Brief regering : Geannoteerde Agenda Formele Energieraad 4 maart 2024
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 1056
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 februari 2024
Bijgevoegd vindt u de geannoteerde agenda voor de Energieraad van 4 maart 2024 in
Brussel.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Geannoteerde Agenda formele Energieraad 4 maart
Op 4 maart vindt in Brussel de formele Energieraad plaats. De agenda voor de raad
bestaat uit 4 verschillende onderdelen. Ten eerste staat er een uitwisseling op de
agenda over de voorbereidingen voor de winter van 2024–2025. Ten tweede beoogt het
voorzitterschap een politiek akkoord te bereiken op de mogelijke verlenging van de
noodverordening gasbesparing. Ten derde zal er een gedachtewisseling plaatsvinden
over flexibiliteit in het kader van de energietransitie. Tot slot zal de Europese
Commissie (hierna: Commissie) onder het kopje «diversenpunten» informatie verstrekken
over de voortgang van lidstaten richting de 2030 doelen.
Voorbereidingen voor de winter van 2024–2025
Het Belgisch voorzitterschap heeft aangegeven tijdens de Energieraad te willen ingaan
op de voorbereidingen voor de winter van 2024–2025. Normaal gesproken gaat het hierbij
om een agendapunt waar de Commissie haar beeld van de situatie presenteert, maar deze
keer is een inhoudelijke discussie voorzien aan de hand van een nog te verschijnen
discussiedocument. In afwachting van dit document is het nu lastig in te schatten
hoe de discussie zal verlopen en op welke punten de Nederlandse inzet toegelicht kan
worden. Voor wat betreft de stand van zaken in Nederland op het gebied van gas zal
ik tijdens de uitwisseling, indien opportuun, informatie geven zoals uiteengezet in
de Kamerbrief die op 9 februari jl. door de Staatssecretaris van Economische Zaken
en Klimaat aan uw Kamer is verzonden over het daarbij gevoegde advies van Gasunie
Transport Services (hierna: GTS) over de borging van de leveringszekerheid in Nederland
voor gasjaar 2024–2025 (Kamerstuk 33 529, nr. 1211).
Uit het advies van GTS blijkt dat er bij gelijkblijvende omstandigheden wat betreft
import en export van hoogcalorisch gas, sprake is van een substantiële verbetering
van de leveringszekerheid in gasjaar 2024–2025 ten opzichte van het huidige gasjaar.
Het risico dat zonder beschikbaarheid van het Groningenveld een tekort zou optreden
was al klein, maar is fors kleiner geworden ten opzichte van de raming voor gasjaar
2023–2024. Deze substantiële verbetering van de leveringszekerheid wordt verklaard
door zowel een lagere vraag naar, als een hoger aanbod van gas. GTS geeft aan dat
er onder zeer uitzonderlijke omstandigheden nog sprake kan zijn van een capaciteitstekort
of een volumetekort.
• Capaciteitstekort: er kan een potentieel tekort aan capaciteit optreden indien er
sprake is van een effectieve gemiddelde etmaaltemperatuur van –11 graden Celsius of
kouder (in het huidige gasjaar is dit het geval bij –6,5 graden Celsius) in combinatie
met gelijktijdige uitval van een capaciteitsmiddel met een uitzendcapaciteit ter grootte
van die van gasopslag Norg. De kans hierop is echter verwaarloosbaar klein.
• Volumetekort: als de winter van gasjaar 2024–2025 kouder dan gemiddeld verloopt, zullen
de gasopslagen relatief leeg zijn na die winter. Dan is er zonder aanvullende maatregelen
onvoldoende importcapaciteit waarmee gas op het Nederlandse net kan worden ingevoerd
om de gasopslagen gedurende de zomer van 2025 weer tot tenminste 90% te vullen. Ook
in de eerste twee gasjaren na 2024–2025 is er volgens GTS – zonder uitbreiding van
die importcapaciteit – in dat geval onvoldoende importcapaciteit. Dit kan leiden tot
een volumetekort als twee koude winters elkaar opvolgen.
Hoewel de kans op een volumetekort uitermate klein is, is het toch belangrijk om dit
zoveel mogelijk voor te zijn en er voor te zorgen dat, in lijn met de visie gasopslagen
(Kamerstuk 29 023, nr. 442), de gasopslagen bij aanvang van iedere winter voldoende zijn gevuld. Voor wat betreft
her huidige gasjaar is het beeld positief. De Nederlandse gasopslagen zijn nog voor
meer dan 60% gevuld (peildatum 12 februari), een niveau vergelijkbaar met dat van
vorig jaar. Ook is er sprake van een gestage aanvoer van LNG. Eind maart zal ik de
Tweede Kamer wederom meer uitgebreid informeren over de stand van zaken met betrekking
de gasleveringszekerheidssituatie en de maatregelen die het kabinet onderzoekt om
deze situatie verder te borgen.
Noodverordening gasbesparing
In reactie op de kritieke situatie die in 2022 op de Europese gasmarkt ontstond, als
gevolg van het grotendeels wegvallen van het aanbod van Russisch aardgas, trad met
artikel 122, lid 1 VWEU als juridische basis, onder meer de noodverordening 2022/1369
inzake gecoördineerde maatregelen ter reductie van de gasvraag in werking. Deze verordening
is in 2023 met Verordening (EU) 2023/706 een jaar verlengd en zal lopen tot en met
5 augustus 2023. Er is nu opnieuw sprake van een verlenging met een jaar en het voorzitterschap
beoogt tijdens de Energieraad een politiek akkoord te bereiken voor deze verlenging.
Verordening (EU) 2022/1369 riep lidstaten op tot een vrijwillige gasbesparing van
15% in de periode 1 augustus 2022 tot en met 31 maart 2023 ten opzichte van het gemiddelde
verbruik in de maanden augustus tot en met maart in de vijf voorgaande jaren. Met
Verordening 2023/706 is de monitoringsperiode gewijzigd in 1 april 2023 tot en met
31 maart 2024. Verder geldt dat deze besparingsdoelstelling verplicht wordt indien
de Raad op voorstel van de Commissie een Unie-alert afkondigt. Dit kan theoretisch
nog na het aflopen van de meetperiode. Verlenging ligt nogmaals op tafel. De referentieperiode
zal daarbij hetzelfde blijven als in de originele verordening.
Ondanks dat Nederland kritisch staat tegenover het nogmaals inzetten van artikel 122,
lid 1 VWEU als juridische basis, wordt de noodzaak van energiebesparing nog steeds
onderschreven. De verwachting is dat veel lidstaten de verlenging zullen steunen.Mits
de voorwaarde van de verordening ongewijzigd blijven, kan Nederland inhoudelijk instemmen
met de verlenging. Met energiebesparing nemen de vraag naar, en de behoefte aan gas
immers af, en in een nog steeds krappe gasmarkt is dat een belangrijk en zeer effectief
middel om te voorkomen dat er onverhoopt toch problemen met de gaslevering ontstaan.
Uit zeer recente cijfers van het CBS (persbericht 13 februari 2024) blijkt dat Nederland
wat dit betreft op de goede weg is. In 2023 werd er in Nederland 30 miljard kubieke
meter aardgas verbruikt. Dat is 5 procent minder dan in 2022 en toen lag het gasverbruik
al een kwart lager dan het jaar ervoor. Het aardgasverbruik was in 2023 in de meeste
hoofdsectoren van de economie lager dan het jaar ervoor. Bij de industrie daalde het
gasverbruik met 4 procent. Voor het opwekken van elektriciteit werd 6 procent minder
gas verbruikt. In de gebouwde omgeving (huishoudens en andere gebouwen, zoals winkels,
horeca en ziekenhuizen) daalde het gasverbruik met 10 procent. Huishoudens verbruikten
11 procent minder aardgas dan in 2022, hoewel de winters wat temperatuur betreft vergelijkbaar
waren.
Flexibiliteit in het energiesysteem
Flexibiliteit is de capaciteit van het energie- of elektriciteitssysteem om te kunnen
omgaan met de veranderlijkheid en onzekerheid in de vraag, productie en/of beschikbaarheid
van transport-infrastructuur. Voldoende flexibiliteit in het energiesysteem is daarmee
zowel noodzakelijk om de balans in het elektriciteitssysteem te waarborgen en om een
zo optimaal mogelijk gebruik van de beschikbare transport-infrastructuur te faciliteren.
Over het algemeen worden er vier technische opties voor flexibiliteit onderkent: opslag,
flexibele vraag, interconnectie en regelbaar vermogen. Onder deze vier opties kan
men ook technieken scharen die systeemintegratie bevorderen, zoals elektrolysers.
Zoals ook aangegeven in het definitieve NPE is de ontwikkeling van voldoende flexibiliteit
van belang in de transitie naar een volledig CO2-vrij energie- en elektriciteitssysteem, onder andere omdat het aandeel van weersafhankelijke
productie zal toenemen, maar ook gezien de huidige schaarste aan transport-infrastructuur
voor elektriciteit. Gezien de gedeelde Europese klimaatambities is het bovendien ook
noodzakelijk dat deze flexibiliteit tegelijkertijd in toenemende mate CO2-vrij wordt.
Tijdens de gedachtewisseling over flexibiliteit zal Nederland allereerst benadrukken
dat een uitdaging in de ontwikkeling van flexibiliteit ligt in het feit dat flexibiliteit
noodzakelijk is voor verschillende doelen: balans en transport. De benodigde inzet
van flexibiliteit voor deze doelen zal daarbij niet per definitie in elkaars verlengde
liggen, maar kan elkaar ook tegenwerken. Bijvoorbeeld de inzet van flexibiliteit gericht
op balanshandhaving kan leiden tot extra congestie bij transport-infrastructuur. Nederland
is wat dit punt betreft ook benieuwd wat het kan leren van de ervaring van andere
lidstaten en hoe zij omgaan met deze uitdagingen.
Daarnaast zal de uitwisseling van gedachten waarschijnlijk ook gaan over hoe ontwikkeling
van flexibiliteit in den brede gestimuleerd kan worden. Het pakket aan voorstellen
voor hervorming van de elektriciteitsmarkt (EMD), waar op 14 december 2023 een akkoord
is bereikt tussen het Europees Parlement en de Raad, bevat meerdere bepalingen die
gericht zijn op het monitoren en stimuleren van flexibiliteit, met name niet-fossiele
flexibiliteit ten behoeve van balanshandhaving.
Hierbij zal Nederland benadrukken dat de ontwikkeling van dit type flexibiliteit primair
gedreven zal moeten worden door de bestaande prikkels op de groothandelsmarkten voor
energie en elektriciteit. Deze prikkels geven adequaat de behoefte aan flexibiliteit
in het systeem weer en stimuleren de benodigde investeringen door marktpartijen, zorgen
voor een ontwikkeling en inzet van flexibiliteit die efficiënt is en bovendien voor
een ontwikkeling die toekomstbestendig is. Tegelijkertijd is Nederland van mening
dat daar waar barrières bestaan voor de ontwikkeling van flexibiliteit deze, indien
mogelijk, dienen te worden weggenomen. Op dit punt acht Nederland het ook van belang
ervaringen uit te wisselen met andere lidstaten.
Daarnaast is het voor Nederland van belang dat de ontwikkeling van flexibiliteit vanuit
een Europees perspectief bezien wordt. De Europese energiemarkten, en met name elektriciteitsmarkten,
zijn namelijk in hoge mate geïntegreerd, waardoor verdere samenwerking op het gebied
van flexibiliteit kan bijdragen aan een gezamenlijk en efficiënte ontwikkeling en
inzet van flexibiliteit. Tijdens de gedachtewisseling zal Nederland dan ook wijzen
op de resultaten van de studie van het Pentalateraal Energieforum, die laat zien dat
regionale integratie de totale flexibiliteitsbehoefte in de regio kan verminderen.1 Ook vindt Nederland het van belang de ontwikkeling van niet-fossiele flexibiliteit
in zijn algemeenheid te beschouwen en niet te specifiek te richten op bepaalde technieken
voor niet-fossiele flexibiliteit. Flexibiliteit is noodzakelijk voor meerdere doeleinden,
maar is bijvoorbeeld ook noodzakelijk op verschillende tijdschalen (seconde, uur,
dag en maand). Deze verschillende vormen van flexibiliteit zullen worden ingevuld
door verschillende technieken. Uiteindelijk zal een diverse mix aan niet-fossiele
flexibiliteit nodig zijn om te voorzien in de algehele flexibiliteitsbehoefte van
het systeem.
Diversenpunten
Naast de hierboven genoemde discussies, staat er ook nog een diversenpunt op de agenda.
De Commissie zal informatie verstrekken over de door de lidstaten geboekte vooruitgang
met het oog op het behalen van de 2030 klimaat- en energiedoelstellingen. Nederland
zal deze informatie aanhoren.
Indieners
-
Indiener
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.