Brief regering : Fiche: Mededeling EU-strategie industrieel koolstofbeheer
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3917
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 maart 2024
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 3 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling EU-klimaatdoelstelling 2040 (Kamerstuk 22 112, nr. 3916)
Fiche: Mededeling EU-strategie industrieel koolstofbeheer
Fiche: Herziening richtlijn bestrijding van seksueel kindermisbruik en materiaal betreffende
seksueel kindermisbruik (Kamerstuk 22 112, nr. 3918)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Fiche: Mededeling EU-strategie industrieel koolstofbeheer
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch
en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Naar een ambitieuzer beheer van koolstof
in de EU
b) Datum ontvangst Commissiedocument
6 februari 2024
c) Nr. Commissiedocument
COM(2024) 62
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52024DC00…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Milieuraad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
2. Essentie voorstel
Op 6 februari jl. presenteerde de Europese Commissie (hierna: Commissie) een mededeling
over de Europese Industrial Carbon Management Strategy (hierna: ICMS). Deze mededeling
richt zich op het ontwikkelen van een strategie voor beheer van industriële koolstof,
onderverdeeld in drie pijlers: Carbon Capture & Storage (CCS), Carbon Capture & Utilisation
(CCU) en koolstofverwijdering. Deze dienen gefaciliteerd te worden door de aanleg
van goed werkende CO2-transportinfrastructuur. De ICMS mededeling is tegelijkertijd gepubliceerd met de
mededeling over de EU-klimaatdoelstelling voor 20401, waar een apart BNC-fiche voor wordt opgesteld.
Om het door de Commissie aanbevolen 2040-klimaatdoel te behalen en uiterlijk in 2050
klimaatneutraal te zijn, blijkt uit de modellen van het impact assessment behorende
bij de mededeling over de 2040 doelstelling dat ongeveer 280 Mton fossiele en niet-fossiele
CO2 rond 2040 moet worden afgevangen en 450 Mton in 2050.2 Het direct uit de lucht halen van koolstof, ook wel Direct Air Capture (DAC), zal vanaf 2040 een belangrijke rol spelen bij koolstofverwijdering en zal
als bron van koolstof dienen voor verschillende toepassingen. Ook CCU zal vanaf 2040
een substantiële bijdrage kunnen leveren aan de klimaatdoelstellingen.
Gelet op de potentiële omvang van de markt stelt de Commissie dat het noodzakelijk
is om een pakket aan beleidsmaatregelen en regelgeving op te stellen om marktontwikkeling
en harmonisering te optimaliseren. De Commissie zal in 2024 starten met de voorbereidingen
van een aantal initiatieven.
Als eerste voorziet de Commissie dat er voor de transportinfrastructuur aanzienlijke
investeringen nodig zijn om te voldoen aan de toekomstige behoeften van CCS, CCU en
koolstofverwijdering.3 De Commissie kondigt de voorbereiding van een pakket aan regelgeving voor CO2-transport aan. Hierbij zal onder andere gekeken worden naar grensoverschrijdende
integratie, toegang van derden, bevoegde regelgevende instanties, tariefregulering
en eigendomsmodellen. De Commissie stelt dat specifieke oplossingen nodig zijn voor
koolstof-afvanginstallaties met kleinere volumes CO2 die onvoldoende interessant zijn voor transportbedrijven. De Commissie stelt ook
een EU-breed CO2transportinfrastructuur planningsmechanisme voor. Naar aanleiding van de herziening
van de EU ETS richtlijn4 in het kader van het Fit-for-55 wetgevingspakket5 wordt de Verordening monitoring en rapportage emissiehandel (MRR6) reeds gewijzigd om regels voor CO2-transport via andere modaliteiten dan per pijpleiding (zoals schepen) toe te voegen,
alsook regels over de accounting van gemengde stromen van niet-fossiele en fossiele
CO2. Samen met Europese instellingen zal de Commissie minimum kwaliteitsnormen vaststellen
voor CO2-stromen in de transport- en opslaginfrastructuur.
Ten tweede gaat de mededeling in op de visie voor het beleid met betrekking tot de
afvang en opslag van fossiele en niet-fossiele CO2 (CCS). Gezien de daling van het EU ETS1 emissieplafond, (richting 0 in 2040) verwacht
de Commissie dat in de industrie steeds meer gekeken zal worden naar investeringen
in CCS. De investeringskeuzes zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van diensten
als afvang, transport, opslag en hergebruik, die tegen competitieve prijzen dienen
te worden aangeboden. De Commissie wil daarom in 2026 een platform realiseren voor
vraagbeoordeling en -aggregatie voor CO2-transport en opslagdiensten, om CO2-aanbod hiermee te matchen. Lidstaten worden opgeroepen om hun afvangbehoefte en opslagcapaciteit
op te nemen in hun nationale klimaat- en energieplannen (INEKs), en mogelijkheden
te identificeren voor de realisatie van een CCS waardeketen. De Commissie concludeert
uit het impact assessment voor de 2040-doelstelling dat er in 2040 binnen de Europese
Economische Ruimte (EER) jaarlijks circa 200 Mton injectiecapaciteit beschikbaar moet
zijn om de aanbevolen 90% emissiereductie te behalen.7 De Commissie wil, samen met geologische diensten van lidstaten, in 2026 een investeringsatlas
beschikbaar maken van potentiële CO2 opslaglocaties binnen de EER. Verder is de Commissie van plan om, samen met lidstaten,
voor 2025 stapsgewijze richtsnoeren te ontwikkelen voor vergunningsprocedures voor
netto-nul strategische projecten voor CO2-opslag.
Ten derde gaat de Commissie in op de visie met betrekking tot koolstofverwijdering.
Om klimaatneutraal te zijn in 2050 heeft de EU jaarlijks circa 400 Mton CO2 aan koolstofverwijdering nodig. Onderdeel van deze visie is het stellen van aparte
doelen voor koolstofverwijdering in lijn met het door de Commissie aanbevolen 2040
doel en het bereiken van klimaatneutraliteit uiterlijk in 2050, en een beoordeling
of en hoe koolstofverwijdering kan worden gekoppeld aan het EU ETS. Ook wil de Commissie
onderzoek en innovatie in de vorm van pilot projecten stimuleren. Omdat de ICMS bij
de analyse over CCS zowel fossiele als niet-fossiele CO2 bekijkt, komt koolstofverwijdering ook impliciet in de andere hoofdstukken van de
mededeling terug.
Vierde onderdeel van de strategie is het hergebruik van afgevangen fossiele en niet-fossiele
CO2 als grondstof in industriële productie (CCU). De Commissie gaat opties voor vraagstimulering
voor een groter gebruik van duurzame koolstof als grondstof in industriële sectoren
overwegen en een raamwerk opstellen voor de boekhouding van alle industriële koolstof
beheer-activiteiten waarin de klimaateffecten goed worden weergegeven. Verder gaat
de Commissie het kennisplatform voor industriële CCUS projecten gebruiken om met de
industrieën sectorspecifieke routekaarten voor CCU-activiteiten te ontwikkelen.
Om bovenstaande mogelijk te maken dienen er voldoende investerings- en financieringsopties
te zijn. De Commissie wil daarom middels de Connecting Europe Facility (CEF) een call
openzetten voor CO2-transportinfrastructuur voor Important Projects of Common European Interest (IPCEIs)8 en beoordelen of bepaalde CO2-afvanginstallaties al klaar zijn voor financiering uit het Innovatiefonds.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet zet in op de tijdige uitrol van CCS-projecten, om de 2030 CO2-reductiedoelen van de industrie te realiseren.9. Dit heeft in Nederland geleid tot de eerste opslagvergunning voor CO2-opslag en het eerste project in aanbouw, genaamd Porthos, waarmee 2,5 Mton CO2 per jaar vanaf 2026 opgeslagen gaat worden. Nederland heeft een tweede CCS-project
in een vergevorderd stadium, genaamd Aramis. Aramis zal, indien alles volgens planning
verloopt, in 2028 operationeel zijn en heeft wanneer het volledig in gebruik is een
transport- en opslagcapaciteit van 22 Mton CO2 per jaar. Het kabinet voorziet concurrentie tussen diverse transportwijzen. Ook in
2050 en daarna zal CCS een grote rol spelen als een van de routes voor koolstofverwijdering.
Nederland is een koploper in Europa op het gebied van CCS, en kan haar kennis en ervaring
inzetten om bij te dragen aan de vormgeving van EU beleid. Tot op heden heeft het
kabinet de CCS-markt als een business to business markt gezien, waarbij private bedrijven en staats- en beleidsdeelnemingen in een
marktconforme rol deelnemen. Het Europese regelgevingspakket rondom CO2-transport zal gevolgen hebben voor het Nederlandse CCS-beleid ten aanzien van de
marktordening. In de brief over de ontwikkeling van de CCS-markt10 van 3 oktober 2023, is toegezegd een expert opinion uit te laten voeren naar de marktordening van CCS in Nederland. Bij de nadere vormgeving
van het beleid zal deze onafhankelijke wetenschappelijke analyse een plek krijgen.
Tegelijkertijd zal het kabinet anticiperen op mogelijke toekomstige EU wetgeving.
Vanwege de voorziene Europese opschaling van CCS en om afspraken te maken op EU-niveau
over de rol van CCS bij koolstofverwijdering, is meer regulering mogelijk noodzakelijk.
Het kabinet onderschrijft het belang van koolstofverwijdering en het verder brengen
van koolstofverwijderingstechnieken. Hierbij is het van belang dat de inzet op koolstofverwijdering
niet ten koste gaat van de inzet op de reductie van broeikasgasemissies.11 Daarnaast onderschrijft het kabinet het belang om bij de analyse van de benodigde
koolstof afvang- en opslagcapaciteit zowel aandacht voor fossiele als niet-fossiele
CO2 te hebben. In het Nationaal Plan Energiesysteem heeft het kabinet al aangegeven dat
er, bij voorkeur op EU-niveau, beleid komt om de juiste prikkels voor koolstofverwijdering
te creëren. Het kabinet werkt in het kader van het Klimaatplan 2024 aan de nadere
invulling van beleid rond koolstofverwijdering en op verzoek van de Tweede Kamer aan
een Routekaart Koolstofverwijdering.12
Het kabinet acht CCU belangrijk voor het uitfaseren van het gebruik van fossiele brand-
en grondstoffen. Koolstof blijft een belangrijke grondstof voor brandstoffen met een
hoge energiedichtheid en voor de chemie.13 Deze koolstof kan uit duurzame bronnen, zoals secundaire grondstoffen, duurzame biogrondstoffen
en CO2 komen. Het kabinet is voornemens om met andere lidstaten te pleiten voor Europees
beleid op duurzaam koolstofgebruik in de chemie.14 Veel CCU-technologieën hebben een relatief lage Technology Readiness Level (TRL).
Daarom richt het Nederlandse innovatiesubsidie-instrumentarium zich op de verdere
ontwikkeling van CCU.15
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet staat achter de benadering van de ICMS die koolstofbeheer integraal beziet
en zich richt op marktontwikkeling, infrastructuur en innovatie. Het is positief dat
de strategie breed is ingestoken door CCU en CCS te koppelen aan de klimaat- en grondstoffentransitie,
en daarmee het behalen van de EU-klimaatneutraliteitsdoelstelling. Aangezien Nederland
voorop loopt in Europa op het gebied van CCS, biedt dit kansen om een aanzienlijke
bijdrage te leveren aan Europees beleid. Ook het kabinet ziet CCS als een cruciaal
onderdeel voor het op korte termijn reduceren van fossiele CO2-emissies voor sectoren die relatief lastig te verduurzamen zijn. Koolstofverwijdering
is noodzakelijk voor het compenseren voor niet of moeilijk te vermijden restemissies
voor het bereiken van klimaatneutraliteit en netto negatieve emissies daarna, in lijn
met de Nederlandse en Europese klimaatwet. Voorbeelden van moeilijk te vermijden emissies
zijn de emissies van processen waarbij CO2 vrijkomt bij het productieproces (bijvoorbeeld cement). Het is vanwege deze twee
doelen van belang dat CCS niet alleen als middel voor de transitiefase gebruikt wordt.
De behoefte aan CO2-opslag zal blijvend zijn, hoewel op langere termijn voornamelijk niet-fossiele CO2 opgeslagen zal worden.
Om een geïntegreerde Europese CO2-markt te realiseren, is stimulering en coördinatie op EU-niveau noodzakelijk. Zonder
een dergelijke strategie zullen CO2-afvang, opslag, transport en gebruik zich waarschijnlijk niet tijdig op de schaal
ontwikkelen die noodzakelijk is. Het is positief dat de Commissie samen met lidstaten
wil werken aan het ontwikkelen van richtsnoeren voor de vergunningverlening voor net-zero strategic projecten voor CO2-opslag, zodat hier meer uniforme werkwijzen over ontstaan binnen de EU. Het is daarnaast
van belang om tijdig regels binnen het EU ETS op te stellen met betrekking tot accounting
en monitoring van CO2-infrastructuur. Gezien de verwachte schaal en complexiteit van de CO2-markt, waar aanbieders en diverse gebruikers van CO2 van verschillende bronnen zullen samenkomen, is een uniforme set accountingregels
naar verwachting niet voldoende om alle mogelijke bedrijfsmodellen te faciliteren.
Hiervoor is het van belang dat er marktregels komen die voldoende flexibiliteit bieden
aan marktpartijen en de integriteit van het EU ETS in stand houden.
Een belangrijk aandachtspunt is dat de verdere uitwerking van een toekomstig pakket
aan regelgeving voor CO2 transportinfrastructuur de ontwikkeling van reeds lopende projecten in Nederland
faciliteert. Het kabinet zal de Commissie vragen om in de nadere vormgeving van de
regelgeving met dergelijke effecten rekening te houden. Bij het vaststellen van minimum
kwaliteitsnormen voor CO2-stromen is het dan belangrijk dat de reeds in de markt gevormde standaarden worden
meegewogen. Op de korte termijn kan ook het voornemen om tarieven bij transport te
reguleren of eigendomsmodellen voor infrastructuur voor te schrijven ertoe leiden
dat beoogde aanbieders van CO2-transport onzekerheid ervaren over of zij in staat zijn al hun kosten terug te verdienen
in de toekomst. Voorts zou een eventuele keuze voor het aanwijzen van een netbeheerder,
waar overigens geen sprake van is in de mededeling, kunnen leiden tot onzekerheid
bij potentiële aanbieders van CO2-transport.
Het kabinet onderschrijft de ambitie van de Commissie ten aanzien van de doelstellingen
van CO2 afvang en opslag en emissiereductie in 2040 en 2050, maar vraagt wel aandacht voor
de implementatie van deze ambitie. Zo is de ruimte in Nederland beperkt en zal het
een opgave zijn om nieuwe grote infrastructurele opgaven ruimtelijk te implementeren.
Een ander aandachtspunt waar het kabinet aandacht voor vraagt is de betaalbaarheid
van deze transitie en waar deze kosten neer slaan. Er moet in het realiseren van de
ambities voldoende gestuurd worden op efficiëntie en kosteneffectieve maatregelen.
Een efficiënte benadering van bijvoorbeeld de aanleg van CO2-infrastructuur dient een maatregel te zijn die het ruimtelijk beslag optimaliseert
als ook kosteneffectiviteit. Het kabinet pleit ervoor aandacht te hebben voor de optimale
route vanaf de punten waar de CO2 wordt afgevangen naar de punten waar CO2 wordt opgeslagen.
De Commissie beschrijft dat het belangrijk is dat (kleinere) bedrijven, die buiten
industriële clusters liggen, ook toegang moeten krijgen tot CCS-transportinfrastructuur
en niet achterblijven bij het behalen van CO2-doelen. Het ontsluiten van deze (kleinere) bedrijven op de transportinfrastructuur
met als doel fossiele CCS af te vangen zal gepaard gaan met aanzienlijk hogere maatschappelijke
kosten. Het kabinet zal de Commissie vragen te reflecteren hoe dit voornemen zich
verhoudt tot de algehele maatschappelijke kosten van de transitie, evenals de impact
ervan op de bevordering en ontwikkeling van andere duurzaamheidsinitiatieven en circulaire
bedrijfsvoering.
De Commissie geeft aan een beoordeling te gaan maken over het in de toekomst aparte
doelen stellen voor 2040 met betrekking tot koolstofverwijdering, naast de CO2-reductie doelen. Voordeel hiervan is dat dit (investeringen in) innovatie en het
opschalen van technieken voor koolstofverwijdering zal stimuleren. Het is voor het
kabinet van belang dat de noodzakelijke opschaling van koolstofverwijdering om uiterlijk
in 2050 klimaatneutraliteit en daarna netto negatieve emissies te realiseren, cf.
de Klimaatwet, niet leidt tot een verminderde inzet op emissiereductie. Indien de
Commissie na dit onderzoek daadwerkelijk een apart doel voor koolstofverwijdering
zal voorstellen, is een belangrijk aandachtspunt de verdeling hiervan tussen de verschillende
lidstaten en sectoren.
Een ander belangrijk onderwerp waar de strategie zich op richt, is het vervangen van
de fossiele koolstof in brandstoffen, chemicaliën, plastics en andere chemische producten.
Het kabinet steunt de doelstelling dat in de toekomst de koolstof in dergelijke producten
duurzaam moet zijn en onderschrijft dat actie nodig is om duurzaam koolstofgebruik
in de chemie te stimuleren. Ook herkent het kabinet dat de voordelen van het hergebruik
van CO2 nog niet volledig worden erkend en dat aanvullende maatregelen hiervoor nodig zijn.
De voorziene acties van de Commissie zijn nodig om CCU-activiteiten verder te stimuleren.
Het kabinet heeft aanvullende ideeën om het duurzaam koolstofgebruik in de chemie
te stimuleren en zal zich blijven inzetten om aanvullende maatregelen op de agenda
van de Commissie te zetten, zoals het uitbreiden van de productregulering van een
verplicht aandeel gerecyclede inhoud naar biogebaseerde of CO2-gebaseerde inhoud16.
De Commissie geeft aan de juiste financiële prikkels te willen creëren voor het opschalen
van technieken voor koolstofverwijdering, waarbij zij de ETS prijs zien als solide
basis voor een business case. Het kabinet is zeer geïnteresseerd in de aangekondigde
analyse van de Commissie over hoe een handelssysteem voor negatieve emissies eruit
zou kunnen zien. Voor het kabinet is het van belang dat de vormgeving door de Commissie
voorkomt dat koolstofverwijdering ten koste gaat van emissiereductie; een ongelimiteerde
en directe koppeling aan het ETS lijkt op het eerste oog niet opportuun. Een ander
aandachtspunt voor het kabinet bij de uitwerking van financiële prikkels voor het
opschalen van technieken voor koolstofverwijdering is het borgen van de duurzaamheid
bij het gebruik van biogrondstoffen. Het kabinet zal de Commissie aansporen om dit
in haar analyse mee te nemen.
Gevolgen brede welvaart
Conform de motie Van Raan17 houdt het kabinet bij voorstellen voortkomend uit de Green Deal rekening met brede
welvaart. Hierbij kijkt het kabinet naar vier aspecten: kwaliteit van leven voor huidige
generaties, kapitaalvoorraden voor latere generaties, grensoverschrijdende effecten
en de verdeling van kosten en baten.
Het kabinet beoordeelt het effect op het eerste aspect, de kwaliteit van leven voor
huidige generaties, positief. Het reduceren van broeikasgasemissies middels afvang
en het opschalen van koolstofverwijdering draagt bij aan het behalen van de klimaatdoelen.
Het kabinet vraagt tevens aandacht voor bescherming van milieu en volksgezondheid
bij de verdere uitwerking van de industriële koolstofbeheer strategie.
De gevolgen voor het tweede aspect, de kapitaalvoorraden voor latere generaties, beoordeelt
het kabinet als neutraal. Het is belangrijk dat de kapitaalvoorraden (opslagvelden
die kunnen dienen voor CCS) op langere termijn ook gebruikt kunnen worden om op grote
schaal koolstofverwijdering te realiseren. Het aangekondigde regelgevende kader kan
ervoor zorgen dat CC(U)S en koolstofverwijdering optimaal worden ingezet, waarbij
er goed gekeken moet worden naar emissies die lastig te reduceren zijn. Het kabinet
beoordeelt het effect op het derde aspect, grensoverschrijdende aspecten, overwegend
positief. Het kabinet schat in dat de strategie bijdraagt aan het behalen van verschillende
klimaatdoelen, waarbij het uitgangspunt is dat deze strategie niet leidt tot een verminderde
inzet op emissiereductie en het uitfaseren van fossiele brandstoffen. Voor het vierde
aspect, de verdeling van kosten en baten, ziet het kabinet dat dit gevolgen kan hebben.
Het kabinet zal hier kritisch naar kijken voor de verdere uitwerking van de strategie
door de Commissie.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De meeste lidstaten moeten hun positie wat betreft de ICMS nog bepalen. De meeste
lidstaten steunen de integrale strategie van de ICMS. Lidstaten stellen onder andere
vragen bij de genoemde cijfers voor de benodigde opslagcapaciteit in de toekomst,
met name over hoe realistisch deze cijfers zijn gegeven dat de technologie zich nog
in de beginfase bevindt. Ook van het Europees Parlement is nog geen positie bekend.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet is positief. De mededeling betreft een strategie voor
industrieel koolstofbeheer ten behoeve van de klimaatdoelstellingen van de EU. Op
het terrein van milieu is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten
(artikel 4, tweede lid, sub e, VWEU). Op het terrein van de industrie is sprake van
een ondersteunende bevoegdheid van de EU (artikel 6, onder b, VWEU).
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet is positief. De mededeling presenteert een strategie
met als doel om de ontwikkeling van een Europese markt voor industriële koolstof beheer
te realiseren. Volgens de Commissie is opschaling van koolstofbeheer nodig om de 2040
en 2050 klimaatdoelen te halen. Gezien de omvang en het grensoverschrijdende karakter
van de opgave kan een EU-aanpak en coördinatie een tijdige opschaling de ontwikkeling
en afstemming van de hele waardeketen van afvang, transport, opslag en hergebruik
bevorderen. Door transparantie en informatiedeling kunnen vraag en aanbod beter op
elkaar worden aangesloten. Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet is positief. De mededeling presenteert een strategie
met als doel de ontwikkeling van een Europese markt voor beheer van industriële koolstof
te realiseren. Het voorgestelde optreden is in principe geschikt om deze doelstelling
te bereiken, omdat de Commissie meerdere plannen presenteert die de ontwikkeling van
het beheer van industriële koolstof waardeketen binnen Europa goed kunnen ondersteunen.
Het opzetten van en investeringsatlas van potentiële CO2-opslaglocaties en het aanpassen van accountancyregels en vraagstimulering voor een
groter verbruik van duurzame koolstof als grondstof in industriële sectoren, zijn
bijvoorbeeld hiertoe geschikt. Bovendien gaat op veel gebieden het voorgestelde optreden
niet verder dan noodzakelijk, omdat bijvoorbeeld het bevorderen van transparantie
en delen van geologische inzichten ruimte laat voor de industrie om zelf investeringskeuzes
te maken.
Het kabinet vindt echter de plannen voor een toekomstig regelgevingspakket voor het
reguleren van CO2-transport een belangrijk aandachtspunt. Bij het kiezen van de mate van regulering,
in het bijzonder voor toegang voor kleine bedrijven, tariefregulering of eigendomsmodellen
moet de EU oog houden voor de proportionaliteit en met name zo efficiënt mogelijk
gebruik voorzien van publieke middelen en de ontwikkeling van reeds lopende CCS-projecten,
zoals in Nederland, faciliteren.
d) Financiële gevolgen
De Commissie maakt de inschatting dat wat betreft de CO2-transportinfrastructuur de investeringsbehoefte zal oplopen tot tussen de € 9.3 miljard en
€ 23.1 miljard in 2050 om aan de gestelde klimaatdoelstellingen te voldoen. Op EU-
en lidstaatniveau kan dit leiden tot aanvullende financiële steun. Op EU-niveau worden
ten eerste het Innovatiefonds en de Connecting Europe Facility genoemd, waaruit reeds een aantal CCS en CCU-projecten gefinancierd zijn. Daarnaast
wil de Commissie samenwerken met lidstaten om carbon management als IPCEI (Important Project of Common European Interest) aan te wijzen. Het kabinet
zal de Commissie vragen om verduidelijking over de financiële gevolgen van de toekomstige
voorstellen. De gevolgen voor de nationale begroting zijn nog niet te bepalen.
Nederland is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Het kabinet wil
niet vooruitlopen op de integrale afweging van middelen na 2027. Eventuele budgettaire
gevolgen voor de nationale begroting worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Deze mededeling bevat nog geen wetsvoorstellen of verplichtingen en leidt derhalve
nog niet tot regeldruk voor bedrijven of burgers. Zodra de suggesties uit de mededeling
door de Commissie worden uitgewerkt tot concrete wetsvoorstellen, dan zal het uitgangspunt
daarbij moeten zijn dat deze zo lastenluw mogelijk worden vormgegeven. Het kabinet
zal bij de Commissie aandringen om per voorstel de effecten vooraf goed in kaart te
brengen middels impact assessments, inclusief territoriale impact assessments.
De gevolgen voor het Europees concurrentievermogen worden positief ingeschat. Het
stimuleren van een open, geïntegreerde markt voor CCS zal de Europese industrie ondersteunen
in het (tijdig) reduceren van emissies. Het stimuleren van innovatie in technieken
voor koolstofverwijdering en CCU acht het kabinet positief voor de concurrentiekracht
De Commissie geeft in haar mededeling ook aan de internationale samenwerking op te
willen zoeken, en met deze strategie een bijdrage te willen leveren aan het behalen
van de doelen onder de Overeenkomst van Parijs. Onderdeel van de Overeenkomst van
Parijs is ook het rapporteren over koolstofverwijdering en andere industriële koolstof
management activiteiten. Internationale waardeketens spelen hier een belangrijke rol
bij. De EU zal met verschillende onderdelen van deze strategie hier een belangrijke
rol in spelen, en daarmee de positie van de EU versterken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken