lijn). In de figuur zijn ook
de prognoses uit de brief van 6 oktober jl. geschetst (blauwe stippellijnen).
Te zien is dat er in 2023 en 2024 een piek is in het aantal WIA-claimbeoordelingen dat UWV heeft verricht en kan verrichten. Deze piek ligt hoger dan we
bij de voortgangsbrief van 6 oktober jl. hadden verwacht. De realisatie over 2023
is hoger, omdat het effect van de 60-plusmaatregel en de overwerkafspraken hoger ligt
dan waar we eerder van uitgingen. Ook de prognose voor 2024 is naar boven bijgesteld.
De verwachting ligt nu hoger doordat UWV de overwerkafspraken heeft verlengd tot 1 juli
2024 (zie ook paragraaf 4.3.1). De prognose voor 2024 is dat UWV 73.500 (voorzichtig)
tot 77.000 (optimistisch) WIA-claimbeoordelingen kan doen.
Ook voor 2025 is de verwachting dat UWV nog steeds een hoger aantal WIA-claimbeoordelingen
kan doen, maar minder hoog dan de piek in 2023 en 2024. Dat komt doordat in 2025 het
effect van de 60-plusmaatregel wegvalt. Daarnaast wordt in de berekeningen alleen
rekening gehouden met overwerkeffecten tot 1 juli 2024, omdat de overwerkafspraken
tot die datum gelden. Het aantal WIA-claimbeoordelingen zal echter weer toenemen door
het verwachte effect van de SMC’s en het per 1 juli 2024 invoeren van de tijdelijke
maatregel «Praktisch beoordelen». De verwachting is dat het aantal WIA-claimbeoordelingen
tot en met 2026 zal gaan stijgen naar ongeveer 67.300 (voorzichtig scenario) tot 72.100
(optimistisch scenario) per jaar. Hiermee zien we een duidelijk effect van de maatregelen.
Zonder de maatregelen zou UWV naar verwachting namelijk minder dan 60.000 WIA-claimbeoordelingen
per jaar kunnen uitvoeren.
3.2 Aantal WIA-aanvragen dat UWV ontvangt
In de voortgangsbrief van 6 oktober jl. gaf ik aan dat het aantal WIA-aanvragen sinds
2022 verder gestabiliseerd was, na de tijdelijke piek in 2021 door effecten gerelateerd
aan Corona. In 2023heeft UWV meer WIA-aanvragen ontvangen dan verwacht. Het gaat om
een totaal van 76.000 aanvragen. Dat zijn zo’n 10.000 meer WIA-aanvragen dan in 2022
(een toename van circa 14%).
De toename van het aantal aanvragen in 2023 ten opzichte van in 2022 kan ten dele
worden verklaard.
De eerste oorzaak is de groeiende werkgelegenheid en de stijging van de AOW-leeftijd.
Hierdoor is er een toename van het aantal mensen dat deelneemt aan de arbeidsmarkt.
Het is goed dat zoveel mensen deelnemen aan de arbeidsmarkt, want participatie draagt
bij aan het persoonlijk welzijn en het verlicht bovendien de krapte op de arbeidsmarkt.
Deze ontwikkelingen hebben tegelijkertijd effect op het aantal WIA-aanvragen, want
mensen die in loondienst werken zijn verzekerd voor de WIA en kunnen bij langdurige
ziekte mogelijk aanspraak maken op een WIA-uitkering. Deze oorzaak verklaart circa
20% van de toename van het aantal WIA-aanvragen.
Ten tweede is het aantal WIA-aanvragen in de afgelopen jaren beïnvloed door de coronapandemie.
In de eerste acht maanden van 2023 hebben meer mensen met de diagnose corona en long-covid
een WIA-uitkering toegekend gekregen dan in dezelfde periode één jaar eerder. Dit
verklaart circa 17% van de toename van het aantal WIA-aanvragen in 2023. We verwachten
dat in 2024 minder mensen een WIA-aanvraag doen als gevolg van corona en long-covid.
Een groot deel van de toename is daarmee nog niet verklaard. Vermoedelijk heeft de
spanning op de arbeidsmarkt een verhogend effect op het aantal WIA-aanvragen. Enerzijds
kan de overspannen arbeidsmarkt leiden tot een hogere werkdruk en meer (langdurig)
ziekteverzuim. Anderzijds zijn er meer mensen met een kwetsbare positie aan het werk
gegaan, die een hoger risico hebben op langdurig ziekteverzuim. In hoeverre deze aspecten
de toename verklaren is momenteel niet bekend. Ook maak ik mij zorgen over het relatief
grote aandeel mensen dat instroomt in de WIA met psychische aandoeningen. De diagnosecode
«psychische aandoeningen» die UWV hanteert, is erg breed. Het is waardevol om meer
inzicht te krijgen in de precieze klachten waarmee mensen instromen in de WIA en inzicht
te krijgen in wie deze mensen zijn, bijvoorbeeld welke leeftijd deze mensen hebben.
Op dit moment doet UWV een nadere analyse naar de oorzaken van de toename van het
aantal WIA-aanvragen. De bevindingen zijn naar verwachting dit najaar bekend. Ook
voert TNO – in samenwerking met UWV – onderzoek uit naar de relatie tussen (langdurig)
ziekteverzuim en de WIA-instroom. Daarnaast loopt er een verkennend onderzoek van
TNO naar de factoren van aan werk gerelateerd ziekteverzuim, waarbij ook gekeken wordt
naar de kenmerken en redenen van personen die met psychische klachten instromen in
de WIA. Naar verwachting worden deze onderzoeken na de zomer afgerond.
We verwachten dat het aantal WIA-aanvragen in 2024 licht toeneemt ten opzichte van
2023.7 Hoe het aantal WIA-aanvragen zich vanaf 2025 gaat ontwikkelen is onzeker. De ontwikkeling
van het aantal WIA-aanvragen heeft een sterke invloed op de mogelijkheden die UWV
heeft om de achterstanden in te lopen.
3.3 De achterstand op WIA-claimbeoordelingen op dit moment
In de voortgangsbrief van 6 oktober jl. heb ik kunnen melden dat in de eerste helft
van 2023 een lichte afname te zien is in de ontwikkeling van de voorraad en de achterstand
bij de WIA-claimbeoordeling. Het is voor het eerst sinds 2015 dat een daling van deze
achterstand zichtbaar is. De verwachting was dat deze beweging zich door zou zetten
tot het einde van het jaar. Figuur 2 laat zien dat zowel de voorraad als de achterstand
eind 2023 iets verder is gedaald dan medio 2023. De figuur laat ook zien dat de achterstand
zich in de eerste maanden van 2024 lijkt te stabiliseren (rond de 14.500). De komende
tijd houden we scherp in de gaten hoe de achterstanden zich in 2024 verder gaan ontwikkelen.
In hoeverre UWV de achterstanden kan inlopen is afhankelijk van de ontwikkeling in
het aantal beoordelingen dat UWV kan verrichten én van het aantal WIA-aanvragen dat
UWV gaat ontvangen.
Figuur 2: ontwikkeling van de achterstanden bij de WIA-claimbeoordeling (aantal aanvragen
waarvoor de wettelijke termijn van acht weken is verstreken) en van de totale werkvoorraad
(aantal aanvragen nog binnen de wettelijke termijn plus de achterstanden).
Door extra inzet voor de mensen die lang wachten op een WIA-claimbeoordeling is het aantal mensen dat langer dan zes maanden wacht op een beoordeling
verder gedaald. Medio 2023 ging het om 6.800 mensen en ultimo 2023 nog om bijna 3.100
mensen. In de eerste maanden van 2024 is er geen sprake van een verdere afname; ook
in maart 2024 gaat het om bijna 3.100 mensen die langer dan zes maanden wachten. Deze
stabilisatie is een gevolg van de toename van het aantal WIA-aanvragen. De inzet van
UWV is om ervoor te zorgen dat eind 2024 nagenoeg niemand langer dan zes maanden op
een beoordeling hoeft te wachten.8
3.4 Aantal WIA-herbeoordelingen en achterstand op dit moment
UWV voert naast WIA-claimbeoordelingen ook herbeoordelingen uit. Figuur 3 geeft inzicht
in de herbeoordeling die gedaan worden op aanvraag. In 2023 heeft UWV 20.200 aanvragen
afgehandeld en 20.800 aanvragen ontvangen. De prioritering ligt op de WIA-claimbeoordelingen, maar vooral in schrijnende gevallen pakt UWV ook herbeoordelingen op.
Hiernaast heeft UWV ongeveer 4.000 professionele herbeoordelingen gedaan.
Figuur 3. Ontwikkeling aantal binnengekomen en afgehandelde vraaggestuurde herbeoordelingen.
Dit betreft het totaal aan herbeoordelingen voor de WIA, Wajong, WAO en WAZ.
In de voortgangsbrief van 6 oktober jl. heb ik gemeld dat in de eerste helft van 2023
een voorzichtige stabilisatie te zien is in de ontwikkeling van de achterstand bij
de WIA-herbeoordelingen. Figuur 4 laat zien dat deze stabilisatie zich lijkt te hebben
doorgezet tot eind 2023 en de eerste maanden van 2024. De omvang van de achterstand
schommelt tussen de 19.000 en 20.000.
Figuur 4: Ontwikkeling van de achterstanden bij de vraaggestuurde herbeoordelingen
(aantal aanvragen waarvoor de wettelijke termijn van acht weken is verstreken) en
van de totale werkvoorraad (aantal aanvragen nog binnen de wettelijke termijn plus
de achterstanden).
Op dit moment is er nog geen sprake van een daling van de achterstand op de herbeoordelingen.
Ook de komende periode verwachten we geen daling, omdat de reeds ingezette maatregelen
vooral zien op de WIA-claimbeoordeling. Aan de WIA-claimbeoordeling wordt prioriteit
gegeven, omdat we zo snel mogelijk duidelijkheid willen bieden over het recht op een
uitkering en daarmee ook duidelijkheid over inkomenszekerheid.
3.5 Overig cijfermatig inzicht
In de voortgangsbrief van 6 oktober jl. heb ik aangegeven om opnieuw te gaan rapporteren
over WIA-voorschotten, dwangsommen en de capaciteit en inzet van verzekeringsartsen.
De ontwikkeling op deze zaken treft u aan in bijlage 2.
4. STAND VAN ZAKEN EN INTENSIVERING MAATREGELEN
Een update over de stand van zaken rondom de reeds ingezette maatregelen staat in
bijlage 1. Hieronder ga ik in op de stakeholderconsultatie die in de periode van november
2023 tot februari 2024 heeft plaatsgevonden. Ook ga ik in op relevante toezeggingen
uit eerdere voortgangsbrieven en toezeggingen die ik heb gedaan in het commissiedebat
over de Uitvoering van de sociale zekerheid van 2 april jl. en in het commissiedebat
over Arbeidsongeschiktheid van 24 april jl.
4.1 Stakeholder consultatie denkmeeoversmb.nl
In de voortgangsbrief van 6 oktober jl. heb ik aangegeven de komende periode opnieuw
met diverse stakeholders in het WIA-stelsel te gaan kijken of we tot nieuwe ideeën
kunnen komen voor aanvullende maatregelen. We hebben dit gedaan door middel van een
online consultatie op www.denkmeeoversmb.nl.9
De consultatie is gestart in november 2023 en is gesloten sinds 28 januari jl. In
totaal hebben zo’n 500 unieke deelnemers aan de consultatie meegedaan vanuit verschillende
sectoren en invalshoeken. Ik vind het heel positief dat er door zoveel mensen is meegedacht
over dit vraagstuk. Uit de consultatie is een aantal thema’s gekomen waar volgens
de deelnemers in ieder geval aandacht voor moet zijn. Het gaat om de volgende thema’s:
1. Verbetering in de informatie aanlevering ten behoeve van het beoordelingsproces (claim
en herbeoordelingen);
2. Inzet juiste professionals (w.o. taakdelegatie);
3. Samenwerking medische keten;
4. Stelsel (60+ en IVA);
5. Innovatie.
Met een groot deel van deze thema’s zijn we reeds op diverse manieren aan de slag.
Uit de consultatie zijn geen maatregelen gekomen die op korte termijn (in 2025) een
grote impact op de achterstanden kunnen maken. Wel helpt de consultatie in het bepalen
van prioriteit voor de komende periode. We hebben daarom vooral gekeken op welke bestaande
onderwerpen we kunnen versnellen door daar extra aandacht aan te geven.
4.1.1 Domeinoverstijgend actieplan op arbeid & gezondheid
De oproep van veel deelnemers is om de samenwerking op het gebied van arbeid en gezondheid
te versterken tussen de sociaal-medische sector, de arbodiensten en de curatieve zorg.
In de consultatie zijn er door de deelnemers verschillende voorstellen gedaan vanuit
het samenwerkingsperspectief tussen sociaal medische dienstverlening, de arbodienstverlening
en de curatieve sector. UWV en ik nemen deze oproep ter harte en daarom kondigen we
een actieplan aan om dit te versterken.
Het actieplan bestaat uit drie hoofdthema’s:
1. Regionaal de samenwerking versterken tussen huis-, bedrijfs- en verzekeringsartsen,
en onderzoeken of het vooraf vaststellen van een gezamenlijk doel kan helpen bij het
delen van informatie (doelbinding).
2. Gegevensdeling gericht mogelijk maken door de ruimte te verkennen die er is binnen
de (wettelijke) kaders en door te kijken bij welke bestaande initiatieven kan worden
aangesloten.
3. Het efficiënter inrichten van de samenwerking tussen bedrijfsartsen en verzekeringsartsen.
Hieronder ga ik hier uitvoeriger op in.
Het actieplan staat in de beginfase. De komende tijd ga ik samen met UWV en andere
relevante stakeholders verkennen in hoeverre deze thema’s bij lopende trajecten kunnen
aansluiten en wat er aanvullend nodig is.
Het zijn de eerste stappen die we willen zetten om horizontaal binnen deze domeinen
samen te werken. Ook omdat we herkennen dat de medische capaciteit in alle domeinen
beperkt is en dat we mogelijk veel van elkaar leren.
Wat betreft het efficiënter inrichten van de samenwerking tussen bedrijfsartsen en
verzekeringsartsen wil ik samen met UWV verkennen hoe we kunnen komen tot slimmere
en efficiëntere samenwerking tussen arbodiensten en UWV. UWV voert hierover gesprekken
met verschillende arbodiensten. In die gesprekken wordt onderzocht hoe met een van
de arbodiensten een pilot kan worden gestart die zich richt op een meer complete en
warme overdracht van cliënten bij de aanlevering van het re-integratieverslag (RIV).
De uitkomsten van een dergelijke pilot kunnen dienen als startpunt om verder in kaart
te brengen welke vormen van horizontale samenwerking mogelijk zijn en wat daarvoor
nodig is.
4.1.2 Samenwerking private partijen
UWV wil door middel van samenwerkingsafspraken inzetten op de samenwerking met private
partijen. Een eerste stap daarin is het convenant voor het aanvragen van Eerstejaarsziektewetbeoordelingen
(zie paragraaf 4.3.2). UVW wil bekijken hoe deze aanvragen zo efficiënt mogelijk behandeld
kunnen worden. Ook hier geldt dat UWV de mogelijkheden voor verdergaande samenwerking
met private partijen in kaart wil brengen.
4.2 Stand van zaken toezeggingen commissiedebatten
4.2.1. SMC-vorming
In het Commissiedebat over Arbeidsongeschikt van 24 april jl. heb ik toegezegd in
deze voortgangsbrief meer informatie te geven over de SMC-vorming. Ik ga hier in deze
paragraaf op in. Zoals ik in het debat heb aangegeven nodig ik de leden van uw Kamer
ook graag uit voor een werkbezoek bij UWV, juist ook over SMC’s.
UWV is bezig met een transitie naar het werken in een regiemodel voor sociaal – medische
dienstverlening. Dit houdt in dat er in een SMC wordt gewerkt, waar een multidisciplinair
team de verantwoordelijkheid heeft voor een in beginsel regionaal afgebakende groep
mensen. Het multidisciplinair team bestaat uit verschillende professionals, waaronder
arbeidsdeskundigen, sociaal-medisch verpleegkundigen, re-integratie- en procesbegeleiders,
verzekeringsartsen en medisch secretaresses. In een SMC zijn de manager uitvoering
en de regievoerder (een verzekeringsarts) gezamenlijk resultaatverantwoordelijk en
geven ze samen sturing aan een SMC. Hierbij is de regievoerder (een verzekeringsarts)
altijd eindverantwoordelijk voor het medisch gedeelte. In een multidisciplinaire bespreking
(MDB) bepaalt het team aan de hand van triage wanneer welke activiteit plaatsvindt
in het kader van de beoordeling en begeleiding van een cliënt en door welke functionaris
dit het best kan worden gedaan. Het team biedt hierbij zoveel mogelijk maatwerk en
de cliënt heeft tijdens het hele traject zoveel mogelijk een vast aanspreekpunt.
Voor specifieke onderdelen van de sociaal-medische beoordeling en -begeleiding kan
het multidisciplinair team ook gebruik maken van andere professionals, zoals bijvoorbeeld
psychologen en fysiotherapeuten. Het team is daarnaast verantwoordelijk voor een goede
verbinding met bijvoorbeeld huisartsen, bedrijfsartsen en medisch specialisten. Ook
leggen de teams waar nodig de link met andere UWV-divisies.
De verwachting is dat het werken in SMC’s veel zal opleveren op de volgende vier resultaatgebieden:
de kwantiteit en kwaliteit van de dienstverlening, de cliënttevredenheid en de medewerkerstevredenheid.
Een update over de implementatie van de SMC-vorming geef ik in bijlage 1. Hierin ga
ik in op het wegingskader SMC-vorming dan UWV heeft ontwikkelt. Dat geeft ook een
nader beeld over het werk in SMC’s. Daarnaast ga ik in op de analyse die UWV heeft
gedaan naar overdraagbare succesfactoren en hoe die gebruikt kunnen worden om de verdere
landelijk SMC-vorming gericht te ondersteunen.
4.2.2 ZW-dienstverlening
In het Commissiedebat over Arbeidsongeschiktheid van 24 april↓jl. vroeg het lid Patijn
(Groenlinks-PvdA) naar de begeleiding van de mensen in de Ziektewet. Ook de OCTAS
adviseert om de re-integratiedienstverlening te intensiveren. In de voortgangsbrief
van 6 oktober jl. heb ik u geïnformeerd over de inspanning vanuit UWV op een nieuwe
visie op de Ziektewet. Het uitgangspunt hierbij is: gerichte dienstverlening aan cliënten
in een zo vroeg mogelijk stadium van de ZW-periode, en gerichte interventies op het
juiste moment. De ambitie ten aanzien van dit thema is in de afgelopen periode verder
geconcretiseerd.
UWV versterkt zijn inspanningen op de ziektewet-Arbo rol. Hier verwacht ik veel van.
De aandacht voor de mensen die een ziektewetuitkering ontvangen is als gevolg van
de mismatch een periode wisselend geweest vanwege de prioriteit voor de WIA-claimbeoordelingen.
Dat heeft ertoe geleid dat er lang niet voor iedere cliënt een actueel beeld beschikbaar
is. Dat maakt de inzet minder gericht als een cliënt na twee jaar ziekte een WIA-claimbeoordeling
aanvraagt. Om de dienstverlening effectief in te zetten, maakt UWV gebruik van de
inzichten die in de voortgangsbrief van 6 oktober jl. zijn genoemd, waaronder de principes
van de integrale klantreis en de lessen over de werking van SMC’s.
De inzet voor mensen die een ziektewetuitkering ontvangen, wil UWV koppelen aan een
aantal belangrijke doelstellingen. Dit geldt met name voor de ambities op het gebied
van preventie, re-integratie en bemiddeling. De inspanningen focussen zich daarom
vooral op het organiseren dat alle cliënten in de Ziektewet adequaat in beeld zijn.
Op die manier is bekend wat de situatie is van een cliënt en wat hij of zij nodig
heeft. De huidige inspanningen starten vanuit een medisch traject (probleemanalyse,
plan van aanpak) gevolgd door re-integratiedienstverlening. In de nieuwe situatie
is de dienstverlening bij aanvang gericht op re-integratie en duurzame werkhervatting,
tenzij er een medische aanleiding is om dit (nog) niet aan te bieden. Op deze manier
is het startmoment van de re-integratiedienstverlening niet meer afhankelijk van de
beschikbare medische capaciteit.
Ook binnen de Ziektewet wordt geïnvesteerd in de inzet van de UWV-professional op
een manier die aansluit bij de vraag en de situatie van de persoon die de ziektewetuitkering
ontvangt. De verandering van de Ziektewetdienstverlening maakt UWV stapsgewijs, omdat
het een omslag vraagt van de professionals en de organisatie. UWV concretiseert deze
zomer de stappen die nodig zijn voor deze omslag. In de volgende voortgangsbrief ga
ik hier verder op in.
4.2.3 Dwangsommen
In het commissiedebat over de Uitvoering van de sociale zekerheid van 2 april jl.
en in het commissiedebat over Arbeidsongeschiktheid van 24 april jl. is aandacht gevraagd
voor het toenemende totaalbedrag aan dwangsommen bij niet tijdig beslissen.
Het lid Flach (SGP) en het lid Esser (PVV) vroegen mij of de dwangsomprocedure tijdelijk
buiten werking kan worden gesteld. Om de dwangsomprocedure tijdelijk buiten werking
te stellen is wetgeving nodig, zodat kan worden afgeweken van de regels hierover in
de Algemene wet bestuursrecht. Aangezien dwangsommen al enige tijd hun doel missen
wil ik in kaart gaan brengen welke opties er zijn om het verbeuren van dwangsommen
verder te beperken. Het is aan een volgend kabinet om hier keuzes over te maken.
Het lid Flach (SGP) heeft mij ook gevraagd wat we in dit kader kunnen leren van de
Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm. Het doel van die wet is het
wegnemen van de financiële prikkel om namens een belanghebbende een bezwaarprocedure
te starten of door te procederen met de overwegende reden om een proceskostenvergoeding
of een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn
te verkrijgen.10 Deze wet beoogt daarmee een ander probleem op te lossen dan de situatie met de dwangsommen
bij niet tijdig beslissen in de WIA. De dwangsommen bij de WIA hebben een andere oorzaak.
De dwangsommen hebben voor ongeveer 60% betrekking op herbeoordelingen. Hiervan werd
circa 82% uitgekeerd aan werkgevers en gemachtigde derde partijen. Eventueel financieel
belang zit voor deze partijen bij een herbeoordeling vooral in het verlagen van de
werkgeverslasten. Bijvoorbeeld als een WGA-uitkering na een herbeoordeling wordt omgezet
naar een IVA-uitkering. Deze laatste uitkering wordt niet doorberekend aan de individuele
werkgever en leidt zodoende tot een lasten vermindering. In het advies van de OCTAS
is aandacht voor deze financiële prikkel voor het aanvragen van herbeoordelingen.
Het advies van OCTAS wordt op dit moment verder uitgewerkt.
In de tussentijd is UWV met werkgevers en gemachtigde derde partijen in gesprek om
te bekijken wat zij nodig hebben om een herbeoordeling op het juiste moment en zo
gemotiveerd mogelijk in te dienen. Zie hiervoor paragraaf 4.3.3. De afspraken met
deze partijen moeten ertoe leiden dat herbeoordelingen efficiënter kunnen worden ingezet
en moeten uiteindelijk bijdragen aan het inlopen van de achterstand op herbeoordeling.
Bij afnemende achterstanden, neemt ook het aantal aanvragen waarbij een dwangsommen
kan worden verbeurd, af.
4.3 Stand van zaken toezeggingen voortgangsbrief 6 oktober jl.
4.3.1 Overwerkafspraken
UWV heeft het in 2023 voor sociaal-medisch professionals mogelijk gemaakt om tijdelijk
over te werken. Hiermee levert UWV een aanzienlijke bijdrage aan de afhandeling van
de WIA-claimbeoordelingen ouder dan zes maanden en niet-tijdige Wajongbeoordelingen.
In de voortgangsbrief van 6 oktober jl. heb ik aangegeven dat UWV onderzoekt of de
overwerkafspraken ook in 2024 kunnen worden voortgezet. De overwerkafspraken hebben
in 2023 namelijk geleid tot een groot aantal extra beoordelingen (circa 4.200). Eind
2023 heeft UWV geïnventariseerd wat de verwachte inzet is voor overwerk in de eerste helft
van 2024. Op basis daarvan zijn de overwerkafspraken verlengd tot 1 juli 2024. De
verwachting is dat in deze verlengde periode ongeveer 1.500 extra beoordelingen kunnen
worden gedaan door overwerk.
In het tweede kwartaal van 2024 vindt opnieuw een inventarisatie plaats. Op basis
daarvan kijkt UWV of de overwerkafspraken verlengd kunnen worden tot het einde van
het jaar.
4.3.2 Convenant Eerstejaarsziektewetbeoordeling
In de voortgangsbrief van 6 oktober jl. heb ik aangegeven dat UWV enerzijds en PPUSZ
en ABU anderzijds door middel van een convenant gaan werken aan een gezamenlijke doelgerichte
uitvoering van de Eerstejaarsziektewetbeoordeling (EZWB) voor eigenrisicodragers (ERD).
Het doel dat de EZWB’s ERD gedaan worden op het moment dat kans op uitstroom uit de
ZW het grootst is. De beschikbare capaciteit kan op die manier zo efficiënt mogelijk
worden ingezet.
Om het convenant goed te kunnen laten werken is het voor UWV nodig om centrale regie
te voeren op de aanvragen die decentraal binnen komen. Om dat te organiseren was meer
tijd nodig dan eerder verwacht. De partijen zetten nu in op werken volgens het convenant
per 1 juli 2024 in plaats van per 1 januari 2024.
4.3.3 Gemotiveerd aanvragen en afspraken werkgeverspartijen
In de voortgangsbrief van 6 oktober jl. heb ik aangegeven dat ik samen met UWV verken
hoe de processen rondom de herbeoordelingsaanvragen van werkgevers en gemachtigde
derde partijen kunnen worden geoptimaliseerd. Onder andere via verduidelijking van
de communicatie hierover en verbetering van (aanvraag-)formulieren.
UWV is inmiddels met het Verbond van Verzekeraars en een aantal private uitvoerders
een proef gestart rondom het aanvragen van herbeoordelingen. Ik ben blij om te horen
over dit soort samenwerkingen. De proef beoogt om via een samenwerking te komen tot
een vermindering van het beroep op de capaciteit van UWV, door te sturen op goed onderbouwde
en gemotiveerde aanvragen om een herbeoordelingen. Dit is een wederkerig proces waarin
enerzijds UWV inzicht geeft in de onderbouwing die ten grondslag ligt aan de initiële
beoordeling en de private uitvoerders en/of verzekeraars een gedegen medische onderbouwing
geven voor de reden voor een herbeoordeling. Dit alles met inachtneming van de AVG
en de richtlijnen van de KNMG.
Op deze manier kan aan mensen sneller duidelijkheid worden geboden. Het initiatief
is de voorlopige uitkomst van de gesprekken die UWV initieel voerde met private partijen
waarin men onderzocht in hoeverre de private markt zou kunnen ondersteunen bij de
behandeling van herbeoordelingsaanvragen. Omdat deze partijen een groot aandeel hebben
in het aanvragen van herbeoordelingen, vind ik deze proef een logische eerste stap.
Over de resultaten van deze proef zal ik uw Kamer in de volgende voortgangsbrief informeren.
4.3.4 Onderscheid aanvragen herbeoordelingen en doorgeven wijziging gezondheidssituatie
In de voortgangsbrief van 6 oktober jl. heb ik aangegeven dat UWV sinds begin 2023
werkt met twee aparte formulieren waarmee onderscheid wordt gemaakt tussen het doorgeven
van wijzigingen in de gezondheid en het aanvragen van herbeoordelingen vanuit werknemers.
Wijzigingen in gezondheid kunnen vaak snel en met beperkte medische inzet worden afgehandeld
en leiden meestal niet tot een herbeoordeling die beoordelingscapaciteit vergt. Door
de verschillende formulieren is nu sneller duidelijk dat het om een dergelijke wijziging
gaat en dat bespaart inzet van beoordelingscapaciteit. Dit heeft geleid tot circa
30% minder aanvragen door werknemers van herbeoordelingen.
UWV heeft inmiddels een onderzoek uitgevoerd naar de beleving van de cliënt bij het
gebruik van deze nieuwe formulieren. Uit dit onderzoek blijkt dat de ervaring van
cliënten rondom het aanvragen van een herbeoordeling of het doorgeven van een wijziging
in de gezondheidssituatie op meerdere punten is verbeterd. Cliënten beoordelen de
nieuwe formulieren positief, vinden het proces minder belastend en waarderen het als
UWV kort na de aanvraag of de melding telefonisch contact met hen opneemt. Er blijkt
ook ruimte voor verdere verbetering.
Zo is er bij cliënten nog meer behoefte aan inzicht in de verschillende stappen in
het proces. UWV neemt de resultaten van het onderzoek mee in de verdere ontwikkeling
van het proces rondom het doorgeven van een wijziging in de gezondheidssituatie en
het aanvragen van herbeoordelingen.
4.3.5 Kwijtscheldbeleid WIA-voorschotten
Zolang mensen te lang moeten wachten op een WIA-claimbeoordeling, vind ik het van
belang dat zij een voorschot kunnen krijgen in afwachting van de beoordeling en dat
zo’n voorschot niet wordt teruggevorderd.
In de voortgangsbrief van 6 oktober jl. heb ik aangegeven dat ik bekijk hoe ik de
duur van dit kwijtscheldbeleid beter kan laten aansluiten bij de prognoses van de
achterstanden. Uit nadere analyse blijkt dat dit alleen kan door een wettelijke basis
te creëren voor het beleid. Op dit moment vind ik het niet opportuun om hier stappen
toe te zetten. Mijn focus gaat uit naar het terugbrengen van de achterstanden, en
daarmee het aantal voorschotten. Het creëren van een wettelijke basis kan door een
volgend kabinet opnieuw worden bezien.
Zoals in de Voorjaarsnota11 aangekondigd zal ik het beleid wel met nog een jaar verlengen tot en met 31 december
2025.
5. OCTAS
De Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS) leverde
op 29 februari jl. haar eindrapport op. Mijn opdracht aan de OCTAS was om advies te
geven over een toekomstbestendig arbeidsongeschiktheidsstelsel dat uitvoerbaar, betaalbaar
en uitlegbaar is. De aanleiding voor het instellen van de OCTAS was de constatering
dat het stelsel voor sommige mensen onevenredig hard uitpakt en dat er momenten zijn
waarop een klein verschil in de situatie op een zeker moment, grote gevolgen kan hebben
voor het individu. Bijvoorbeeld ten aanzien van het recht dat iemand wel of niet heeft
op een uitkering.
Een andere aanleiding was dat de uitvoering onder druk staat vanwege de mismatch.
Het stelsel is erg ingewikkeld geworden, zowel voor de mensen die van het stelsel
afhankelijk zijn, als voor de professionals die ondersteuning bieden aan deze mensen
en de mensen in de uitvoering. Ik heb OCTAS daarom gevraagd om te adviseren over structurele
oplossingen voor de huidige problemen in de WIA.
In het rapport van de OCTAS zitten verschillende aanknopingspunten die een bijdrage
kunnen leveren aan het verkleinen van de mismatch. Zo stelt de OCTAS voor om het onderscheid
tussen de WGA en de IVA op te heffen. Het opheffen van dit onderscheid heeft in potentie
effect op de omvang van de werkzaamheden die een verzekeringsarts bij de WIA-beoordeling
moet verrichten en ook op het aantal herbeoordelingen dat wordt aangevraagd. Hoe groot
dat effect is zal moeten blijken uit de nadere uitwerking. De alternatieven voor het
stelsel die de OCTAS voorstelt (variant 2: werk staat voorop en variant 3: basis voor
iedereen) verdienen nog nadere uitwerking, maar kunnen ook betekenen dat de rol van
de verzekeringsarts verandert en daarmee ook de mismatch kan verminderen. In de nadere
uitwerking zal daar met aandacht naar worden gekeken.
OCTAS presenteert een aantal uiteenlopende scenario’s voor de toekomst van het arbeidsongeschiktheidsstelsel.
Het bepalen van de koers voor de toekomst, vergt politieke keuzes. De voorbereiding
op die keuzes vraag om een zorgvuldig proces. Tegelijkertijd, is de druk om verbeteringen
in het stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid door te voeren, erg hoog. Niet
alleen om tot een oplossing voor de mismatch te komen, maar ook om te zorgen dat het
stelsel beter werkt voor bepaalde groepen die nu tegen knelpunten aanlopen. Dit werd
mij tijdens het commissiedebat over arbeidsongeschiktheid van 24 april jl. eens te
meer duidelijk. Zoals ik ook in dat debat heb aangegeven, geeft OCTAS in de varianten
die zij schetst, onder andere oplossingen voor knelpunten die al langer worden aangekaart
door verschillende partijen, waaronder UWV en sociale partners. Voor een deel betreft
dit oplossingen die snel opgepakt kunnen worden, onafhankelijk van de toekomstrichting
die gekozen wordt. Wel vergen ook die oplossingen voldoende draagvlak, financiële
middelen en capaciteit in de uitvoering. Als aan die randvoorwaarden kan worden voldaan,
biedt OCTAS oplossingen die relatief snel kunnen helpen om het stelsel te verbeteren.
Parallel daaraan kan de koers voor de toekomst van het arbeidsongeschiktheidsstelsel
nader worden bepaald.
Om het volgende kabinet zo goed als mogelijk voor te bereiden op de keuzes die gemaakt
moeten worden, vind ik het belangrijk om alle varianten die OCTAS voorstelt zorgvuldig
uit te werken. Dat gebeurt de komende maanden. Eerst worden de verschillende maatregelen
en oplossingen uit de varianten los van elkaar nader uitgewerkt. Daarna presenteer
ik, of mijn opvolger, de maatregelen en oplossingen gegroepeerd in de varianten zoals
OCTAS die voorstelt. Sommige maatregelen zullen ook buiten de context van de variant
toepasbaar zijn. Daar is aandacht voor in de uitwerking. Verder wordt onder meer gekeken
naar het effect van de maatregelen op uitvoerbaarheid, betaalbaarheid en uitlegbaarheid.
Ook beschouw ik hoe de maatregelen en oplossingen zich verhouden tot de belangrijke
uitgangspunten die OCTAS heeft gedefinieerd, zoals bijvoorbeeld vereenvoudiging. In
de nadere uitwerking van OCTAS zal bovendien aandacht zijn voor de vraag op welke
termijn bepaalde maatregelen effect hebben. Sommige maatregelen die OCTAS voorstelt
kunnen sneller worden ingevoerd dan maatregelen die een fundamentele stelselwijzigingen
vergen.
In ieder geval is nadere uitwerking nodig om de aanbevelingen om te zetten in concrete
maatregelen. Daar zal tijd overheen gaan. In de tussenliggende periode blijft de mismatch
daarom onze aandacht vragen.
6. BLIK VOORUIT
Ik ben blij om te zien dat UWV de komende jaren naar verwachting meer beoordelingen
per jaar kan doen dan voorheen. De aanpak heeft op dat gebied zijn vruchten afgeworpen,
maar we zien ook dat er meer nodig is. Hoe de achterstanden zich de komende jaren
gaan ontwikkelen is ook sterk afhankelijk van hoe het aantal aanvragen zich de komende
jaren gaat ontwikkelen. Deze ontwikkelingen houd ik nauwlettend in de gaten.
De mismatch blijft onze aandacht vragen de aankomende jaren. Het is belangrijk dat
UWV de komende jaren de ruimte heeft om de SMC’s optimaal in te voeren en toe te werken
naar een nieuwe informatievoorziening (in lijn met het advies van EY). Ook verwachten
we op niet al te lange termijn resultaat van de maatregel Praktisch beoordelen. Daarnaast
werken we aan de nadere uitwerking van de adviezen van OCTAS. Het zal een aantal jaren
duren voordat we daar resultaten van gaan zien. Het blijft de komende jaren ook van
belang om de negatieve effecten van de mismatch voor langdurig zieke werknemers en
werkgevers zoveel mogelijk te beperken, onder andere door het verstrekken en kwijtschelden
van voorschotten en het inzetten op re-integratiedienstverlening in de voorschotperiode.
We blijven kijken welke verdere verbeteringen er binnen het huidige stelsel nog meer
mogelijk zijn. Daarbij moeten we wel oog houden voor het aantal veranderingen dat
UWV tegelijkertijd kan doorvoeren.
In het najaar van 2024 zal ik, of mijn opvolger, u opnieuw informeren over de voortgang
van de aanpak van de mismatch.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
BIJLAGE 1. STAND VAN ZAKEN REEDS INGEZETTE MAATREGELEN
Sociaal-medische centra (SMC’s)
Wegingskader SMC-vorming
UWV heeft de afgelopen maanden een wegingskader SMC-vorming ontwikkeld. Dit wegingskader
geeft inzicht in het ontwikkelproces per SMC. Het wegingskader is een evaluatie- en
dialoogmiddel dat teams inzicht geeft in de teamontwikkeling, waardoor het ontwikkelstadium
kan worden bepaald en ontwikkelpunten kunnen worden benoemd. Door dit wegingskader
periodiek te gebruiken kan de voortgang van de SMC-ontwikkeling worden gemonitord,
kunnen acties worden benoemd en kunnen plannen eventueel worden bijgesteld. Bovendien
geeft het wegingskader inzicht in de voortgang en de ontwikkelstadia van SMC-vorming
(UWV maakt onderscheid tussen: SMC’s in ontwikkeling, basis-SMC’s en volwaardige SMC’s.
Het wegingskader biedt een consistent referentiekader op zowel team-, district- als
landelijk niveau.
Voor de ontwikkeling naar optimaal ingerichte SMC’s zijn verschillende niveaus onderkend
tussen basis-SMC’s en volwaardige SMC‘s. Het onderscheid is gemaakt, omdat voor een
aantal ontwerpprincipes meer tijd nodig om deze optimaal in te richten. In het basis-SMC
werken multidisciplinair teams rondom een afgebakend cliëntenbestand samen, waarin
zij door middel van een multidisciplinaire bespreking (MDB), aan de hand van triage
de juiste route en processtappen bepalen voor de cliënt. Ieders rol en bijbehorende
verantwoordelijkheden van de teamleden zijn duidelijk. Teamleden kennen elkaars expertise
en maken ook gebruik van elkaars expertise. In het basis-SMC wordt de cliënt van begin
tot eind door hetzelfde team en het liefst door dezelfde professionals beoordeeld
en begeleid. Daarnaast wordt optimaal samengewerkt met de medewerkers verzuimbeheer
van de divisie Uitkeren. Een volwaardig SMC onderscheidt zich ten opzichte van bovenstaande
onder andere doordat dan ook de samenwerking met het werkbedrijf is geoptimaliseerd,
SMC’s proactief goede samenwerking onderhouden met externe ketenpartijen (zoals zorg-
en hulpverleners, bedrijfsartsen, werkgevers en gemeenten), zoveel mogelijk medewerkers
meer-wettig werken en alle verzekeringsartsen met taakdelegatie werken.
In het afgelopen kwartaal hebben alle districten de eerste weging gedaan. Dit geeft
het volgende beeld over de ontwikkeling: Op alle kantoren zijn teams in beweging richting
een SMC. Hiervan zijn 13 teams op het niveau van een basis-SMC. Ongeveer twee derde
van het totaal aantal teams (circa 100 teams) is een SMC in ontwikkeling, waarbij
geldt dat de teams al ver op weg zijn in hun ontwikkeling naar een basis-SMC. Bij
deze eerste weging hebben alle teams de succesfactoren voor een goed werkend team,
waaronder het doorleven van de rollen en verantwoordelijkheden binnen een team, meegenomen
en derhalve niet te snel aangenomen dat de ontwikkeling al af is. Dit verklaart het
lage aantal teams dat écht het stadium van basis SMC hebben gehaald.
De aankomende periode wordt de methode en het gebruik van het wegingskader in samenwerking
met de districten geëvalueerd. Hiermee wordt het wegingskader geoptimaliseerd op inhoud,
proces en methodiek ten behoeve van de volgende weging.
Overdraagbare succesfactoren
In de voortgangsbrief van 6 oktober jl. heb ik aangegeven dat het cruciaal is om nader
te onderzoeken wat overdraagbare succesfactoren zijn en hoe die gebruikt kunnen worden
om de verdere landelijke SMC-vorming gericht te ondersteunen. UWV heeft de afgelopen
periode een verdiepende analyse gedaan naar de succes- en faalfactoren van een goed
werkende SMC. Deze analyse ziet op de evaluatiecriteria «productiviteit» en «medewerkerstevredenheid».
Uit de analyse zijn drie succesfactoren ontdekt in goed lopende SMC’s. Het gaat om:
1. het overbrengen van de urgentie bij medewerkers door verantwoordelijkheid voor succes
bij de teams te leggen en met de teams concrete en meetbare doelstellingen af te spreken.
2. het vergroten van taakdelegatie en -ondersteuning, door het continue optimaliseren
van de inzet van andere professionals, zoals sociaal-medisch verpleegkundigen (SMV’en)
en medisch specialisten (MS’en).
3. het overal inrichten van fysieke multidisciplinaire besprekingen waarbij alle functionarissen
aanwezig zijn en volledige dossiers ingebracht worden om zo gezamenlijk te bepalen
welke functionaris aan kop gaat.
De resultaten van de verdiepende analyse dienen bij te dragen aan het stellen van
kaders, aanbrengen van focus en bieden van gerichte begeleiding in de landelijke opschaling.
Dit met als overkoepelend doel om sneller resultaten te boeken met de SMC-transitie.
Ad 2. In de voortgangsbrief van 6 oktober jl. werden de acties op het stimuleren van
taakdelegatie benoemd. Eerder onderzoek toonde aan dat taakdelegatie een uitermate
grote rol speelt in het beheersbaar maken van de vraag naar de UWV-dienstverlening
en achterstanden. In de verdiepende analyse is gekeken naar de medische productiviteit
van verzekeringsartsen die werken met taakdelegatie en taakondersteuning. De analyse
toonde een grote spreiding in de productiviteit van de betreffende artsen. Om beter
te begrijpen hoe sommige artsen een hoge tot zeer hoge productiviteit bereiken, is
er een vervolgtraject gestart met EY om bij een selectie productieve tot zeer productieve
artsen de optimale inzet van taakdelegatie te valideren. De verkregen inzichten moeten
leiden tot een route naar een volwassen niveau van taakdelegatie bij alle (in ontwikkeling
zijnde) SMC’s, waarbij de client tijdig de juiste dienstverlening krijgt.
Om invulling te geven aan de ambitie van een volwassen niveau van taakdelegatie wordt
door UWV het volgende gedaan:
• Taakdelegatie expliciet verbinden aan de SMC-vorming.
• Taakdelegatie verbreden waarbij meer sociaal-medisch verpleegkundigen (SMV) gestimuleerd
worden om in de claimbeoordeling te werken.
• Voorwaarde van een brede inzet van de SMV is een verdere verkenning van het professionaliseren
van deze functionarisgroep, waaronder een mogelijke gedegen en specialistische opleiding
Arbeid en Gezondheid.
• Alle artsen in opleiding tot specialist (AIOS) laten werken met taakdelegatie.
• Huidige- en toekomstige opleiders scholen op basis van werken met taakdelegatie.
• Inzichtelijk maken van de intensiteit van taakdelegatie- en ondersteuning en de effecten
daarvan op productie.
In de eerste helft van 2024 zal een volgende evaluatie plaatsvinden, die UWV verwacht
in het derde kwartaal van 2024 op te leveren.
Herontwerp informatievoorziening (IV) voor arbeidsongeschiktheids-wetgeving
UWV heeft, in lijn met het advies van EY, een implementatie van een nieuwe informatievoorziening
(IV) in voorbereiding. EY adviseerde een IV gericht op eenduidige ondersteuning van
het gehele WIA-claimproces voor intern UWV.
Zoals vermeld in de voortgangsbrief van 6 oktober jl. betreft het een langdurig traject
dat naar verwachting ruim vijf jaar zal duren. Op dit moment is op het traject de
onderstaande voortgang geboekt.
Eind 2025 gaat UWV naar verwachting werken met de eerste versie van een nieuw aanvraag
proces, inclusief een verbetering van het herbeoordelings- en monitoringsproces vanuit
oogpunt van IV. Dit proces zal vervolgens stapsgewijs verder ontwikkeld worden. Zoals
ik in de voortgangsbrief van 6 oktober jl. al heb aangegeven heeft dit als doel de
administratieve processen te optimaliseren en zowel cliënt als medewerker beter te
ondersteunen. Ook streeft UWV ernaar om afspraken te maken die maken dat aanvragen
altijd in dezelfde vorm worden gedaan, zodat de systemen dat snel en eenvoudig kunnen
verwerken.
In het voorjaar start UWV een pilot met een instrument dat medewerkers in staat moet
stellen sneller documenten te vinden in het elektronisch archief. In de huidige situatie
kost dit per casusbehandeling veel tijd. Hiervoor onderzoekt UWV welke voordelen het
instrument heeft ter ondersteuning van medewerkers. Het gaat om nieuwe technologieën
met veel potentie, waaronder de inzet van artificial intelligence (AI). Met intelligentere
zoekfuncties kan de tijd per beoordeling verkort worden en per dossier efficiënter
kunnen werken. Dit heeft potentieel veel impact op de inzet van verzekeringsartsen
en arbeidsdeskundigen, omdat UWV medewerkers nu veel tijd kwijt zijn met het zoeken
naar relevante informatie en stukken. Hoe groot de tijdswinst die dit kan opleveren
precies is, is nu nog niet bekend. Aan deze problematiek wordt ook gewerkt door de
aanlevering van stukken verder te digitaliseren. Ten slotte werkt UWV aan vormvast
aanvragen als onderdeel van de nieuwe informatievoorziening. Sinds kort werkt UWV
met een nieuw WIA-aanvraagformulier.
De 60-plusmaatregel
De 60-plusmaatregel is ingevoerd per 1 oktober 2022 en loopt tot 1 januari 2025. Met
deze buitenwettelijke maatregel krijgen 60-plussers een vereenvoudigde WIA-claimbeoordeling
zonder inzet van de verzekeringsarts en met extra aandacht vanuit arbeidsdeskundigen.
De maatregel is bedoeld om UWV lucht te geven om verbeteringen in de uitvoering, waaronder
de SMC’s, optimaal in te kunnen voeren. In 2023 heeft UWV 9.000 WIA-claimbeoordelingen
vereenvoudigd afgedaan met toepassing van de 60-plusmaatregel.12 Het draagvlak voor de 60-plusmaatregel onder werknemers en werkgevers blijft groot.
Nog altijd stemmen zij in 99% van de gevallen in met het toepassen van de vereenvoudigde
beoordeling. Ook het aantal bezwaarzaken blijft beduidend laag: zo’n 1% ten opzichte
van ruim 20% bij reguliere WIA-beoordelingen. UWV is bezig met een cliënttevredenheidsonderzoek
over de dienstverlening rondom de 60-plusmaatregel. De resultaten daarvan worden in
augustus verwacht.
Daarnaast willen we de arbeidsparticipatie van de mensen die vallen onder de 60-plusmaatregel
de komende tijd in beeld gaan brengen. De 60-plusmaatregel kan effecten hebben op
de arbeidsparticipatie van de betreffende groep. Ondanks de intensieve persoonlijke
dienstverlening die UWV aan deze groep biedt. In hoeverre er sprake is van mogelijk
verminderde arbeidsparticipatie kan op dit moment beperkt in beeld worden gebracht
wegens de relatief korte looptijd van de maatregel. We blijven de ontwikkelingen op
de arbeidsparticipatie van deze groep gedurende de looptijd van de regeling nauwgezet
volgen. Deze informatie kan relevant zijn voor toekomstige beleidsvorming. Tot slot
blijf ik oog houden voor de effecten van de 60-plusmaatregel op de hybride markt.
Praktische beoordelen per 1 juli 2024
De maatregel «Praktisch beoordelen» is aangekondigd in de voortgangsbrief van 6 oktober
jl. en is een uitwerking van één van de middellange termijn opties uit de brief van
28 augustus 2022. De beoogde ingangsdatum is 1 juli 2024 en de maatregel kent een
looptijd van drie jaar.
De maatregel houdt in dat voor mensen die werken bij de WIA-claimbeoordeling (of na
de 1e ziektedag), de beoordeling van het arbeidsongeschiktheidspercentage gebaseerd
wordt op hun feitelijke verdiensten. Op dit moment gebeurt dat óók door een theoretische
schatting te maken, naast die beoordeling op verdiensten (praktische schatting). Door
het efficiënter inzetten van de verzekeringsarts komt er capaciteit beschikbaar, waardoor
er jaarlijks naar verwachting 3.000 tot 4.000 extra (reguliere) WIA-claimbeoordelingen
kunnen worden uitgevoerd. Deze verwachting is hoger dan in de vorige voortgangsbrief
vermeld. Dit komt doordat de werkwijze ook zal gaan zien op WIA-herbeoordelingen.
Het ontwerpbesluit heeft opengestaan voor internetconsultatie en UWV heeft een uitvoeringstoets
uitgevoerd. Uw Kamer is in de gelegenheid gesteld om middels de voorhangprocedure
zijn visie op het ontwerpbesluit te geven. Uw Kamer heeft via een schriftelijke overleg
vragen gesteld over de maatregel. Deze vragen heb ik beantwoord per brief van 25 maart
2024.13
Het ontwerpbesluit ligt op dit moment voor advies bij de Raad van State. De maatregel
kan afhankelijk van het advies definitief worden aangekondigd.
BIJLAGE 2. CIJFERS WIA-VOORSCHOTTEN, DWANGSOMMEN EN CAPACITEIT EN INZET VAN VERZEKERINGSARTSEN
WIA-voorschotten
Het aantal verstrekte WIA-voorschotten (incl. TW-voorschotten) is gedaald van 22.500
in 2022 naar 20.500 in 2023. Deze daling komt vooral doordat UWV met de 60-plusmaatregel
meer mensen sneller heeft kunnen helpen. Het bedrag aan kwijtgescholden voorschotten
bedroeg in 2023 € 17,8 miljoen. Dat is meer dan in 2022 (€ 8,3 miljoen). De stijging
komt vooral doordat UWV in 2023 veel aanvragen heeft afgehandeld van mensen die al
langer dan zes maanden wachten.
Dwangsommen bij niet tijdig beslissen
In 2023 heeft UWV voor € 11,9 miljoen aan dwangsommen bij niet tijdig beslissen betaald.
Het gaat hierbij om dwangsommen aan cliënten, werkgevers of andere belanghebbende
partijen die een aanvraag tot een WIA-(her)beoordeling hebben ingediend en UWV in
gebreke hebben gesteld. In 2022 ging het nog om € 10,6 miljoen. Daarbij zien we dat
58% van de toegewezen dwangsommen betrekking heeft op aanvragen voor herbeoordelingen,
39% voor WIA-claimbeoordelingen en 3% voor andere beoordelingen.14 Bij herbeoordelingen zijn het met name werkgevers en door hen gemachtigde partijen
die een dwangsom eisen, en bij de WIA-claimbeoordeling zijn het voornamelijk burgers
die een dwangsom opeisen voor het lange wachten.
Capaciteit en inzet van verzekeringsartsen
UWV heeft de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in het werven en opleiden van nieuwe
verzekeringsartsen. In april 2023 is UWV een nieuwe wervingscampagne gestart. Voor
het eerst sinds 2019 is het totaal aantal verzekeringsartsen bij UWV toegenomen. De
inzetbare verzekeringsartsencapaciteit bij UWV is toegenomen van 531 fte’s per eind
2022 naar 573 fte’s per eind augustus 2023.15
In 2023 heeft UWV in totaal 120 verzekeringsartsen aangenomen. Dat is 33% meer dan
in 2022. Toen heeft UWV 90 verzekeringsartsen aangenomen. We hebben ook te maken met
uitstroom van verzekeringsartsen, met name door het bereiken van de AOW-leeftijd.
In 2023 zijn er 91 verzekeringsartsen uitgestroomd. Dat is iets minder dan de uitstroom
van 95 verzekeringsartsen in 2022.
De uitstroom wegens het bereiken van de AOW-leeftijd vormt een belangrijk knelpunt
bij het structureel laten groeien van een personeelsbestand aan geregistreerde verzekeringsartsen
in dienst bij UWV. Er is de komende jaren sprake van een hoge uitstroom wegens het
bereiken van de AOW-leeftijd. Gezien de schaarste van geregistreerde verzekeringsartsen
in de markt kan UWV voor zowel de WIA-beoordeling als voor bezwaar en beroep de uitstroom
alleen duurzaam opvangen door doorstroom van artsen niet in opleiding tot specialist
(ANIOS) naar de medische vervolgopleiding verzekeringsgeneeskunde (MVO-VG) te bewerkstelligen.
Het bewerkstelligen van deze doorstroom vraagt intensieve begeleiding en daarmee veel
tijdsinzet van verzekeringsartsen die deze begeleiding als praktijkopleider op zich
nemen.
Een ander knelpunt is de inhuur van externe verzekeringsartsen. Op dit moment is circa
10% van de verzekeringsartsen bij UWV werkzaam als zzp’er of op basis van een detachering.
Er is een reëel risico dat er bij (een deel van) deze externe verzekeringsartsen sprake
is van schijnzelfstandigheid. UWV zal moeten overgaan tot beëindiging van deze schijnzelfstandigheid,
bijvoorbeeld door deze verzekeringsartsen in dienst te nemen. Het is onzeker hoeveel
externe verzekeringsartsen in dienst zullen gaan bij UWV en daardoor kan dit een effect
hebben op de totaal beschikbare verzekeringsartsencapaciteit bij UWV.
Tot slot heeft ziekteverzuim invloed op de totaal beschikbare capaciteit. Sinds het
afgelopen jaar is een dalende trend zichtbaar in het voortschrijdend verzuim: van
8,5% naar 7,5%.
Indieners
-
Indiener
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.