Brief regering : Anticiperen wetsvoorstel tot wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen in verband met het verlengen van de werkingsduur van die wet
36 506 Wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen in verband met het verlengen van de werkingsduur van die wet
Nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 maart 2024
Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen in
verband met het verlengen van de werkingsduur van die wet is door Zijne Majesteit
de Koning aan uw Kamer aangeboden1 en is door uw Kamer in behandeling genomen. Dit wetsvoorstel is onderdeel van het
arbeidsmarktpakket dat dit kabinet samen met sociale partners heeft uitgewerkt. In
het arbeidsmarktpakket is zorgvuldig gezocht naar een goede balans tussen het realiseren
van meer zekerheid voor werkenden, en meer wendbaarheid voor werkgevenden. Het pakket
bevat daarom verschillende maatregelen en initiatieven, waaronder zes wetstrajecten.
De verlenging van de werkingsduur van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen
is het eerste wetsvoorstel uit het arbeidsmarktpakket dat aan uw Kamer is aangeboden.
Ik heb uw Kamer in oktober vorig jaar geïnformeerd over de voortgang van de uitwerking
van het arbeidsmarktpakket2.
Het wetsvoorstel regelt de verlenging van de toegang tot de Wet inkomensvoorziening
oudere werklozen (hierna: Wet IOW) met 4 jaren. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk
dat het recht op een IOW-uitkering na de WW (Werkloosheidswet) of WGA (Werkhervattingsuitkering
gedeeltelijk arbeidsgeschikten) met terugwerkende kracht geldt vanaf 1 januari 2024
tot en met uiterlijk 31 december 2027.
Gedurende de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer en Eerste Kamer kan
het voorkomen dat enkele personen die na afloop van hun WW-of WGA-uitkering vanaf
1 januari 2024 toch geen IOW-uitkering ontvangen, hoewel ze daar op grond van het
wetsvoorstel wel recht op zouden hebben, omdat de wet nog niet is aangenomen en in
het Staatsblad is gepubliceerd. Het is onwenselijk dat deze personen enige tijd geen
IOW-uitkering krijgen. Daarom kan met ingang van 1 januari 2024 door UWV worden geanticipeerd
op de inwerkingtreding van de verlenging van de Wet IOW. Dit licht ik hieronder toe.
De IOW biedt personen die een WW-of WGA-uitkering ontvangen op grond van de WW of
de WGA, en die bij aanvang van de werkloosheid of gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid
60 jaar en 4 maanden of ouder zijn, na afloop van die uitkering inkomensondersteuning
op sociaal-minimumniveau tot de AOW-leeftijd. Anders dan bij een bijstandsuitkering
is er in de Wet IOW geen partnerinkomenstoets en geen vermogenstoets van toepassing.
De terugwerkende kracht die in het wetsvoorstel is opgenomen zorgt ervoor dat mensen
die voldoen aan de voorwaarden voor recht op IOW na inwerkingtreding van de wet vanaf
1 januari 2024 recht krijgen op een IOW-uitkering. Verreweg het grootste deel van
deze groep heeft langere WW- of WGA-rechten en daarom zal een periode tussen 1 januari
2024 en het moment van inwerkingtreding van de verlenging van de Wet IOW geen effect
op hen hebben.
Bij een zeer beperkt deel van de mensen uit de doelgroep die op of na 1 januari 2024
werkloos of gedeeltelijk arbeidsgeschikt worden kan het recht op WW of WGA aflopen
voordat de verlenging van de Wet IOW in werking is getreden. Op basis van de huidige
regelgeving kunnen zij dan géén aanspraak maken op een IOW-uitkering (de mogelijkheid
tot instroom in de huidige wet is immers per 1 januari 2024 gestopt).
Na inwerkingtreding van de Wet IOW kunnen zij wel een IOW-uitkering krijgen, maar
in de tussentijd zou men voor hun bestaanszekerheid terug moeten vallen op een uitkering
op grond van de Participatiewet (bijstand) of hun eigen vermogen moeten aanwenden.
Voor de Participatiewet gelden echter wel een partnerinkomens- en vermogenstoets,
een kostendelersnorm en een tegenprestatie, die voor de Wet IOW niet gelden. Dat leidt
tot onwenselijke verschillen binnen de doelgroep en mogelijk tot (financiële) problemen
bij de groep die in deze situatie tussen wal en schip valt.
Ik ben mij ervan bewust dat anticiperen op wetgeving die nog niet door de Staten-Generaal
is aangenomen een zwaar middel is. Het tijdelijk moeten terugvallen op een bijstandsuitkering
of op eigen vermogen is hier echter onwenselijk omdat het in strijd is met het doel
van de Wet IOW en ik acht het daarom onbillijk om in deze situaties en met het oog
op het ingediende wetsvoorstel een aanvraag voor een IOW-uitkering te weigeren. Bij
deze overweging en belangenafweging speelt mee dat het anticiperen in alle gevallen
een begunstigend karakter heeft.
Ik zal afspraken met UWV maken over de wijze van periodieke verantwoordingsinformatie
over het verloop van de uitvoering. Op basis van deze verantwoordings- en toezichtsinformatie
zal ik verantwoording aan uw Kamer afleggen. Aangezien het besluit tot anticiperen
op wetgeving de Staten-Generaal in de hoedanigheid van medewetgever aangaat en daarmee
betrekking heeft op beide Kamers, heb ik een gelijkluidende brief aan de Voorzitter
van de Eerste Kamer gestuurd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid