Brief regering : Bijstelling van de koopkrachtcijfers 2024 voor een aantal voorbeeldhuishoudens met huurtoeslag
36 410-XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2024
Nr. 66
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VOOR ARMOEDEBELEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 maart 2024
Het spijt ons u te moeten melden dat we bij de verwerking van de nieuwe raming van
het Centraal Planbureau (CPB) van 22 februari jongstleden een fout hebben ontdekt
in de koopkrachtberekeningen die het Ministerie van SZW heeft gemaakt voor een aantal
voorbeeldhuishoudens met huurtoeslag in 2024. In de berekeningen in de SZW-begroting
is uitgegaan van een te hoge huurtoeslag. Daardoor zijn de koopkrachtcijfers van een
aantal huishoudtypen in 2024 te hoog ingeschat. We betreuren het dat er foutieve berekeningen
zijn verstrekt, vooral richting de mensen die het betreft, en bieden excuses aan voor
deze gemaakte fout.
Daarbij kondigen we aan dat we werken aan een voorstel om de huishoudtypen die het
betreft tegemoet te komen. Het kabinet reserveert hiervoor 66 miljoen euro. Met een
aanvullende verhoging van de huurtoeslag brengen we de koopkrachtontwikkeling voor
deze huishoudtypen weer in lijn met de uitgangspunten zoals we die op Prinsjesdag
voor ogen hadden.
De foutieve berekening hebben met name betrekking op de koopkrachtcijfers voor de
voorbeeldhuishoudens alleenstaande met bijstand en alleenstaande met minimumloon. Deze moeten met terugwerkende kracht neerwaarts worden bijgesteld. Op pagina vier
vindt u een volledig overzicht. De fout heeft uitsluitend betrekking op de koopkrachtcijfers
van de voorbeeldhuishoudens met huurtoeslag. Er zijn geen fouten ontdekt in de overige
koopkracht- en armoedecijfers en het staat los van de koopkracht- en armoedecijfers
van het CPB. Deze blijven hetzelfde. Verderop in de brief wordt dat toegelicht.
De actuele stand van de koopkracht ziet er inmiddels voor alle groepen beter uit,
omdat in de nieuwe CPB-raming van 22 februari de inflatie lager en de loonontwikkeling
hoger wordt geraamd. In deze recente cijfers zijn ook de verhogingen van het minimumloon
en de kinderbijslag meegenomen, waar de Tweede Kamer initiatief toe heeft genomen.
De verwachte koopkrachtontwikkeling voor dit jaar valt hierdoor hoger uit dan in de
(herziene) berekeningen van september. In doorsnee stijgt de koopkracht in 2024 naar
verwachting met 2,7% volgens het CPB. Ook de koopkrachtontwikkeling van de voorbeeldhuishoudens
waarop de gemaakte fout betrekking heeft, ziet er beter uit dan een half jaar geleden.
Het actuele koopkrachtcijfer voor een alleenstaande in de bijstand komt op – 0,6%
en voor een alleenstaande met minimumloon op + 5,3%. Een uitgebreidere toelichting
op het actuele koopkrachtbeeld is te vinden op pagina 5.
Met deze brief informeren we u over het ontstaan van de fout, en hoe en wanneer deze
ontdekt is. Daarna gaan we in op de koopkrachtcijfers waarvoor dit gevolgen heeft.
De brief bevat ook een korte toelichting op het meest actuele koopkrachtbeeld. Tot
slot bevat de brief een toelichting op het structurele voorstel om de koopkracht nog
in 2024 te verbeteren voor de huishoudtypen op wie de fout betrekking heeft.
Koopkrachtramingen van het Ministerie van SZW
Het Ministerie van SZW maakt periodiek koopkrachtramingen op basis van macro-economische
cijfers van het CPB. Deze koopkrachtramingen geven inzicht in de verandering van het
besteedbaar inkomen tussen twee opeenvolgende jaren. De uitkomsten van deze koopkrachtramingen
delen we op vaste momenten met de Eerste en Tweede Kamer, onder andere in de SZW-begroting
of in het jaarverslag. In aanvulling daarop delen we incidenteel ook specifieke berekeningen
van inkomenseffecten van beleid, wanneer de Eerste of Tweede Kamer daar om vraagt.
De uitkomsten van koopkrachtberekeningen worden doorgaans gepresenteerd in verschillende
figuren en tabellen. De meest gebruikte figuren en tabellen zijn de koopkrachtboxplot
en de tabel met voorbeeldhuishoudens. De koopkrachtboxplot toont de middelste (ook wel mediane) koopkrachtontwikkeling voor verschillende groepen
in de samenleving, en geeft daarnaast inzicht in de spreiding van de koopkrachtveranderingen
van verschillende huishoudens binnen elke groep. De tabel met voorbeeldhuishoudens toont de koopkrachtontwikkeling voor een aantal gestileerde huishoudtypen, gebaseerd
op representatieve aannames over de huishoudenssamenstelling, de hoogte van het inkomen,
de huur, enzovoorts. Een uitgebreidere toelichting op de koopkrachtberekeningen en
verschillende presentatievormen is ook te vinden in paragraaf 5.2 van de memorie van
toelichting bij de SZW-begroting (vanaf pagina 179).1
Normaliter wordt de huurtoeslag wel meegenomen in de koopkrachtberekeningen voor de boxplot, maar niet meegenomen voor de koopkrachtberekeningen voor de voorbeeldhuishoudens. Dat hangt
ook samen met het feit dat er twee verschillende methodes worden gebruikt om de boxplot
en de voorbeeldhuishoudens te berekenen. De koopkrachtboxplot is gebaseerd op een
microsimulatiemodel, dat werkt met een steekproef van 100 duizend huishoudens die
een representatieve afspiegeling vormen van alle huishoudens in Nederland. De steekproef
komt uit een dataset die ook data bevat over de huurhoogtes. Het ligt daarom voor
de hand om ook veranderingen in de huurtoeslag mee te nemen bij de berekeningen. De
voorbeeldhuishoudens betreffen gestileerde voorbeelden van huishoudens met een bepaald
inkomen en een bepaalde gezinssamenstelling. Daarbij ligt het meenemen van de huurtoeslag
minder voor de hand, omdat niet alle huishoudens van een bepaald huishoudtype in de
praktijk recht hebben op huurtoeslag, en omdat huishoudens met huurtoeslag in de praktijk
verschillende bedragen aan huurtoeslag ontvangen (de huurtoeslag hangt immers af van
de huur). Zolang de huurtoeslag niet beleidsmatig wordt aangepast, resulteert dat
niet in vertekeningen van het koopkrachtbeeld.2
Ontstaan van een fout in de koopkrachtberekeningen
Bij de koopkrachtberekeningen in het kader van de augustusbesluitvorming in 2023 is
besloten om – afwijkend van de normale gang van zaken – bij de voorbeeldhuishoudens
ook rekening te houden met veranderingen in de huurtoeslag. Het kabinet heeft namelijk
besloten om de (maximale) huurtoeslag voor 2024 te verhogen met ruim 400 euro, om
zo de koopkracht van lagere inkomens te ondersteunen. Bij een berekening volgens de
normale procedure zou de tabel met voorbeeldhuishoudens geen enkel inzicht in het
effect van de verhoging van de huurtoeslag geven en daardoor een onvolledig beeld.
Daarom is op dat moment besloten om voor 2024 bij uitzondering ook een koopkrachtbeeld
met huurtoeslag te berekenen voor de voorbeeldhuishoudens.
Helaas is er bij een aantal voorbeeldhuishoudens een fout gemaakt in de aanname over
de huurhoogte die gebruikt wordt voor het vaststellen van de huurtoeslag. Als gevolg
hiervan is de huurtoeslag in 2024 voor deze voorbeelden te hoog berekend en valt de
koopkrachtontwikkeling lager uit dan we eerder hebben gemeld. Deze huishoudens ontvangen
in de praktijk nog wél de verhoging van ruim 400 euro per jaar.
Deze fout kwam bij verwerking van de nieuwe raming van het CPB – het Centraal Economisch
Plan (CEP) 2024, gepubliceerd op 22 februari – aan het licht. Zoals gezegd, gebruikt
SZW verschillende modellen voor het berekenen van de boxplots en de voorbeeldhuishoudens.
In aanloop naar de publicatie van het CEP is door SZW een extra controlemechanisme
geprogrammeerd in het microsimulatiemodel (dat standaard gebruikt wordt voor het berekenen
van de boxplots), waarmee de koopkrachtberekeningen voor de voorbeeldhuishoudens geautomatiseerd
kunnen worden gecontroleerd. Via die controle kwamen de afwijkende cijfers bij verwerking
van het CEP aan het licht.
Sindsdien is uitgezocht wat er precies is misgegaan, hoe dat heeft kunnen gebeuren,
welke cijfers gecorrigeerd moeten worden en hoe we dergelijke fouten in de toekomst
kunnen voorkomen. Wij zijn hierover op maandag 26 februari mondeling geïnformeerd
en hebben op dinsdag 27 februari een nota ontvangen, die op woensdag 28 februari is
besproken. Vervolgens hebben er nog laatste checks plaatsgevonden op de (gecorrigeerde)
koopkrachtcijfers en is, na bespreking in bewindspersonenoverleggen en de ministerraad,
deze brief opgesteld om de Eerste en Tweede Kamer te informeren.
Correctie van de koopkrachtcijfers voor voorbeeldhuishoudens
Uit onze huidige inventarisatie blijkt dat er in twee documenten aan de Eerste en
Tweede Kamer verkeerde cijfers zijn gemeld. Het eerste document betreft de memorie
van toelichting bij de SZW-begroting (verzonden op 19 september 2023).3 Het tweede document betreft de nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan
2024 (verzonden op 17 november 2023).4 De cijfers zijn ook gebruikt in het proces in aanloop naar de augustusbrief.
In de memorie van toelichting bij de SZW-begroting is in tabel 130 in de kolom voorbeeldhuishoudens
met huurtoeslag bij 11 van de 20 huishoudtypen een te hoog koopkrachtcijfer gemeld.5 Tabel 1 in deze brief geeft een overzicht van de koopkrachtontwikkeling zoals gemeld
in de memorie van toelichting bij de SZW-begroting (kolom 1) en de correcte koopkrachtcijfers
die we hadden moeten melden (kolom 2). Kolom 3 toont het verschil tussen de koopkrachtontwikkeling
voor en na correctie. Kolom 4 toont de actuele stand.
Tabel 1 illustreert dat de correctie vooral betrekking heeft op huishoudtypen met
alleenstaanden. Tweeverdieners hebben doorgaans een hoger inkomen en (mede daardoor)
minder vaak recht op huurtoeslag. Bij het huishoudtype alleenstaande met bijstand is het effect van de neerwaartse bijstelling het grootst (– 1,3%-punt). Bij een alleenstaande met minimumloon valt de koopkrachtontwikkeling 0,9%-punt lager uit dan eerder gemeld en bij een alleenstaande met alleen AOW is de neerwaartse bijstelling – 0,5%-punt. Bij andere huishoudtypen is de neerwaartse
bijstelling 0,0 tot – 0,4%-punt.
Tabel 1: Koopkrachtontwikkeling van voorbeeldhuishoudens met huurtoeslag in 2024 zoals
gemeld in de SZW-begroting, na correctie op stand MEV (september 2023) en op stand
CEP (februari 2024, actuele stand)
Koopkrachtontwikkeling
Werkenden
2024
(stand MEV, rechter kolom in tabel 130 van de SZW-begroting)
2024
(stand MEV, na correctie)
Verschil (omvang correctie)
2024
(stand CEP, actuele stand)
Alleenverdiener met kinderen
modaal
5,1%
5,0%
– 0,1%-punt
6,5%
2 x modaal
3,0%
3,0%
0,0%-punt
4,4%
Tweeverdieners
modaal + ½ x modaal met kinderen
3,5%
3,5%
0,0%-punt
4,9%
2 x modaal + ½ x modaal met kinderen
2,0%
2,0%
0,0%-punt
3,3%
2½ x modaal + modaal met kinderen
2,0%
2,0%
0,0%-punt
3,2%
modaal + modaal zonder kinderen
2,7%
2,7%
0,0%-punt
3,7%
2 x modaal + modaal zonder kinderen
2,1%
2,1%
0,0%-punt
3,1%
Alleenstaande
minimumloon
5,0%
4,1%
– 0,9%-punt
5,3%
modaal
2,7%
2,7%
0,0%-punt
3,7%
2 x modaal
1,7%
1,7%
0,0%-punt
2,8%
Alleenstaande ouder
minimumloon
4,8%
4,5%
– 0,3%-punt
6,2%
modaal
5,7%
5,4%
– 0,3%-punt
7,0%
Niet-werkenden
Sociale minima
paar met kinderen
4,5%
4,3%
– 0,2%-punt
5,8%
alleenstaande
– 0,4%
– 1,7%
– 1,3%-punt
– 0,6%
alleenstaande ouder
2,7%
2,3%
– 0,4%-punt
3,8%
AOW (alleenstaand)
(alleen) AOW
– 0,3%
– 0,8%
– 0,5%-punt
0,3%
AOW + 10000
3,9%
3,5%
– 0,4%-punt
4,9%
AOW (paar)
(alleen) AOW
0,2%
0,0%
– 0,2%-punt
1,1%
AOW + 10000
3,3%
3,0%
– 0,3%-punt
4,4%
AOW + 30000
1,8%
1,8%
0,0%-punt
3,3%
De nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan 2024 bevat een aantal
van dezelfde foutieve cijfers als de memorie van toelichting bij de SZW-begroting.
Dat document bevat namelijk een tabel met de koopkrachtontwikkeling van gepensioneerde
voorbeeldhuishoudens voor 2022, 2023 en 2024 (de tweede tabel op pagina 11). In de
kolom 2024 zijn dezelfde foutieve cijfers gemeld als in de memorie van toelichting
bij de SZW-begroting.
Het is belangrijk om te vermelden dat de fout uitsluitend betrekking heeft op de koopkrachtcijfers
van voorbeeldhuishoudens met huurtoeslag. De ontdekte fout heeft geen effect op de
koopkrachtcijfers in de boxplot, de puntenwolk of de armoedecijfers. Die cijfers zijn
dus wel correct. De fout staat ook los van de koopkrachtcijfers die het CPB twee weken
geleden heeft gepubliceerd in het Centraal Economisch Plan (CEP). Ook is de huurtoeslag
in de praktijk wel daadwerkelijk verhoogd met circa 400 euro.
Toelichting op het actuele koopkrachtbeeld
Inmiddels is het koopkrachtbeeld op basis van de MEV-cijfers van vorig jaar september
niet meer actueel, omdat het CPB op 22 februari de nieuwe raming (CEP) heeft gepubliceerd.
Voor de volledigheid bevat deze brief daarom ook een korte toelichting op het actuele
koopkrachtbeeld, gebaseerd op de CEP-cijfers.
Vergeleken met een half jaar geleden ziet het koopkrachtbeeld voor 2024 er beter uit.
De laatste kolom van tabel 1 illustreert dat, rekening houdend met de correctie, de
verwachte koopkrachtontwikkeling voor alle huishoudtypen is verbeterd ten opzichte
van een half jaar geleden (stand MEV). Die verbetering komt volgens het CPB vooral
door een opwaartse bijstelling van de cao-lonen (die vertraagd ook doorwerken op de
uitkeringen) en een neerwaartse bijstelling van de inflatie. Daarnaast heeft de Tweede
Kamer afgelopen najaar het initiatief genomen om het minimumloon en de kinderbijslag
te verhogen. Hoewel het wetsvoorstel voor de minimumloonsverhoging nog behandeld moet
worden, is deze maatregel wel alvast verwerkt in het koopkrachtbeeld voor 2024, zowel
door het CPB als door SZW.
Per saldo gaan alle voorbeeldhuishoudens er in 2024 op basis van het meest actuele
beeld op vooruit, met uitzondering van het huishoudtype alleenstaande met bijstand. Ondanks de betere macro-economische vooruitzichten gaat dit huishoudtype er 0,6%
op achteruit ten opzichte van 2023. Dat komt doordat de tijdelijke steunmaatregelen
die ten tijde van de extreem hoge energieprijzen werden ingesteld, zoals de energietoeslag
en de tijdelijke verhoging van de zorgtoeslag, dit jaar zijn vervallen. Bij een alleenstaande
met (alleen) AOW stijgt de koopkracht naar verwachting met 0,3% en bij een alleenstaande
met minimumloon is de geraamde koopkrachtstijging 5,3%. Belangrijke kanttekening bij
de koopkrachtcijfers is dat deze – zoals gebruikelijk – de statische koopkrachtontwikkeling tonen. Statische koopkracht betekent dat de persoonlijke situatie van huishoudens
niet verandert. In de praktijk heeft een deel van mensen wel degelijk te maken met
veranderingen in de persoonlijke situatie, zoals het vinden of verliezen van een baan,
gaan samenwonen of uit elkaar gaan, of het krijgen van een kind. Deze veranderingen
in de persoonlijke situatie kunnen een groot effect hebben op de koopkracht van mensen.
Het CPB besteedde in het CEP twee weken geleden ook aandacht aan het cumulatieve koopkrachtbeeld
in de periode 2021–2025. De mediane koopkrachtontwikkeling komt in die periode volgens
het CPB uit op – 0,5%, waarmee de koopkracht bijna weer op het niveau is van 2021.
De laagste inkomensgroep gaat er volgens het CPB 4,6% op vooruit in de periode 2021–2025,
vooral als gevolg van de ondersteunende maatregelen, zoals de verhogingen van het
minimumloon, de huurtoeslag, het kindgebonden budget en de kinderbijslag. Wel tekent
het CPB daarbij aan dat inflatieongelijkheid mogelijk tot overschatting leidt van
de koopkrachtontwikkeling van lage inkomens, maar ook dat op dit moment niet goed
meer kan worden ingeschat hoe groot de rol van inflatieongelijkheid nog is.6
Reactie van het kabinet op de gemaakte fout
We hechten eraan dat de Eerste en Tweede Kamer altijd over de juiste informatie beschikken
om besluiten te kunnen nemen. We betreuren daarom dat we onbedoeld verkeerde cijfers
hebben verstrekt.
Uiteraard willen we het maken van fouten zo veel mogelijk voorkomen. Daarom houden
we op dit moment onze controleprocedures opnieuw tegen het licht, in het bijzonder
de controleprocedures voor situaties waarin wordt afgeweken van de normale gang van
zaken (zoals is gebeurd bij het meenemen van de huurtoeslag). Daarnaast hebben we
extra aandacht voor het onderhoud aan de modellen. Zo voorkomen we nieuwe fouten in
de toekomst en zorgen we ervoor dat cijfers een goed beeld van de werkelijkheid geven.
Het is positief dat het koopkrachtbeeld op basis van het CEP van twee weken geleden
beter is dan een half jaar geleden. Als we een half jaar geleden echter over de correcte
cijfers hadden beschikt, dan zou dat in alle waarschijnlijkheid tot andere besluitvorming
hebben geleid, in het bijzonder voor het huishoudtype alleenstaande in de bijstand.
Daarom werken we aan een structureel voorstel om via de huurtoeslag de koopkracht
nog in 2024 te verbeteren voor deze groep. We brengen hiermee de koopkrachtontwikkeling
voor deze huishoudtypen weer in lijn met de uitgangspunten zoals we die op Prinsjesdag
voor ogen hadden.
Dit vergt een wetswijziging en de verhoging dient tijdig (1 mei) bekend te zijn bij
Dienst Toeslagen. Hierover wordt uw Kamer zo spoedig mogelijk geïnformeerd. De voorziene
verhoging van de huurtoeslag vereist een intensivering van de huurtoeslag van 66 miljoen
euro. Dekking zal in 2024 (incidenteel) gevonden worden op de SZW-begroting. Structurele
dekking wordt ingepast in het inkomstenkader, via een verhoging van het tarief van
de eerste schijf in de inkomstenbelasting.
De vormgeving van de dekking aan de inkomstenkant kan tijdens de augustusbesluitvorming
nog worden herbezien bij de integrale weging van het koopkrachtbeeld. Op dat moment
staat het kabinet, zoals te doen gebruikelijk, stil bij het integrale koopkrachtbeeld
voor 2025.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen