Brief regering : Eerste reactie op het adviesrapport Toegang tot Cultuur
32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid
Nr. 522
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 april 2024
In de procedurevergadering van 8 februari 2024 heeft de vaste commissie voor OCW verzocht
om een kabinetsreactie op het advies van de Raad voor Cultuur. Daarbij verzocht de
commissie het kabinet om deze reactie voor het commissiedebat Cultuur en Media dat
op 11 april 2024 plaatsvindt naar de Kamer te sturen. Met deze brief kom ik met een
eerste reactie op het advies tegemoet aan dit verzoek.
De brief kent de volgende opbouw: als eerste wordt kort stilgestaan bij de aanleiding
voor het advies, vervolgens wordt aangegeven wat de kern van het advies is en wat
de inhoudelijke en financiële implicaties van het advies zijn. Ik eindig met een schets
van de vervolgstappen die nodig zijn om te komen tot een toekomstbestendig cultuurbestel.
Wat voorafging
In maart 2023 heeft mijn voorganger een adviesaanvraag ingediend bij de Raad voor
Cultuur. Zij vroeg de raad om tot een advies te komen over het cultuurbestel van de
toekomst met 2029 als stip op de horizon. In deze adviesaanvraag constateerde mijn
voorganger – in samenspraak met het culturele veld, onderzoekers en medeoverheden
– dat de manier waarop de overheid cultuur ondersteunt aan herziening toe is. De huidige
systematiek sluit niet meer goed aan op ontwikkelingen en wensen die spelen in de
sector, de samenleving en bij het publiek.
In de adviesaanvraag werd advies gevraagd op onder meer de volgende punten:
1. Vergroten publieksbereik en cultuurdeelname met aandacht voor toekomstige generaties,
veranderende smaakvoorkeuren en bevolkingssamenstelling;
2. Het bereiken van een opener cultuurbestel voor gevestigde en minder gevestigde kunstdisciplines
met aandacht voor aansluiting tussen amateur en professional, vervagende organisatiegrenzen
en samenhang met maatschappelijke opgaven.
3. Meer samenhang en aansluiting tussen overheden (Rijk, provincies, gemeenten), rijkscultuurfondsen,
andere financiers en het veld, zodat de verschillende taken en verantwoordelijkheden
elkaar versterken.
De Raad voor Cultuur is met deze adviesaanvraag aan de slag gegaan en presenteerde
op 26 januari 2024 zijn advies Toegang tot Cultuur. Dit advies is de uitkomst van een intensief traject dat de raad heeft doorlopen
in nauwe samenwerking met het culturele veld. Voor het opstellen van het advies is
hij te rade gegaan bij een grote groep mensen uit het culturele veld. Ik wil de raad
en alle betrokkenen zeer bedanken voor alle inspanningen en de inzichten die het rapport
heeft opgeleverd.
Wat zegt de Raad voor Cultuur?
Het advies valt uiteen in twee delen: een analyse van sterke en zwakke punten van
het huidige bestel voor cultuurfinanciering en voorstellen tot verbetering met behoud
van de sterke punten.
De sterke punten die de raad in het rapport noemt, zijn onder andere de focus op artistieke
kwaliteit en de aandacht voor de gehele keten van de disciplines die nu in de bis
opgenomen zijn. De raad refereert hierbij aan de samenwerking tussen instellingen
en het werken vanuit specifieke kennis. De zwakke punten die worden genoemd zijn onder
meer de grote verschillen tussen regio’s, het onvoldoende open zijn voor nieuwe kunstvormen
en samenwerkingen en onvoldoende scherpte in de verdeling van taken en verantwoordelijkheden
tussen de verschillende overheden.
De raad doet in het rapport voorstellen op het gebied van de inrichting van het bestel,
de bijbehorende financieringsvormen en procedures en doet suggesties voor hoe er naar
kwaliteit van kunst gekeken zou moeten worden. Hij stelt dat er opnieuw moet worden
nagedacht over wat kunst eigenlijk is, omdat er veel verschillende en deels ook nieuwe
disciplines en vormen zijn. Ook zou er hierbij meer vanuit verschillende perspectieven
(bijvoorbeeld maatschappelijk) naar kwaliteit van kunst gekeken moeten worden. Hij
stelt een zogenaamd «prototype» voor het nieuwe bestel voor, waarvan een Kaderwet
Cultuur een belangrijk element is. In deze wet moeten de verantwoordelijkheden en
taken van Rijk en medeoverheden vastgelegd worden, zodat de zorg(plicht) voor cultuur
wettelijk verankerd wordt. Daarnaast stelt de raad voor de zes huidige rijkscultuurfondsen
samen te voegen tot één rijkscultuurfonds met een landelijke afdeling, twaalf provinciale
afdelingen en een afdeling voor Caribisch Nederland. Tot slot stelt hij voor om makers
en instellingen vanuit de gedachte van verschillende functies in de cultuurketen (productie,
distributie, presentatie en consumptie) te financieren.
De raad stelt dat om de voorgestelde verbeteringen in het bestel te realiseren en
de sterke punten van het huidige bestel te behouden een investering nodig is van structureel
€ 200 mln. De transitiekosten om naar dit nieuwe bestel te kunnen bewegen, zijn in
dit bedrag niet meegenomen. Ook het voorstel van het wettelijk verankeren van een
zorgplicht brengt kosten met zich mee die bovenop deze € 200 mln. komen.
Wat betekent dit advies?
De analyse die de raad van het huidige cultuurbestel maakt, is op veel punten goed
te volgen. De analyse schetst op hoofdlijnen een herkenbaar beeld van de zwakke en
sterke punten in het bestel. Deze analyse biedt hiermee belangrijke inzichten in opmaat
naar een beter en mogelijk vernieuwd cultuurbestel vanaf 2029.
Kijkend naar dit advies, is het van belang om een aantal zaken voor het voetlicht
te brengen. Het is belangrijk om het advies te bezien in relatie tot de veranderende
behoeften in de samenleving. Dat gaat onder meer over de vraag waarom mensen aan cultuur
doen of juist niet en wat zij daarin belangrijk vinden. Deze verbinding is in het
advies minder zichtbaar aanwezig, maar is van groot belang. Daarnaast is het belangrijk
dat makers en instellingen kunnen werken met een passende financieringsmix en zo hun
ondernemerschap zo optimaal mogelijk kunnen vormgeven.
Het «prototype» dat de raad voorstelt is omvangrijk en ingrijpend. Hij gaat daarbij
in op de verantwoordelijkheden van Rijk en medeoverheden en de rol van één rijkscultuurfonds.
Voor mij staat voorop dat ik het doel van een mogelijke bestelherziening voor ogen
wil houden: toegang tot cultuur voor iedereen in Nederland. Een geheel nieuw cultuurbestel
kan daarvoor het middel zijn, maar is geen doel op zich. Het is van belang om over
de consequenties van het voorgestelde prototype goed na te denken. De voordelen van
het prototype dat de raad schetst zijn helder, maar de vraag is ook of en zo ja, welke
nadelen er zijn. Zo moeten winstpunten worden afgezet tegen wat mogelijk verloren
gaat. Ook is de vraag welke veranderingen mogelijk zijn zonder ingrijpende bestel-
en wetswijziging. Als het gaat om de samenwerking met de medeoverheden zie ik bijvoorbeeld
kansen in de gesprekken die worden gevoerd over de cultuurconvenanten.
Een belangrijk onderdeel van de huidige culturele basisinfrastructuur zijn de zes
rijkscultuurfondsen. De raad stelt voor om deze samen te voegen tot één rijkscultuurfonds.
Dit is een ingrijpende wijziging, en één van de voorbeelden waarvan ik een nadere
analyse van het advies noodzakelijk vind. In dat verband is ook het meest recente
visitatierapport (december 2023) over deze rijkscultuurfondsen relevant. Bij deze
brief ontvangt u dit rapport. Ik schets kort de context van dit rapport. Volgens de
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen dient de Minister iedere vijf jaar verslag uit
te brengen aan de Staten-Generaal over het functioneren van zelfstandige bestuursorganen.
In het bijzonder wordt hierbij gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van
dit functioneren. Dit geldt ook voor de zes rijkscultuurfondsen. Daarom worden ze
één keer per vier jaar gevisiteerd.
Uit het visitatierapport blijkt dat de fondsen wendbaar en weerbaar zijn en hun afzonderlijke
sectoren goed bedienen. Verder constateert de commissie dat de fondsen een onmisbare
schakel zijn en dat zij hun kracht voor een groot deel ontlenen aan deskundigheid
over en betrokkenheid bij de verschillende kunstdisciplines. Daarmee leveren zij een
positieve bijdrage aan de respectievelijke sectoren. Ik betrek de bevindingen uit
het visitatierapport bij de overwegingen rond een nieuw bestel.
Los van het inhoudelijke advies rond een nieuw stelsel adviseert de raad om € 100 mln.
te investeren in meer aandacht voor de regio en € 100 mln. in een breder palet aan
kunstvormen. In zijn advies refereert de raad ook naar zijn eerdere investeringsagenda
uit 2021 met dezelfde oproep. Op dit moment zijn er geen aanvullende middelen beschikbaar.
In dit kader is het goed om te memoreren dat het huidige kabinet in het regeerakkoord
€ 170 mln. structureel heeft toegevoegd aan de cultuurbegroting waarmee onder meer
is geïnvesteerd in het uitbreiden van het bibliotheekstelsel en het versterken van
de arbeidsmarktpositie van werkenden in de culturele en creatieve sector. De afweging
over eventuele extra middelen langs de lijnen zoals nu door de raad geadviseerd is
uiteraard aan een volgend kabinet.
Een belangrijk uitgangspunt is dat de culturele sector behoefte heeft aan een cultuurbestel
dat uitgaat van een balans tussen stabiliteit en dynamiek. De spelers in dit bestel
moeten daarbij uit kunnen gaan van een rijksoverheid die haar uitgangspunten en inzet
tijdig communiceert en afspraken nakomt. Tegelijkertijd moet dit bestel open en dynamisch
genoeg zijn om in te kunnen spelen op veranderingen, zoals eerder genoemde veranderingen
in demografie en smaakvoorkeuren. Vanuit die blik kijk ik naar het advies van de raad.
De samenwerking met medeoverheden en het functioneren van de rijkscultuurfondsen zijn
twee voorbeelden van onderwerpen waarvan een nadere analyse van het advies noodzakelijk is.
Wat zijn de eerste vervolgstappen?
Ik vind het belangrijk dat de implicaties van het advies grondig worden bestudeerd
en er verder wordt gekeken naar aspecten als doelmatigheid, wenselijkheid en haalbaarheid.
Dat begint met de vraag welke kant we op willen met het bestel en waarom, zonder daarbij
al alle (uitvoerings)vraagstukken te hebben uitgewerkt. Hierbij zal ook worden gekeken
naar alternatieven voor het voorstel van de raad en wat er in het huidige bestel mogelijk
is. Op deze manier wordt een zo volledig mogelijk beeld geschetst van de (on)mogelijkheden
ten aanzien van een mogelijke vernieuwing van het cultuurbestel per 2029. Bij deze
nadere analyse worden andere actoren in het bestel vanzelfsprekend betrokken.
Uiterlijk medio 2027 moet voor de spelers in het cultuurbestel helder zijn hoe het
bestel er per 2029 uitziet. Concreet betekent dit dat het juridisch kader dan bekend
moet zijn. Indien een wetswijziging aan de orde is, is 2024 al een belangrijk (keuze)jaar.
Het is – met inachtneming van de lopende formatie – van belang om met uw Kamer goed
te wegen welke stappen al gezet kunnen worden in aanloop naar de mogelijke bestelherziening.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
F.Q. Gräper-van Koolwijk
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.Q. Gräper-van Koolwijk, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap