Brief regering : Uitvoering van de motie van de leden Hertzberger en Meulenkamp over zich ervoor inzetten dat uitgangsmateriaal of eigenschappen in de NGT niet patentbaar zijn (Kamerstuk 36410-XIV-81) en van de motie van het lid Tjeerd de Groot over het beperken van de reikwijdte van het octrooirecht voor producten verkregen met nieuwe genomische technieken (Kamerstuk 36410-XIV-85)
27 428 Beleidsnota Biotechnologie
Nr. 402 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 april 2024
Met deze brief reageren wij op de aangenomen motie1 van de leden Hertzberger en Meulenkamp en de aangenomen motie2 van het lid Tjeerd de Groot. Deze moties hebben betrekking op het voorstel voor het
gebruik van Nieuwe Genomische Technieken (NGTs) in de plantenveredeling, waarvoor
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hoofdverantwoordelijk is, en
kwesties met betrekking tot intellectueel eigendom, waarvoor de Minister van Economische
Zaken en Klimaat verantwoordelijk is.
De motie van de leden Hertzberger en Meulenkamp verzoekt de regering het volgende:
«verzoekt de regering zich zo in te zetten dat de positie van de Europese Raad, met
betrekking tot de verordening NGT, het ENVI-compromis steunt, zodat uitgangsmateriaal
of eigenschappen hierin niet patenteerbaar zijn, ook niet wanneer zij met genetische
technologie tot stand zijn gebracht;»
en
«verzoekt de regering zich ervoor in te zetten dat de Europese patentenorganisatie,
conform de positie van de Europese Raad, de nieuwe verordening dusdanig interpreteert
dat er noch op conventioneel, noch op met door genetische technologie geïntroduceerde
eigenschappen patenten kunnen worden verleend,»
De motie van lid Tjeerd de Groot verzoekt de regering het volgende:
«verzoekt de regering zich in de Europese Raad actief in te zetten om de reikwijdte
van het octrooirecht te beperken voor producten verkregen met nieuwe genomische technieken
door deze producten uit te sluiten van octrooieerbaarheid of de werking van octrooirechten
van plantaardig materiaal te beperken,»
Beide moties zijn door uw Kamer met grote meerderheid aangenomen en het is daarmee
een duidelijk signaal dat uw Kamer actie vraagt van ons op dit onderwerp. Zowel de
leden Hertzberger en Meulenkamp als het lid Tjeerd de Groot hebben het kabinet gevraagd
om een reactie op hoe deze moties zullen worden uitgevoerd. Omdat beide moties een
gelijke strekking hebben, worden beide moties in deze brief geadresseerd.
De moties vragen actie van het kabinet op twee niveaus, namelijk binnen de onderhandelingen
van het NGT-voorstel en op het niveau van het octrooirecht en het Europees Octrooibureau
(EOB). In het vervolg van deze brief zetten wij uiteen wat de inzet van het kabinet
zal zijn op deze niveaus.
Uitvoering moties binnen het kader van het NGT-voorstel
Door het Europees Parlement is een amendement met betrekking tot het NGT-voorstel
aangenomen dat ertoe strekt dat NGT planten, plantmateriaal, delen hiervan, genetische
informatie en processen die ze bevatten, niet octrooieerbaar zijn. Dit amendement
stemt overeen met een compromis dat door de milieucommissie van het Europees Parlement
op 24 januari 2024 is aangenomen («het ENVI-compromis»). Dit amendement sluit ook
aan bij motie van het lid Tjeerd de Groot, die vraagt om het beperken van het octrooirecht,
waardoor octrooien op NGT-planten en -producten niet kunnen worden verleend.
In de motie Hertzberger/Meulenkamp wordt de regering gevraagd om dit deel van het
ENVI-compromis te steunen.
Wij zullen dit gedeelte van beide moties uitvoeren door de inhoud daarvan te betrekken
bij onze inzet bij de onderhandelingen in de Raad over dit onderwerp. Wij kunnen echter
niet garanderen dat de uitkomst van dat proces exact de tekst van het ENVI-compromis
zal zijn. Tijdens het onderhandelingsproces moet er rekening worden gehouden met de
belangen van 26 andere lidstaten, waardoor het onwaarschijnlijk is dat exact dezelfde
tekst als het ENVI-compromis uit de onderhandelingen zal komen. Ook willen wij ruimte
laten voor alternatieve creatieve oplossingen binnen het raadscompromis waarmee evenzeer
kan worden bereikt dat octrooirechten geen blokkade zijn voor toegang tot genetische
eigenschappen en technieken voor veredelaars.
Uitvoering moties in het kader van het octrooirecht en het EOB
Ten eerste is het goed om uw Kamer te informeren over een studie die de Europese Commissie
heeft aangekondigd over de rol van intellectueel eigendom in de plantveredeling. Deze
studie staat los van het NGT-voorstel en richt zich op de gehele plantveredeling,
dus ook bijvoorbeeld conventionele en biologische veredeling. Planten die via deze
veredeling zijn verkregen zijn onder bepaalde voorwaarden namelijk ook octrooieerbaar.
Deze studie is onderdeel van een bredere marktanalyse, waarbij de Europese Commissie
zal onderzoeken welke impact het octrooieren van planten en gerelateerde licentie-
en transparantiepraktijken kunnen hebben op de innovatie binnen de plantveredeling.
Deze studie zal ook de impact van octrooien beoordelen op de toegang van kwekers tot
genetisch materiaal en technieken, op de beschikbaarheid van zaden voor boeren en
op het algemene concurrentievermogen van de biotechnologiesector in de EU. De planning
van de Europese Commissie is dat deze brede studie naar intellectueel eigendom in
2026 zal worden opgeleverd. Het kabinet zal, in overeenstemming met het BNC-fiche3, bij de Commissie blijven aandringen op een versnelling van de studie, gezien de
zorgen die in uw Kamer en elders in de samenleving over dit onderwerp bestaan.
Voor zover in de motie van het lid Tjeerd de Groot de regering wordt verzocht de werking
van octrooirechten in plantaardig materiaal te beperken, merken wij op dat daaraan
thans reeds uitvoering wordt gegeven doordat sinds 1 juli 2017 Europese octrooien
door het EOB niet meer worden verleend voor uitsluitend door een wezenlijk biologische
werkwijze verkregen planten of dieren4. In het toelatingsproces is daarbij de eis ingebouwd dat wanneer een technisch kenmerk
van een geclaimde plant zowel het resultaat kan zijn van een technische interventie
als van traditionele veredeling, het octrooi enkel van toepassing is op een plant
die middels het beschermde technische proces is verkregen, en zich niet uitstrekt
tot eenzelfde plant die middels traditionele veredeling is verkregen. Hierbij vereist
het EOB een zogenaamde disclaimer. Indien een technisch kenmerk van een geclaimde
plant het resultaat zou kunnen zijn van zowel een technische ingreep als een essentieel
biologisch proces, is uitsluiting door middel van een disclaimer nodig om het geclaimde
onderwerp te beperken tot het technisch geproduceerde product. Het EOB ziet hier streng
op toe.
In het tweede deel van de door de leden Hertzberger en Meulenkamp ingediende motie
wordt de regering verzocht zich ervoor in te zetten dat het EOB de nieuwe verordening
dusdanig interpreteert dat er «noch op conventioneel, noch op met door genetische
technologie geïntroduceerde eigenschappen patenten kunnen worden verleend».
De regering merkt hierover op dat het EOB gehouden is het Europees octrooiverdrag
uit te voeren en niet de Verordening NGT. Wij begrijpen dit onderdeel van de motie
aldus dat wordt bedoeld te bevorderen dat het Europees Octrooiverdrag wordt geïnterpreteerd
in de door de indieners bedoelde zin. De Minister van Economisch Zaken en Klimaat
zal hierover in contact treden met het Europees Octrooibureua en uw Kamer hierover
nader berichten.
Tot slot
Wij hopen uw Kamer met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd over de uitvoering
van beide moties. Wij zullen uw Kamer zo goed mogelijk geïnformeerd houden over de
voortgang van deze uitvoering en de voortgang binnen het NGT-dossier.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit