Brief regering : Fiche: Verordening supercomputerinitiatief kunstmatige intelligentie
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3907
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 maart 2024
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 5 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Herziening verordening screening buitenlandse directe investeringen (Kamerstuk
22 112, nr. 3905)
Fiche: Raadsaanbeveling verbeteren onderzoeksveiligheid (Kamerstuk 22 112, nr. 3906)
Fiche: Verordening supercomputerinitiatief kunstmatige intelligentie
Fiche: Mededeling stimuleren van startups en innovatie in betrouwbare AI (Kamerstuk
22 112, nr. 3908)
Fiche: Herziening Richtlijn Europese Ondernemingsraden (Kamerstuk 22 112, nr. 3909)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Fiche: Verordening supercomputerinitiatief kunstmatige intelligentie
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1173
wat betreft een EuroHPC-initiatief voor start-ups om Europees leiderschap op het gebied
van betrouwbare artificiële intelligentie te stimuleren
b) Datum ontvangst Commissiedocument
24 januari 2024
c) Nr. Commissiedocument
COM(2024) 29
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52024PC0029…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld.
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat in nauwe samenwerking met het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
h) Rechtsbasis
Artikel 187 en artikel 188, eerste alinea van het Verdrag betreffende de Werking van
de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Raadpleging
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Op 24 januari publiceerde de Europese Commissie (hierna: de Commissie) een voorstel
voor een verordening ter amendering van de verordening omtrent de voortzetting van
de gemeenschappelijke onderneming voor High Performance Computing (HPC, ook wel bekend
als «supercomputers») (hierna: het voorstel).1 Het voorstel is onderdeel van een breder AI-innovatiepakket dat ook een mededeling
over het stimuleren van startups en innovatie op het gebied van betrouwbare AI en
een besluit van de Commissie tot oprichting van de AI Office bevat. Over de mededeling
wordt een separaat BNC-fiche opgesteld. Een inhoudelijke beoordeling van het takenpakket
van de AI Office wordt meegenomen in de eerstvolgende geannoteerde agenda voor de
formele Telecomraad.
De gemeenschappelijke onderneming biedt een juridisch en financieel kader om middelen
van de Commissie, 34 landen en drie private leden2 bij elkaar te brengen, ter versterkingen van het Europese HPC-ecosysteem. Deze activiteit
wordt Europees opgepakt omdat het bouwen en onderhouden van een HPC-ecosysteem van
wereldklasse te complex is en te hoge kosten met zich meedraagt voor individuele lidstaten.
Daarnaast is er ook veel schaalvoordeel te behalen op belangrijke randvoorwaarden
zoals energievoorziening, netwerkarchitectuur en verduurzaming. Via de gemeenschappelijke
onderneming wordt strategisch geïnvesteerd in het ontwikkelen van technologie en applicaties
voor supercomputers en de toegang hiertoe, inclusief de bijbehorende data-infrastructuur.
De activiteiten van de bestaande gemeenschappelijke onderneming zijn gegroepeerd in
zes pijlers, die de inhoudelijke activiteiten bepalen: ten eerste, de infrastructuur,
de aanschaf, implementatie en exploitatie van supercomputers, inclusief kwantumcomputers.
Een belangrijk uitgangspunt van de Commissie en de zogenaamde gemeenschappelijke onderneming
is het – voor zover mogelijk – gebruik maken van Europese technologie voor de bouw
van de supercomputers; ten tweede, activiteiten om te zorgen voor toegang via de cloud
voor de hele Europese Unie tot gefedereerde en veilige HPC-diensten; ten derde, een
ambitieuze onderzoeks- en innovatieagenda voor technologie om een innovatief HPC-ecosysteem
te ontwikkelen; ten vierde, het verder ontwikkelen van belangrijke computer- en datatoepassingen
en codes voor de wetenschap, de industrie (inclusief mkb) en de publieke sector; ten
vijfde, het verbreden van gebruik en vaardigheden door middel van zogenaamde nationale
HPC Competence Centres voor expertise en gebruikersondersteuning, om toegang tot HPC-diensten te vergroten
voor gebruikers uit de industrie en de wetenschap; en tot slot, de internationale
samenwerking. In lijn met de internationale beleidsdoelstellingen en relaties van
de Europese Unie wordt de internationale samenwerking op het gebied van HPC vormgegeven
en uitgevoerd door de zogenaamde gemeenschappelijke onderneming. Doel is om onderzoek
te bevorderen dat zich richt op mondiale wetenschappelijke en maatschappelijke uitdagingen.
Deze activiteit moet tegelijkertijd het concurrentievermogen van het Europese HPC-technologieaanbod
en gebruikersecosysteem stimuleren.
In reactie op het toenemende mondiale belang van super computing en kunstmatige intelligentie
voegt het voorstel een nieuwe pijler toe aan het bestaande instrumentarium, die voorziet
in het opzetten en exploiteren van «factories» voor kunstmatige intelligentie (AI). Deze «AI-factories» zijn open ecosystemen die worden gevormd rond Europese publieke supercomputers en
bijbehorende datacenters of worden verbonden via hogesnelheidsnetwerken. Deze ecosystemen
moeten het nodige talent en materialen samenbrengen die nodig zijn voor de ontwikkeling
van generatieve AI-modellen en toepassingen. Op deze manier voorziet de Commissie
een competitief en innovatief Europees AI-startup-, wetenschaps- en innovatie-ecosysteem
te bevorderen. Hierin kunnen startups, innovators en onderzoekers nauw samenwerken
met industriële gebruikers. Tevens, kunnen zij investeringen aantrekken in de EU,
en toegang krijgen tot de belangrijkste ingrediënten van AI: data, rekenkracht, algoritmen
en talent. De training, ontwikkeling, validatie en exploitatie van AI-systemen en
-toepassingen vormt hierbij de kern van de beoogde activiteiten. Daarnaast staat het
bieden van geavanceerde onderwijsactiviteiten aan relevante belanghebbenden centraal.
b) Impact assessment Commissie
Er is geen nieuwe impact assessment gedaan. Het kabinet kan zich hierin vinden omdat
de belangrijkste drijfveren en doelstellingen van de zogenaamde gemeenschappelijke
onderneming onveranderd zijn gebleven sinds de vorige impact assessment die gepubliceerd
is in januari 2018.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De samenleving wordt steeds meer datagedreven. Voor een sterke kennispositie van Nederland
is het noodzakelijk om Europees samen te werken en krachten te bundelen bij de ontwikkeling
van en toegang tot hoogwaardige rekenfaciliteiten, dit kunnen lidstaten niet meer
alleen. Het bredere Nederlandse beleid rondom HPC is gericht op het stimuleren van
hoogwaardig onderzoek en onderwijs en op het innovatief vermogen van bedrijven. Daarvoor
is een sterke nationale data-infrastructuur noodzakelijk, zoals aangeboden door SURF3 in samenwerking met de kennisinstellingen. Het HPC-ecosysteem speelt een belangrijke
rol bij de ontwikkeling van AI. AI is als sleuteltechnologie aangewezen in de Nationale
Technologiestrategie4. Daarmee erkent het kabinet dat Nederland wetenschappelijk in AI uitblinkt en bevestigt
zij de doorslaggevende rol van AI voor toekomstige economische groei.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet is positief over het voorstel en staat inhoudelijk achter de noodzaak
voor de toevoeging van de voorgestelde nieuwe pijler rondom AI, die door het bieden
van beschikbare en toegankelijke HPC-infrastructuur aan gebruikers (industrie en wetenschap)
een bijdrage kan leveren aan de Europese concurrentiepositie op het gebied van AI.
Het voorstel om «AI-factories» op te richten is een belangrijke invulling van de noodzaak om als Europa gezamenlijk
op te trekken in de mondiale concurrentiestrijd rondom AI. Verbeterde toegang tot
AI-rekenkracht brengt met zich mee dat gebruikers, start-ups in het bijzonder, aangemoedigd
worden hun activiteiten en dataverwerving, opslag en gebruik in Europa te ontplooien.
Gebruikers worden eveneens minder afhankelijk van opslag en rekencapaciteit van buiten
Europa. Het belang van rekenkracht en hoogwaardige datasets om als Nederland en Europa
competitief te zijn wordt door het kabinet ook benadrukt in de overheidsbrede visie
op generatieve AI.5
De gemeenschappelijke onderneming EuroHPC is in dit verband het belangrijkste initiatief
voor het realiseren van rekenkracht voor Europese startups, wetenschap en innovatie,
en daarmee voor het concurrentievermogen van Europa. EuroHPC is een goed voorbeeld
van hoe grootschalige onderzoek en technologieinfrastructuur gerealiseerd kunnen worden
over heel Europa. Dat betekent niet alleen dat excellente faciliteiten, onderzoek
en innovatie wordt geleverd, maar ook schaalgrootte en, via het open en gedistribueerde
karakter, de mogelijkheid biedt dat alle excellente startup-, wetenschaps- en innovatie-ecosystemen
kunnen deelnemen en met elkaar verbonden zijn. Hiermee krijgt Europa meer noodzakelijke
slagkracht op het terrein van AI-rekenkracht.
Het kabinet ziet de noodzaak van de door de Nederlandse HPC-gemeenschap uitgesproken
behoefte voor meer toegang tot meer AI-rekenkracht, waar het voorstel in kan voorzien.
Momenteel staat er geen supercomputer die geoptimaliseerd is voor AI in Nederland.
In het kader van de overheidsbrede visie op generatieve AI loopt momenteel onder andere
met SURF een verkenning naar de inrichting van een veilige en bruikbare publieke nationale
AI-(test)faciliteit voor verantwoorde (generatieve) AI die ook toegankelijk is voor
startups. In de verkenning zal de vraag meegenomen worden in hoeverre een nieuwe nationale
AI-faciliteit binnen de zogenaamde EuroHPC gemeenschappelijke onderneming past en
als AI-fabriek beschouwd zou kunnen worden.
Het kabinet zal tijdens de onderhandelingen oog houden voor optimale afstemming tussen
nationale programma’s en middelen en de nieuwe activiteiten onder EuroHPC, om daarmee
de nationale en Europese doelstellingen op AI en het Europese concurrentievermogen
te versterken. Ook zal het kabinet erop aandringen dat er voldoende ruimte wordt geboden
aan zowel wetenschappelijke toepassingen als het gebruik door start-ups. Daarnaast
zal het kabinet benadrukken dat de nieuwe pijler een noodzakelijke aanvulling op reeds
bestaande EuroHPC-activiteiten vormt en als zodanig moet worden gezien. Dit brengt
met zich mee dat eerder bepaalde doelstellingen en activiteiten onverminderd dienen
te worden gehandhaafd, juist nu er wel extra activiteiten onder de EuroHPC gemeenschappelijke
onderneming worden voorzien zonder dat er extra financiële middelen beschikbaar worden
gesteld. De nieuwe AI rekenfaciliteiten moeten dus geoptimaliseerd worden voor AI-toepassingen,
maar moeten niet het gebruik van andere (toekomstige) toepassingen geheel uitsluiten.
De «AI-factories» zijn overigens geen juridische entiteit. Van belang is dus dat duidelijk gecommuniceerd
wordt door de zogenoemde EuroHPC gemeenschappelijke onderneming wat de status van
deze entiteiten is en hoe deze zich verhouden tot bestaande activiteiten. Het kabinet
zal hier aandacht voor vragen tijdens de onderhandelingen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Momenteel zijn alle 27 lidstaten en 7 geassocieerde landen- lid van de zogenaamde
gemeenschappelijke onderneming EuroHPC. Op basis van de eerste discussies lijkt er
brede steun te zijn voor het voorstel en onderschrijven lidstaten de noodzaak om in
te zetten op AI onder EuroHPC. Het Europees Parlement heeft zich nog niet over het
huidige voorstel uitgesproken. In algemene zin is zij positief over de EuroHPC JU6. Het voorstel wordt waarschijnlijk behandeld door het ITRE-comité waar ook de EuroHPC-verordening
is besproken. De rapporteur is nog niet bekend.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
is gebaseerd op artikel 187 en de eerste alinea van artikel 188 van het VWEU. Volgens
artikel 187 kan de Unie gemeenschappelijke ondernemingen of andere structuren in het
leven roepen die noodzakelijk zijn voor de goede uitvoering van programma’s voor onderzoek
en technologische ontwikkeling en demonstratie van de Unie. Volgens de eerste paragraaf
van artikel 188 stelt de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van
het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité, de in artikel 187 bedoelde
voorzieningen vast. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslagen. Op het
terrein van onderzoek en technologische ontwikkeling is sprake van een gedeelde bevoegdheid
tussen de Unie en de lidstaten (zie artikel 4, lid 3 VWEU), waarbij geldt dat het
optreden van de Unie de lidstaten niet belet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. Het voorstel
heeft tot doel het opzetten en exploiteren van factories voor kunstmatige intelligentie, om de positie van de EU op het gebied van AI te versterken.
De benodigde schaalgrootte die voortvloeit uit de door gebruikers gevoelde behoefte
aan AI-rekenkracht rechtvaardigt een EU-aanpak. De schaal van de middelen die nodig
zijn, overstijgt immers het niveau dat individuele lidstaten kunnen opbrengen. Daarnaast
biedt optreden op EU-niveau meerwaarde om focus en bundeling van krachten te realiseren,
versnippering en duplicatie van inspanningen te voorkomen en grensoverschrijdende
samenwerking te stimuleren. Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. De verordening
heeft tot doel opzetten en exploiteren van factories voor kunstmatige intelligentie, om de positie van de EU op het gebied van AI te versterken.
De voorgestelde maatregelen zijn geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat
het beschikbaar stellen van HPC-infrastructuur aan gebruikers hiervoor vereist is.
Het voorstel gaat daarbij niet verder dan noodzakelijk, omdat de door het voorstel
beoogde toevoeging van een nieuwe pijler van activiteiten, in aanvulling op reeds
bestaande activiteiten, nog steeds ruimte laat voor lidstaten om eigenstandig beleid
te ontwikkelen.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De voorgestelde maatregelen vereisen geen nieuw budget, maar enkel een herschikking
van een deel van de in totaal 2,1 miljard euro van de reeds beschikbare middelen in
de zogenaamde gemeenschappelijke onderneming. Dit geldt enkel voor de middelen vanuit
de Commissie. De zogenaamde gemeenschappelijke onderneming beschikt binnen het huidige
meerjarig financieel kader (MFK) 2021–2027 over de volgende middelen: 1,9 miljard
euro vanuit Digital Europe, 900 miljoen euro vanuit Horizon Europe en 200 miljoen
vanuit de Connecting Europe Facility-2. Het is niet duidelijk hoe de herschikking
exact plaats zal vinden. Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden
dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële 0111kaders van de EU-begroting
2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
De landen die volwaardig deelnemen aan de zogenaamde gemeenschappelijke onderneming
kunnen er voor kiezen om voor specifieke onderzoek en innovatie (O&I) projecten de
nationale deelname van wetenschap of bedrijfsleven te co-financieren. Voor de meeste
projecten is dit 50% van de totale nationale bijdrage. Dus in het geval van Nederland
geldt dat dus enkel voor de deelnemende partijen die in Nederland gevestigd zijn.
Sinds 2021 biedt Nederland cofinanciering voor de deelname van Nederlandse organisaties
aan HPC-projecten die gefinancierd worden door de zogenaamde gemeenschappelijke onderneming7. Voor de O&I-projecten die op Europees niveau worden vastgesteld, in samenspraak
met Nederland, wordt per keer bekeken of deelname van Nederland past binnen de begroting
van de beleidsverantwoordelijke departementen en of het aansluit bij lopend beleid
en lopende investeringen. Omdat er geen extra financiële middelen vanuit de EU-begroting
in het voorstel worden voorzien, komen er niet meer nationale kosten bij ten opzichte
van de bestaande situatie. Dit komt doordat de nationale bijdrage gelijk oploopt met
de bijdrage vanuit de EU-begroting. Daarnaast hebben lidstaten dus de vrijheid om
te bepalen waar de nationale cofinanciering aan wordt besteed.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Zowel (consortia van) bedrijven als kennisinstellingen kunnen via «calls» in aanmerking
komen voor de middelen die ter beschikking worden gesteld ten behoeve van het bereiken
van de beoogde doelstellingen. Wanneer zij participeren in een project, dan wordt
tot 50% co-financieringsbijdrage van hen verwacht, mocht Nederland niet bijdragen
aan de calls in EuroHPC en er daardoor geen nationale co-financieringsbijdrage beschikbaar
zijn. Deelnemende private partners leveren een financiële bijdrage aan de administratieve
kosten. Kennisinstellingen en bedrijven kunnen te zijner tijd ook afnemer worden van
HPC-rekenkracht en meewerken met onderzoekers aan datavraagstukken voor maatschappelijke
uitdagingen. Deze wijziging heeft geen aanvullende gevolgen voor de regeldruk, zowel
het Europese als nationale aanvraagproces blijft gelijk en wordt enkel aangevuld met
een extra thema van te financieren activiteiten. Voor de burger zal er geen consequentie
zijn omdat de regeling de individuele burger niet raakt.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het voorstel heeft zeer positieve gevolgen voor de Europese concurrentiekracht. Europese
investeringen bieden meerwaarde door focus en bundeling van krachten op Europees niveau
te realiseren, versnippering en duplicatie van inspanningen te voorkomen en grensoverschrijdende
samenwerking binnen Europa te stimuleren. Ten eerste vanwege het belang van Europese
rekenkracht voor AI-toepassingen in aanvulling op de bestaande HPC rekenkracht. Ten
tweede vanwege de wijze waarop de gemeenschappelijke onderneming EuroHPC als netwerk
van gedistribueerde rekenfaciliteiten voor onderzoek en innovatie kan dienen als voorbeeld
hoe andere onderzoeks- en technologieinfrastructuren over Europa verspreid kunnen
worden. EuroHPC is namelijk een voorbeeld hoe excellente «pockets» van kennis en faciliteiten
met elkaar, over Europa, verbonden kunnen worden. Het biedt daarmee: excellentie,
schaal, en open toegang en inclusiviteit voor Europese regio’s en kennis.
De positie van het Europese bedrijfsleven en de academische wereld kan versterkt worden
door de toevoeging van een nieuwe pijler van activiteiten gericht op de verdere ontwikkeling
van een competitief en innovatief Europees AI-startup-, wetenschaps- en innovatie-ecosysteem.
Wat betreft geopolitieke aspecten voorziet het voorstel in de noodzaak om als Europa
gezamenlijk op te trekken in het licht van de mondiale concurrentiestrijd. Landen
buiten de EU investeren fors in HPC-ecosystemen, dus Europese actie is noodzakelijk
om concurrerend te blijven en de Europese bedrijven en kennisinstellingen te ondersteunen
door het bieden van een betere beschikbaarheid en toegankelijkheid van HPC-infrastructuur.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
N.v.t.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
N.v.t.
c) Voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar
t.a.v. haalbaarheid
Het voorstel treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan
in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het kabinet voorziet geen problemen m.b.t.
de haalbaarheid. Aangezien het voor de daadwerkelijke en effectieve toepassing van
deze verordening in de Nederlandse rechtsorde niet noodzakelijk is om (flankerende)
uitvoeringsmaatregelen van regelgevende aard vast te stellen, is een dergelijke inwerkingtreding
reëel.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Evaluatie en monitoring van de voorgestelde activiteiten zijn gepland in overeenstemming
met het Horizon Europe en Digital Europe programma. Daarnaast publiceert de gemeenschappelijke
onderneming een jaarlijks activiteitenrapport. Het kabinet acht dit wenselijk.
e) Constitutionele toets
N.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
De voorgestelde verbreding van de inhoudelijke activiteiten van de gemeenschappelijke
onderneming door de toevoeging van een nieuwe pijler op het bestaande instrumentarium
leidt vermoedelijk tot een zeer beperkte taakverzwaring van de betrokken uitvoeringsorganisatie,
RVO.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Zonder een inclusieve aanpak waarbij OS-landen actief betrokken worden, bestaat het
risico dat de digital divide, of de kloof in digitale competenties / infrastructuur tussen ontwikkelde landen
en OS-landen, zal groeien.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken