Brief regering : Verslag informele Raad voor Concurrentievermogen 8-9 februari en 14-15 februari 2024
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 599 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 maart 2024
Op 8 en 9 februari 2024 vond de informele Raad voor Concurrentievermogen (onderdeel
interne markt en industrie) plaats in Genk en op 14 en 15 februari 2024 vond de informele
Raad voor Concurrentievermogen (onderdeel onderzoek- en innovatie) plaats in Terhulpen.
Met deze brief stuur ik u het verslag, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur,
en Wetenschap voor het onderdeel onderzoek en innovatie.
Ik maak van de gelegenheid gebruik om u te informeren dat de Europese Commissie recent
een voorstel voor een mandaat heeft gedaan voor onderhandelingen over een internationaal
rechtsinstrument betreffende intellectueel eigendom, genetische rijkdommen en traditionele
kennis in verband met genetische rijkdommen. Over dit ontwerpverdrag en de Nederlandse
inzet daaromtrent zal ik uw Kamer nog nader informeren. Met betrekking tot de Europese
bevoegdheidsverdeling is belangrijk dat wordt gewaarborgd dat de Europese Unie en
haar lidstaten maximale invloed kunnen uitoefenen in de bij dit verdrag op te richten
Assemblee. De Nederlandse inzet zal daarop zijn gericht.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
Inleiding
De Raad voor Concurrentievermogen (hierna: Raad) van 8 en 9 februari 2024 stond in
het teken van de interne markt en industrie. Er vond een beleidsdebat plaats over
de toekomst van de Europese industrie en de interne markt en er vonden een aantal
breakoutsessies plaats over concurrentievermogen-gerelateerde thema’s. Tevens vond
er een lunchdebat plaats met de Italiaanse oud-premier Enrico Letta, die in opdracht
van de Raad een onafhankelijk rapport schrijft over de toekomst van de interne markt.
De Raad van 14 en 15 februari 2024 stond in het teken van onderzoek-en innovatie.
Er vond één beleidsdebat plaats over het transformerende karakter van het Europese
Kaderprogramma voor O&I en één beleidsdebat inzake technologische ontwikkeling voor
het versnellen van industriële verduurzaming en het versterken van het concurrentievermogen
van de EU.
Verslag van het interne markt-en industrie onderdeel van de informele Raad voor Concurrentievermogen
op 8 en 9 februari 2024 te Genk
Toekomst van de Europese industrie en de interne markt
Beleidsdebat
In het licht van de recente protesten door boeren in Brussel, opende het Belgische
Voorzitterschap de Raad door begrip te tonen voor de boeren en riep lidstaten op om
de landbouwsector als strategische sector te omarmen. Ook de Commissie en meerdere
lidstaten spraken over het belang van het het tijdig betrekken van burgers, bedrijven
en boeren bij het maken van beleid.
De Raad benoemde de noodzaak om reactief beleid vanwege crises (zoals corona) om te
zetten in een proactieve holistische strategie voor industrie. Herindustrialisatie
en voortbouwen op wat Europa al goed kan zijn hierbij cruciaal. De bereikte akkoorden
op de Net Zero Act, Critical Raw Materials Act, en Chips Act vormen hiervoor een goede
basis. Bij de verdere ontwikkeling van een nieuwe Europese industriestrategie legden
de Commissie en enkele lidstaten, waaronder Nederland, de nadruk op technologisch
leiderschap, terwijl andere lidstaten vooral spraken over de basisindustrie. Biotechnologie,
kunstmatige intelligentie, kwantum en halfgeleiders werden genoemd als belangrijke
sectoren voor het toekomstig verdienvermogen van Europa.
Nederland pleitte tijdens de Raad voor een Europese industriestrategie die gebaseerd
is op een combinatie van het toekomstige verdienvermogen, duurzaamheid, weerbaarheid
en inclusiviteit in de zin dat iedereen profiteert van de brede welvaart die wordt
gecreëerd. Hierbij is het van belang dat Europa zich ook richt op de «promote» kant
van haar industriebeleid. Nederland noemde de Nationale Technologie Strategie en Groeimarktenstrategie1 ter inspiratie.
Met betrekking tot de interne markt onderstreepte de Raad volmondig het belang van
betere regelgeving. Vrijwel alle lidstaten, waaronder Nederland, noemden administratieve
lasten en het ontbreken van een eenduidig regelgevend kader als bottleneck. Daarnaast
uitten lidstaten zorgen over concurrentie tussen lidstaten onderling en de bijbehorende
risico’s voor het gelijk speelveld en cohesie. De Commissie riep de Raad op om juist
in deze turbulente tijden samen op te blijven trekken en te kijken waar de samenwerking
versterkt kan worden. Een belangrijke stap volgens de Commissie en andere lidstaten
was de vervolmaking van de kapitaalmarktunie. Ook hiervoor vroeg Nederland aandacht.
Diversenpunten
Na het beleidsdebat vonden er drie breakoutsessies plaats over 1) Open Strategische
Autonomie; 2) Aanbesteden; en 3) Innovatie en industrie (waaraan Nederland deelnam).
Tijdens de breakoutsessie over Open Strategische Autonomie spraken lidstaten over
het belang van open strategische autonomie bij het toekomstbestendig maken van de
Europese industrie en de dubbele transitie. Tijdens de breakoutsessie over aanbesteden
werd de huidige stand van zaken rond publiek aanbesteden besproken. Tijdens de breakoutsessie
over innovatie en industrie werd gesproken over oplossingsrichtingen om de transitie
naar een nettonul economie te versnellen te maken door innovatiebeleid optimaal in
te zetten.
Tot slot sprak de Raad tijdens de lunch met de heer Letta over de eerste mogelijke
denkrichtingen die het rapport over de toekomst van de interne markt zou kunnen bevatten.
Letta zal zijn eindrapport naar verwachting presenteren bij de buitengewone Europese
Raad op 17 en 18 april a.s.
Verslag van het onderzoeks- en innovatiedeel van de informele Raad voor Concurrentievermogen
op 14 en 15 februari 2024 te Terhulpen
Dit deel van het verslag is mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
en gaat enkel over het onderzoeks- en innovatiedeel van de Raad.
Transformerende karakter van het Europese Kaderprogramma voor O&I
Werksessie/beleidsdebat
Het Belgische voorzitterschap opende het debat met te benadrukken dat investeringen
in onderzoek en innovatie (O&I) een hefboomwerking hebben en dat het Kaderprogramma
voor O&I onder andere zorgt voor intersectorale en interdisciplinaire netwerken op
verschillende niveaus in de hele waardeketen en over landsgrenzen heen. Ook het belang
van de ontwikkeling van Europese technologieën voor strategische autonomie, met hierbij
oog voor de maatschappelijke uitdagingen, werd benadrukt. De Commissie gaf vervolgens
aan dat het Kaderprogramma de basis legt voor het huidige en toekomstige concurrentievermogen.
Om het concurrentievermogen te versterken is er wel een kritische massa aan talent
nodig en hiervoor is opschaling noodzakelijk.
Nederland benadrukte ook het belang van concurrentievermogen en strategische autonomie
voor de toekomst van Europa. Om dit te bereiken is gecoördineerde Europese samenwerking
in O&I nodig. Hiervoor is het van belang dat alle EU-lidstaten investeren in excellent
onderwijs, onderzoek en innovatie, met aandacht voor ambitieuze onderzoeksinfrastructuren
en stabiliteit op de lange termijn. Ook ging Nederland in op het belang van valorisatie
op Europese schaal en het stimuleren van het vestigingsklimaat voor jonge wetenschappers,
innovators en ondernemers, zodat Europa een magneet voor het aantrekken van talent
wordt.
De andere lidstaten noemden veelal dezelfde punten en gingen daarnaast onder andere
in op de noodzaak van een excellent en de hele O&I-waardeketen bevattend, gebalanceerd
Kaderprogramma. Het belang van een meer coherent, effectief en efficiënt Kaderprogramma
zonder silo’s wat op mondiale schaal concurrerend is, werd benadrukt, ook in de context
van de digitale en groene transities. Verder werd de meerwaarde van een enigszins
flexibel en integraal programma genoemd, waarbij ingesprongen kan worden op nieuwe
en onverwachte uitdagingen. Verder gingen lidstaten in op het belang van Europese
coördinatie en synergie in regelgeving van het Kaderprogramma met andere fondsen en
de rol van de regio’s. Daarnaast benoemden lidstaten het belang van samenwerking met
derde landen, het openstaan voor nieuwe deelnemers, het dichten van de innovatiekloof
tussen de verschillende lidstaten, de Europese toegevoegde waarde van het Kaderprogramma
en het stimuleren van deelname van het mkb.
De Commissie gaf aan door het debat overtuigd te zijn dat ze de ambitie en inspanning
voort moeten zetten met een krachtigere begroting. De Commissie is voornemens het
volgende ambitieuze en veerkrachtige Kaderprogramma in co-creatie met de lidstaten
te ontwikkelen om als EU op mondiaal niveau concurrerend te kunnen blijven. Het Belgische
voorzitterschap sloot de discussie af met dat er gekeken moet worden naar verschillende
elementen die verbeterd kunnen worden, onder andere het stroomlijnen van de financieringsinstrumenten,
het verbeteren van de mobiliteit voor onderzoekers en het zorgen voor een hechtere
link tussen onderzoek, innovatie en industrie.
Technologische ontwikkeling voor het versnellen van industriële verduurzaming en het
versterken van het concurrentievermogen van de EU
Werksessie/beleidsdebat
Het Belgische voorzitterschap heeft de verbetering van de concurrentiepositie van
de EU als discussiepunt op de Raadsagenda gezet met de vraag wat onderzoek en technologische
ontwikkeling hierin kunnen betekenen. De Commissie gaf aan dat de groene transitie
gestalte kan krijgen door samenwerking tussen lidstaten, waarbij duidelijk gestelde
kaders, goede infrastructuur en benodigde vaardigheden in betekenisvolle synergie
een belangrijke rol spelen voor de uitrol van innovatieve technologie.
Nederland ging in op het belang van de ontwikkeling, opschaling, commercialisering
en uitrol van schone technologieën als voorwaarde voor een succesvolle transitie naar
industriële verduurzaming. Hiertoe dient er strategisch gekozen te worden welke specifieke
sleuteltechnologieën in de toekomst ontwikkeld worden. Nederland heeft hiertoe recentelijk
de Nationale Technologie Strategie2 gepresenteerd en roept de Commissie op om een soortgelijk kader voor Europa op te
stellen. Verder benadrukte Nederland het belang van het wegnemen van barrières in
de interne markt om een gelijk speelveld te creëren, evenals het belang van investeringen
in O&I-ecosystemen. Ook noemde Nederland dat de gehele waardeketen van fundamenteel
en toegepast onderzoek naar innovatie, alsmede de implementatie van sleuteltechnologieën
in de industrie, nodig is voor het bereiken van impact. Als laatste gaf Nederland
aan dat een effectieve valorisatiestrategie met investeringen in kennisintensieve
start-ups en scale-ups noodzakelijk is voor het succesvol functioneren van O&I-ecosystemen.
Deze punten werden veelal onderschreven door andere lidstaten. Lidstaten gingen onder
andere in op het belang van de integratie van groene technologie in de maatschappij,
de rol van zowel de overheid – onder andere door aanbestedingen – als de inzet van
de industrie bij verduurzaming en het belang van een stabiel regelgevend kader. Ook
werd het belang van stimuleringspakketten voor onder andere het mkb en van bewustwording
in de maatschappij over groene technologieën genoemd.
De Commissie gaf aan dat publiek-private samenwerking van belang is voor de groene
transitie, evenals een gezamenlijke strategie hiervoor met lidstaten en stakeholders.
Het Belgisch voorzitterschap sloot af door onder andere nogmaals te benadrukken dat
een coherent regelgevend kader nodig is en dat overheidsopdrachten/-aanbestedingen
een belangrijk rol kunnen spelen in het steunen en stimuleren van bijvoorbeeld technologiedemonstraties
en schaalvergroting.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat