Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de brief over de opheffing van de Van Brienenoordschool in Rotterdam
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 723
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 maart 2024
Hierbij geef ik u mijn reactie op de brief d.d. 28 februari 2024, die de vaste commissie
voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft ontvangen naar aanleiding van de opheffing
van de Van Brienenoordschool in Rotterdam (uw kenmerk: 2024D08033).
De brief vormt een oproep om recht te doen aan de situatie van de voormalige leerlingen
van de Van Brienenoordschool, hun ouders en externe arbeidskrachten en alles in het
werk stellen om herhaling te voorkomen. Het signaal dat door de opsteller van de brief,
die een periode als adviseur van de interim-schoolleiding is ingehuurd, wordt afgegeven
komt er kort gezegd op neer dat de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie)
en mijn ministerie onvoldoende hun rol zouden hebben gepakt in de aanloop naar de
opheffing en in de monitoring van leerlingen na de opheffing. In deze brief wordt
hierop ingegaan.
Belang van de leerlingen voorop
Allereerst wil ik aangeven dat ik deel dat wanneer er een opheffing van een school
plaatsvindt het belang van en de zorg voor de leerlingen voorop dient te staan. Zeker
wanneer sprake is van leerachterstanden, zoals bij de Van Brienenoordschool helaas
het geval bleek te zijn. Ik ben daarom blij te kunnen constateren dat het dankzij
grote inspanningen van betrokkenen gelukt is om alle 252 leerlingen die herplaatst
moesten worden bij andere scholen in de omgeving onder te brengen.
Toezicht op de school voorafgaand aan de opheffing
De inspectie heeft de afgelopen jaren nauwlettend zicht gehad op de Van Brienenoordschool.
In 2020 heeft de inspectie een regulier vierjaarlijks onderzoek uitgevoerd bij het
bestuur van gro-up, waar de Van Brienenoordschool sinds 2019 onder viel. De Van Brienenoordschool
was de enige school onder dat bevoegd gezag. Op dat moment voerde de organisatie,
die vooral actief is op het terrein van kinderopvang, overigens nog de naam SWKgroep.
In haar rapport van 10 september 2020 concludeert de inspectie onder meer dat het
bestuur de onderwijskwaliteit bewaakte, stuurde op de verbetering als dat nodig is
en geïnformeerd was of de leerlingen op leer- en op gedragsgebied voldoende presteren.
Tegelijkertijd constateerde de inspectie dat het bestuur zijn eigen kwaliteitsnormen
kon aanscherpen, zodat nog beter kan worden gestuurd op de verbetering van de onderwijskwaliteit.
De inspectie stelde geen financiële risico’s te zien die het voortbestaan van het
bestuur binnen een tijdsbestek van twee jaar in gevaar zouden kunnen brengen zolang
de Van Brienenoordschool en de SWKgroep gefuseerd bleven. De financiële situatie van
de Van Brienenoordschool op zichzelf achtte de inspectie op dat moment niettemin wel
zorgelijk. Tegen deze achtergrond is het bestuur vanaf medio 2020 tot het voorjaar
van 2021 intensiever gemonitord. Nadat de SWKgroep toezeggingen had gedaan de school
uit private middelen te zullen blijven ondersteunen, is het bestuur weer meegenomen
in het reguliere financiële toezicht.
Het onderzoek naar de onderwijskwaliteit in 2023 waar de briefschrijver aan refereert,
had zijn aanleiding in het bestuursgesprek dat de inspectie op 19 oktober 2022 met
gro-up voerde. Aan de orde daarbij waren de jaarlijkse prestatiemonitor en signalen
die de inspectie vanaf oktober 2022 ontving over een onveilige werksfeer en mogelijk
pestgedrag onder leerlingen. Eerder was er voor de inspectie geen aanleiding tot onderzoek.
Het bestuur heeft in het gesprek van 19 oktober 2022 te kennen gegeven zich niet te
herkennen in het pestsignaal, maar benoemde wel een verslechterende kwaliteitscultuur.
Dat laatste was voor de inspectie reden om op 21 februari 2023 een kwaliteitsonderzoek
op basis van risico’s te plannen op de Van Brienenoordschool. De keuze voor deze datum
hield verband met het zicht op de actuele M-toetsen.
In de tussentijd, op 7 februari 2023, kreeg de inspectie melding van een op handen
zijnde tijdelijke sluiting van de school vanwege een acute veiligheidssituatie. In
januari 2023 was de situatie in de school al geëscaleerd; meerdere leerkrachten vertrokken
en de inspectie ontving diverse signalen over de school. Op 8, 9 en 10 februari 2023
heeft het bestuur vervolgens daadwerkelijk besloten de school dicht te houden. Tijdens
het al aangekondigde kwaliteitsonderzoek op 21 februari 2023 heeft de inspectie vervolgens
alle onderzochte standaarden als Onvoldoende beoordeeld, met uitzondering van de onderwijsresultaten, die op basis van de beschikbare
gegevens van het driejaarsgemiddelde van de eindresultaten Voldoende waren. Het verdergaande oordeel Zeer zwak kon daardoor niet worden gegeven. De norm daarvoor, door de inspectie vertaald in
het waarderingskader, is bij wet bepaald: artikel 10a van de Wet op het primair onderwijs
stelt dat het onderwijs zeer zwak is als de resultaten ernstig en langdurig tekortschieten.
Hiervan is sprake als de leerresultaten, gemeten over een periode van drie schooljaren,
liggen onder de vastgestelde normering. Gelet op deze wettelijke systematiek kreeg
de school daarom het schooloordeel Onvoldoende.
Dat laat onverlet dat de inspectie in het kader van haar bezoek op 21 februari 2023
heeft geconstateerd dat de onderwijsresultaten een dalende trend lieten zien. Ook
constateerde zij dat het kwaliteitszorgsysteem niet functioneerde, dat er veel onbevoegde
leerkrachten voor de groepen stonden en dat door verstoorde relationele werkverhoudingen
er geen sprake was van een professionele cultuur. Op basis van de uitkomsten van het
onderzoek heeft de inspectie op 29 maart 2023 herstelopdrachten gegeven op het terrein
van veiligheid, schoolklimaat en onbevoegdheden, uit te voeren binnen een termijn
van drie maanden.
Gezien de uitkomsten van het kwaliteitsonderzoek op 21 februari 2023, het handelen
van het bestuur in aanloop naar en ten tijde van de tijdelijke schoolsluiting alsmede
overige signalen die de inspectie had ontvangen, heeft de inspectie in maart 2023
bij gro-up een specifiek onderzoek naar risico’s bij het bestuur uitgevoerd. Daarbij
heeft de inspectie tevens de waarborging van de financiële continuïteit onderzocht.
Op basis van haar bevindingen concludeerde de inspectie in haar rapport van 1 juni
2023 dat het bestuur ondanks grote inzet en betrokkenheid onvoldoende scherp zicht
had op de brede kwaliteit van het onderwijs en daarom niet de juiste interventies
heeft ondernomen om gericht sturing te geven aan de schoolontwikkeling. Dat heeft
ertoe geleid dat het bestuur de tijdelijke sluiting van de school in februari 2023
niet heeft kunnen voorkomen. Daarnaast constateerde de inspectie dat het intern toezicht
niet goed was geregeld, de medezeggenschap nog niet functioneerde (waardoor er geen
tegenspraak was) en stelde zij tekortkomingen in de (financiële) verantwoording vast.
Het rapport van 1 juni 2023 naar het bestuurlijk handelen bevat een aantal herstelopdrachten.
Zoals te doen gebruikelijk heeft de inspectie daarbij een herstelonderzoek aangekondigd
dat na een jaar zou worden uitgevoerd. Doordat de ontwikkelingen zich na vaststelling
van het rapport snel opvolgden, is het niet meer tot zo’n herstelonderzoek gekomen.
Het bestuur van gro-up besloot namelijk nog voor de zomervakantie in 2023, na een
ultieme maar tevergeefse poging de school onder te brengen bij het bestuur van stichting
Protestants-christelijk basis- en orthopedagogisch onderwijs (PCBO), de deuren definitief
te sluiten.
Vanuit interimmers die in de periode voorafgaand aan de opheffing bij de school aan
de slag waren gegaan, de gemeente en verschillende schoolbesturen in Rotterdam werd
aangegeven dat overdracht aan PCBO de beste optie was. PCBO was daartoe in beginsel
bereid, maar het bleek niet mogelijk op korte termijn het gat te vullen dat was ontstaan
door tussentijds vertrek van leraren van de Van Brienenoordschool. Om die reden is
de overname door PCBO helaas afgeketst.
Financiële afhandeling en garantstelling gro-up
Briefschrijver uit haar zorgen over de financiële afhandeling van overeenkomsten die
gro-up met extern ingehuurde partijen in de periode voor opheffing van de school is
aangegaan. Zij stelt in dat verband vragen bij het feit dat de inspectie in het rapport
van 1 juni 2023 heeft opgenomen dat het financiële toezicht in 2021 is afgeschaald,
omdat het bestuur destijds de garantie gaf de school uit private middelen te blijven
ondersteunen.
In het onderzoek naar bestuurlijk handelen dat resulteerde in het rapport van 1 juni
2023 is het negatief eigen vermogen van de school meegewogen. De inspectie achtte
de financiële continuïteit van de school kwetsbaar zij het gewaarborgd, gelet op vorenbedoelde
toezegging. Om die reden is de inspectie toen niet overgegaan tot aangepast financieel
toezicht. Dat extern ingehuurde partijen sinds de opheffing van de school nog niet
hun volledige honorarium hebben ontvangen van het bestuur vind ik een zeer onwenselijke
gang van zaken. Het is echter primair de verantwoordelijkheid van het bestuur zelf
om de crediteuren volgens afspraak te betalen. In gesprekken met het ministerie is
het bestuur nadrukkelijk opgeroepen die verantwoordelijkheid te nemen.
Met betrekking tot de financiële afhandeling kan ik nog opmerken dat wettelijk is
geregeld dat een bestuur na het beëindigen van de onderwijsactiviteiten van de laatste
onder hem vallende school, nog één jaar de tijd heeft om de eindafrekening voor te
leggen. Voor de Van Brienenoordschool houdt dit in dat deze uiterlijk op 1 juli 2024
moet worden ingediend. Het bestuur heeft aan de inspectie te kennen gegeven nog bezig
te zijn met de financiële afwikkeling. Na ontvangst van de eindafrekening zal de inspectie
deze kunnen beoordelen en kunnen, indien nodig, verdere stappen worden ondernemen
in de vorm van een nieuw onderzoek. Wanneer daartoe aanleiding bestaat, zal ik uw
Kamer nader informeren. Uitgangspunt voor mij is dat gro-up alles in het werk stelt
om zijn afspraken met derden op een nette en zorgvuldige manier gestand te doen.
Monitoring voormalige leerlingen Van Brienenoordschool
Toen bleek dat het bestuur overging tot opheffing van de school is door de interim-directeur
in een met betrokken partijen afgestemd bericht aan de ouders aangegeven dat focus
voor de korte termijn lag op het vinden van de best passende plek voor de leerlingen,
maar dat het Ministerie van OCW, de gemeente Rotterdam en de ontvangende schoolbesturen
hun handen ineen gingen slaan om huiswerkbegeleiding in de naschoolse uren mogelijk
te maken. Dit om leerachterstanden zoveel mogelijk te voorkomen. Hoe de begeleiding
er precies uit zou komen te zien, kon vanwege de vaart der dingen op dat moment nog
niet worden gemeld.
De besturen die de leerlingen hebben overgenomen, bieden inmiddels ondersteuning op
de scholen zelf. De inspectie kan in dat kader het zicht monitoren dat de desbetreffende
school heeft op de ontwikkeling en begeleiding van álle leerlingen. Wanneer de eindresultaten
daar aanleiding toe geven, zal er specifiek worden ingezoomd op leerlingen die voorheen
op de Van Brienenoordschool zaten en zal worden gevraagd wat er is gedaan om eventuele
leerachterstanden te herstellen.
Tot slot
Ik wil mijn grote waardering uitspreken voor al diegenen in en rond de school die
zich tot op het laatste moment hebben ingezet voor de toekomst van haar leerlingen.
Dat geldt evenzeer voor de scholen die hen hebben opgevangen en vanaf de start van
dit schooljaar alles in het werk hebben gesteld om leerachterstanden zo snel mogelijk
weg te werken.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs