Brief regering : Reactie op de aangenomen motie van het lid Van der Plas c.s. over voor 3 mei 2024 vrijstellingen verlenen voor de middelen Tracer en Exirel in de kersenteelt (Kamerstuk 21501-32-1639)
27 858 Gewasbeschermingsbeleid
Nr. 652
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 mei 2024
Op 26 april 2024 heeft uw Kamer de motie Van der Plas c.s. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1639) aangenomen. In deze motie doen de indieners twee verzoeken:
– Verzoekt de regering om voor 3 mei 2024 vrijstellingen te verlenen voor het biologische
middel Tracer en Exirel in de kersenteelt, met werkbare randvoorwaarden teneinde de
bestrijding van de suzukifruitvlieg te waarborgen en daarmee de Nederlandse kers te
behouden voor onze voedselproductie en voor onze cultuur.
– Verzoekt de regering om eenzelfde soort vrijstelling te verlenen voor de fruitteelten
waarvan de oogst ook vernietigd dreigt te worden.
In het tweeminutendebat heb ik op het eerste verzoek van uw Kamer aangegeven dat ik
op een ordentelijke wijze werk aan besluitvorming over deze vrijstellingen op korte
termijn (samen met betrokken partners en instanties, waaronder de Minister van IenW)
op basis van de meest actuele inzichten en informatie.
Ik kan u hierover het volgende melden. Ik constateer dat beide vrijstellingen al vele
jaren eerder zijn verleend (in 2015 voor het eerst), waardoor in feite niet kan worden
gesproken over een onvoorziene noodsituatie. Ik constateer ook dat er op dit moment
geen alternatieven zijn voor de bestrijding van de suzukifruitvlieg in kers. En dat
er een aanvraag voor Exirel voor wederzijdse erkenning is gedaan, die nog wordt beoordeeld.
Tegelijkertijd constateer ik dat de toepassingsvoorwaarden in het verleden door 92%
van de kersentelers niet goed zijn nageleefd. Ik constateer echter ook dat er in 2023
het aantal geconstateerde afwijkingen in de naleving serieus is afgenomen tot 42%.
Alles overwegende, en in het bijzonder de laatste inzichten van de cijfers van de
NVWA inspecties uit 2023 heb ik, in afstemming met de Minister van IenW, besloten
om op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen nog éénmaal een tijdelijke
vrijstelling te verlenen voor het gebruik van de gewasbeschermingsmiddelen Exirel
en Tracer voor het bestrijden van de suzuki-fruitvlieg in de teelt van kers. De vrijstellingsbesluiten
en de voorwaarden daaraan worden in de Staatscourant gepubliceerd op 2 mei 2024 en
treedt de dag erna in werking.
Ik vind naleving van de gebruiksvoorschriften van gewasbeschermingsmiddelen door de
gehele agrarische sector essentieel. Gezien de inspectieresultaten van de NVWA van
de afgelopen jaren op het gebied van de naleving van de toepassings-voorwaarden in
beide middelen, verwacht ik een aantoonbare additionele inzet van de NFO en de kersentelers
om de gebruiksvoorschriften «stipt» na te leven. Anders is veilig gebruik niet meer
gegarandeerd en ontstaan er risico’s voor het milieu, waaronder voor grond- en oppervlaktewater.
Ik heb de NFO ook een brief gestuurd ter nadere verduidelijking van de voorwaarden
die ik aan deze vrijstelling verbind. U treft deze brief aan de NFO als bijlage aan.
In de brief verwijs ik o.a. naar de brief van 18 maart 2024 (Kamerstuk 27 858, nr. 650) waarmee ik uw Kamer mede namens de Minister van IenW heb geïnformeerd over de verleende
vrijstellingen voor Raptol en Curatio.
Om ordentelijk gebruik en correcte naleving optimaal te borgen, stel ik het verplicht
dat de levering van de beide middelen plaatsvindt via gecontroleerde distributie.
Het vervolg voor het gebruik van Exirel en Tracer in de kersenteelt kan niet anders
zijn dan een reguliere toelating.
Het tweede verzoek in de motie, zal het kabinet niet uitvoeren. In het debat heb ik
al aangegeven dat elke vrijstellingsaanvraag apart dient te worden beoordeeld. Een
(niet-toegelaten) gewasbeschermingsmiddel komt pas in aanmerking voor een vrijstelling
als er sprake is van gevaar voor de teelt, als er bijzondere omstandigheden zijn,
en het gevaar niet op een andere manier te bestrijden is. Bij elke vrijstelling verricht
het Ctgb ook een inhoudelijke beoordeling van de risico’s voor mens, dier en milieu.
Op basis van deze adviezen komt de Minister van LNV, in afstemming met de Minister
van IenW, tot een besluit per vrijstellingsaanvraag. Het kabinet acht het van belang
om deze procedure zorgvuldig te volgen, juist vanuit het oogpunt van een veilig gebruik
van gewasbeschermingsmiddelen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Indieners
-
Indiener
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit