Brief regering : Invulling aan de motie van het lid Van Ginneken over onderzoeken hoe de deelauto nader gestimuleerd kan worden binnen bestaande groene fiscale regelingen voor werkgevers (Kamerstuk 31305-422)
31 305 Mobiliteitsbeleid
Nr. 461
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 mei 2024
Met deze brief geeft het kabinet invulling aan de aangenomen motie van het lid Van
Ginneken waarin de regering verzocht wordt te onderzoeken hoe de deelauto nader gestimuleerd
zou kunnen worden binnen bestaande groene fiscale regelingen voor werkgevers, zoals
de MIA, de VAMIL, de EIA en de reiskostenvergoeding.1 Hierover informeer ik de Kamer graag, mede namens de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat.
In overleg met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is een inventarisatie
van fiscale regelingen gemaakt die op dit moment gelden voor deelauto’s, inclusief
de voorbeelden benoemd in de motie. Het betreft regelingen in de loon- en winstbelasting.
Daarnaast is geïnventariseerd in hoeverre er in de praktijk knelpunten zijn in de
stimulering van de deelauto en/of deelautogebruik door werkgevers.
Voor de deelauto bestaat op dit moment nog geen eenduidige (fiscale) definitie. In
deze brief gaan wij uit van een auto die gedeeld gebruikt wordt. Dat kan zijn vanuit
een werkgever die één auto aan meerdere werknemers ter beschikking stelt of een externe
aanbieder die auto’s ter beschikking stelt aan een werknemer, al dan niet via diens
werkgever. Sommige externe aanbieders bieden ook abonnementen aan.
Er bestaan geen bijzondere fiscale regels voor deelauto’s, in de fiscaliteit wordt
aangesloten bij bestaande fiscale regels die gelden voor zakelijke reizen. Bestaande
fiscale regelingen in de loonheffingen hebben niet tot doel om gebruik van deelauto’s
te stimuleren maar als doel om zakelijk gebruik niet tot belastingheffing te laten
leiden en privégebruik in beginsel wel. Verder blijkt dat werkgevers niet goed op
de hoogte zijn van de bestaande regelingen rondom deelauto’s, en dat zij die dat wel
zijn deze regelingen juridisch en administratief complex vinden. Om de geldende regels
te verduidelijken zal vóór de zomer een aantal voorbeeldscenario’s op de website van
de Belastingdienst worden gepubliceerd over hoe de verschillende vormen van deelautogebruik
fiscaal uitwerken. Dit met als doel werkgevers duidelijkheid te bieden over de fiscale
gevolgen en mogelijkheden als zij hun werknemers deelauto’s aanbieden als mobiliteitsoptie.
Dit past bij de groeiende behoefte van werkgevers om hun eigen mobiliteitsbeleid te
flexibiliseren.
Hierna gaan wij in op de door lid Van Ginneken aangehaalde regelingen en enkele andere
regelingen in de loonbelasting die voor de deelauto van belang kunnen zijn. Daarna
volgt de voor de deelauto van belang zijnde informatie over de winstbelasting.
Loonheffingen
Als de werkgever aan een werknemer een compensatie in welke vorm dan ook voor het
gebruik van een auto (en dus ook bij een deelauto, leaseauto, poolauto, privéauto,
etc.) geeft, moet beoordeeld worden of dit belast is en zo ja hoe en voor hoeveel.
De relevante fiscale regelingen zijn hier de bijtelling voor het privégebruik van
een auto van de zaak, een (reis)kostenvergoeding en eventueel gebruik van de zogenaamde
vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR). Voor een uitgebreide toelichting op
de verschillende regelingen verwijzen wij naar het Handboek Loonheffingen van de Belastingdienst.2
Allereerst dient bepaald te worden of een auto ter beschikking wordt gesteld door de werkgever. Als dat het geval is, dan gelden de regels voor de bijtelling.
Bijtelling
Als aan een werknemer een (deel)auto ter beschikking wordt gesteld én de auto wordt
op kalenderjaarbasis meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden gebruikt, dan wordt
het privégebruik van de auto via de bijtelling (een vast forfait) belast. Als de werkgever
en/of de werknemer bijtelling willen voorkomen is inzicht nodig in het zakelijke en
privégebruik van de deelauto. Net als bij de reguliere auto van de zaak kan dit bijvoorbeeld
via een sluitende kilometeradministratie, of een reëel verbod op privégebruik.
Bij een deelauto kan het voorkomen dat de bijtelling en 500 kilometergrens evenredig
herrekend wordt, omdat de periode van ter beschikking stellen korter is dan een jaar.3 Daarnaast kan het voorkomen dat dezelfde deelauto aan meerdere werknemers ter beschikking
gesteld wordt. Dit is vaak een auto waarvoor de werkgever alle kosten draagt, vaak
in samenwerking met een leasemaatschappij. De bijtelling moet in dat geval in redelijkheid
worden verdeeld over de betreffende werknemers die de auto voor privédoeleinden gebruiken.4 Hiervoor heeft de werkgever wel inzicht nodig in de gebruikers en in het privégebruik
van de deelauto, zodat de bijtelling verdeeld kan worden. Vanuit administratief oogpunt
is dit bewerkelijk.
Als geen sprake is van een ter beschikking gestelde auto, gelden de regels van de
bijtelling niet. In dat geval kan een werkgever een gericht vrijgestelde reiskostenvergoeding
geven of kan – in uitzonderingssituaties – sprake zijn van loon in natura als de werkgever
de kosten voor zijn rekening neemt.
Of sprake is van terbeschikkingstelling en voor welke periode is afhankelijk van de
feiten en omstandigheden. In zijn algemeenheid speelt deze vraag in de situatie dat
het initiatief voor het gebruik van een deelauto bij de werkgever ligt. Hier zou bijvoorbeeld
sprake van kunnen zijn als:
a) De werkgever bepaalde voertuigen aanwijst die een werknemer als deelauto mag of kan
gebruiken;
b) De werkgever met reserveringssystemen voor activatie en/of gebruik werkt, bijvoorbeeld
door deelautogebruik te organiseren via een mobiliteitskaart of gezamenlijk account.
Als de werknemer (zelfstandig) het initiatief neemt om een deelauto te huren, is minder
snel sprake van een terbeschikkingstelling. Als er geen sprake is van een terbeschikkingstelling
speelt de bijtelling niet. Zoals in de inleiding aangegeven blijkt uit de inventarisatie
dat het in de praktijk voor werkgevers niet altijd duidelijk is of sprake is van een
terbeschikkinggestelde auto en als de bijtelling moet worden toegepast, hoe die moet
worden berekend. Op de website van de Belastingdienst zal dit daarom in een aantal
casussen worden uitgewerkt. Een werkgever kan bij twijfel de eigen situatie aan de
Belastingdienst voorleggen.
Reiskostenvergoeding
Als geen sprake is van een terbeschikkinggestelde auto en de werkgever geeft wel een
vergoeding voor het gebruik van de deelauto, dan is deze vergoeding gericht vrijgesteld
tot maximaal € 0,23 per zakelijke kilometer, inclusief woon-werkverkeer. Deze vergoeding
bij gebruik van een deelauto is gelijk aan de vergoeding bij zakelijk gebruik van
een privéauto. Dit bedrag is inclusief parkeer-, veer- en tolgelden. Werkgevers kunnen
het gebruik van een deelauto extra stimuleren door bijvoorbeeld een hogere kilometervergoeding
of vergoeding van de totale kosten toe te kennen als werknemers gebruikmaken van een
deelauto. Denk bij een hogere kilometervergoeding aan een vergoeding van € 0,40 per
kilometer in plaats van € 0,23. De aanvullende vergoeding van in dit geval € 0,17,
het bedrag boven de gericht vrijgestelde vergoeding, kan belast worden uitgekeerd,
dan wel onbelast (voor de werknemer). In dat laatste geval wijst de werkgever de vergoeding
aan als eindheffingsloon en komt deze ten laste van de zogenaamde vrije ruimte van
de WKR. Als de vrije ruimte wordt overschreden is de werkgever over de overschrijding
eindheffing verschuldigd. Voordat de werkgever de vrije ruimte hoeft aan te spreken
kan – indien daar binnen de gerichte vrijstelling ruimte voor is – gebruik worden
gemaakt van de salderingsregeling5.
Winstbelasting
Het betreft hier de algemene aftrekbaarheid van de winst, de MIA/VAMIL en EIA.
Aftrekbaarheid van de winst – algemeen
In zijn algemeenheid geldt al dat de kosten van een deelauto-abonnement dat aan werknemers
(als zodanig) wordt vergoed of verstrekt, net als een OV-abonnement of een leaseauto,
voor de werkgever aftrekbaar zijn van de winst in het kader van de vennootschapsbelasting
of inkomstenbelasting (winst uit onderneming in box 1), behoudens voor zover een aftrekbeperking
geldt.
MIA/VAMIL
De Milieu-investeringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving milieu-investeringen
(VAMIL) zijn fiscale regelingen die erop gericht zijn om de keuze van ondernemers
over voorgenomen investeringen te beïnvloeden richting milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen.
Deze regelingen bieden een investeringsaftrek en/of een willekeurige (veelal versnelde)
afschrijving van het bedrijfsmiddel in de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting.
De bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor de MIA en/of VAMIL staan vermeld
op de Milieulijst. De hoofdthema’s van deze lijst zijn: circulaire economie, voedselvoorziening
en landbouwproductie, mobiliteit, klimaat en lucht, ruimtegebruik en bebouwde omgeving.
De Milieulijst wordt jaarlijks aangepast. Bedrijfsmiddelen op de Milieulijst moeten
innovatief en duurzaam zijn en een meerprijs hebben ten opzichte van gangbare investeringen.
De MIA/VAMIL is in 2023 positief geëvalueerd.
In 2020 is door RVO onderzocht hoe elektrische deelauto’s gestimuleerd zouden kunnen
worden met de MIA/VAMIL. Uit dit interne onderzoek kwam naar voren dat enkel het toegangssysteem
voor deelauto’s (kastjes voor in het voertuig die deelautogebruik mogelijk maken)
past binnen de vereisten van deze regelingen. Deze toegangssystemen voor deelauto-aanbieders
staan vermeld op de Milieulijst.6 Het aantal meldingen dat RVO als uitvoeringsorganisatie dusver heeft ontvangen is
beperkt. Hierover is navraag gedaan bij enkele aanbieders. Daarbij is onder andere
als reden genoemd dat het fiscale voordeel te beperkt was en onbekendheid van betrokkenen
met de regeling. In 2024 komen toegangssystemen in aanmerking voor MIA en voor VAMIL.
Het MIA percentage is 36%. RVO gaat onderzoeken bij de periodieke actualisatie van
de Milieulijst of de steun voor toegangssystemen verhoogd kan worden naar 45% voor
MIA.
EIA
De energie-investeringsaftrek (EIA) is een fiscale regeling gericht op ondernemers
die investeren in energiebesparende bedrijfsmiddelen, of onderdelen daarvan. De EIA
richt zich op het stimuleren van investeringen in technisch bewezen bedrijfsmiddelen
die energie besparen ten opzichte van het energieverbruik van de in de markt gangbare
bedrijfsmiddelen en het stimuleren van investeringen in de vervanging van bestaande
bedrijfsmiddelen door energie-efficiëntere bedrijfsmiddelen. Jaarlijks vindt aanpassing
van de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 aan de stand van de techniek
plaats. Dat geschiedt door actualisatie van de bijlage bij de Uitvoeringsregeling
waarin de subsidiabele investeringen zijn opgenomen. Deze bijlage wordt ook wel aangeduid
als «de Energielijst».
Conform artikel 3.45, eerste lid, onderdeel d, Wet Inkomstenbelasting 2001, worden
personenauto’s die niet zijn bestemd voor het beroepsvervoer over de weg uitgesloten
van stimulering binnen de EIA. De EIA richt zich primair op investeringen die tot
energiebesparing leiden.
Deelmobiliteit begint in grote steden een steeds prominentere rol in te nemen. Binnen
de brede instrumentenmix van beleidsopties biedt deelmobiliteit kansen voor de mobiliteitstransitie.
Het KiM maakt in een onderzoek7 uit 2021 de kanttekening dat het aandeel van deelauto’s/deelmobiliteit in de totale
mobiliteitsmix relatief klein is. De verwachting om dit te vergroten is aanwezig maar
wel beperkt. Ter bevordering van landelijke eenduidigheid werkt de Rijksoverheid samen
met medeoverheden in het nationaal samenwerkingsprogramma deelmobiliteit. Centraal
in dit samenwerkingsprogramma staan standaardisatie, harmonisatie en kennisdeling.
Met de groeiende populariteit en de behoeften van werkgevers voor de inzet van deelmobiliteit,
is het relevant dat er meer fiscale duidelijkheid op dit onderwerp komt. Deze brief
is de eerste stap daarin, een belangrijk vervolg is de in deze brief toegezegde publicatie
van voorbeelden op de website van de Belastingdienst.
Ik vertrouw erop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën