Brief regering : Stages in het mbo, hbo en wo
31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
31 288
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 605
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 april 2024
Leren in de praktijk vormt een belangrijk onderdeel van de opleiding van mbo-, hbo-
en het merendeel van de wo-studenten. Studenten maken tijdens een stage kennis met
de beroepspraktijk en doen daar onder begeleiding van iemand uit de praktijk waardevolle
leerervaringen op. Iedere student verdient daarom een goede ervaring in de praktijk.
Helaas is dat nog niet altijd het geval.
Mijn inzet is er daarom op gericht om de stage-ervaringen voor álle studenten te verbeteren,
samen met onderwijsinstellingen, studenten en het werkveld. Voor het hbo en wo heb
ik in 2022 met vertegenwoordigers van het onderwijs- en werkveld en het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) het Manifest ondertekend om gezamenlijk
stagediscriminatie aan te pakken1. Het Manifest is uitgewerkt in een meerjarig werkprogramma2. In het mbo heb ik met vertegenwoordigers van bedrijfsleven, overheid, onderwijs
en studenten de handen ineengeslagen met het Stagepact mbo 2023–20273. Daarin hebben we afspraken gemaakt om er samen voor te zorgen dat alle studenten
een stage of leerbaan krijgen met de juiste begeleiding en goede randvoorwaarden.
Over de voortgang van het Manifest, het Stagepact en het onderzoek dat hiermee samenhangt
is en wordt uw Kamer op diverse momenten geïnformeerd. Daarbij laat ik – in het licht
van de waaier – ook steeds vaker onderzoek doen in het brede vervolgonderwijs. Zodat
we ook kunnen vergelijken, kunnen leren van elkaar en de gelijkwaardigheid van de
sectoren kunnen bevorderen, ook ten aanzien van stages.
In deze brief, die ik mede namens de Minister voor Primair en Voorgezet Onderwijs
stuur, zal ik uw Kamer informeren over een aantal recent verschenen onderzoeken rondom
stages in het mbo, hbo en wo. Allereerst ga ik in op de uitkomsten van de monitoring
van stagevergoedingen. Vervolgens ga ik in op het onderzoek van ResearchNed over stages
in het hbo en wo. Daarna zal ik ingaan op het onderwerp stagediscriminatie van studenten
met een functiebeperking.
Deze onderzoeken geven de stand van zaken weer en tonen aan dat onderdelen op het
gebied van stagevergoedingen, stagediscriminatie en stagebegeleiding nog flinke stappen
te maken zijn. Dat is op zich niet verwonderlijk gezien de looptijd van de gekozen
aanpak en onderstreept de urgentie van waar we aan werken. Ik ga hier met onverminderde
energie mee door, samen met alle partners uit het Manifest en het Stagepact, om in
de uitvoering uiteindelijk tot betere stages voor alle studenten te komen. Ik sluit
deze brief af met een toelichting hoe deze brief zich verhoudt tot de monitoring van
het Stagepact en de vervolgstappen in het hbo en wo. In de brief ga ik ook in op verschillende
moties over stages.
Uitkomsten van monitoring stagevergoedingen van mbo, hbo en wo stagiairs
In het Stagepact mbo 2023–2027 zijn afspraken gemaakt over het bieden van stagevergoedingen.
Alle studenten ontvangen een onkostenvergoeding die ten minste alle kosten omvat die
een student moet maken om stage te kunnen lopen bij het bedrijf. Daarbovenop stimuleren
we werkgevers tot het geven van passende stagevergoedingen en om hierover afspraken
te maken in alle cao’s. Ook voor hbo- en wo-studenten is het wenselijk dat zij een
passende stagevergoeding ontvangen en dat er afspraken worden gemaakt in cao’s. Conform
de motie van de leden Van Baarle en Westerveld4 worden de stagevergoedingen in het mbo, hbo en wo jaarlijks gemonitord. Onderstaande
resultaten geven de situatie in 2023 weer en daarmee een beeld van de eerste start
van het Stagepact.
Stagepact MBO 2023–2027
Het pact is gesloten door JOBmbo, BVMBO, de MBO Raad, NRTO, VNO-NCW, MKB-Nederland,
VNG, SBB, CNV en CNV Jongeren, FNV en FNV Young&United, AOB, FvOv, SZW en OCW. Met
het pact willen de partijen bereiken dat alle studenten een stage of leerbaan krijgen
met uitstekende begeleiding en randvoorwaarden. Het richt zich op vier doelen: 1) het
verbeteren van de stagebegeleiding, 2) uitbannen van stagediscriminatie, 3) realiseren
van voldoende stageplaatsen en 4) bieden van een passende vergoeding. De looptijd
van het Stagepact MBO is 2023–2027.
Het Ministerie van SZW heeft een rapportage opgesteld over stagevergoedingen in cao’s
in 20235. De onderzochte cao’s zijn alle cao’s die bij directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving
(UAW) van het Ministerie van SZW zijn aangemeld. Uit deze rapportage blijkt dat in
450 van de 681 onderzochte cao’s in meer of mindere mate iets is opgenomen over stages.
In 68 cao’s van de 681 onderzochte cao’s is een afspraak gemaakt over stagevergoedingen,
in 53 cao’s wordt vervolgens ook een specifiek bedrag genoemd. In 17 cao’s wordt een
onderscheid gemaakt in stagevergoeding op basis van opleidingsniveau, bij 12 cao’s
wordt daarentegen expliciet hetzelfde bedrag gegeven aan stagiairs van alle opleidingsniveaus.
Voor een cao bij SZW wordt aangemeld sluiten de sociale partners vaak eerst een principeakkoord
af. De principeakkoorden geven een beeld van de onderwerpen die tijdens de cao-onderhandelingen van belang waren en gaan voornamelijk over nieuwe afspraken. In 38 van de 307
principeakkoorden wordt iets vermeld over stagevergoedingen en in 15 principeakkoorden
wordt er specifiek vermeld dat de stagevergoeding geldt voor alle opleidingsniveaus.
Daarnaast heeft het CBS op basis van de Polisadministratie de inkomsten van studenten
in kaart gebracht, inclusief inkomsten vanuit bijbanen en stages.6 Zo is in kaart gebracht hoeveel studenten een stagevergoeding ontvangen en wat de
hoogte is van de stagevergoeding7. Deze resultaten zijn uitgesplitst naar sector en onderwijsniveau. Slechts 41% van
mbo-studenten van de beroepsopleidende leerweg (bol) ontvangt een stagevergoeding.
Het gaat hierbij om de studenten met een bpv-overeenkomst. Voor mbo-studenten die
een vergoeding ontvangen, geldt dat zij een gemiddelde stagevergoeding van € 2,92
per uur (€ 230 per maand) ontvangen. Mbo-studenten in de bbl8 ontvangen gemiddeld een uurloon van € 15,50 en een maandloon van € 1.810, maar dit
is een combinatie van leerwerkbaan en (bij)banen. Uit de data blijkt dat 3% van de
bbl-studenten in maart 2023 geen inkomsten hadden. Het is onbekend waarom deze groep
geen loon ontvangt.
De gemiddelde stagevergoeding voor studenten in het hbo ligt op € 3,09 per uur (€ 370
per maand) en in het wo op € 3,38 per uur (€ 400 per maand)9. Dit komt ongeveer overeen met de resultaten van het onderzoek van ResearchNed, waar
uit blijkt dat hbo-studenten gemiddeld € 367 per maand en wo-studenten gemiddeld € 419
euro per maand ontvangen. Het onderzoek van ResearchNed toont tevens aan dat de meerderheid
van de hbo-studenten (75%) een stagevergoeding ontvangt. Voor de wo-studenten bleek
dat 65% van de studenten die een verplichte stage volgen en 91% van de studenten die
een facultatieve stage volgen te zijn. Voor zowel mbo-, hbo- als wo-studenten geldt
daarnaast dat de vergoedingen verschillen per arbeidssector. Hbo-studenten die een
economie- of een techniek- & ICT-opleiding volgen, ontvangen bijna altijd een stagevergoeding,
terwijl dit voor gezondheidszorgstudenten (52%) en voor onderwijsstudenten (23%) veel
minder vaak geldt. Ten slotte merken de onderzoekers van ResearchNed op dat stagiairs
weinig tot geen ruimte behouden voor een bijbaan. Hierdoor kan het volgen van een
stage ertoe leiden dat studenten financieel in de knel raken als ze geen stagevergoeding
ontvangen.
Beleidsreactie
Voor mij is het van essentieel belang dat studenten die een stage volgen een passende
stagevergoeding ontvangen. Helaas laten de onderzoeken zien dat dit lang niet overal
het geval is. Er zijn teveel sectoren waarin nog geen afspraken zijn gemaakt in cao’s
over stagevergoedingen en ik zie ook verschillen tussen sectoren in hoeverre studenten
een stagevergoeding ontvangen. Daarnaast zijn er flinke verschillen in hoogte van
bedragen voor mbo-, hbo- en wo-studenten en blijkt dat mbo-studenten veel minder vaak
een stagevergoeding ontvangen dan hbo- en wo-studenten. Dat moet echt anders. Studenten
horen een passende stagevergoeding te ontvangen. Hier is nog een weg te gaan.
In het Stagepact MBO heb ik afspraken gemaakt met onder andere sociale partners om
een passende vergoeding te stimuleren, de stagevergoedingen tussen mbo-, hbo- en wo-studenten
recht te trekken en hierover afspraken te maken in cao’s. Dat heeft tijd nodig en
is niet in één jaar geregeld. De onderzoeken onderschrijven het belang van de afspraken
die we gemaakt hebben in het Stagepact en benadrukken de urgentie om hieraan hard
te blijven werken. In dat licht is het positief dat de sociale partners, verenigd
in de Stichting van de Arbeid, een aanbeveling gestuurd hebben aan de decentrale cao-partijen
over het bieden van een passende stagevergoeding10. Een voorzichtig positief signaal is dat in de principeakkoorden in toenemende mate
is gesproken over stagevergoedingen. Ik hoop dat dit een indicatie is van een stijging
van de afspraken over stagevergoedingen in cao’s. Net als dat in 15 principeakkoorden
expliciet wordt vermeld dat de stagevergoeding geldt voor alle opleidingsniveaus.
Gelijkwaardige behandeling van alle studenten in Nederland is een belangrijke prioriteit
en daarom is ook in het Stagepact het uitgangspunt afgesproken om in afspraken over
cao’s geen onderscheid te maken naar onderwijsniveau. Ik zal hierover het gesprek
aangaan met de sociale partners en hen nogmaals oproepen om hierover in iedere nieuw
op te stellen cao-afspraken te maken. Daarnaast roep ik (leer)bedrijven op om, ook
als er geen afspraken zijn gemaakt in een cao, studenten een passende stagevergoeding
te geven.
Het onderzoek van ResearchNed toont wederom aan dat een grote meerderheid van de hbo-
en wo-stagiairs in het onderwijs geen stagevergoeding ontvangt. Ik heb eerder aangegeven
tijdens debatten en in eerdere Kamerbrieven dat ik dat niet uit te leggen vind. Zeker
in een tijd met grote personeelstekorten waarbij we alles op alles zetten om het lerarentekort
te bestrijden horen alle onderwijsstagiairs gewaardeerd te worden. De funderend onderwijssector
heeft hier echt een stap naar voren te zetten. Het is daarbij goed om te melden, dat
het wel degelijk kán. Er zijn onderwijsregio’s waar al afspraken zijn gemaakt tussen
schoolbesturen, om gezamenlijk op te trekken in het voorzien in een stagevergoeding
aan toekomstige leerkrachten of ondersteunend personeel.
Zo zijn bijvoorbeeld in de regio Rijnland en Haaglanden tussen de besturen van vo-scholen,
die participeren in de opleidingsscholen, bovenbestuurlijke afspraken gemaakt met
betrekking tot het bieden van eenduidige stagevergoedingen. Ook is in het Gelders
overleg de stagevergoeding voor mbo, hbo en wo studenten afgestemd. Hierbij is het
uitgangspunt dat alle studenten een stagevergoeding ontvangen en dat de hoogte van
de stagevergoeding voor alle studenten gelijk is. Voorts zijn in de cao mbo en de
cao hbo inmiddels afspraken opgenomen over stagevergoedingen voor studenten die stagelopen
op mbo-scholen of hogescholen. Deze voorbeelden laten zien dat het mogelijk moet zijn
om afspraken te maken over stagevergoedingen voor het toekomstige onderwijspersoneel.
Uw Kamer heeft de regering via de motie van de leden Paternotte en Pijpelink11 verzocht om zich in te spannen voor stagevergoedingen in het onderwijs. Samen met
de Minister voor Primair en Voorgezet Onderwijs heb ik bij de sociale partners in
het funderend onderwijs er nogmaals op aangedrongen om onderling tot goede afspraken
hierover te komen en deze afspraken te betrekken bij de totstandkoming van de komende
CAO in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs. Het Ministerie van OCW is
in overleg met de sociale partners in het primair en voorgezet onderwijs om te onderzoeken
wat er nodig is om tot een sectorale stagevergoedingsregeling te komen. Voor de zomer
zal ik uw Kamer informeren over de stand van zaken van het overleg met sociale partners.
Daarnaast zal ik aan de Realisatie-Eenheid12 vragen of ze het belang van stagevergoedingen onder de aandacht kunnen brengen bij
de Onderwijsregio’s. De Onderwijsregio’s kunnen dan afspraken maken over het betalen
van stagevergoedingen door de deelnemende scholen en het belang van stagevergoedingen
benadrukken.
Daarnaast heeft uw Kamer mij verzocht met de motie van de leden Van Baarle en Westerveld13 en de motie van het lid Ergin c.s.14 om ook voor studenten in het hbo en wo afspraken te maken over stagevergoedingen,
naast de al gemaakte afspraken in het mbo. Daarom zal ik naast met de werkgevers in
het funderend onderwijs, ook met andere werkgevers in overleg treden om afspraken
te maken over stagevergoedingen in de cao’s, voor studenten in het hbo en wo. Naar
aanleiding van het Stagepact worden nu al afspraken gemaakt in cao’s en deze afspraken
hebben ook effect voor studenten in het hbo en wo. Ik ga daarom in gesprek met de
werkgevers van sectoren waar de afspraken over stagevergoedingen achterblijven. De
onderzoeken van SZW en van CBS worden jaarlijks geüpdatet en daarmee houden we zicht
op de voortgang van de stagevergoedingen. Deze onderzoeken worden ook benut om de
voortgang van het Stagepact te monitoren. Indien we op stagevergoedingen te weinig
vooruitgang boeken, zal ik mij beraden op de inzet van stevigere maatregelen. Mede
hierom doe ik, zoals de Kamer mij via de motie Stultiens en Ergin15 heeft verzocht, een onderzoek naar de invoering van een verplichte stagevergoeding.
Rapportage over stages in het hbo en wo
Mijn voorganger heeft eind 2021 aan uw Kamer toegezegd om de stagetekorten in het
hbo en wo inzichtelijk te maken. In opdracht van OCW heeft het onderzoeksbureau ResearchNed
een onderzoek uitgevoerd naar de stagetekorten, waarbij er drie verschillende meetmomenten
waren. In dit onderzoek wordt er ook gekeken naar stagebegeleiding en stagevergoedingen.
De eerste16 en tweede17 meting heeft uw Kamer reeds ontvangen. In de derde meting die ik bij dezen naar uw
Kamer stuur, zijn voor het eerst ook wo-studenten gevraagd naar hun ervaringen met
stages. De onderzoekers geven aan dat deze cijfers in zijn algemeenheid een representatief
beeld geven. In deze brief licht ik eerst de resultaten van de hbo-studenten toe en
daarna de resultaten van wo-studenten. Vervolgens geef ik een reactie op de resultaten.
Resultaten hbo
Ook de derde meting wijst erop dat in zijn algemeenheid het overgrote deel van de
hbo-studenten tijdig een stageplaats weet te bemachtigen. Drie op de tien hbo-studenten
geeft wel aan dat het vinden van een stageplek veel moeite kost. Met name studenten
in de sectoren Gezondheidszorg en Taal en Cultuur ervaren vaker moeite bij het vinden
van een stageplek. De studenten noemden het (beperkte) aanbod van stagebedrijven en
de (onduidelijke) sollicitatieprocedure van stageaanbieders als belangrijke knelpunten.
De overgrote meerderheid van hbo-studenten is positief over hun stage. Studenten vinden
hun stageplek interessant (90%) en leerzaam (91%) en zijn van mening dat de stage
een goed beeld geeft van de beroepspraktijk. Net als bij de eerste twee metingen waren
studenten minder tevreden over begeleiding door de hogeschool tijdens de stage (54%
is tevreden) en de voorbereiding op de stage door de opleiding (44%). Aan de studenten
is ook gevraagd welke ontwikkelpunten zij zien voor betere begeleiding vanuit het
onderwijs. De studenten zien graag meer persoonlijke begeleiding (65%), ontvangen
graag tijdig informatie over de stageperiode (55%) en willen graag meer duidelijkheid
rondom de stage-eisen (48%).
Resultaten wo
In tegenstelling tot het mbo en hbo, zijn stages in het wo niet altijd onderdeel van
het opleidingscurriculum. Ongeveer 75% van de studenten geeft aan dat stages een verplicht
onderdeel zijn van de opleiding. Voor 5% van de wo-studenten die een verplichte stage
lopen, geldt dat zij niet tijdig een stageplek hebben gevonden. Daarnaast geeft 8%
aan dat zij later dan gepland een stageplek hebben gevonden. Voor de wo-studenten
die facultatief een stage volgen, geeft 6% aan dat zij nog geen stageplek hebben gevonden.
Ongeveer 7% van de wo-studenten die een verplichte stage volgen, verwacht studievertraging
op te lopen doordat zij geen of niet tijdig een stageplek hebben weten te bemachtigen.
Van de wo-studenten geeft 27% aan dat het vinden van een stageplek veel moeite kost.
De wo-studenten noemden het (beperkte) aanbod van stagebedrijven en de begeleiding
vanuit de instelling bij het vinden van een stageplek als belangrijke knelpunten.
Net als in het hbo is de overgrote meerderheid van wo-studenten positief over hun
stage. Zowel studenten die verplicht als facultatief een stage uitvoeren, vinden hun
stageplek interessant (respectievelijk 94% en 99%) en leerzaam (92% en 93%). Over
de voorbereiding vanuit de opleiding (53% en 53%) en begeleiding vanuit de instelling
(46% en 16%) zijn wo-studenten minder tevreden. De wo-studenten zien graag meer inhoudelijke
voorbereiding en ondersteuning bij het vinden van een stageplaats.
Beleidsreactie
Zoals eerder gemeld zijn stages in het vervolgonderwijs een belangrijk onderdeel van
het curriculum en essentieel om studenten in aanraking te laten komen met de beroepspraktijk.
Ook uw Kamer heeft aangegeven het van belang te vinden dat studenten een goede stage
kunnen volgen. Uw Kamer heeft hierom verschillende moties omtrent stages aangenomen.
Zo ook de motie van het lid Ergin c.s.18 om te verkennen welke elementen uit het Stagepact MBO 2023–2027 ook voor het hbo
en wo toegepast kunnen worden. In mijn reactie op het onderzoeksrapport zal ik ook
de koppeling leggen met deze motie en hoe ik hier – in samenhang met het onderzoeksrapport
– vervolg aan geef.
Het is positief om uit het rapport te vernemen dat er voor hbo- en wo-studenten geen
sprake is van significante stagetekorten. Dit geldt ook voor mbo-studenten blijkt
uit de metingen van SBB over de stagetekorten. Op dit moment zet ik geen aanvullende
acties in op dit vlak. We blijven dit goed volgen. Mochten de tekorten op de arbeidsmarkt
ervoor zorgen dat er druk ontstaat op het aantal stageplekken of de kwaliteit van
de stages, dan worden aanvullende acties overwogen.
Aanpak tegengaan stagediscriminatie hbo en wo
Elke student die te maken krijgt met discriminatie, waar dan ook, is er één te veel.
Discriminatie vindt zowel bewust, als in veel gevallen onbewust plaats. Het onderzoek
toont wel aan dat een klein deel van de hbo- en wo-studenten discriminatie als knelpunt
beschouwt bij het vinden van een stageplek.
Met het Manifest19 tegen stagediscriminatie is een aanpak in gang gezet om stagediscriminatie uit te
bannen (zie toelichting kader kader).
Het Manifest is concreet uitgewerkt in een Werkprogramma20 dat door Expertisecentrum Diversiteitsbeleid (ECHO) in samenwerking met de ondertekenaars
van het manifest de aankomende vier jaar wordt uitgevoerd. Het werkprogramma heeft
als doel lange termijn veranderingen tot stand te brengen en is gericht op studenten,
het onderwijs en organisaties die stageplekken aanbieden.
Manifest tegen Stagediscriminatie in het Hoger Onderwijs 2022–2026
Op 13 juli 2022 is het Manifest tegengaan stagediscriminatie in het hoger onderwijs
ondertekend door de VH, UNL, MKB-Nederland, VNO-NCW, ISO, LSVb en OCW en SZW. In het
manifest committeren de partijen zich aan de volgende vier ambities: 1) onderkenning
en vergroten van het bewustzijn van het complexe vraagstuk van stagediscriminatie,
2) het borgen en monitoren van interventies bij de voorbereiding op, stagebegeleiding
en aanpak van stagediscriminatie voorafgaand en tijdens stages, 3) het samenwerken
met ECHO in het landelijke werkprogramma tegen stagediscriminatie en 4) het deelnemen
aan het landelijk netwerk tegen stagediscriminatie. waarin periodiek wordt gesproken
over de uitwerking van het Manifest, de voortgang en gerealiseerde impact. Het landelijk
netwerk wordt gecoördineerd vanuit OCW en SZW.
Afgelopen tijd hebben er tal van activiteiten plaatsgevonden vanuit het Manifest en
het Werkprogramma. Zo hebben er trainingen plaatsgevonden gericht op studenten en
docenten en is er een podcastserie21 ontwikkeld om bewustzijn te creëren en kennis te delen omtrent het thema stagediscriminatie.
Ook zijn praktische tools ontwikkeld op basis van focusgroepsgesprekken met studenten,
docenten en stagebiedende organisaties en elk jaar vindt er een conferentie plaats
waarin partijen samengebracht worden om van elkaar te leren. In de landelijke werkgroep
is onlangs besproken hoe er uitvoering gegeven kan worden aan de motie Ergin c.s.
Afgesproken is dat in de volgende bijeenkomst partijen uit het mbo worden uitgenodigd
om te vertellen over het Stagepact en wordt actief gekeken welke lessen daaruit te
halen zijn voor de aanpak gericht op het hoger onderwijs. Ik zal de Kamer eind dit
jaar informeren over hoe concreet uitvoering wordt gegeven aan deze motie.
Stagebegeleiding
Verder blijkt uit de metingen dat een deel van de studenten moeite heeft met het vinden
van een stageplek. Ook geeft een aanzienlijk deel van de studenten aan dat de begeleiding
door de instelling en de voorbereiding vanuit de opleiding beter kan. Deze punten
zijn elk zorgelijke constateringen. Het is van belang dat er voldoende stageplekken
beschikbaar zijn en dat studenten voldoende begeleiding ontvangen voor en tijdens
een stage. We zien bij opleidingen waar veel ruimte is voor persoonlijke aandacht
en begeleiding, studenten daar meer tevreden zijn over de begeleiding vanuit de opleiding.
Voor studenten blijkt het zeer belangrijk te zijn dat ze zich gesteund voelen door
hun opleiding, bij hun zoektocht naar hun stage, maar ook bij ervaringen van discriminatie.22 Een goed voorbeeld van stagebegeleiding is het stagepunt van de Haagse Hogeschool23, waarbij studenten door studenten ondersteund worden bij het vinden van een stageplek.
Ik zal daarom met het onderwijsveld verkennen hoe de stagebegeleiding verbeterd kan
worden, bijvoorbeeld door meer stagepunten in te richten bij hogescholen en universiteiten.
Ik zal de Kamer eind 2024 nader informeren over de resultaten en nader informeren
over de invulling van de motie van lid Ergin c.s.24
Praktijkleren
Daarnaast stimuleert de Subsidieregeling praktijkleren werkgevers om praktijkleerplaatsen
aan te bieden door hen tegemoet te komen in de investering die begeleiding van studenten
vraagt. Ik informeer uw Kamer graag over de rapportages over praktijkleren (bijlage
4). In studiejaar 2022/2023 is de regeling opnieuw veel benut door werkgevers die
praktijkleerplaatsen aanbieden aan mbo-, hbo- en wo-studenten. Onlangs is de subsidieregeling
verlengd tot en met 2028 en om werkgevers te blijven stimuleren om praktijkleerplaatsen
aan te bieden.25
Onderzoek naar stagediscriminatie van studenten met een functiebeperking in het mbo,
hbo en wo
Naar aanleiding van de moties Westerveld en Wassenberg26 en Van der Plas en El Yassini27 is onderzoek gedaan naar stagediscriminatie bij studenten met een functiebeperking
in het mbo, hbo en wo. Het rapport bevat tevens aanbevelingen. De onderzoekers hebben
ook een handreiking28 gemaakt met handvatten, tips en tools voor onderwijsinstellingen en stagebedrijven
om stagediscriminatie van studenten met een functiebeperking tegen te gaan.
Omvang en vorm van stagediscriminatie
Uit dit onderzoek blijkt dat gemiddeld ruim 10% van het totale aantal studenten met
een functiebeperking in het mbo, hbo en wo aangeeft stagediscriminatie vanwege hun
functiebeperking te hebben ervaren. Studenten met een functiebeperking in het mbo
geven het vaakst aan dat zij gediscrimineerd worden tijdens de zoektocht naar een
stage (15%). In het hbo en wo wordt dit minder ervaren; hiervoor geldt dat respectievelijk
6% en 5% van de studenten met een functiebeperking aangeeft dat zij gediscrimineerd
zijn (onder andere) vanwege een functiebeperking. Uit het onderzoek komt naar voren
dat stagediscriminatie vaker voorkomt bij studenten met een motorische beperking,
een chronische ziekte, psychische aandoening of autisme spectrum stoornis (ASS) dan
bij studenten met een andere functiebeperking.
Studenten met een functiebeperking krijgen op verschillende manieren te maken met
stagediscriminatie. Het zoeken naar een stageplek duurt voor studenten met een functiebeperking
langer. Ook geven studenten aan stagediscriminatie te ervaren vanwege de stage-eisen
vanuit de onderwijsinstelling. Zo is het aantal uur dat wekelijks aan de stage moet
worden besteed, in verband met hun gezondheidssituatie, niet altijd haalbaar voor
studenten met een functiebeperking. Tijdens de stage wordt een gebrek aan faciliteiten,
gebrek aan begrip voor de functiebeperking en onvoldoende begeleiding benoemd als
belangrijke uitingsvormen van stagediscriminatie. Ten slotte geven studenten aan dat
zij tijdens de stage te maken kregen met discriminerend gedrag – onvriendelijke behandeling,
pesten, uitsluiting – op de werkvloer van collega’s met wie ze samenwerken.
De onderzoekers merken op dat stagediscriminatie op grond van functiebeperking sneller
geaccepteerd wordt dan stagediscriminatie op bijvoorbeeld huidskleur, geaardheid of
religie. Een functiebeperking zou een «legitieme reden» zijn om iemand niet aan te
nemen voor een stage. Zo worden ontoegankelijke stage-eisen en het ontbreken van kennis,
vaardigheden en voorzieningen op de stageplek zelf (bijvoorbeeld het ontbreken van
een lift) gebruikt om stagediscriminatie van studenten met een functiebeperking voor
zichzelf te verantwoorden. Dit terwijl de wet gelijke behandeling op grond van handicap
of chronische ziekte (Wgbh/cz) het maken van direct en indirect onderscheid op grond
van handicap of chronische ziekte verbiedt. Dit verbod houdt ook in dat wanneer individuele
studenten toegankelijkheidsproblemen ervaren bij een stage, bijvoorbeeld vanwege ontoegankelijke
stage-eisen of missende kennis en voorzieningen, er een verplichting geldt doeltreffende
aanpassingen te verrichten en te zorgen voor algemene toegankelijkheid (tenzij deze
een onevenredige belasting vormt).
Aanbevelingen
De onderzoekers doen aanbevelingen aan overheid, overkoepelende instanties, onderwijsprofessionals
en werkgevers om deze knelpunten aan te pakken. De aanbevelingen aan de overheid (en
overkoepelende instanties) zijn:
1. Stimuleer bewustwording en professionalisering op het gebied van stagediscriminatie
van studenten met een functiebeperking bij onderwijsinstellingen en werkgevers. Verspreid
relevante informatie en tools en faciliteer (het gebruik van) relevant professionaliseringsaanbod.
2. Stimuleer werkgevers objectief en inclusief te werven (geef daarbij zelf ook het goede
voorbeeld). Informeer werkgevers over (financiële) ondersteuningsmogelijkheden voor
het begeleiden van studenten met een functiebeperking, wat inclusief werven kan stimuleren.
3. Stimuleer werkgevers om antidiscriminatiebeleid op te zetten. Vraag actief naar hun
antidiscriminatiebeleid en bespreek in hoeverre er aandacht is voor antidiscriminatie
van studenten met een functiebeperking.
4. Informeer werkgevers over de (financiële) ondersteuningsmogelijkheden vanuit de overheid
voor het begeleiden van studenten met een functiebeperking en versimpel het aanvragen
van deze voorzieningen.
5. Stimuleer het melden van discriminatie-ervaringen, verspreid goede voorbeelden op
het gebied van routekaarten, kaders en meldingssystemen.
Beleidsreactie
Dit onderzoek laat wederom zien dat stagediscriminatie een groot probleem is. Het
is onacceptabel dat 15% van de mbo-studenten, 5% van de hbo-studenten en 6% van de
wo-studenten met een functiebeperking aangeven stagediscriminatie te ervaren. Dat
moet echt veranderen. Het is niet uit te leggen dat een functiebeperking «een legitieme
reden» zou zijn om iemand niet aan te nemen voor een stage.
Het onderzoek toont aan dat we met onverminderde energie door moeten gaan met het
aanpakken van stagediscriminatie. In de aanpak stagediscriminatie, zoals overeengekomen
in het Stagepact MBO29 en in het Manifest en het Werkprogramma in het hbo en wo30 zet ik me daarvoor in samen met een brede coalitie aan partijen in en rondom het
onderwijs. Deze aanpak is voor stagediscriminatie op basis van alle gronden, dus ook
voor studenten met een functiebeperking. De aanbevelingen van de onderzoekers sluiten
aan bij de aanpak stagediscriminatie. Onderdeel van de aanpak in het mbo, hbo en wo
is bijvoorbeeld het inrichten van laagdrempelige meldpunten stagediscriminatie op
de onderwijsinstellingen, het verder professionaliseren van stagebegeleiders en docenten
op het gebied van stagediscriminatie, het stimuleren van objectief werven en selecteren
bij werkgevers en het informeren en stimuleren van werkgevers om een inclusieve organisatie
te zijn voor stagiairs en om stagediscriminatie te voorkomen.
In het hbo en wo heeft ECHO in de uitvoering van het Werkprogramma tegengaan stagediscriminatie
expliciet aandacht voor studenten met een functiebeperking en wordt ingegaan op hoe
het onderwijs en stageorganisaties er beter voor kunnen zorgen dat deze studenten
net zoveel kansen hebben op toegang tot en het goed kunnen uitvoeren van een stage
als andere studenten. In het mbo werk ik, aanvullend op de aanpak stagediscriminatie,
samen met een groot aantal partners in het kader van de Verbeteragenda passend onderwijs
mbo aan het verbeteren van de begeleiding van studenten met een extra ondersteuningsbehoefte
bij de stage en de eerste stappen naar de arbeidsmarkt. In reactie op de behoefte
aan meer kennis en expertise van het begeleiden van jongeren met een extra ondersteuningsbehoefte
bij de BPV wordt een opleiding «Begeleiding bij de BPV en de eerste stappen naar de
arbeidsmarkt» ontwikkeld voor onderwijsprofessionals in het mbo.31
De aanbevelingen in het rapport zijn verder geoperationaliseerd in een handreiking
voor onderwijsinstellingen en stagebedrijven. Deze handreiking zal ik actief onder
de aandacht brengen bij de partners van de aanpak stagediscriminatie en hun achterban
in het mbo, hbo en wo. Met hen zal ik ook de uitkomsten en aanbevelingen uit dit onderzoek
bespreken en waar nodig acties aanscherpen om stagediscriminatie van studenten met
een functiebeperking tegen te gaan.
Ten slotte
Iedere student verdient een leerzame, veilige en goede stage, met uitstekende randvoorwaarden.
Die eerste kennismaking van de student met de arbeidsmarkt moet een positieve zijn.
Dat gun ik iedere student. Daarom heb ik vanaf het begin van mijn ministerschap mij
ingezet voor het verbeteren van de stages. Met het vaststellen van het Stagepact MBO
en Manifest in het hbo en wo liggen er hele concrete afspraken om stages beter te
maken. Samen met alle betrokken partijen zetten we in op betere begeleiding, terugdringen
van stagetekorten, het bieden van een passende stagevergoeding en het tegengaan van
stagediscriminatie. En dat kan alleen met al die partijen samen. Het zijn namelijk
al die onderwijsinstellingen en leerbedrijven die het verschil in de praktijk moeten
maken. Ik zie dat alle betrokken partijen zich hiervoor inzetten. De in deze brief
getoonde onderzoeken tonen echter ook aan dat we er nog lang niet zijn. Gezien de
complexiteit van de opgave was dat te verwachten, maar vraagt des te meer dat we hier
met elkaar en met volle energie mee door gaan.
We blijven het effect van onze inzet monitoren en de aanpak bijsturen waar nodig.
Zo heeft uw Kamer mij via de motie van de leden Stultiens en Ergin32 verzocht om de invoering van een minimale stagevergoeding te onderzoeken. Mijn streven
is om dit onderzoek eind 2024 aan uw Kamer aan te bieden. Tevens zal ik de Kamer dan
informeren over de motie Ergin c.s.33, die verzoekt om elementen van het Stagepact MBO ook voor het hbo en wo toe te passen.
Voor de zomer ontvangt uw Kamer ook een separate beleidsreactie op het rapport «een
klemmend beroep» van de Onderwijsraad34. Daarnaast zal ik uw Kamer jaarlijks informeren over de vorderingen van het Stagepact
MBO. De eerste rapportage ontvangt uw Kamer voor de zomer en bovenstaande onderzoeken
geven waardevolle inzichten voor de monitoring.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap