Brief regering : Verslag informele Telecomraad van 11 en 12 april 2024 Louvain-la-Neuve
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 1067 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN DE STAATSSECRETARIS VAN
BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 mei 2024
Hierbij bieden wij uw Kamer het verslag aan van de informele Telecomraad van 11 en
12 april 2024 in Louvain-la-Neuve. In dit verslag worden tevens enkele nog openstaande
vragen uit het Schriftelijk Overleg beantwoord (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1064). Ook wordt uw Kamer via dit verslag geïnformeerd over de voorziene publicatie van
de definitieve tekst van de herziening van de eIDAS-verordening in het officiële publicatieblad
van de Europese Unie.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties A.C. Van Huffelen
Verslag informele Telecomraad 11 en 12 april 2024
Het bevorderen van een veilige, verantwoordelijke, en betrouwbare online omgeving
Beleidsdebat
Het Belgisch voorzitterschap organiseerde tijdens de informele Telecomraad een beleidsdebat
over het onderwerp «het bevorderen van een veilige, verantwoordelijke, en betrouwbare
online omgeving». Tijdens het debat is gediscussieerd over een aantal vragen gerelateerd
aan de «Louvain-la-Neuve Verklaring over het bevorderen van een veilige, verantwoordelijke
en betrouwbare online omgeving», die is aangenomen na afloop van de Raad.
De Europese Commissie gaf tijdens het debat aan dat een veilige online omgeving onmisbaar
is voor de Europese samenleving. De nadruk werd gelegd op het beschermen van minderjarigen,
wiens rechten onder druk staan door bepaalde, grote online dienstverleners. De Commissie
benadrukte dat de periode in de aanloop naar de Europese verkiezingen een test zal
zijn voor de betrouwbaarheid van onze online omgeving. De Commissie stelde dan ook
dat het belangrijk is om werk te maken van de implementatie en handhaving van al bestaande
Europese wetgeving in het digitale domein, zoals de Digital Services Act (DSA). De Commissie riep de lidstaten op tot samenwerking op dit dossier. In het
bijzonder werd leeftijdsverificatie door middel van de Europese Digitale Identiteit
(EDI-)wallet genoemd als mogelijke use-case die in samenwerking met de lidstaten snel opgestart zou kunnen worden.
Nederland heeft tijdens het debat ingebracht dat het beschermen van publieke waarden
en digitale rechten een belangrijke pijler vormt van het Nederlandse digitaliseringsbeleid.
Nederland heeft aangegeven in die context de Verklaring te steunen. Nederland benadrukte
dat een integrale benadering nodig is voor het beschermen van digitale rechten, met
name voor minderjarigen. Hierbij kan worden gedacht aan onderwijs voor gebruikers,
het delen van expertise en het ondersteunen van online dienstverleners. Nederland
benoemde daarnaast enkele instrumenten zoals de Kinderrechten Impact Assessment. Nederland
benadrukte dat leeftijdsverificatie door middel van de wallet één mogelijkheid zou
kunnen zijn, maar dat alternatieve systemen van verificatie altijd beschikbaar moeten
zijn en dat een one-size-fits-all benadering niet past.
Een groot aantal lidstaten benadrukte het belang van het geven van uitvoering aan
de bestaande Europese wetgeving in het digitale domein, alvorens nieuw beleid gemaakt
wordt om digitale rechten te beschermen. Veel lidstaten benadrukten het belang van
het bevorderen van een veilige, verantwoordelijke, en betrouwbare digitale omgeving.
Een aantal lidstaten sprak steun uit voor de Nederlandse positie dat leeftijdsverificatie
door middel van de EDI-wallet optioneel moet zijn en alternatieven beschikbaar moeten
zijn. Tevens gaven veel lidstaten aan dat de privacy goed beschermd moet worden bij
het gebruik van verificatiemiddelen.
In de beantwoording van het Schriftelijk Overleg voor deze informele Telecomraad (Kamerstuk
21 501-33, nr. 1064) is aangegeven in het verslag terug te komen op de volgende vraag van de leden van
de fractie van GroenLinks-PvdA:
De leden van de voornoemde fractie ontvangen na de informele Telecomraad graag een
terugkoppeling over hoe de verklaring na afloop van het beleidsdebat tot stand is
gekomen. Ook horen deze leden graag welke standpunten andere lidstaten innemen op
het gebied van privacyvriendelijke leeftijdsverificatie en het initiatiefrapport van
het EP over verslavend ontwerp.
Antwoord kabinet:
Kort voorafgaand aan de informele Telecomraad is op ambtelijk niveau een conceptverklaring
gedeeld door het Belgisch voorzitterschap waar lidstaten op konden reageren. De Nederlandse
inbreng was in lijn met het Nederlandse beleid en is verwerkt in de definitieve versie
van de verklaring. In lijn met de Nederlandse inbreng gaat de verklaring in op onder
meer de noodzaak van een integrale aanpak voor het beschermen van kinderrechten en
de noodzakelijke vrijwilligheid van het gebruik van de wallet voor leeftijdsverificatie. De dag voor de informele Telecomraad is een definitieve
versie van de verklaring gedeeld met de lidstaten. Nederland heeft na afloop van de
informele Telecomraad aan het Belgisch voorzitterschap te kennen gegeven deze verklaring
te ondersteunen, net als alle andere EU-lidstaten.
Een groot aantal lidstaten gaf aan dat het beschermen van de privacy van gebruikers
van leeftijdsverificatiemechanismen een prioriteit is. Enkele lidstaten benadrukten
het belang van data minimalisatie en privacy-by-design bij leeftijdsverificatiemechanismen. Nederland heeft in het beleidsdebat aangegeven
de boodschap van het rapport van het Europees Parlement te delen, namelijk dat louter
leeftijdsverificatiemechanismen niet genoeg zijn om online rechten te verdedigen,
maar dat de kwaliteit van online diensten in den brede verbeterd dient worden. Het
rapport van het Europees Parlement omtrent verslavend ontwerp is verder niet expliciet
aan bod gekomen tijdens het beleidsdebat.
Digitale infrastructuur en connectiviteit
Beleidsdebat
Het Belgisch voorzitterschap organiseerde tijdens de informele Telecomraad een beleidsdebat
over het onderwerp «digitale infrastructuur en connectiviteit». Het debat was een
vervolg op discussies tijdens de Telecomraden van afgelopen jaar en was gerelateerd
aan het recent gepubliceerde witboek van de Europese Commissie over mogelijke richtingen
voor het Europese connectiviteitsbeleid.
De Europese Commissie gaf tijdens het debat aan dat de Europese telecommarkt in haar
ogen te gefragmenteerd is. Volgens de lijnen van het witboek pleitte de Commissie
voor het creëren van een aantrekkelijk investeringsklimaat voor een snellere uitrol
van digitale connectiviteit. Volgens de Commissie is dat cruciaal voor het versterken
van het concurrentievermogen en de weerbaarheid van de Europese economie.
Nederland gaf tijdens het debat aan dat het van belang is dat EU-beleid op het gebied
van digitale connectiviteit concurrentie bevordert, nieuwe technologische ontwikkelingen
omarmt en investeringsprikkels bevordert. De belangen van Europese eindgebruikers
dienen daarbij centraal te staan.1 Nederland heeft aangegeven dat een te eenzijdige focus op de positie van grote telecombedrijven
ten koste kan gaan van Europese innovatie en concurrentiekracht. De huidige geopolitieke
context onderstreept daarnaast het belang van een veilig en divers leveranciersaanbod
in de Europese telecomsector. Nederland heeft benadrukt dat nieuwe wetgevende voorstellen
op het gebied van digitale connectiviteit moeten worden onderbouwd met een gedegen
impact assessment.
Tijdens de Telecomraad onderstreepten de lidstaten het doel om de Europese connectiviteit
te versterken vanwege het belang hiervan voor het Europese concurrentievermogen en
de Europese economische weerbaarheid. Er waren echter wel verschillende opvattingen
over de instrumenten om dit te bereiken. Een groot aantal lidstaten toonde zich net
als Nederland kritisch over een verdere consolidatie van de Europese telecomsector
en de mogelijk nadelige gevolgen hiervan voor Europese eindgebruikers. Veel lidstaten
onderstreepten dat voorstellen voor nieuwe wetgeving op het gebied van digitale connectiviteit
op feiten gebaseerd moeten zijn en voorafgegaan moeten worden door een impact assessment. Enkele lidstaten spraken zorgen uit over harmonisering van spectrumbeleid. Een aantal
lidstaten acht een aanpassing van het regelgevend kader noodzakelijk en sprak zich
daarbij uit voor schaalvergroting en consolidatie van Europese telecomspelers, waarbij
wel de rechten van eindgebruikers in het oog gehouden zouden moeten worden. Veel lidstaten
spraken in hun interventie steun uit voor de toegenomen aandacht voor het duurzaamheidsaspect
van digitalisering.
Economische veiligheid in het digitale domein en telecommunicatie
Lunchdebat
Tijdens de informele Telecomraad is een besloten lunchdebat gevoerd over het verzekeren
van economische veiligheid door strategische autonomie in het digitale domein en de
telecommunicatie. Nederland heeft daarbij aangegeven dat open strategische autonomie
een noodzakelijke voorwaarde is om bepaalde fundamentele nationale en Europese publieke
belangen veilig te stellen: nationale en Europese veiligheid, concurrentie- en verdienvermogen
en andere maatschappelijke belangen zoals fundamentele rechten, digitale samenleving
en bescherming van de democratische rechtsstaat.
Lidstaten waren het erover eens dat de Europese economische weerbaarheid in het digitale
domein versterkt moet worden en noemden daarbij onder meer de volgende aandachtsgebieden:
5G-veiligheid, cyberveiligheid en ruimtevaart, datalekken, (investeringen in) zeekabels,
effectieve implementatie en handhaving van digitale wet- en regelgeving, vaardigheden
en defensie en dual use.
Overig
Opvolging Schriftelijk Overleg
In de beantwoording van het Schriftelijk Overleg voor deze informele Telecomraad (Kamerstuk
21 501-33, nr. 1064) is aangegeven in het verslag terug te komen op vragen van de leden van de fracties
van GroenLinks-PvdA en BBB over de verordening gigabit infrastructuur en de vragen
van de leden van de VVD-fractie over de AI-verordening.
Verordening gigabit infrastructuur
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben vragen en opmerkingen over de verordening
gigabit infrastructuur. Zij erkennen het belang van een stevig digitaal netwerk, maar
benadrukken ook dat hierin een grote rol is weggelegd bij nationale medeoverheden.
Kunnen de bewindspersonen haar inzet op de verordening nader toelichten?
Antwoord kabinet:
De inzet is conform de gesignaleerde aandachtspunten uit het BNC-fiche uitgevoerd,
waarbij gestreefd is te komen tot een proportioneel wetgevend instrument en waarbij
de lasten in verhouding staan tot het doel. Tijdens de onderhandelingen in de Raad
en later in de triloog, ging de aandacht daarbij met name uit naar de voorgestelde
maatregelen rond automatische vergunningverlening, de uitvoeringshandeling om categorieën
van netwerken met zeer hoge snelheid en bijbehorende faciliteiten vergunningsvrij
te verklaren en de nieuwe maatregelen rond het aanleveren en digitaliseren van informatie
en bijbehorende systemen. Deze voor Nederland belangrijke aspecten zijn gerealiseerd
in het voorlopige politieke akkoord.
Welke nationale invulling wordt er nog aan de verordening gegeven zodra deze van kracht
is? Hoeveel zeggenschap krijgen lidstaten daarin?
Antwoord kabinet:
Aangezien het een Europese verordening is die na inwerkingtreding rechtstreeks toepasselijk
is in de lidstaten, is de nationale invulling voor lidstaten beperkt. Bij deze verordening
betreft het een minimale harmonisatie van wetgeving, waarbij lidstaten de vrijheid
behouden om strengere en gedetailleerdere regels uit te vaardigen op verschillende
onderdelen van de verordening. Bijvoorbeeld door het hanteren van kortere termijnen
voor respectievelijk vergunningverlening en het verstrekken van informatie over bestaande
fysieke infrastructuur. Ook zijn er diverse bepalingen opgenomen met een optioneel
karakter, waarbij lidstaten kunnen bepalen deze wel of niet van kracht te laten zijn,
zoals het introduceren van een glasvezel-klaar label voor woningen. Nederland heeft
als uitgangspunt dat in beginsel wordt gekozen voor de implementatiewijze die de minste
lasten oplegt. Dat betekent dat Nederland in beginsel geen gebruik zal maken van de
hiervoor genoemde bepalingen met een optioneel karakter.
Wat zijn de gevolgen van de verordening op de vergunningverlening vanuit lokale en
regionale overheden? Is hierover overleg geweest met vertegenwoordigers van medeoverheden?
Wat zijn hun wensen ten aanzien van deze verordening en zijn deze ingewilligd?
Antwoord kabinet:
In aanloop naar het opstellen van het BNC-fiche, maar ook gedurende de onderhandelingen
in de Raad is er contact geweest met enkele (grootstedelijke) gemeenten, het Gemeentelijk
Platform Kabels en Leidingen (GPKL) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) over
de verordening. Daarbij zijn de voor hen belangrijkste aandachtspunten rond vergunningverlening
meegewogen bij het opstellen van het fiche en de inzet in de onderhandelingen. Uitkomst
van het voorlopige politieke akkoord, is dat de verplichtingen rond vergunningverlening
door medeoverheden beter aansluiten op de bestaande Nederlandse systemen en wetgeving.
Op de website van de VNG is te lezen dat gemeenten blij zijn met dit resultaat.2
In de brief lezen de leden van de BBB-fractie dat er tijdens de Telecomraad unaniem
een algemene oriëntatie is aangenomen over het voorstel voor de verordening gigabit
infrastructuur. Deze leden hebben hierbij vragen over het verbeteren van EU-brede
toegang tot hoge capaciteitsnetwerken. Kan nader worden toegelicht waarom het verwijderen
van maatregelen omtrent automatische vergunningverlening door Nederland is onderstreept,
en waar de amendering van de procedures en vereisten omtrent de Single Information
Points exact betrekking op hadden?
Antwoord kabinet:
Het voorstel van de Europese Commissie voor een verordening inzake gigabit infrastructuur
bevatte onder andere een voorstel om vergunningsaanvragen voor uitrol van netwerken
met zeer hoge capaciteit en bijhorende faciliteiten automatisch ontvankelijk te verklaren
en te verlenen wanneer respectievelijk niet binnen 15 dagen en 4 maanden een besluit
van de bevoegde instantie volgt. In het BNC-fiche3 horend bij dit Commissievoorstel heeft het kabinet zich kritisch geuit tegenover
dit principe van automatische vergunningsverlening. Met name vanwege de grote inbreuk
hiervan op belangrijke (gemeentelijke) taken op het gebied van ruimtelijke en ondergrondse
ordening. Conform het BNC-fiche heeft het kabinet, samen met andere lidstaten, zich
in de onderhandelingen binnen de Raad ingezet om deze maatregel te laten vervallen
of in te perken.
Tijdens de Telecomraad van 5 december jl. is deze positie van Nederland bekrachtigd
in een Raadspositie (algemene oriëntatie). Aan de hand van deze Raadspositie heeft
de voorzitter van de Raad in de triloog onderhandeld met het Europees Parlement en
de Commissie. Dit heeft op 6 februari jl. geleid tot een voorlopig politiek akkoord
tussen de Raad en het Europees Parlement. Het kabinet is tevreden met het bereikte
onderhandelingsresultaat in de triloog. Hierin is namelijk onder andere de voorgestelde
maatregel ten aanzien van automatische vergunningsverlening zo geformuleerd dat deze
niet van toepassing is in Nederland, maar er tegelijkertijd wel andere mogelijkheden
zijn om de naleving van beslissingstermijnen voor vergunningverlening te waarborgen.
De Single Information Points hebben als doel om vergunningsprocessen voor de aanleg
van telecomnetwerken beter te stroomlijnen en om informatie over fysieke infrastructuur
en geplande civiele werken beter beschikbaar te maken. De amendering had, conform
de inzet uit het BNC-fiche, betrekking op het behouden van voldoende flexibiliteit
om bestaande goedwerkende systemen en registraties die de functies van de Single Information
Points vervullen in hun huidige vormen te kunnen continueren. De maatregelen in de
verordening inzake de Single Information Points, zijn in de algemene oriëntatie en
het voorlopige politieke akkoord zodanig aangepast dat bestaande informatie uitwisselingssystemen
in Nederland grotendeels gehandhaafd kunnen worden, maar nog steeds bijdragen aan
het verwezenlijken van achterliggende doelstellingen.
AI-verordening
Naar aanleiding van de genoemde stappen die worden gezet in Nederland met betrekking
tot de implementatie van de AI-verordening, vragen de leden van de VVD-fractie hoe
het toezicht op de verordening ingericht zal worden in Nederland en hoe dit bijdraagt
aan de helderheid voor (mkb-) bedrijven die willen weten hoe ze kunnen of moeten voldoen
aan de verordening, zonder hen meer kosten en administratie op te leveren.
Antwoord kabinet:
Het kabinet werkt aan de implementatie van de AI-verordening, waar de inrichting van
toezicht op de AI-verordening in Nederland onderdeel van uitmaakt. Momenteel werken
de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) en de Directie Coördinatie Algoritmen
(DCA) van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) samen met andere betrokken toezichthouders
aan een advies over hoe het toezicht op AI-systemen vorm te geven. Dit advies wordt
gebruikt in de besluitvorming over hoe het toezicht op de naleving van de AI-verordening
wordt ingericht. Dat moet uiteindelijk vastgelegd worden in de uitvoeringswet die
voor deze verordening gemaakt wordt.
Het kabinet onderschrijft het belang van het informeren en ondersteunen van (mkb-)
bedrijven met betrekking tot de AI-verordening. Meerdere toezichthouders zullen hier
een belangrijke rol in spelen vanuit de eigen sectorale expertise. Ook zal het mogelijk
zijn voor bedrijven, en andere organisaties, om deel te nemen aan regulatory sandboxes.
Hierbinnen kunnen toezichthouders samen met de aanbieders van AI werken aan oplossingen
voor compliance-vraagstukken. De AI-verordening schrijft daarbij voor dat MKB-bedrijven
prioritaire toegang moeten krijgen tot de regulatory sandboxes, voor zover ze voldoen
aan de toelatingsvoorwaarden en selectiecriteria. AI-aanbieders kunnen hier hulp krijgen
bij het beantwoorden van lastige vragen over de regelgeving, en toezichthouders kunnen
de uitkomsten hiervan vervolgens gebruiken voor duidelijkere en effectievere toelichting
over de regelgeving.
Daarnaast gaat het kabinet zich vanaf het moment van inwerkingtreding van de AI-verordening
actief inzetten voor de bewustwording en duidelijke voorlichting over de regels richting
aanbieders en gebruiksverantwoordelijken van AI. Zo kunnen deze partijen zich zo goed
mogelijk voorbereiden op het van toepassing worden van de bepalingen uit de AI-verordening
komende jaren.
Tevens vragen de leden van de VVD-fractie hoe het kabinet probeert te voorkomen dat
toezicht op AI wordt verenigd tot persoonsgegevens en data en hoe wordt voorkomen
dat bedrijven te maken krijgen met AI toezichthouders die elkaar tegenspreken?
Antwoord kabinet:
De AI-verordening stelt eisen aan de ontwikkeling van verschillende soorten AI-systemen.
Deze eisen gaan over goede kwaliteit datasets en goed databeheer zodat onder meer
bias wordt voorkomen, maar ook risicomanagement, het mogelijk maken van menselijk
ingrijpen, het opstellen van gebruikershandleidingen en waarborgen van cyberveiligheid.
Dat zijn eisen die aanvullend zijn op wat het bestaande gegevensbeschermingsrecht
en de AWB voor de overheid al vragen. De toezichthouders zullen er op moeten toezien
dat ontwikkelaars van hoog-risico AI aan deze eisen voldoen.
Het kabinet betrekt meerdere (sectorale) toezichthouders bij het toezicht op de AI-verordening,
aangezien deze over de ontwikkeling en gebruik van AI in uiteenlopende gebieden gaat.
Kennis van een sector is cruciaal om bijvoorbeeld een risicomanagementsysteem voor
AI voor gebruik in die sector te kunnen beoordelen. Om te voorkomen dat organisaties
te maken krijgen met tegensprekende geluiden, is goede samenwerking tussen toezichthouders
cruciaal. Die samenwerking is ook van belang voor toezichthouders om gebruik te kunnen
maken van elkaars expertise, gezamenlijk risico’s te kunnen signaleren en analyseren,
en aan normuitleg te kunnen doen. Het kabinet heeft afgelopen jaar een overleg met
alle digitale toezichthouders geïnitieerd om te zorgen voor afstemming tussen deze
toezichthouders. In dit verband wordt ook gewerkt aan het bij de beantwoording van
vraag 13 genoemde advies vanuit de toezichthouders over hoe het toezicht op AI-systemen
vormgegeven dient te worden.
Raamwerk voor een Europese Digitale Identiteit (Revisie eIDAS-verordening)
Op 26 maart 2024 heeft de Raad van de Europese Unie formeel ingestemd met de herziening
van de eIDAS-verordening. De verordening is op 30 april gepubliceerd in het Publicatieblad
van de EU. De verordening treedt 20 dagen hierna in werking en daarmee kan het traject
van de totstandkoming van de Europese uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen
van start gaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties