Brief regering : Wijziging van de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht; Brussel, 26 juni 2023
36 523 (R2191) Wijziging van de Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht; Brussel, 26 juni 2023 (Trb. 2023,114)
A/ Nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op
26 maart 2024.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt
onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden
van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde
Ministers van Curaçao of Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op 25 april
2024.
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 maart 2024
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, en artikel 5, eerste
en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van
State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring
over te leggen de op 26 juni 2023 te Brussel, tot stand gekomen Wijziging van de Overeenkomst
betreffende een eengemaakt octrooigerecht (Trb. 2023, 114).
Een toelichtende nota bij de wijziging treft u eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt voor het Europese als het Caribische deel van Nederland, alsmede
Curaçao en Sint Maarten gevraagd.
Aan de Gouverneurs van Curaçao en van Sint Maarten is verzocht hogergenoemde stukken
op 26 maart 2024 over te leggen aan de Staten van Curaçao en van Sint Maarten.
De Gevolmachtigde Ministers van Curaçao en van Sint Maarten zijn van deze overlegging
in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
TOELICHTENDE NOTA
Inleiding
Op 19 februari 2013 is te Brussel tot stand gekomen de Overeenkomst betreffende een
eengemaakt octrooigerecht (Trb. 2013, 92 en 2016, 1) (hierna: Rechtspraakverdrag). Het Rechtspraakverdrag is op 14 september 2016
goedgekeurd voor het Europese deel van Nederland. In 2019 volgde goedkeuring voor
Curaçao en Sint Maarten en voor het Caribische deel van Nederland (Bonaire, Sint Eustatius
en Saba). Het Rechtspraakverdrag is in werking getreden voor al deze Koninkrijksdelen
op 1 juni 2023. Voor de toelichting op het Rechtspraakverdrag zie ook de memorie van
toelichting die ten behoeve van de parlementaire goedkeuring is opgesteld (Kamerstuk
34 411, nr. 3).
Op 26 juni 2023 is het Besluit van het Administratief Comité van het Eengemaakt octrooigerecht
(EOG) ingevolge artikel 87, tweede lid van het Rechtspraakverdrag tot stand gekomen
(hierna: Besluit).1 Het Besluit voorziet in artikel 1 in een wijziging van artikel 7, tweede lid van
het Rechtspraakverdrag. Voor deze wijziging is parlementaire goedkeuring vereist.
Het Besluit voorziet eveneens in artikel 1 in de wijziging van Bijlage II, maar blijkend
uit de memorie van toelichting bij het Rechtspraakverdrag (Kamerstukken II 2015/16,
34 411, nr. 3, p. 22) en ingevolge artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking
verdragen, behoeft een wijziging van de bijlagen van dit verdrag geen parlementaire
goedkeuring, nu deze een integraal onderdeel vormen van het Rechtspraakverdrag en
uitvoerend van aard zijn.
Het Besluit voorziet in artikel 2 en 3 in administratieve bepalingen, die geen wijziging
van het Rechtspraakverdrag inhouden. Artikel 4 in het Besluit houdt eveneens geen
wijziging van het Rechtspraakverdrag in.
1. De wijziging van het Rechtspraakverdrag.
De onderhavige goedkeuring van de wijziging van het Rechtspraakverdrag vervat in het
Besluit betreft een wijziging in artikel 7, tweede lid, van het Rechtspraakverdrag.
Hierbij wordt de vestiging van een sectie van de centrale divisie van het Gerecht
van Eerste Aanleg van het EOG gewijzigd van Londen in Milaan. Volgens artikel 7, tweede
lid, van het Rechtspraakverdrag zetelt de centrale divisie van het Gerecht van Eerste
Aanleg in Parijs en heeft afdelingen in Londen en München.
Het Administratief Comité van het EOG heeft een Besluit genomen over een nieuwe vestigingsplaats
van de centrale divisie van het Gerecht van Eerste Aanleg van het EOG. Daarbij is
gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 87, tweede en derde lid, van het Rechtspraakverdrag
biedt om via een vereenvoudigde procedure het Rechtspraakverdrag aan te passen wanneer
dat noodzakelijk is om dit in overeenstemming te brengen met het recht van de Europese
Unie. In dit geval was als gevolg van Brexit de aanwijzing van Londen als vestigingsplaats
van het EOG niet langer in overeenstemming met het Unierecht. Op deze manier wordt
verzekerd dat het EOG op dezelfde manier kan blijven functioneren als een nationale
rechter uit een EU-lidstaat die op grond van artikel 267 VWEU zich kan, en in sommige
gevallen zich moet, wenden tot het Europees Hof van Justitie, indien in een zaak bepalingen
van recht van de Unie worden uitgelegd. Deze samenwerking is vastgelegd in artikel
21 van het Rechtspraakverdrag.
Het Verenigd Koninkrijk heeft besloten zich terug te trekken uit de Europese Unie
en op 29 maart 2017 de Europese Raad formeel in kennis gesteld van zijn voornemen
de EU te verlaten op grond van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese
Unie. De terugtrekking van het VK uit de EU vond plaats op 31 januari 2020 om middernacht,
waarbij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië
en Noord-Ierland uit de Europese Unie voorzag in een overgangsperiode. Deze overgangsperiode
liep op grond van het terugtrekkingsakkoord af op 31 december 2020. Als gevolg van
de terugtrekking uit de EU heeft het Verenigd Koninkrijk ook besloten niet langer
partij te zijn bij het Rechtspraakverdrag en de ratificatie op 20 juli 2020 ingetrokken.
De oprichting van een nieuwe sectie van de centrale divisie van het Gerecht van Eerste
Aanleg van het EOG en de herverdeling van de bevoegdheden van de voormalige sectie
in Londen kunnen alleen plaatsvinden door het Rechtspraakverdrag te wijzigen. Hiertoe
voorziet het Rechtspraakverdrag in een vereenvoudigde herzieningsprocedure. Volgens
artikel 87, tweede lid, van het Rechtspraakverdrag kan het Administratief Comité het
Rechtspraakverdrag wijzigen om deze in overeenstemming te brengen met een internationaal
verdrag inzake octrooien of het Unierecht. De terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk
uit de Europese Unie en bijgevolg uit het Rechtspraakverdrag vormt een wijziging in
het Unierecht die het gebruik van deze vereenvoudigde herzieningsprocedure toestaat.
Artikel 87, derde lid,van het Rechtspraakverdrag bepaalt dat een besluit niet in werking
treedt indien een overeenkomstsluitende lidstaat binnen twaalf maanden na de datum
van het besluit volgens de toepasselijke interne besluitvormingsprocedures verklaart
niet door het besluit gebonden te willen zijn. In dat geval wordt een herzieningsconferentie
van de overeenkomstsluitende lidstaten bijeengeroepen.
Italië heeft haar kandidatuur gepresenteerd om een nieuwe sectie van de centrale divisie
van het Gerecht van Eerste Aanleg van het EOG te huisvesten in Milaan. De wijziging
van de Bijlage II vervat in het Besluit van het Administratief Comité voorziet in
de oprichting van een nieuwe sectie van de centrale divisie van het Gerecht van Eerste
Aanleg van het EOG en de herverdeling van de bevoegdheden van de voormalige sectie
in Londen naar de zetel in Parijs en de twee secties van de centrale divisie van het
Gerecht van Eerste Aanleg van het EOG in München en Milaan. Bijlage II regelt de verdeling
van zaken onder de verschillende afdelingen van de centrale divisie van het Gerecht
van Eerste Aanleg van het EOG.
2. Een ieder verbindende bepalingen
De wijziging heeft uitsluitend betrekking op wijziging van de vestiging van de sectie
van een centrale divisie van het Gerecht van Eerste Aanleg van het EOG van Londen
naar Milaan en de herverdeling van zaken onder de verschillende afdelingen van de
centrale divisie van het Gerecht van Eerste Aanleg van het EOG en betreft uitsluitend
afspraken tussen de overeenkomstsluitende lidstaten. Naar het oordeel van de regering
bevat de wijziging daarom geen eenieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelen
93 en 94 van de Grondwet die aan rechtssubjecten rechtstreeks rechten toekennen of
plichten opleggen.
Koninkrijkspositie
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft zal de wijziging van het Rechtspraakverdrag,
evenals het Rechtspraakverdrag, gelden voor zowel het Europese als het Caribische
deel van Nederland, alsmede Curaçao en Sint Maarten.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.