Brief regering : Onderzoek ervaren discriminatie Nederlanders met een Aziatische herkomst
30 950 Racisme en Discriminatie
Nr. 362 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 maart 2024
Discriminatie is onacceptabel en moet voorkomen en bestreden worden. De Week tegen
Racisme en Discriminatie 2024 grijp ik aan om de discriminatie ervaringen van Nederlanders
met een (Zuid-)Oost Aziatische herkomst zichtbaar en bekend te maken. Zichtbaar maken
zorgt voor erkenning. Dat maakt het tastbaar en mogelijk om bewustwording op gang
te brengen in de samenleving.
In april 2021 is aan de regering bij motie Kamerstuk 30 950, nr. 236 verzocht om een grootschalig onderzoek uit te laten voeren naar discriminatie van
Nederlanders met een Aziatische achtergrond en de bestrijding hiervan neer te leggen
bij de Nationaal Coördinator Discriminatie- en Racismebestrijding (NCDR). Dit onderzoek
is in mijn opdracht uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam in samenwerking
met Fontys Pedagogiek. Dit onderzoek heeft vertraging opgelopen omdat toestemming
moest worden verkregen bij de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) om gegevens
over herkomst te laten verzamelen.
Bijgaand zend ik aan uw Kamer, juist in deze Week tegen Racisme en Discriminatie,
het eindrapport toe van dit grootschalige onderzoek toe.
Uitkomsten onderzoek
Uit het onderzoek blijkt dat één op de drie mensen (36%) met een achtergrond uit (Zuid-)Oost-Azië
het jaar voorafgaande aan het onderzoek discriminatie heeft ervaren. Als ook mensen
worden meegenomen die twijfelen of een situatie discriminatie betrof, dan is het percentage
nog hoger, namelijk 43%. De bevindingen duiden erop dat (Zuid-)Oost-Aziatische mensen
in tenminste gelijke mate discriminatie ervaren als mensen met een Marokkaanse, Turkse,
Surinaamse of Antilliaanse afkomst.
Uit dit onderzoek blijkt dat mensen de meeste discriminatie ervaren in de openbare
ruimte (op straat, in het verkeer, of in het openbaar vervoer) (55%), op het werk
of bij het zoeken van werk (43%) en in het onderwijs (42%).
Van de mensen die aangeven discriminatie te hebben meegemaakt in de 12 maanden voorafgaande
aan dit onderzoek (inclusief gevallen van twijfel of het om discriminatie ging), geeft
één op de twee mensen aan dat het ging om negatieve bejegening zoals onvriendelijke
behandeling (51%), kwetsende grappen (42%) en het worden nageroepen of gepest (42%).
Daarna volgen de uitingsvormen ongelijke behandeling (27%), met wantrouwen behandeld
(28%) en een te laag ingeschat intelligentieniveau (24%).
De ervaring gediscrimineerd te worden heeft allerlei gevolgen voor het individu, zoals
ook dit onderzoek laat zien, zoals gevoelens van onveiligheid, verdriet, boosheid
of schaamte. Uit dit onderzoek blijkt dat de mensen die discriminatie ervaren anders
worden behandeld op basis van persoonlijke kenmerken.
Discriminatie beïnvloedt hiermee het functioneren van mensen in de samenleving.
Dit is onacceptabel en moet voorkomen en bestreden worden.
Aanbevelingen onderzoek
Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek wordt aanbevolen om bij het opzetten
en uitvoeren van algemeen antidiscriminatiebeleid rekening te houden met de discriminatie
ervaringen van mensen van (Zuid-)Oost-Aziatische herkomst in Nederland. Daarnaast
lijkt het de onderzoekers zinvol om in de samenleving een gesprek of reflectie op
gang te brengen over hoe subtiele en minder subtiele grappen, opmerkingen en dergelijke
door ontvangers kunnen worden waargenomen en ervaren.
Aanpak – hoe verder
Zowel in het kabinet als in uw Kamer en in de samenleving wordt de noodzaak gevoeld
om de aanpak van discriminatie en racisme verder te versterken voor alle discriminatiegronden
en in verschillende domeinen, zoals discriminatie op de arbeidsmarkt, in het onderwijs
en op woningmarkt. Op 15 december 2023 heeft de NCDR hiertoe het tweede Nationaal
Programma tegen discriminatie en racisme aan uw Kamer verzonden1.
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft in dit Nationaal Programma
verschillende versterkingen laten opnemen om discriminatie en racisme te voorkomen;
SZW laat bijvoorbeeld een pilot naar omstandersinterventies doen in de eigen leefomgeving.
SZW wil door deze pilot burgers van een aantal gemeenten handelingsperspectief bieden
om in te grijpen bij racisme en discriminatie in de eigen leefomgeving, zoals in de
buurt of bij de sportvereniging. Ook vindt er een verdiepend onderzoek plaats naar
discriminatie en racisme in de publieke ruimte. Dit verdiepende onderzoek richt zich
op de aard en omvang, subdomeinen en specifieke contexten waar discriminatie en racisme
in de publieke ruimte plaatsvinden en welke partijen een bijdrage kunnen leveren aan
de aanpak. De inzichten van de pilot naar omstandersinterventies en het onderzoek
naar discriminatie en racisme in de publieke ruimte bieden mogelijk ook handvatten
om de discriminatie ervaringen van Nederlanders met een (Zuid-)-Oost Aziatische herkomst
te voorkomen.
Aanvullend hierop ben ik ben voornemens om in 2024 invulling te geven aan de aanbevelingen
uit het onderzoek naar ervaren discriminatie van (Zuid-)Oost-Aziatische Nederlanders,
door Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS) in gesprek te laten gaan met Nederlanders
met een (Zuid-)Oost-Aziatische herkomst om te reflecteren op de uitkomsten van dit
onderzoek. Ook zal KIS een drietal bijeenkomsten organiseren, in samenwerking met
gemeenten en Nederlanders met een (Zuid-)Oost-Aziatische herkomst. Doel van deze bijeenkomsten
is om de dialoog aan te gaan met de samenleving over de ervaren discriminatie van
Nederlanders met een (Zuid-)Oost Aziatische herkomst om bewustwording te vergroten.
De kennis van KIS over wat werkt om discriminatie te voorkomen wordt in deze dialoogbijeenkomsten
meegenomen.
Ik vind het belangrijk en zet mij ervoor in om de mogelijkheden te verkennen om bij
het eerstvolgende periodieke onderzoek naar ervaren discriminatie in Nederland, ook
Nederlanders met een (Zuid-) Oost-Aziatische herkomst op te nemen.
Ik zal daarna bezien, in samenwerking met de NCDR, hoe de opbrengsten van de voorgenomen
gesprekken en dialoogbijeenkomsten kunnen leiden tot een nieuwe versterking in een
volgend Nationaal Programma tegen discriminatie en racisme.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid