Brief regering : Reactie op de verzoeken van de leden Crijns en Synhaeve, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 5 en 12 maart 2024, over gesloten jeugdzorg
31 839 Jeugdzorg
Nr. 995 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 maart 2024
Bij de regeling van werkzaamheden op 5 en 12 maart 2024 heeft uw Kamer gevraagd om
                  een brief voorafgaand aan een Kamerdebat over de gesloten jeugdhulp. Op 5 maart was
                  de aanleiding de toezichtsrapporten van de Inspectie Gezondheidszorg en jeugd (IGJ)
                  over de instellingen voor gesloten jeugdhulp. Op 12 maart heeft uw Kamer gevraagd
                  om een reactie op het rapport over de ZIKOS-afdelingen binnen de gesloten jeugdhulp
                  «Eenzaam gesloten» van Jason Bhugwandass, specifiek op de aanbevelingen, de rol van
                  de Inspectie en de vraag of de Inspectie voldoende capaciteit heeft om op meldingen
                  van misstanden te reageren.
               
Separaat ontvangt u de beantwoording van de Kamervragen van het lid Bruyning (NSC)
                  over het rapport «Eenzaam gesloten», alsmede het Verslag Schriftelijk Overleg n.a.v.
                  hetzelfde rapport. Bijgevoegd bij deze brief is ook het eindverslag van het project:
                  «Ik laat je niet alleen».
               
Om te beginnen is een woord van dank op zijn plaats voor de opsteller van het rapport,
                  Jason Bhugwandass. Ik prijs ook de moed van de jongeren die hun verhaal hebben laten
                  optekenen. Want dat moet niet gemakkelijk geweest zijn.
               
Deze jongeren waren op basis van een machtiging gesloten jeugdhulp op de ZIKOS-afdelingen
                  geplaatst met de mogelijkheid van vrijheidsbeperkende maatregelen. Dat rechtvaardigt
                  niet het excessief gebruik daarvan wat in hun verhalen te lezen is. Fysiek geweld,
                  extreem isolement, kleineren en vernederen horen niet thuis in een omgeving waar jongeren
                  verblijven om de voor hen noodzakelijke jeugdhulp te krijgen. Dat keur ik ten stelligste
                  af. Vrijheidsbeperking mag alleen als er geen minder zware alternatieven zijn, het
                  proportioneel is en naar verwachting effectief. De getuigenissen van deze jongeren
                  staan in schril contrast daarmee. Eenzaam gesloten, terwijl zij nabijheid en een veilige
                  plek nodig hadden voor passende zorg en onderwijs. Dat was niet hun ervaring en dat
                  is onaanvaardbaar.
               
De constateringen zijn hard aangekomen bij de mensen die zich dagelijks met hart en
                  ziel inzetten voor de jongeren in de gesloten jeugdhulp. Als samenleving doen we een
                  beroep op hen als het elders in de (gesloten) jeugdhulp of (de high intensive care
                  van) de jeugd-ggz niet meer gaat. Dat is geen vrijbrief voor excessen die staan opgetekend
                  in «Eenzaam gesloten», maar ik weet dat deze medewerkers voor dilemma’s staan. Want
                  voor hun veiligheid en bescherming kan het voor jongeren noodzakelijk zijn dat er
                  tegen hun wil vrijheidsbeperkende maatregelen genomen worden. Het uitgangspunt daarbij
                  moet altijd zijn het nee, tenzij beginsel: er zijn geen minder bezwarende maatregelen,
                  de maatregel is proportioneel en naar verwachting effectief. Het moge duidelijk zijn
                  dat dat in het verleden niet altijd gebeurd is. Positief is wel dat de IGJ constateert
                  dat het instellingen voor gesloten jeugdhulp steeds beter lukt minder vrijheidsbeperkende
                  maatregelen in te zetten. Ook zien de IGJ een groeiende bewustwording bij medewerkers
                  over de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen. Bijgevoegd bij deze brief treft
                  u het eindverslag van «Ik laat je niet alleen». Daaruit blijkt dat bij veel instellingen
                  het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen blijft dalen, maar niet bij iedereen.
                  Dat laatste moet veranderen.
               
De getuigenissen uit «Eenzaam gesloten» zijn een aanscherping van de constatering
                  van de IGJ dat jongeren in de gesloten jeugdhulp onvoldoende passende hulp aangeboden
                  krijgen. Het ontbreekt aan een combinatie van passende hulp en onderwijs of dagbesteding.
                  Goede vervolghulp laat op zich wachten. De transformatie van de gesloten jeugdhulp
                  wordt alleen maar urgenter.
               
De doelstellingen van de transformatie van de gesloten jeugdhulp zijn dat de instellingen
                  in 2025 kleinschalig werken en dat we in 2030 zo dichtbij mogelijk nul gesloten plaatsingen
                  zijn. Langs beide sporen boeken we resultaten: het aantal plaatsen bij grootschalige
                  georganiseerde instellingen neemt af, er komen meer kleinschalige alternatieven en
                  de meeste instellingen zetten minder vrijheidsbeperkende maatregelen in.
               
Het heeft nu de prioriteit om te zorgen voor een passend alternatief voor jongeren
                  die anders op een van deze ZIKOS-locaties geplaatst zouden worden. Daar werkt
               
Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) nu hard aan. OZJ beziet of (tijdelijk)
                  overbruggingszorg georganiseerd moet worden, of dat een jongere kan blijven op de
                  huidige plek met de toevoeging van extra behandeling, begeleiding of kennis. Op deze
                  wijze is een jongere thuis gaan wonen met 24/7 begeleiding en een andere jongere is
                  geplaatst bij verslavingskliniek Yes we can. Maar om structureel te komen tot goede
                  en veilige alternatieven (kleinschalige voorzieningen met behandeling of ambulante
                  intensieve behandeltrajecten) moeten we met alle partijen een extra stap bijzetten
                  en de krachten bundelen. Hierbij is het noodzakelijk dat ook aanbieders van jeugd-ggz
                  en lvb-zorg hun verantwoordelijkheid nemen.
               
De komende maanden beziet de VNG mede op basis van het eindrapport van de IGJ of het
                  verantwoord is de ZIKOS-plaatsen definitief te sluiten.
               
Onverminderd blijft het perspectief dat we stoppen met de huidige gesloten jeugdhulp.
                  Het moet andere zorg worden: liefdevolle zorg en nabijheid, kleinschalig georganiseerd
                  en met passende hulp en onderwijs en/of dagbesteding.
               
Ik herhaal dat de constateringen van de IGJ en de getuigenissen uit «Eenzaam gesloten»
                  voor ons allemaal een aansporing moeten zijn. Acties zijn geboden:
               
• Er komt een aanspreekpunt waar jongeren die op een ZIKOS-afdeling hebben verbleven
                        en hun naasten terecht kunnen.
                     
• Versterking landelijke regie: er komt een ondersteuningsprogramma voor coördinerende
                        gemeenten en aanbieders. Dat moet eraan bijdragen dat stagnerende besluitvorming over
                        de toekomst van accommodaties vlot getrokken wordt.
                     
• Besluitvorming over welke locaties wanneer gesloten worden. Voorrang heeft wat mij
                        betreft dat voormalige gevangenisgebouwen afgestoten worden, zeker wanneer het daar
                        nog onvoldoende gelukt is vrijheidsbeperkende maatregelen terug te dringen.
                     
• Er komt een regeling frictiekosten met een budget van € 180 mln. voor de periode 2024–2028
                        voor de af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp met waar dat mogelijk is ruimte voor
                        de opbouw van alternatieven.
                     
• Ik overweeg of het noodzakelijk is de Jeugdwet aan te passen om zo dichtbij mogelijk
                        nul gesloten plaatsingen te komen. De uitkomst van die overweging neem ik op in het
                        voor deze zomer toegezegde beleidsstandpunt op het advies van de RSJ over vrijheidsbeperkende
                        maatregelen in de open residentiële jeugdhulp.
                     
Over deze acties wil ik voor deze zomer bestuurlijke afspraken maken met gemeenten,
                  aanbieders (waaronder ook de ggz) en verwijzers. Daarbij dienen jongeren en beroepsbeoefenaren
                  betrokken te worden. Ik heb de bestuurlijk aanjager gevraagd die voor te bereiden.
               
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport