Brief regering : Uitkomsten verkenning toekomst kindregelingen
36 410 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2024
Nr. 65
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 februari 2024
Gezinnen, in alle verschijningsvormen, vormen de basis voor een gezonde samenleving.
In het gezin ontwikkelen kinderen zich, leren zij dingen samen te doen en het gesprek
met elkaar aan te gaan. Het is daar waar je zorgen deelt, successen viert en de mensen
vindt op wie je terug kan vallen als het even wat minder goed gaat.
Er komt veel op ouders af: de zorg voor kinderen, kosten voor de opvoeding en het
verdelen van zorgtaken met de partner. Soms is er geen partner en staat een ouder
er alleen voor.1 Voor jongvolwassenen kan de onzekerheid op de arbeids- en woningmarkt ertoe leiden
dat zij (nog) geen gezin kunnen of durven stichten.2
Het is belangrijk dat ieder kind de kans heeft om mee te doen en zich te ontplooien.
We moeten voorkomen dat financiële barrières gelijke kansen en de ontwikkeling van
kinderen in de weg staan. En we moeten voorkomen dat kinderen de stress van opgroeien
in armoede meemaken. Ouders zijn de eerstverantwoordelijken om hier invulling aan
te geven. Vanuit maatschappelijk belang biedt de overheid ouders een steun in de rug.
Sinds jaar en dag wordt een maatschappelijke noodzaak gevoeld om randvoorwaarden te
creëren, zodat alle kinderen zich kunnen ontwikkelen.3 Deze noodzaak wordt de afgelopen jaren ook steeds meer gevoeld voor ouders en kinderen
in Caribisch Nederland. Gezinnen in Caribisch Nederland worden door de overheid ondersteund
middels kinderbijslag. Er is geen kindgebonden budget beschikbaar in Caribisch Nederland.
Het stelsel op Caribisch Nederland is echter dusdanig anders en is om die reden niet
meegenomen in de verkenning waarover later in deze brief wordt gesproken.4
De overheid ondersteunt gezinnen in Nederland onder andere met de kinderbijslag en
het kindgebonden budget. In de afgelopen jaren is er veel geïnvesteerd door de kinderbijslag
en het kindgebonden budget te verhogen. Dat was op initiatief van uw Kamer en van
het kabinet. Het kabinet heeft het kindgebonden budget vanaf dit jaar structureel
verhoogd in lijn met de adviezen van de Commissie sociaal minimum. De toeslag die
gezinnen ontvangen, is daarmee fors verhoogd. Ook het aantal gezinnen dat kindgebonden
budget ontvangt, is daardoor met ongeveer 75.000 toegenomen tot circa 1.058.000 gezinnen.
Het kabinet heeft daarnaast belangrijke stappen gezet om gezinnen te ondersteunen.
Hierbij gaat het bijvoorbeeld om investeringen in de kwaliteit van de kinderopvang,
de verhoging van het uitkeringspercentage van het betaald ouderschapsverlof van 50%
naar 70% van het dagloon en het programma Kansrijke Start 2022–2025. Ook verkent het
kabinet de vereenvoudiging van het verlofstelsel en is afgelopen kabinetsperiode hard
gewerkt aan een nieuw financieringsstelsel voor de kinderopvang. Vanwege de demissionaire
status van het huidige kabinet is het aan een volgend kabinet om beslissingen te nemen
rondom een herziening van deze stelsels. Daarnaast laat het kabinet – mede op verzoek
van uw Kamer (motie Palland/Ceder5en motie Stoffer6) – komend jaar een integraal onderzoek uitvoeren naar de situatie van gezinnen in
Nederland. Met aandacht voor alle aspecten die gezinnen aangaan, zoals inkomen, werk
en zorg, gezins- en relatievorming, welzijn en ouderschap. Ik verwacht de uitkomsten
van dit onderzoek in 2024. Het bovenstaande beleid biedt samen met de inzichten uit
het internationale landenonderzoek naar gezinsbeleid en het bredere onderzoek naar
de situatie van gezinnen in Nederland een stevig uitgangspunt voor een nieuw kabinet
om het beleid voor gezinnen verder te versterken.
Verbetering van het stelsel van kindregelingen is nodig omdat er een aantal hardnekkige
knelpunten zijn die om een oplossing vragen. Ouders hechten veel waarde aan zekerheid.
In het huidige stelsel missen ze die zekerheid. Voor ouders is het stelsel complex
waardoor zij soms het vertrouwen missen dat zij de acties die van hen verlangd worden
ook zelf kunnen uitvoeren. Zij weten daardoor niet of zij de juiste beslissingen nemen.7 Voor grenswerkers en arbeidsmigranten die naast de Nederlandse gezinstoeslagen ook
aanspraak maken op buitenlandse gezinstoeslagen is het stelsel zelfs nog complexer.
Daarom heb ik, in samenhang met het traject Toekomst Toeslagenstelsel, laten verkennen
welke verbeteringen nodig en mogelijk zijn. Deze ambtelijke verkenning constateert
dat een eerste en belangrijke stap naar een structurele oplossing ligt in het komen
tot één vereenvoudigde regeling met één wettelijk kader. Dat is voor alle ouders begrijpelijker
en lost in het bijzonder voor ouders in internationale situaties veel problemen op.
De precieze invulling van zo’n regeling vraagt politieke keuzes die moeten worden
bezien in samenhang met andere keuzes op het terrein van sociale zekerheid, inkomensbeleid
en toeslagen.
In deze brief schets ik de problemen waar ouders tegenaan lopen en hoe een toekomstige
regeling er uit kan zien. Daarbij benoem ik welke keuzes er te maken zijn op basis
van de uitkomsten van de genoemde verkenning. Bijgevoegd vindt u de uitkomsten van
de verkenning.8 Als een volgend kabinet besluit stappen te zetten in de richting van één regeling,
zal dat nader onderzoek en uitwerking vergen, bijvoorbeeld over de hoogte van bedragen
en de frequentie van uitbetalen. Ook de uitvoerbaarheid van zo’n regeling – naast
de andere taken van de desbetreffende uitvoerder(s) – vraagt om een nader onderzoek.
Tegelijkertijd is het belangrijk om de komende periode te blijven werken aan het oplossen
van knelpunten binnen het huidige stelsel. Verderop in deze brief ga ik daarom in
op een aantal lopende acties van het kabinet.
Het stelsel van kindregelingen: kinderbijslag en kindgebonden budget
De ondersteuning aan ouders bestaat op dit moment uit de kinderbijslag en het kindgebonden
budget. Deze regelingen worden uitgevoerd door twee uitvoerders. De Sociale Verzekeringsbank
(hierna: SVB) betaalt elk kwartaal voor meer dan drie miljoen kinderen de kinderbijslag
uit. De kinderbijslag is onafhankelijk van het inkomen en wordt achteraf uitbetaald.
Het kindgebonden budget is inkomensafhankelijk en de Dienst Toeslagen keert het iedere
maand als een voorschot voor twee miljoen kinderen uit. Voor beide regelingen is de
hoogte afhankelijk van de leeftijd van het kind. Het aantal kinderen speelt sinds
dit jaar geen rol meer bij de hoogte. Beide regelingen zijn onlosmakelijk met elkaar
verbonden. Het recht op kinderbijslag is namelijk een noodzakelijke voorwaarde voor
het recht op kindgebonden budget.
De kinderbijslag is een eenvoudige en heldere regeling.9 Het aanvragen, verwerken van wijzigingen en het contact met de SVB verlopen zonder
grote problemen. De inkomensonafhankelijkheid van de kinderbijslag biedt veel zekerheid:
ouders weten wat ze krijgen en kunnen ervan uitgaan dat ze niets hoeven terug te betalen.
Ook het aanvragen en ontvangen van het kindgebonden budget levert voor de meeste ouders
geen problemen op. Ouders krijgen het kindgebonden budget automatisch als zij al een
andere toeslag ontvangen.10 De inkomensafhankelijkheid van het kindgebonden budget en de daarmee samenhangende
voorschotsystematiek heeft voordelen; ouders ontvangen inkomensondersteuning wanneer
dat nodig is.
Denk aan de situaties waarin een van de ouders zijn of haar baan verliest. Het kindgebonden
budget wordt dan aangepast aan de nieuwe situatie nadat ouders de wijziging hebben
doorgegeven.
Problemen waar sommige ouders tegenaan lopen
Beide regelingen functioneren over het algemeen goed. Voor een deel van de ouders
zijn de regelingen echter ingewikkeld.11 Het is vooral ingewikkeld wanneer zich grote veranderingen in iemands leven voordoen.
Voor het kindgebonden budget is het, net als voor andere toeslagen, van belang dat
ouders tijdig wijzigingen doorgeven. Als dat niet (tijdig) lukt, kunnen zij te veel
toeslag ontvangen en moeten zij dit terugbetalen. Ouders ontvangen vaak ook meerdere
toeslagen met verschillende voorwaarden en doen in sommige gevallen ook een beroep
op andere (lokale) regelingen (zoals bijvoorbeeld de Participatiewet, de Algemene
Nabestaandenwet of de Werkloosheidswet) met andere voorwaarden. Dit is voor veel ouders
ingewikkeld. De noodzaak voor vereenvoudiging wordt daarom breed gedeeld. Voor de
kindregelingen zijn er een aantal knelpunten die binnen de huidige regelingen niet
makkelijk op te lossen zijn, namelijk:
Niet-gebruik, (hoge) terugvorderingen en complexiteit van de toeslagen-systematiek
Het werken met voorschotten leidt bij het kindgebonden budget voor ouders tot onzekerheid.
Zij moeten geld terugbetalen wanneer ze te veel toeslag hebben ontvangen of worden
nabetaald als zij te weinig toeslag hebben ontvangen. Deze onzekerheid leidt ertoe
dat sommige ouders ervoor kiezen om geen gebruik te maken van het kindgebonden budget.
Voor die ouders bereikt de overheid dus niet haar doel om ondersteuning te bieden.
Daarnaast kan de vermogensgrens in een beperkt aantal gevallen leiden tot hoge terugvorderingen.
Hogere marginale druk voor ouders
De hoogte van het kindgebonden budget hangt af van het inkomen zodat de toeslag aansluit
bij de actuele (financiële) situatie van ouders. Dit draagt voor sommige ouders ook
bij aan een hogere marginale druk.12 Meer werken leidt dan tot een beperkte stijging van het inkomen omdat ouders (deels)
het recht op de toeslag verliezen. Het kabinet vindt het belangrijk dat mensen meer
geld overhouden als zij meer gaan werken en de marginale druk dus juist laag is. Hier
is vanuit uw Kamer ook veel aandacht voor.
Partnerschap en veranderingen in de gezinssituatie
Het kindgebonden budget heeft een aantal specifieke knelpunten die samenhangen met
het toeslagpartnerschap. De reden hiervoor is dat het wel of niet hebben van een toeslagpartner
een grote rol speelt in de hoogte van het kindgebonden budget. Alleenstaande ouders
hebben recht op een extra bedrag van maximaal € 3.480, ook wel bekend als de «ALO-kop».
Voor ouders is het in een aantal situaties moeilijk te begrijpen wanneer iemand telt
als toeslagpartner.
Soms worden mensen beschouwd als partner terwijl zij dat volgens maatschappelijke
begrippen dan niet zijn, bijvoorbeeld als een vriend tijdelijk inwoont. Ouders moeten
het extra bedrag terugbetalen als achteraf blijkt dat er toch sprake was van een partner.
Dit kan leiden tot hoge terugvorderingen.
Scheidende ouders moeten daarnaast rekening houden met wie van beide ouders de kinderbijslag
aanvraagt omdat het ontvangen van kindgebonden budget hieraan is gekoppeld. Ouders
moeten zelf onderling afspraken maken over de verdeling van de twee regelingen. Voor
ouders is dit niet altijd bekend.
Internationale samenloop van kinderbijslag en kindgebonden budget
Een hardnekkig knelpunt is de samenloop van de Nederlandse kindregelingen met buitenlandse
gezinsbijslagen.13 Op grond van een Europese Verordening kunnen de Nederlandse gezinsbijslagen overlappen
met soortgelijke buitenlandse regelingen. Ouders, met name grensarbeiders of arbeidsmigranten,
hebben in dat geval in meerdere landen recht op een toeslag. Dit betreft circa 35.000
gezinnen. De SVB vervult in deze situatie de rol van verbindingsorgaan. Zij is vanuit
die rol verplicht de samenloop tussen rechten uit verschillende landen vast te stellen
en te bepalen welk land voorrang heeft met de uitbetaling. Als het buitenland voorrang
heeft met uitbetalen maar het Nederlandse recht is hoger, betaalt de SVB het verschil
bij (anticumulatie). Dit om te zorgen dat ouders niet meer, maar ook niet minder ontvangen
dan het hoogst mogelijke recht. Ouders hebben daardoor te maken met zowel de SVB als
Dienst Toeslagen en met twee verschillende wettelijke regimes (voor de kinderbijslag
en voor het kindgebonden budget). Voor ouders is dit ingewikkeld. Zeker als gedurende
het jaar het land dat voorrang heeft in de uitbetaling wisselt, bijvoorbeeld door
een verhuizing.
Op 30 maart 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de SVB in het geval
van terugvorderingen niet bevoegd is om de kinderbijslag met het kindgebonden budget
te verrekenen onder het kinderbijslagregime zoals tot dusver de bestaande uitvoeringspraktijk
is.14 Dit maakt het nog complexer voor zowel ouders als de SVB en Dienst Toeslagen.
Eén regeling, één wettelijk kader
Samen met Dienst Toeslagen, de SVB en het Ministerie van Financiën is verkend welke
verbeteringen nodig zijn om tot een structurele oplossing te komen. Om dat goed te
kunnen doen, is het perspectief van ouders, gedragsexperts en andere belanghebbenden
betrokken bij de verkenning. Voor ouders is het vooral belangrijk dat een regeling
zo simpel en voorspelbaar mogelijk is. Ouders willen weten wat ze moeten doen en begrijpen
wat de consequentie is van hun handelen.15
Bovengenoemde knelpunten, de behoeften van ouders en de breed gedragen wens om de
problemen in het toeslagenstelsel aan te pakken, leidt in de
ambtelijke verkenning tot de conclusie dat een belangrijke eerste stap naar een structurele
oplossing ligt in het komen tot één vereenvoudigde regeling met één wettelijk kader.
Dit maakt de kindregelingen voor ouders minder ingewikkeld en zorgt voor meer zekerheid.
In de verkenning zijn twee basisvarianten op hoofdlijnen uitgewerkt.
1. Een regeling die onafhankelijk is van iemands inkomen;
2. Een inkomensafhankelijke regeling waarbinnen onderscheid is te maken tussen:
a. een volledig inkomensafhankelijke regeling en;
b. een regeling met een basisbedrag voor alle ouders en een extra inkomensafhankelijke
verhoging voor sommige ouders.
De varianten zijn beoordeeld aan de hand van een aantal criteria. Het gaat dan om
de effecten op de geschetste knelpunten en in het bijzonder om de gevolgen voor ouders.
Ook zijn de gevolgen voor de marginale druk en de juridische, budgettaire en uitvoeringsaspecten
in beeld gebracht. Hieronder beschrijf ik de uitkomsten op hoofdlijnen. In de bijlage,
alsook in de het eindrapport Toekomst Toeslagenstelsel, is een gedetailleerde uitwerking
van de varianten opgenomen.
1. Een inkomensonafhankelijke regeling
Voor ouders en voor de uitvoerders is een inkomensonafhankelijke regeling het eenvoudigst.
Deze variant biedt ouders de zekerheid over het bedrag dat zij ontvangen. Zij kunnen
er in principe vanuit gaan dat ze geen geld hoeven terug te betalen. De hoge terugvorderingen
en het niet-gebruik van het huidige toeslagenstelsel worden opgelost. De hoogte van
de bijdrage wordt in deze variant niet aangepast als ouders meer gaan werken of sterk
wisselende inkomsten hebben. De marginale druk daalt.
Een inkomensonafhankelijke regeling is echter minder gericht op de financiële situatie
van gezinnen. Een belangrijk doel is dat alle kinderen kansen krijgen om volop mee
te doen in de samenleving. Ook als hun ouders minder te besteden hebben. Als een inkomensonafhankelijke
regeling hierop gericht moet zijn, zal het budgettaire effect zeer groot zijn als
er geen andere maatregelen worden getroffen. Met hetzelfde budget zullen gezinnen
hun inkomen dan sterk zien dalen. Met deze variant gaat ook de mogelijkheid verloren
om gezinnen met een lager inkomen gericht extra te ondersteunen. Gerichtheid kan binnen
deze variant wel worden gezocht in het bieden van extra toeslag in situaties waarin
ouders specifieke kosten maken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de geboorte van een
kind, het begin van het nieuwe schooljaar of wanneer een kind intensieve zorg nodig
heeft. Het Groeipakket in Vlaanderen is een voorbeeld van een regeling waarin deze
tegemoetkomingen voor specifieke momenten zijn opgenomen.
2. Een inkomensafhankelijke regeling
Ouders moeten over voldoende middelen beschikken om voor hun kinderen te kunnen zorgen.
Daarom kan ervoor gekozen worden om de inkomensondersteuning zoveel mogelijk af te
stemmen op het inkomen van een gezin. Een volledig inkomensafhankelijke regeling,
variant 2a, biedt deze gerichte ondersteuning. Als de toeslag volledig moet aansluiten
op de actuele financiële situatie is het mogelijk nodig om met voorschotten te werken.
Dit biedt echter niet de zekerheid die ouders willen. Het opnemen van een basisbedrag
los van het inkomen voor alle ouders, variant 2b, biedt meer zekerheid. Dit maakt
de regeling, zeker bij een hoog basisbedrag, echter minder gericht.
Er is in samenhang met het traject Toekomst Toeslagenstelsel, verkend of binnen een
inkomensafhankelijke regeling ouders meer zekerheid geboden kan worden door de toelage
te baseren op een vastgesteld inkomen van twee jaar eerder. Daarmee hebben ouders
de zekerheid dat zij geen terugvorderingen krijgen en is de toelage inkomensafhankelijk.
Voor veel ouders biedt dit een oplossing. Voor ouders met sterk dalende inkomsten
kan dit echter ontoereikend zijn en kunnen financiële problemen ontstaan. Voor deze
ouders kan voor een vangnet gekozen worden om dat te voorkomen. Het nadeel van een
vangnet is dat dit leidt tot complexiteit voor ouders en de uitvoering.
Daarnaast is verkend of het gebruik van inkomensgegevens uit de Polisadministratie
kan leiden tot meer zekerheid voor ouders. In de Polisadministratie zijn gegevens
over het inkomen na enkele maanden beschikbaar. Het gebruik van deze gegevens biedt
een deel van de ouders meer zekerheid. Voor een grote groep ouders, bijvoorbeeld zelfstandigen,
biedt dit niet meer zekerheid omdat hun inkomen niet is opgenomen in de Polisadministratie.
Conclusie
De ambtelijke verkenning constateert dat een belangrijke stap naar een structurele
oplossing voor deze knelpunten ligt in het komen tot één vereenvoudigde regeling met
één wettelijk kader. Dat maakt het voor alle ouders begrijpelijker en zekerder. Eén
wettelijk kader lost daarnaast voor ouders in internationale situaties een groot deel
van de uitvoeringsproblemen op. De verkenning laat zien dat de mate waarin de knelpunten
worden opgelost, afhangt van keuzes die worden gemaakt.
De keuzes op het gebied van gerichtheid, actualiteit en tijdigheid en begrijpelijkheid
hangen samen met ontwikkelingen op het gebied van sociale zekerheid, toeslagen en
inkomensbeleid. In het traject Toekomst Toeslagenstelsel zijn verschillende opties
uitgewerkt die verder gaan dan alleen de kindregelingen. In dat traject zijn beleidsopties
uitgewerkt die zien op het gehele toeslagenstelsel en opties waarmee naast het kindgebonden
budget, de huurtoeslag en de zorgtoeslag worden afgeschaft of fundamenteel herzien.
Ook zijn oplossingsrichtingen buiten het stelsel, zoals in het belastingstelsel, verkend.
De uitkomsten van deze verkenning zijn daarom ingebracht in dit traject. Het is aan
een volgend kabinet om keuzes te maken over de toekomst van het toeslagenstelsel en
de kindregelingen. Afhankelijk van de gemaakte keuzes kan één vereenvoudigde regeling
verder worden uitgewerkt. De uitvoerbaarheid van zo’n regeling zal daarvan een belangrijk
onderdeel moeten zijn, ook in relatie tot de overige taken van de desbetreffende uitvoerder(s).
Verbeteringen binnen het stelsel
Ondertussen werkt het kabinet verder aan verbeteringen binnen het huidige stelsel
van kindregelingen.
Om terugvorderingen te voorkomen zijn maatregelen binnen het huidige stelsel al mogelijk.
Denk daarbij aan opties als het nog meer dan nu attenderen van mensen indien zich
wijzigingen in hun situatie voordoen, het proactief muteren van de toeslag waarmee
(hoge) terugvorderingen de komende kabinetsperiode kunnen worden teruggedrongen. Met
Dienst Toeslagen onderzoek ik daarnaast de mogelijkheid om na afloop van het toeslagjaar
ouders die geen kindgebonden budget ontvangen maar daar mogelijk wel recht op hebben,
te benaderen. Tot slot laten de uitkomsten van de Commissie sociaal minimum zien dat
de tekorten bij alleenstaande ouders kleiner zijn dan bij paren met kinderen. Bij
een verhoging van het kindbedrag bestaat daarom de mogelijkheid om het kindgebonden
budget verder gelijk te trekken voor deze verschillende gezinstypes door het extra
bedrag voor alleenstaande ouders verder te verminderen na 2024. Door deze aanpassing
kan de hoogte van de terugvorderingen verder worden verlaagd. Al deze mogelijkheden
worden in het rapport Toekomst Toeslagenstelsel nader uitgewerkt.
Tot slot
Het oplossen van de knelpunten die samenhangen met het toeslagenstelsel stelt de politiek
voor belangrijke keuzes. Tegelijkertijd is dit het moment om het stelsel van kindregelingen
tegen het licht te houden. Ik hoop dat deze verkenning bijdraagt aan een verdere versterking
van het beleid om gezinnen te ondersteunen. Met een kindregeling die ouders de zekerheid
biedt om werken en zorg voor kinderen te combineren en die kinderen de ruimte biedt
om zich te ontwikkelen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid