Brief regering : Aanvullende kabinetsinzet lachgasproblematiek in de afvalketen en terugkoppeling gesprekken met de afvalsector
30 872 Landelijk afvalbeheerplan
Nr. 297
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 april 2024
In de afgelopen periode zijn er meerdere berichten in de media verschenen over de
problemen die gemeenten, inzamelaars en afvalverbrandingsinstallaties ervaren met
ontploffende lachgascilinders. Ook uw Kamer heeft hier meermaals aandacht voor gevraagd
door middel van Kamervragen en vragen tijdens commissiedebatten. In het commissiedebat
Circulaire Economie van 15 februari jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 1373) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de uitkomsten van de gesprekken met
de afvalsector inzake de lachgasproblematiek (TZ202403–030). Met deze brief geef ik
invulling aan deze toezegging. Ik stuur u deze brief mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Justitie en Veiligheid.
Allereerst wil ik vooropstellen dat de situatie waar de medewerkers in de afvalketen
mee worden geconfronteerd mij oprecht aan het hart gaat. Ik zet mij samen met mijn
collega’s in om maatregelen te nemen die de veiligheid van de medewerkers in de afvalsector
vergroot en de problematiek zo veel mogelijk mitigeert. Ik heb u eerder geïnformeerd
over de genomen maatregelen1. Daarin werd aangegeven dat het kabinet de mogelijkheden van een financiële tegemoetkoming
zou verkennen. Hieronder koppel ik hierover terug en geef ik een overzicht van de
aanvullende acties die het kabinet onderneemt om dit probleem het hoofd te bieden.
Financiële tegemoetkoming
De afvalsector wordt geconfronteerd met schade en daaruit voorvloeiende kosten als
gevolg van ontploffingen van lachgascilinders en ander gevaarlijk afval, hetgeen ik
zeer betreur. Zoals in eerdere communicatie toegelicht2 is de ontstane schade niet het gevolg van het invoeren van het lachgasverbod, maar
van individuen die handelen in strijd met de wet- en regelgeving. Het ligt volgens
het kabinet daarom niet in de rede dat de schade vanuit het Rijk wordt vergoed.
Tegelijkertijd erkent het kabinet de ernst van de problematiek en heeft daarom aan
zowel de afvalsector als uw Kamer aangegeven bereid te zijn te verkennen of een financiële
tegemoetkoming mogelijk is voor het treffen van verschillende maatregelen die bijdragen
aan het mitigeren van de risico’s in de afvalbranche. Hierbij is de sector gewezen
op de onzekerheid van de kans van slagen, zowel vanuit financieel als juridisch oogpunt.
Helaas is inmiddels gebleken dat een financiële tegemoetkoming vanuit het Rijk niet
haalbaar is. Hierover is de afvalbranche op 14 maart jl. geïnformeerd. Het Rijk ziet
echter wel beperkte financiële ruimte (€ 450.000) om het uitvoeren van een pilot te
financieren omtrent het detecteren van lachgascilinders in (veilig inzamelen) en het
veilig verwijderen van lachgascilinders uit het (rest)afval, om zo waardevolle inzichten
op te doen wat de meest geschikte techniek is. Met deze pilot hoopt het kabinet gemeenten,
inzamelaars en afvalverwerkers verder te helpen met het ontwikkelen van beleid voor
veilig en doelmatig afvalbeheer in de gehele keten. Daarnaast kan ook kennis worden
vergaard over waar deze problematiek zich op buurtniveau afspeelt, hetgeen nuttig
is bij de handhaving. Het kabinet wil deze pilot in nauwe samenwerking met gemeenten,
inzamelaars en afvalverwerkers en eventuele andere relevante partijen opzetten.
Statiegeld of inleverpremie
Vanuit de sector en ook uw Kamer wordt opgeroepen tot het invoeren van een statiegeldsysteem
voor lachgascilinders voor recreatief gebruik of een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
(UPV) om de kosten voor mitigerende maatregelen te verhalen op producenten. Met UPV
worden producenten en importeurs verantwoordelijk voor (de kosten van) de inzameling
en verwerking van het afval van de producten die zij op de markt brengen. Het invoeren
van een UPV of een statiegeldsysteem is in het geval van lachgascilinders voor recreatief
gebruik, echter niet mogelijk.
Onder de Opiumwet is het verboden om lachgas voor recreatief gebruik binnen of buiten
het grondgebied van Nederland te brengen, te produceren, te verkopen en te bezitten.
Op illegale producten kan geen statiegeld worden geheven, deze producten worden immers
niet via legale verkoopkanalen aan een gebruiker verkocht. Nederlandse producenten
en importeurs van lachgas voor recreatief gebruik bevinden zich in het criminele circuit
en buiten de radar van de Nederlandse overheid. Zodra deze illegale producenten en
importeurs in beeld komen, is beëindiging van de activiteit en een strafrechtelijke
vervolging de aangewezen route. Er zijn in Nederland dus geen legale producenten en
importeurs van lachgas voor recreatief gebruik waar eisen ten aanzien van een UPV
of statiegeldsysteem aan kunnen worden gesteld. De producent van wegwerpcilinders
bevindt zich veelal buiten Europa en lachgas voor recreatief gebruik wordt geïmporteerd
door partijen in Europese landen die geen verbod kennen. Deze partijen bevinden zich
buiten de reikwijdte van de bevoegdheden van de Nederlandse overheid.
Krachtens de Wet milieubeheer (artikel 10.21) hebben gemeenten de zorgplicht voor
het inzamelen van huishoudelijk afval. Gemeenten mogen vrij invulling geven aan deze
zorgplicht, zolang dit conform de wettelijke kaders gebeurt. Onderdeel van deze zorgplicht
is de vrije keuze van het wel of niet invoeren van een inleverpremie voor lachgascilinders
of andere soorten afval. Het verschil met een statiegeldsysteem is dat het bij een
inleverpremie geen restitutie van eerder betaald geld betreft, maar een stimulans
om in te leveren. Op dit moment wordt vanuit de rijksoverheid een inleverpremie afgeraden
omdat dit lachgasgebruik normaliseert en indirect faciliteert. Daarnaast kan dit vanwege
de financiële vergoeding inzameling, bijvoorbeeld door minderjarigen, van gevaarlijk
afval stimuleren.
Ik erken echter de urgentie van de problematiek, die voornamelijk in Randstedelijke
gemeenten als ernstig wordt ervaren. Daarom wil ik samen met de afvalsector voornoemde
pilot gaan uitvoeren om met innovatieve technieken lachgascilinders te kunnen detecteren
en veilig te verwijderen uit het afval. Het kabinet ziet de noodzaak om in afwachting
van de resultaten van de pilot ook andere maatregelen te treffen. Met name het risico
dat werknemers van de afvalinzameling- en verwerking nog steeds lopen – ondanks de
door het kabinet en de sector genomen maatregelen van het afgelopen jaar – maakt dat
het kabinet begrip heeft voor gemeenten die tijdelijk, voor de duur van de pilot,
overgaan tot het invoeren van een inleverpremie voor lachgascilinders. Een inleverpremie
heeft in de afgelopen maanden uitgewezen een effectief middel te kunnen zijn om inwoners
te motiveren hun lachgascilinders in te leveren bij de milieustraat. Hierbij wil ik
benadrukken dat het principiële standpunt van het kabinet over een inleverpremie niet
is veranderd. Het betreft slechts een tijdelijke oplossing gedurende een korte periode
om het risico voor de werknemers van afvalbedrijven te mitigeren totdat er een duurzame
oplossing is gevonden. Ik vertrouw erop dat gemeenten een weloverwogen keuze zullen
maken op basis van de lokale context en zelf in de financiering van deze maatregel
zullen voorzien. Gemeenten hebben immers beter zicht op lachgasgebruik in hun gebied,
maar ook op de situatie bij hun afvalverwerker. Voor de duidelijkheid benadruk ik
dat van gedogen geen sprake is en dat er hard blijft worden opgetreden tegen het invoeren,
produceren, verkopen en bezitten van lachgas voor recreatief gebruik.
Communicatie
In samenwerking met het Trimbos-instituut is de communicatiehandreiking voor gemeenten
over het onderwerp lachgas aangepast om ook de problematiek in de afvalsector te adresseren.
Aanvullend wordt de doelgroep via de kanalen van het Trimbos-instituut gericht geïnformeerd
over het op een juiste manier inleveren van lachgascilinders, waaronder de inzet van
social media. Ook is er communicatiemateriaal ontwikkeld voor jongerenwerkers en veldwerkers
die direct in contact staan met de doelgroep en hen kunnen informeren over zowel de
gevaren van lachgasgebruik (preventiebeleid), als de gevaren van het zich onjuist
ontdoen van lachgascilinders.
Vanuit meerdere organisaties wordt gevraagd om een brede publiekscampagne rond het
inleveren van lachgascilinders. Hoewel een brede publiekscampagne wellicht daadkrachtig
overkomt, is het in deze situatie niet een doelmatige maatregel. Een grootschalige
campagne gericht op het brede publiek bereikt voornamelijk mensen die momenteel geen
lachgas gebruiken. Hierdoor kan het beeld ontstaan dat lachgasgebruik in de maatschappij
veel vaker voorkomt dan eigenlijk het geval is. Dit kan bij bepaalde doelgroepen de
interesse tot lachgasgebruik aanwakkeren en leiden tot normalisering van drugsgebruik
in den brede. Het kabinet wil voorkomen dat met verkeerde communicatie de dalende
trend in lachgasgebruik stagneert of mogelijk zelfs wordt gekeerd. Anderzijds kan
een brede publiekscampagne bij andere mensen het negatieve beeld van drugsgebruikers
versterken en leiden tot stigmatisering. Stigmatisering bemoeilijkt de route naar
hulp of zorg van mensen die dat nodig hebben. Overigens blijkt uit monitoring dat
het aantal gebruikers van lachgas flink is gedaald. Onder uitgaande jongeren daalde
het gebruik van 35,2% in 2020 naar 15% in 2023. Ook geeft de helft van deze jongeren
die nog lachgas gebruiken aan dat het moeilijker is om aan lachgas te komen. Hopelijk
zet deze neerwaartse trend zich voort en vertaalt de afname in gebruik zich in een
afname van de problematiek voor de afvalsector.
Het kabinet zet in op bovengenoemde acties omdat het is doordrongen van de maatschappelijke
zorgen over de veiligheid van de medewerkers in de afvalsector. In samenwerking met
relevante partijen blijft het kabinet doorwerken aan maatregelen die de vraag naar
lachgas verminderen (preventie), het aanbod van lachgas reduceren (handhaving) en
het op een juiste manier ontdoen van de cilinders vergroten (doelmatig afvalbeheer).
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat