Brief regering : Voortgang Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK)
29 826 Industriebeleid
31 239
Stimulering duurzame energieproductie
30 196
Duurzame ontwikkeling en beleid
Nr. 201
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN KLIMAAT EN ENERGIE EN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 februari 2024
Nederland werkt aan het uitbreiden en vernieuwen van energie-infrastructuur in alle
regio’s. We willen iedereen op tijd voorzien van stroom, warmte en waterstof om de
verduurzaming, woningbouw en economische groei te faciliteren. Hiervoor moet de Nederlandse
energie-infrastructuur aankomende jaren ingrijpend worden uitgebreid en aangepast.
Voor 2050 zal in Nederland één op de drie straten worden opgebroken voor de aanleg
van extra elektriciteits-, warmte- en waterstofnetwerken. We bevinden ons dus in een
forse verbouwing van Nederland die nog een tijd zal duren. Het Meerjarenprogramma
Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) biedt meerdere instrumenten om regie te voeren
op deze verbouwing. De ruimte in Nederland is schaars, en door gezamenlijk regie te
voeren, willen we ook voorkomen dat de straten vaker opengaan dan nodig en zorgen
we dat de uitvoering tijdig gerealiseerd wordt. In deze brief wordt de (door)ontwikkeling
van het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) beschreven.
Het MIEK bevat de programmering van prioritaire energie-infrastructuurprojecten tot aan 2035. Het MIEK bedient alle sectoren van onze samenleving, van opwek
tot afname, van industrie, gebouwde omgeving, landbouw tot mobiliteit. De eerste jaren
bevatte het MIEK met name energie-infrastructuurprojecten die nodig zijn voor de grootschalige
opwek van elektriciteit op zee en industriële verduurzaming. Dit jaar is de aanpak
verbreed naar alle sectoren door ook op regionaal niveau de energie-infrastructuurprojecten
in kaart te brengen die belangrijk zijn voor de brede verduurzaming van Nederland.
Daarom kunnen we nu spreken van nationale- en provinciale MIEK’s. Naast het beter
inzichtelijk maken van vraag en aanbod naar energie en grondstoffen en de daarvoor
benodigde energie-infrastructuur, werken we mogelijkheden uit om procedures te verkorten
en vertraging van projecten te voorkomen. Daarmee is het MIEK ook een belangrijk sturend
instrument in de aanpak van congestie op het elektriciteitsnet in alle regio’s in
Nederland.
Wij hebben toegezegd uw Kamer jaarlijks over de voortgang van het MIEK te informeren.
Met deze brief sturen wij, namens het kabinet, een overzicht van de voortgang van
de projecten die in het MIEK zijn opgenomen. Ook de projecten die onder de Rijkscoördinatieregeling
(RCR/projectbesluit) vallen, worden in dit projectenboek opgenomen1. In deze brief informeren wij u achtereenvolgens over de laatste ontwikkelingen van
de MIEK-organisatie, de voortgang van lopende MIEK- en RCR-projecten, de toelating
van enkele nieuwe projecten tot het MIEK en tenslotte over de aanpak voor tijdige
realisatie en het voorkomen van vertragingen.
1. MIEK-organisatie op orde
Het Rijk heeft de afgelopen twee jaar samen met provincies, netbeheerders en gemeenten
haar regiefunctie op energie- en grondstoffeninfrastructuur versterkt door, zowel
op nationaal als regionaal niveau, de MIEK-structuur in te richten. Deze structuur
maakt het mogelijk dat we gezamenlijk, als overheden en netbeheerders, keuzes kunnen
maken in de programmering en prioritering van energie-infrastructuurprojecten en tijdig
knelpunten in de voortgang kunnen signaleren en verhelpen. Samenvattend zijn sinds
de start van het MIEK in 2021 de volgende stappen gezet:
• In 2021 startte het MIEK met een scope van alleen de infrastructuurbehoefte van de
industrie, in kaart gebracht via een inventarisatie van de energiebehoefte in de grote
industrieclusters in Nederland (de Cluster Energie Strategieën (CES)). De scope van
het MIEK is het afgelopen jaar verbreed door naast industrie nu ook andere energie
vragende sectoren zoals woningbouw, mobiliteit en landbouw op te nemen.
• Dit jaar hebben provincies de eerste provinciale MIEK’s (pMIEK) opgesteld die de belangrijkste
energie-infrastructuurprojecten op regionaal niveau weergeven. Op dit regionale schaalniveau
zie je dat naast industrieprojecten ook dienstverlening en (hightech) bedrijvigheid,
woningbouw en mobiliteitsprojecten aanleiding geven om infrastructuur te prioriteren
in het pMIEK. De vraag naar energie vanuit deze andere sectoren neemt toe bijvoorbeeld
voor de aansluiting van nieuwe woonwijken zoals in Almere en voor de uitrol van een
laadpalen netwerk voor het opladen van auto’s. Ook voor deze projecten geldt dat het
wegnemen van drempels om de projecten te realiseren nodig is vanwege hun maatschappelijk
belang en/of complexiteit. Projecten uit het pMIEK die op nationale schaal moeten
worden opgepakt, kunnen worden aangedragen voor het nationale MIEK. De provincies
gaan samen met de netbeheerders en gemeenten de komende periode aan de slag met een
volgende ronde pMIEK’s, die ze naar verwachting uiterlijk 1 februari 2025 opleveren,
op tijd voor de volgende ronde investeringsplannen van de elektriciteitsnetbeheerders
voor de periode 2026–2028.
• De kennisinstellingen PBL, TNO en RVO hebben in 2023 een onafhankelijke reflectie
uitgevoerd op de pMIEK’s. De aanbevelingen van de kennisinstellingen zijn waardevol
om de werkwijze verder aan te scherpen2.
• De MIEK-werkwijze wordt bekrachtigd met een samenwerkingsovereenkomst en deze wordt
binnenkort in de Staatscourant gepubliceerd. De MIEK-organisatie en werkwijze, inclusief
het afweegkader, staan verder toegelicht in de MIEK-handleiding. Deze wordt gelijktijdig
met de samenwerkingsovereenkomst gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl.
• In het debat van 24 januari over netcongestie vroeg uw Kamer om in te gaan op de verschillende
prioriteringskaders voor elektriciteitsinfrastructuur. Projecten die een (provinciale
of nationale) MIEK-status krijgen, worden geprioriteerd bij de landelijke en regionale
elektriciteitsnetbeheerders met het prioriteringskader netuitbreidingen. Hiermee worden
de onderdelen van het elektriciteitsnet eerder uitgebreid die belangrijk zijn voor
zowel de verduurzaming van de industrie, mobiliteit en gebouwde omgeving als voor
het faciliteren van de woningbouw. Deze prioritering wordt vastgelegd met een ministeriële
regeling onder de Energiewet. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Energiewet,
is dit al vastgelegd met een ministeriële regeling onder de Elektriciteitswet.3
• Elektriciteitsnetbeheerders passen deze prioritering voor het eerst toe in de Investeringsplannen
2024. In november waren de ontwerp-investeringsplannen van de netbeheerders gereed
voor consultatie. Tijdens de consultatiefase hebben wij ook een eerste onderzoek gedaan
naar de manier waarop TenneT het prioriteringskader heeft toegepast. Deze informatie
heb ik gedeeld met de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De ACM toetst de ontwerp-investeringsplannen
die op 1 januari 2024 zijn gepubliceerd onder andere op de toepassing van het prioriteringskader
netuitbreidingen. Mijn ministerie toetst of de investeringsplannen van de landelijke
netbeheerders voldoende rekenschap hebben gegeven aan ontwikkeling in de energiemarkt.
De netbeheerders stellen vervolgens de investeringsplannen vast, na eventuele verwerking
van de uitkomsten van de toetsen. De termijn voor toetsing eindigt eind maart van
dit jaar. Wij zullen uw kamer in april informeren over de resultaten van de toets
van zowel de ACM als van de Minister van Klimaat en Energie.
• Naast het bovengenoemde prioriteringskader voor uitbreidingsinvesteringen (zoals bijv.
onderstations en hoogspanningslijnen), werkt de ACM aan een maatschappelijk prioriteringskader
voor individuele transportverzoeken bij de netbeheerder (bijv. vestiging of uitbreiding
van een ziekenhuis, school of andere basisbehoefte)4. Voor de prioritering van deze individuele aansluitingen op het net ligt de bevoegdheid
expliciet bij de toezichthouder. De ACM verwacht dit voorjaar een definitief codebesluit
te publiceren over deze prioritering.
• Elke provincie heeft een energyboard ingericht met werksporen op sneller bouwen, slimme
oplossingen en programmeren van energieprojecten in de pMIEK. In de energyboards nemen
altijd provincie, gemeenten en netbeheerders deel. Een vertegenwoordiger van het Ministerie
van EZK sluit aan bij energyboards op uitnodiging. De meeste energyboards hebben daarnaast
vertegenwoordigers van het bedrijfsleven/industrie, RES-regio’s, waterschappen en
andere stakeholders.
• Het MIEK zet zich in voor verschillende sectoren met een grote energiebehoefte, zoals
de industrie, woningbouw, mobiliteit en landbouw. De industrie heeft de grootste energievraag
op een nationaal schaalniveau. Op regionale schaal komen de andere energievragen meer
terug. Om de vraag van de industrie naar duurzame energie in de toekomst duidelijk
te maken, zijn de Cluster Energie Strategieën (CES) opgezet. Er zijn in totaal zes
industrie clusters. Vijf clusters zijn regionale clusters en in het zesde cluster
zitten industriële bedrijven die door het hele land verspreid zijn. De partijen in
de clusters werken momenteel aan een nieuwe set Cluster Energie Strategieën (CES).
De CES 3.0 bevat een extra verdieping op het gebied van toekomstige industriële vraag
naar energie en mate van flexibiliteit van die energievraag voor de jaren 2040 en
2050. Deze blik op de verdere toekomst stelt netbeheerders in staat om beter én verder
vooruit te plannen met hun investeringsplannen en om netcongestie op het elektriciteitsnet
te beperken. Ook Cluster 6 doet aan de nieuwe ronde CES mee, zodat ook voor bedrijven
door heel Nederland inzichtelijk wordt hoe en wanneer ze willen verduurzamen en welke
energievraag dat met zich meebrengt.
• De werkwijze en eisen aan de CES zijn onderdeel van de MIEK-handleiding. De programmering
van infrastructuur voor de verduurzaming van de industrie is daarmee geborgd in de
werkwijze van het MIEK.
• In de vijf regionale clusters zijn clusterregisseurs aangesteld die als bemiddelaar
de samenwerking tussen industrie, netbeheer en overheid op bestuurlijk niveau ondersteunen.
Ook voor het zesde cluster zal een clusterregisseur worden aangesteld. De clusterregisseur
stuurt aan op de match tussen vraag en aanbod. De industrie wil weten wanneer de infrastructuur
is aangelegd, zodat ze kunnen overstappen op waterstof of elektriciteit. Aan de andere
kant moeten netbeheerders erop kunnen rekenen dat de stroom of moleculen die ze aanbieden
ook afgenomen gaan worden. In de stuurgroep Nationaal Programma Verduurzaming Industrie
(NPVI) bespreken vertegenwoordigers van industrie, netbeheerders en de Ministers van
KE, EZK en Staatssecretaris van IenW knelpunten en oplossingen om het gat tussen vraag
en aanbod te verkleinen.
• Wanneer de vraag van de industrie of het aanbod van de netbeheerders onduidelijk is,
ontstaat er een impasse waardoor energie-infrastructuur niet of te laat wordt aangelegd.
Om deze impasse te kunnen doorbreken is het nodig dat beide partijen vertrouwelijk
informatie met elkaar kunnen delen. Hiervoor is een (nationaal) Data Safe House ingesteld
(DSH). Het DSH borgt de vertrouwelijke uitwisseling van de data van de industrie met
de netbeheerders met waarborgen op uniformiteit en kwaliteit. Via het DSH wordt het
voor de regionale en nationale netbeheerders mogelijk om de industriële energievraag
en projectplanning in te kunnen zien en hun investeringsplannen op deze manier goed
te laten aansluiten op de plannen van de industrie. Wij hebben een subsidie ter beschikking
gesteld voor de komende 2 jaar om de ICT voor het Data Safe House te ontwikkelen en
in elk cluster mensen aan te stellen om het Data Safe House in te richten5.
2. Voortgang MIEK en RCR-projecten
We monitoren de voortgang van het MIEK en informeren over deze voortgang via een jaarlijks
overzicht van alle projecten6. Vanaf dit jaar is er in lijn met de toezegging in de Kamerbrief MIEK van juni 20227 gekozen om een gezamenlijk MIEK/RCR overzicht te maken. Dit betekent dat naast de
voortgang van de MIEK-projecten ook de voortgang van de projecten die onder het projectbesluit
(voorheen Rijkscoördinatieregeling) vallen in het overzicht zijn opgenomen.
De ambities voor de ombouw van het energiesysteem zijn hoog, het tijdig realiseren
van de projecten is een grote uitdaging. Gelukkig maken we ook goede voortgang. Voor
veel grote infrastructuurprojecten zijn de eerste concrete stappen gezet door publiceren
van kennisgevingen en (concept-) Notities Reikwijdte en Detailniveau. Daarnaast ligt
de besluitvorming voor de ontwikkeling voor hoogspanning op land en de netten op zee
om 21 GW te realiseren op schema. Ondertussen is TenneT ook begonnen met de realisatie
van meerdere nieuwbouwprojecten en opwaarderingen van hoogspanningsinfrastructuur.
Ook bij de ontwikkeling van waterstof infrastructuur is de ruimtelijke inpassing begonnen.
Voor drie onderdelen van het transportnet waterstof en een waterstofopslag zijn concept
Notities Reikwijdte en Detailniveau gepubliceerd en zijn voor de regio overstijgende
onderdelen van het landelijk transportnet projecten begonnen met het publiceren van
kennisgevingen.
Dit jaar is het eerste CO2-opslagproject, Porthos, in Nederland van start gegaan. De ruimtelijke procedure is
afgerond na een positieve uitspraak van de Raad van State dit voorjaar, de definitieve
investeringsbeslissing is genomen en in 2024 start de bouw van het project. Naar verwachting
is de opslagfaciliteit in 2026 operationeel.
Uit het ontwerpinvesteringsplan 2024 dat TenneT op 1 november heeft gepubliceerd blijkt
dat acht nationale MIEK projecten vertraging oplopen ten opzichte van het investeringsplan
2022. De oorzaken hiervoor zijn divers van aard maar terugkerende onderwerpen zijn
stikstof en vergunningverlening; hiervoor wordt gewerkt aan een aanpak voor versnelling
(zie hoofdstuk 3). De partijen in het cluster brengen in kaart wat de gevolgen zijn
van vertraging voor andere projecten binnen hun cluster en proberen om knelpunten
weg te nemen om zo alsnog tijdige realisatie van cruciale projecten mogelijk te maken.
Op die manier wordt geprobeerd om de (consequenties van de) vertraging van deze projecten
zo veel mogelijk te beperken.
Het MIEK/RCR-overzicht maakt de omvang van de verbouwing van Nederland inzichtelijk.
In sommige gebieden komen veel verschillende ontwikkelingen en projecten samen zoals
in de regio Moerdijk en de regio Vlissingen-Borsele. Een goede betrokkenheid van de
omgeving bij deze ontwikkelingen en projecten is van belang. Om deze betrokkenheid
te ondersteunen werken we momenteel aan een gebiedsgerichte communicatie en aanpak
voor dit soort regio’s, waardoor in één keer informatie aan bewoners gegeven kan worden
over alle projecten de komende jaren. Dit voorkomt dat elk project afzonderlijk deze
informatie hoeft te delen en zorgt dat de bewoners het overzicht blijven houden. In
het MIEK/RCR overzicht vindt u de voortgang van de MIEK projecten. Hieronder lichten
we één MIEK project uit; de Delta Rhine Corridor (DRC).
Delta Rhine Corridor (DRC)
De DRC is een bundel van ondergrondse buisleidingen en kabels die wordt ontwikkeld
in de buisleidingenstrook die loopt van Rotterdam via Moerdijk naar Zuid-Limburg en
verder door naar Duitsland. Uw Kamer is op 5 oktober 2023 per brief8 geïnformeerd over de voortgang. In deze brief is uw Kamer onder andere geïnformeerd
over de scope van de DRC die op ondersteuning van het Rijk kan rekenen. Via de motie
Erkens en Bontenbal9 werd de regering verzocht zich stevig in te spannen voor een directe verbinding van
de DRC met industriecluster Chemelot in Limburg ten aanzien van de waterstof- en CO2-leidingen, en waar mogelijk ook productleidingen. In de brief van 5 oktober is aangegeven
dat de waterstof en CO2-leidingen in de scope zitten die het Rijk ondersteunt, evenals gelijkstroomkabels
en in de ruimtelijke procedure wordt een leiding voor ammoniak meegenomen. Voor deze
buisleidingen en kabels wordt de uitvoering nu ook voorbereid, met uitzondering van
de ammoniakleiding. Voor de ammoniakleiding bestaan op dit moment namelijk nog veel
onduidelijkheden op het gebied van technologie en veiligheids- en beleidskaders. Door
het reeds opnemen van de ammoniakleiding in de gemeenschappelijke ruimtelijke procedure
wordt gewaarborgd dat er ruimte is om uiteindelijk een ammoniakleiding te realiseren.
De productleidingen LPG en propeen vallen niet meer binnen de scope. Sinds de zomer
van 2021 is actief gezocht naar initiatiefnemers voor LPG en propeen. Eerder is uw
Kamer erover geïnformeerd dat daarvoor ook contact is geweest met bedrijven op Chemelot
die initiatiefnemer zouden kunnen zijn voor de LPG en propeenleidingen. Daaruit is
geen initiatiefnemer naar voren gekomen, ook niet nadat is aangegeven dat zonder initiatiefnemer
er geen buisleiding zal komen voor deze stoffen. Ook is in deze brief aangegeven dat
op dit moment in de haven van Rotterdam geen investeringen voorzien zijn voor extra
capaciteit voor LPG en propeen die buisleidingeninfrastructuur voor deze stoffen rechtvaardigen.
Door het wegvallen van deze stromen uit de scope vindt er geen modal shift plaats van de huidige stromen LPG en propeen van spoor naar buis, als gevolg van
het DRC-project. Wel kan het project ertoe leiden dat andere toekomstige stromen van
gevaarlijke stoffen (ammoniak en CO2) via buisleidingen in het DRC-tracé gaan in plaats van andere modaliteiten, zoals
het spoor. Hiermee is de motie Erkens en Bontenbal afgedaan. Zoals in de Kamerbrief
van 5 oktober staat, heb ik toegezegd in gesprek te gaan met het Chemelot-cluster
om in beeld te brengen hoe de verwachte vraag naar (bio)propeen en LPG zich zal ontwikkelen
de komende jaren en/of bedrijven alternatieve transportmodaliteiten en/of routes overwegen.
Dit gesprek heeft plaatsgevonden in januari 2024. De provincies Noord-Brabant en Limburg
waren ook aanwezig in het gesprek. De hoeveelheid propeen zal naar verwachting toenemen.
Propeen bereikt Chemelot echter niet via het spoor via de Brabantroute, maar voornamelijk
via de binnenvaart vanuit de Antwerpse haven. LPG bereikt Chemelot wel via de Brabantroute
per spoor. De verwachting is dat de hoeveelheid de komende jaren ongeveer gelijk zal
blijven. Uit het gesprek komt geen initiatiefnemer naar voren voor een (bio)propeen
of LPG leiding. Daarmee is er op dit moment geen reden om het besluit van de bewindspersonen
van 5 oktober 2023 te herzien. Hiermee is ook deze toezegging afgedaan. Met provincie
Noord-Brabant is de afspraak gemaakt om samen een onderzoek uit te voeren over de
meekoppelkansen van de DRC voor Brabant («Niet allen door Brabant, maar ook voor Brabant»).
Daarnaast zullen de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en Economische Zaken
en Klimaat met betrokken medeoverheden in gesprek gaan om samen de scope van de studie
«Niet alleen door, maar ook voor Brabant» vast te stellen. Daarin wordt tevens aandacht
besteed aan de vervoersstromen van LPG en propeen en eventuele private initiatieven
om dit per buisleiding te willen gaan doen.
Sinds de Kamerbrief van 5 oktober zijn de Maatschappelijke Kosten Baten Analyses (MKBA’s)
voor de Delta Rhine Corridor Fase 2 en een buisleidingentunnel onder het Hollands
Diep openbaar gemaakt.10 Hiermee is het MKBA-proces afgerond. Met deze vermelding wordt voldaan aan de toezegging
uit het Commissiedebat Waterstof van 13 april 2022 (Kamerstuk 32 813, nr. 1044), dat de Minister voor Klimaat en Energie de Kamer zal informeren over de uitkomsten
van de MKBA Deltacorridor als deze af is.
Voldoende zicht op realisatie van het project in Duitsland is een voorwaarde voor
een positief projectbesluit in Nederland. Voor het Duitse deel van de DRC is de inzet
van de Duitse private sector nodig om tot realisatie te komen. Daarnaast zijn besluiten
nodig van de federale overheid, alsook van de deelstaten in Duitsland. Vooral de samenwerking
met Noordrijn-Westfalen is daarbij van belang. Nederland en Noordrijn-Westfalen hebben
op 14 november 2023 een verklaring getekend waarin politieke steun voor het project
wordt benoemd. Deze overeenkomst wordt als bijlage meegestuurd met deze brief11. Samenwerking bij ruimtelijke inpassing en vergunningverlening en uitwisseling over
beleid dat rand voorwaardelijk is voor de realisatie van de DRC staan centraal in
deze verklaring. Voor Nederland is de verklaring een belangrijke bouwsteen bij grensoverschrijdende
realisatie van dit project.
Nieuwe MIEK-projecten
We zien dat er meer nodig is aan nieuwe energie-infrastructuur voor Nederland dan
de huidige MIEK- en RCR-projecten. Daarom laten we ook dit jaar een aantal nieuwe
projecten toe tot het MIEK. Naar aanleiding van het Bestuurlijk Overleg Klimaat en
Energie van 7 februari 2024 heb ik besloten de volgende projecten nieuw op te nemen
in het nMIEK:
• 380 kV Vierverlaten–Ens–Diemen: De vraag naar elektriciteit zal de komende tijd groeien. Dat vraagt om uitbreiding
van het elektriciteitsnet. Het MIEK-project 380 kV Vierverlaten–Diemen–Ens zal hieraan
bijdragen. Dit project bestaat uit het uitbreiden van het hoogspanningsnet in Noord-Nederland
met een 380 kV-hoogspanningsverbinding tussen de hoogspanningsstations Vierverlaten
(Groningen) en Ens (Noordoostpolder) en ook tussen de hoogspanningsstations Ens en
Diemen. Dit project wordt opgenomen in het MIEK in de verkenningsfase, waarbij geldt
dat hiervoor Projectprocedure al is opgestart (zie ook in het bijgevoegde Projectenboek).
Het doel van opname in het MIEK is om de uitvoering van de tweetracés zoveel mogelijk
in onderlinge samenhang uit te werken en waar nodig ook de uitvoeringsfase op elkaar
af te stemmen na afronding van de ruimtelijke procedures.
• Waterstofimportterminals Zeeland: Om voor voldoende aanvoer van waterstof te zorgen voor het waterstofnetwerk in Nederland
is waterstof import nodig. Het MIEK-project Waterstofterminals Zeeland zet zich in
voor de realisatie en/of uitbreiding van vijf waterstofterminals van duurzame waterstof
in het havengebied van de North Sea Port, waar geïmporteerde waterstof kan worden
opgeslagen. Dit project wordt opgenomen in MIEK 2023 als onderdeel van de brede verkenning
van de positie van Waterstofimportterminals in het energiesysteem. Met de opname in
het MIEK zal er gestuurd worden op het oppakken van beleidsvraagstukken die voor import
terminals spelen, coördinatie op ruimtelijke aspecten van waterstofimport en de (programmatische)
verbinding met de aanleg van infrastructuur voor waterstof en waterstofderivaten.
• Warmtesysteem inclusief warmtenet in provincie Zuid-Holland: Collectieve warmte netwerken zijn een belangrijk onderdeel van het energiesysteem
van de toekomst en spelen een rol in het verhelpen van congestie op het elektriciteitsnet.
Gebruik van collectieve warmte voorkomt een enorme extra vraag naar elektriciteit,
die bijvoorbeeld voor individuele warmtepompen nodig is. Hiervoor is goede infrastructuur
voor warmte nodig. Het warmtenet Zuid-Holland is een complex project waarbij verschillende
sectoren, verdeeld over verschillende gemeenten zijn betrokken. Met opname in het
nationale MIEK wordt beoogd de coördinatie te versterken en het belang van het warmtenet
richting de vele stakeholders te benadrukken. Dit project vanuit het pMIEK van Zuid-Holland
voorgedragen voor het nationale MIEK.
3. Aanpak voor tijdige realisatie en voorkomen van vertraging
De urgentie van het realiseren van een nieuwe energievoorziening voor Nederland en
de toenemende netcongestie vragen om tijdige realisatie van energie-infrastructuur.
Wij delen de inzet van uw Kamer om alles in het werk te zetten om procedures te versnellen
en drempels weg te nemen bij de realisatie van energieprojecten. Per 1 januari 2024
is de Omgevingswet in werking getreden en is de RCR vervangen door de projectprocedure.
Afgelopen jaren is al conform de vereisten van Omgevingswet gewerkt in alle RCR-projecten,
waardoor deze zonder vertraging kunnen doorgaan als projectprocedure. EZK heeft geïnventariseerd
welke mogelijkheden er binnen de bestaande wettelijke kaders zijn om te versnellen,
en welke juridische aanpassingen tot versnelling kunnen leiden. We werken momenteel
aan de implementatie van de meest kansrijke versnellingsopties12. Deze versnellingsopties worden ook onderzocht in EU-verband. Onder meer met het
Renewable Energy Directive (REDIII)-pakket worden mogelijkheden gecreëerd voor het
versnellen van vergunningverlening voor elektriciteitsinfrastructuur. Wij bezien hoe
we deze mogelijkheden in de Nederlandse implementatie van de REDIII maximaal kunnen
benutten. Met de toepassing van het prioriteringskader krijgen MIEK-projecten relatieve
prioriteit in de investeringsplannen van de elektriciteitsnetbeheerders wat versnellend
kan werken. Met de Minister voor Natuur & Stikstof (MN&S) werken wij nauw samen om
stikstofvergunningverlening van energie-infrastructuur vlot te trekken. Hieronder
gaan wij hier nader op in.
3.1 Stikstofruimte voor energie-infrastructuur
Stikstof en de slechte staat van natuur blijft de komende jaren een beperkende en
vertragende factor voor de realisatie van energie-infrastructuur. In samenwerking
met het Ministerie van LNV, provincies en netbeheerders vergroten we inzicht in vergunningsaanvragen
en knelpunten, onderzoeken we mogelijkheden voor het voorkomen van vertraging van
projecten en delen we onderling deze kennis. Op korte termijn zorgt dit voor voortgang
bij individuele projecten, en op lange termijn werken we op basis van nieuw onderzoek
aan een aanpak voor meerdere projecten tegelijk.
Afgelopen jaar heb ik voor de meest acute projecten gewerkt aan het voorkomen van
vertraging door het vervallen van de bouwvrijstelling in november 2022. Door per project
naar specifieke oplossingen te kijken en nauwe afstemming met de Minister voor Natuur
en Stikstof (MN&S) zijn voor acute MIEK- en RCR-projecten oplossingen gevonden. Hierdoor
kon de vergunningverlening voor bijvoorbeeld aanlanding IJmuiden Ver Gamma, aanlanding
Nederwiek I & II, hoogspanningstracé Zuid-West 380KV en Waterstofnetwerk Rotterdam
doorgaan. Deze aanpak per project is beperkt effectief, omdat het veel tijd kost en
de uitkomst per project onzeker is. Daarom werk ik ook aan een aanpak die toepasbaar
is voor energie-infrastructuur en stikstof in brede zin.
Op korte termijn zorgt de einduitspraak van de Raad van State bij Porthos voor verdere
duidelijkheid en perspectief. De uitspraak bevestigt dat beperkte en tijdelijke stikstofdepositie
geen significante gevolgen hoeft te hebben voor een Natura2000-gebied dat overbelast
is. Deze conclusie kan pas volgen na een project specifieke ecologische beoordeling.
Dit biedt dus mogelijkheden voor de bouw van energie-infrastructuur, maar blijft kwetsbaar
en zorgt voor vertraging. In individuele gevallen kan deze ecologische beoordeling
onvoldoende zijn vanwege de slechte staat van natuur. Verder is er beperkte capaciteit
bij ecologische bureaus die de benodigde ecologische beoordelingen in opdracht van
netbeheerders kunnen doen.
De Porthos-uitspraak geeft echter ook aanleiding om voor MIEK-projecten en energie-infrastructuur
in het algemeen andere oplossingsrichtingen te verkennen. Een van die oplossingsrichtingen
licht ik in onderstaande passage toe. Zoals vermeld in de Kamerbrief Netcongestie
van 18 oktober (Kamerstuk 29 023, nr. 457) werken experts van mijn ministerie samen met LNV, provincies en netbeheerders aan
verbeterde samenwerking rond stikstof-vergunningverlening voor energie-infrastructuur.
Verder biedt de implementatie van REDIII in 2023–2024, met de juiste onderbouwing
en in aangewezen gebieden, kansen voor versnelde stikstof-vergunningverlening bij elektriciteitsinfrastructuur en projecten die bijdragen aan stabiliteit
van de elektriciteitsinfrastructuur.
Als bijlage bij deze brief sturen wij de uitkomsten13 en de ambtelijke appreciatie14 van een extern onderzoek dat we hebben laten uitvoeren – zoals ik aankondigde in
het Commissiedebat Klimaat en Energie van 27 september (Kamerstuk 32 813, nr. 1301) en de Kamerbrief Netcongestie van 18 oktober 2023. Naar dit onderzoek verwees ik
ook in de toezegging aan Kamerlid Flach in het debat Klimaat en Energieverkenning
van 20 december jl. en vervolgens in het Commissiedebat Netcongestie van 24 januari
jl. Het rapport onderbouwt dat de energietransitie resulteert in een aanzienlijke
stikstofreductie vanuit de industrie na realisatie van energie-infrastructuur. Het
toont de samenhang tussen stikstofuitstoot bij de aanleg van energie-infrastructuur
en stikstofreductie door energietransitie in de industrie. Deze resultaten laten het
grote belang zien van de energietransitie voor het verminderen van stikstofuitstoot.
Na ontvangst van de resultaten zijn onze experts samen met die van het Ministerie
van LNV en het Interprovinciaal Overleg dan ook direct aan de slag gegaan met de uitwerking
van de juridische mogelijkheden.
De ambtelijke appreciatie van het onderzoek beschrijft hoe wij op basis van dit onderzoek
juridische mogelijkheden onderzoeken. We zien kansen om de beperkingen door stikstofuitstoot
bij de aanleg van energie-infrastructuur te verkleinen. Ook voor de aanpak van netcongestie
is dit cruciaal. In samenwerking met de Minister voor Natuur en Stikstof verkennen
we de komende maanden op welke manier deze aanpak juridisch haalbaar is. Uiterlijk
in juni 2024 rapporteren wij terug aan uw kamer over planning en vervolgstappen.
In het onderzoek is een stikstofdepositiebalans op Natura2000-niveau uitgewerkt. De
balans toont dat de tijdelijke stikstof uitstoot door aanleg van infrastructuur in
alle Natura2000-gebieden op korte termijn kan worden terugverdiend door structurele
reductie van stikstof uitstoot door verduurzaming van de industrie. Op langer termijn
zorgt de energietransitie zo structureel voor stikstofreductie. De scope van het onderzoek
is beperkt tot effecten uit de energietransitie. Het gaat om de stikstofemissies die
samenhangen met het verbranden van fossiele brandstoffen, wat NOx-emissies zijn. In
het onderzoek is de aanname gedaan dat waterstofverbranding – waarbij NOx vrijkomt – naar verwachting beperkt zal worden toegepast in de Nederlandse industrie.
De stikstofeffecten van de toepassing van ammoniak als waterstofdrager, bijvoorbeeld
bij het kraken ervan of in de industrie, zijn niet meegenomen in het onderzoek. Hierbij
is wel de verwachting dat toename van stikstofemissie zal plaatsvinden. Voor de relatie
tussen stikstof en toepassing van ammoniak in industrie is dan ook aanvullend onderzoek
nodig. De bouw van nieuwe energie-infrastructuur zal naar verwachting zeer beperkt
invloed hebben op de ammoniakemissie in Nederland.
3.2 Wettelijke versnellingsopties
Met de brief over de versnellingsaanpak voor de energietransitie15 van 24 maart 2023 bent u geïnformeerd over de resultaten van de verkenning naar versnellingsmogelijkheden
binnen het bestaande juridisch instrumentarium. Momenteel wordt gewerkt aan de implementatie
van de meest kansrijke versnellingsopties. Hieronder vindt u de voortgang van een
aantal van deze opties. Een aantal andere versnellingsopties zijn we nog aan het onderzoeken
in overleg met stakeholders en mede-departementen. Hierbij houden we zorgvuldige besluitvormingsprocedures
en aandacht voor participatie in het oog. U wordt rond de zomer van 2024 geïnformeerd
over de andere opties.
• Op 18 oktober 2023 bent u in de kamerbrief netcongestie16 al geïnformeerd dat ik (de Minister voor Klimaat en Energie), onder het wetsvoorstel
«Versterking regie volkshuisvesting», voornemens ben om bij algemene maatregel van
bestuur bepaalde elektriciteitsprojecten aan te wijzen als projecten waarvan de versnelde
uitvoering gewenst is vanwege zwaarwegende maatschappelijk belangen. Hiermee wordt
de beroepsprocedure versneld door onder andere beroep in één instantie te laten gelden
voor deze aangewezen elektriciteitsprojecten.
• De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 27 november 2023 een advies17 uitgebracht over het wetsvoorstel. De Minister van BZK bekijkt wat de gevolgen zijn
van dit advies voor het wetstraject. Ik volg dit nauwgezet en parallel hieraan onderzoek
ik wat dit betekent voor het traject om elektriciteitsprojecten aan te wijzen als
«projecten van zwaarwegend maatschappelijk belang» en hoe ik dit verder vorm kan geven.
• Om meer te kunnen sturen op ruimtelijke inpassing breng ik de aanleg van grootschalige
elektrolysers vanaf een minimaal vermogen onder bij het projectbesluit. Ik neem dit
mee in de nota van wijziging van de Energiewet die binnenkort naar de Tweede Kamer
wordt gestuurd
• In nauwe samenwerking met de regionale netbeheerders heb ik onderzocht welke transformator-
en verdeelstations de komende jaren nodig zijn voor de energietransitie. Ik heb onderzocht
of het mogelijk is om de norm voor het bestaande vergunningsvrij bouwen hiervoor te
verruimen om te zorgen voor tijdige realisatie van deze stations. Hieruit blijkt dat
het grootste deel van alle benodigde transformatorhuisjes al vergunningsvrij kan worden
gerealiseerd. Gezien het geringe aantal vergunning plichtige grotere transformator-
en verdeelstations die de komende jaren gebouwd moeten worden (enkele honderden ten
opzichte van ongeveer 50.000 in totaal) heeft vergunningsvrij maken van deze stations
een verwaarloosbaar effect op versnelling van de aanleg van netwerken. Bovendien is
een aantal stations zo groot dat het effect van de bouw van deze stations op de fysieke
leefomgeving het rechtvaardigt om hier een vergunningprocedure voor te doorlopen.
Hierdoor heb ik besloten om geen aanpassing door te voeren voor het verruimen van
de norm van vergunningsvrij bouwen voor transformatorstations.
3.3 Meer duidelijkheid over duurzame infrastructuur voor het zesde cluster
Het kabinet zet zich in om knelpunten in de verduurzaming van de industrie aan te
pakken door middel van het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI). Met
de motie Erkens c.s. verzocht uw Kamer om ook het zesde cluster een integraal onderdeel
te laten zijn van het NPVI en om, samen met de netbeheerders en Gasunie, duidelijkheid
te bieden aan het zesde cluster waar en wanneer duurzame infrastructuur aangelegd
gaat worden.
Eerder is het Actieplan Cluster 6 «Gericht op oplossingen» gedeeld met uw Kamer, waarmee
Cluster 6 integraal onderdeel is geworden van het NPVI. Er zal binnenkort ook een
clusterregisseur worden aangesteld voor Cluster 6, die zitting neemt in de stuurgroep
NPVI. In het actieplan voor Cluster 6 wordt ten aanzien van energie-infrastructuur
aangesloten op de initiatieven die zijn opgezet vanuit het Landelijk Actieprogramma
Netcongestie. Daarnaast wordt de energievraag van Cluster 6 bedrijven in kaart gebracht
via provinciale CES’en, die als input dienen voor de programmering van uitbreidingsinvesteringen
via de provinciale Meerjarenprogramma’s Infrastructuur Energie en Klimaat (pMIEK’s).
De projecten die worden opgenomen in een pMIEK krijgen extra gewicht en daarmee prioriteit
in de investeringsplannen van de netbeheerders. Deze investeringsplannen bieden het
totaaloverzicht aan investeringen en zijn ook het uitgangspunt in het verschaffen
van meer duidelijkheid voor Cluster 6 bedrijven (en andere partijen) over waar en
wanneer energie-infrastructuur aangelegd gaat worden. De investeringsplannen bieden
echter nog geen duidelijkheid over de doorwerking van de investeringen naar de specifieke
situatie van een specifiek bedrijf. Daarvoor is bijvoorbeeld in het geval van elektriciteitsinfrastructuur
ook de verdeling van transportcapaciteit over het netwerk of de plek van een bedrijf
in de wachtrij van belang.
Om bedrijven meer zekerheid te bieden over waar en wanneer energie-infrastructuur
wordt aangelegd, wordt er door de netbeheerders vanuit het Landelijk Actieprogramma
Netcongestie gewerkt aan het project «Transparantie in Schaarste». Binnen dit project
wordt er door de netbeheerders een tool ontwikkeld die bedoeld is om stakeholders
meer inzicht en handelingsperspectief te geven, in het bijzonder wanneer er sprake
is van netcongestie en schaarste. Het is de bedoeling dat de tool onder andere generieke
informatie gaat geven over de huidige capaciteit en congestie in Nederland op postcodeniveau;
in de wachtlijst (aantal aanvragen en aangevraagd vermogen) en een indicatie van wachttermijnen;
en de planning van werkzaamheden en investeringen. In aanvulling op deze publiek toegankelijk
tool, geven de netbeheerders in hun klantcontacten meer individuele informatie over
aansluittermijnen en de positie van een bedrijf in de wachtrij. De ontwikkeling en
bouw van de tool is onlangs van start gegaan en wordt gefaseerd opgeleverd. De eerste
fase, een visualisatie van de huidige capaciteit per gebied, is naar verwachting aan
het eind van het eerste kwartaal gereed.
In aanvulling op meer duidelijkheid over de planning van investeringen in het elektriciteitsnet,
wordt momenteel ook de potentiële uitrol van het waterstofnetwerk in de regio in kaart
gebracht in het project «HyRegions». Samen met Netbeheer Nederland (NBNL) en het Interprovinciaal
Overleg (IPO) is binnen dit project een onderzoek uitgezet naar deze «regionale» waterstofinfrastructuur.
Het onderzoek zal onder meer ingaan op de behoefte aan transport van waterstof in
de regio, waaronder Cluster 6 bedrijven, en op de ordeningsaspecten. In het tweede
kwartaal van 2024 is het onderzoek naar verwachting gereed. Voor de zomer van 2024
zal uw Kamer worden geïnformeerd over beide trajecten. Hiermee beschouw ik uw motie
als afgedaan.
4. Afsluitend
Met de doorontwikkeling van het MIEK is het afgelopen jaar een stevige aanpak neergezet
waarmee we regie voeren op de programmering en realisatie van de infrastructuur die
we nodig hebben in Nederland zowel op nationale als regionale schaal. Het MIEK bedient
nu alle sectoren van onze samenleving, van opwek tot afname, van industrie, gebouwde
omgeving, landbouw tot mobiliteit. Op een aantal onderdelen willen wij het MIEK nog
verder door ontwikkelen.
Zo onderzoeken wij of er een route voor grootschalige, systematische projecten naar
het MIEK ontwikkeld kan worden. Deze projecten zijn niet aan één sector gebonden en
komen daarmee niet enkel voort uit de sectorale behoeften. Deze projecten bedienen
het energiesysteem als geheel en moeten dan ook op die wijze beoordeeld worden. Te
denken valt bijvoorbeeld aan gelijkstroom verbindingen voor elektriciteit of een waterstofnetwerk
op zee.
Verder zijn de afwegingscriteria voor het MIEK nu gedefinieerd langs de lijnen van
het energiesysteem van de toekomst, urgentie, klimaatwinst en schaalniveau. In uw
kamer is ook de behoefte uitgesproken om een breder maatschappelijk nut mee te kunnen
wegen. Zo kunnen sectoren waar de klimaatwinst van verduurzaming minder groot is maar
de toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie en samenleving wel omvangrijk is
ook geprioriteerd worden. Een voorbeeld is de hightech sector in de Brainport regio
die van nationaal belang is voor de Nederlandse economie. Wij gaan onderzoeken hoe
het afweegcriterium maatschappelijk nut meegenomen kan in het afweegkader voor de
toelating van projecten tot het MIEK vanaf 2024.
In het najaar van 2024 zullen wij u opnieuw over de voortgang van het MIEK informeren.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Mede ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat