Brief regering : Onderhoudsrapport Specifieke Uitkeringen (OSU) 2023
36 410 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2024
Nr. 12 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 mei 2024
Hierbij stuur ik u, mede namens de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst,
het jaarlijkse Onderhoudsrapport Specifieke Uitkeringen (OSU) 2023 met bijlage, zoals
voorgeschreven op grond van artikel 20 van de Financiële-verhoudingswet. Dit rapport
geeft een overzicht van alle specifieke uitkeringen die het Rijk in 2023 heeft verstrekt
aan medeoverheden, te weten gemeenten, provincies en gemeenschappelijke regelingen
(WGR).
Overzicht specifieke uitkeringen 2023
In 2023 hebben de verschillende ministeries 153 specifieke uitkeringen verstrekt voor
een totaal uitbetaald bedrag van 18,3 miljard euro. In tabel 1 is een overzicht weergegeven
van het aantal specifieke uitkeringen per ministerie. In de bijlage staat een detailoverzicht
van alle door departementen verstrekte specifieke uitkeringen in 2023, op basis van
uitbetaalde bedragen in 2023.
Specifieke uitkeringen worden verstrekt vanaf de begrotingen van de ministeries en
zijn geoormerkt. Dit in tegenstelling tot middelen die via het Gemeente- en/of Provinciefonds
worden verstrekt, die bestedings- en beleidsvrij zijn. De financiële verantwoording
over besteding van specifieke uitkeringen vindt plaats van de ontvangende overheid
aan het verstrekkende ministerie. De controlerend accountant van de decentrale overheid
geeft bij de jaarrekening een oordeel over de rechtmatigheid van de baten, lasten
en balansmutaties van de specifieke uitkeringen. Dit oordeel is gebaseerd op een toets
aan de negen rechtmatigheidscriteria. Hierdoor kan de Minister die de specifieke uitkering
heeft verstrekt onder meer beoordelen of de besteding overeenkomstig het beoogde doel
heeft plaatsgevonden en of de besteding rechtmatig was.
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties verstrekken de meeste specifieke uitkeringen, respectievelijk
34 en 36 in 2023. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verstrekt het
hoogste bedrag aan specifieke uitkeringen, dit komt door de specifieke uitkering «Gebundelde
uitkering Participatiewet» met een omvang van € 6,7 miljard euro.
Tabel 1: Specifieke uitkeringen uitbetaald in 2023
Ministerie
Aantal specifieke uitkeringen
Bedrag 2023 (x € mln.)
Justitie en Veiligheid (JenV)
8
€ 3.537
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
7
€ 6.920
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
17
€ 886
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
13
€ 549
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)
36
€ 2.178
Infrastructuur en Waterstaat (IenW)
34
€ 2.051
Financiën (FIN)
1
€ 46
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
22
€ 1.169
Economische Zaken en Klimaat (EZK)
16
€ 917
Totaal
153
€ 18.264
Naast de 153 specifieke uitkeringen waarvoor in 2023 middelen zijn uitgekeerd, zijn
er ook regelingen of beschikkingen waarover vanuit het Rijk in 2023 geen betalingen
hebben plaatsgevonden, maar waarbij de verantwoording nog wel doorloopt in de tijd.
Voor 2023 gaat het om 145 zogeheten administratieve specifieke uitkeringen. In totaal
zijn er dus in het jaar 2023 298 specifieke uitkeringen, waarover verantwoording moet
worden afgelegd.1 De bijlage geeft een detailoverzicht van deze administratieve uitkeringen weer.
Het totale uitbetaalde bedrag is sterk toegenomen
Het totaal uitbetaalde bedrag en aantal specifieke uitkeringen zijn in 2023 sterk
toegenomen ten opzichte van afgelopen jaren, met hoge administratieve- en verantwoordingslasten
tot gevolg. Dit terwijl het de voorkeur is om daar waar mogelijk middelen via het
(vrij besteedbare) Gemeente- of Provinciefonds te verstrekken. Aan het eind van deze
brief kom ik hierop terug.
Onderstaande tabel 2 en grafiek 2 geven genoemde toename weer. Het bedrag is in 2023
sterk toegenomen ten opzichte van 2022 (+46%). Het aantal verstrekte specifieke uitkeringen
is toegenomen met 12%.
Tabel 2 en figuur 2: Ontwikkeling specifieke uitkeringen vanaf 2009
Jaar
Aantal specifieke uitkeringen
Financiële omvang (€ mln.)
2009
109
€ 15.269
2010
88
€ 14.526
2011
75
€ 13.383
2012
55
€ 12.324
2013
45
€ 12.649
2014
34
€ 12.860
2015
22
€ 9.012
2016
24
€ 7.386
2017
21
€ 7.765
2018
16
€ 8.024
2019
41
€ 8.462
2020
99
€ 13.369
2021
131
€ 13.485
2022
137
€ 12.506
2023
153
€ 18.264
Bijna de helft van het aantal specifieke uitkeringen (46%) gaat naar een beperkt aantal
ontvangers (1 tot en met 5) en betreft 10% van de totale omvang; dit betekent dat
er een substantieel deel kleine specifieke uitkeringen is (zie ook onderstaande Tabel
3).
Tabel 3: Specifieke uitkeringen per ontvanger categorie
Categorie aantal ontvangers
Aantal spuks
% van totaal aantal spuks
Totale omvang [€ mln.]
% van totale omvang
[1 tot en met 5]
72
46%
€ 1.750
10%
[6 t/m 20]
34
22%
€ 1.557
9%
[21 t/m 50]
21
14%
€ 1.585
9%
[51 t/m 150]
7
5%
€ 950
5%
[>150]
20
13%
€ 12.420
68%
Totaal
153
€ 18.264
Daarentegen is er ook een aantal omvangrijke regelingen. Zo nemen de 12 grootste specifieke
uitkeringen ongeveer 80% van de totale bestedingen voor hun rekening (€ 14,3 mld.
op een totaal van € 18,3 mld.) Hiervan zijn er twee structurele specifieke uitkeringen
die elk jaar verstrekt worden, namelijk de gebundelde uitkering Participatiewet (€ 6,7 mld.) en de Brede doeluitkering verkeer en vervoer (€ 1,1 mld.). Een andere omvangrijke specifieke uitkering betreft de bekostigingsregeling opvang Oekraïne met een omvang van € 3,2 miljard. De helft van dit bedrag bestaat overigens uit een
afrekening over 2022. Verder is er op het gebied van woningbouw, klimaat en natuur
een aantal omvangrijke specifieke uitkeringen verstrekt.
Voor een aantal van de grote specifieke uitkeringen geldt dat het uitgekeerde bedrag
in 2023 hoog is, omdat de ontvangers vervolgens meerdere jaren de tijd hebben om het
geld te besteden. Voorbeelden hiervan zijn de Startbouwimpuls (€ 301 mln.) met een bestedingsperiode van 5 jaar, de Meerjarige regeling herstructurering volkshuisvestingsfonds (€ 263 mln.) met een periode van tien jaar, maar ook de Tijdelijke regeling specifieke uitkering gebiedsbudget (€ 474 mln.) en de Specifieke uitkering woningbouw op korte termijn door bovenplanse infrastructuur (€ 563 mln.) met een bestedingsperiode tot 2035.
Verder is ook een aantal specifieke uitkeringen verstrekt vanuit een begrotingsfonds.
In het geval van begrotingsfondsen geeft de instellingswet al aan welk oormerk de
middelen hebben, waardoor in de meeste gevallen een verstrekking via een specifieke
uitkering voor de hand ligt. Een voorbeeld hiervan zijn de middelen uit het Klimaatfonds
voor de capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid, een regeling waarbij in 2023 € 347 miljoen is verstrekt aan gemeenten en provincies.
Dit geldt ook voor de Specifieke uitkering woningbouw op korte termijn door bovenplanse infrastructuur van IenW, waarbij middelen uit het Mobiliteitsfonds zijn verstrekt ten behoeve van
het verwezenlijken van de ontsluiting en bereikbaarheid van grootschalige woningbouwlocaties
door heel Nederland zowel binnen als buiten de 17 grootschalige NOVEX-woningbouwlocaties.
Te verantwoorden regelingen per gemeente en provincie
Op basis van informatie over verstuurde beschikkingen is het aantal te verantwoorde
specifieke uitkeringen in 2023 per gemeente en per provincie inzichtelijk gemaakt2, respectievelijk Figuur 3 en Figuur 4. In 2023 moeten de meeste gemeenten tussen
de 25 en 35 specifieke uitkeringen verantwoorden, met samenhangende hoge verantwoordings-
en controlelasten. De G4 gemeenten hebben de meeste specifieke uitkeringen om te verantwoorden,
alle vier hebben 60 of meer specifieke uitkeringen. De provincies hebben tussen de
35 en 45 specifieke uitkeringen om te verantwoorden.
Figuur 3 en Figuur 4: Totaal aantal specifieke uitkeringen om te verantwoorden in
2023, per gemeente en per provincie
Terugdringen aantal specifieke uitkeringen
Vanwege de voorkeursvolgorde in de Financiële verhoudingswet, die inhoudt dat financiële
middelen vanuit het Rijk aan medeoverheden bij voorkeur bestedingsvrij en zonder oormerk
ter beschikking gesteld worden, vind ik het toenemende aantal specifieke uitkeringen
van de afgelopen jaren onwenselijk. Bovendien zijn aan specifieke uitkeringen hoge
verantwoordings- en controlelasten verbonden. In de voorjaarsnota 20243 is daarom opgenomen dat de gezamenlijke inzet van Rijk, VNG en IPO gericht is op een
beperking van het aantal specifieke uitkeringen en het verminderen van de verantwoordingslasten.
Er wordt een plan uitgewerkt om te komen tot doorlichting en waar mogelijk het verminderen
van het aantal (nieuwe) specifieke uitkeringen. Bestaande specifieke uitkeringen zullen
daarbij tegen het licht worden gehouden met de vraag, of ze op korte termijn al kunnen
worden opgenomen in het Gemeentefonds en Provinciefonds. Nog voor de zomer worden
er afspraken gemaakt met de medeoverheden over de verdere uitwerking hiervan.
Daarnaast wordt er gewerkt aan het aanpassen van de Financiële-verhoudingswet.4 Een belangrijk vertrekpunt hierbij is dat het uitkeringsstelsel de interbestuurlijke
samenwerking niet moet belemmeren, maar ondersteunen, en de bekostiging plaats moet
vinden tegen zo laag mogelijk administratieve kosten. Er zijn twee sporen waarlangs
het kabinet, samen met VNG en IPO, stappen wil zetten in betere vormgeving van het
uitkeringsstelsel:
1. De decentralisatie-uitkering wordt aangepast aan de eisen van de tijd en omgevormd
tot de «bijzondere fondsuitkering» (BFU). De BFU moet weer een volwaardig alternatief
vormen voor de specifieke uitkering.
2. De specifieke uitkering moet een minder belastende uitkeringsvorm worden, voor zowel
medeoverheden als het Rijk.
Het wetsvoorstel zal voor de zomer in consultatie gaan en het streven is om de herziening
van de Financiële-verhoudingswet in 2024 ter advisering bij de Raad van State in te
dienen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties