Brief regering : CBS-cijfers eenoudergezinnen
36 410 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2024
Nr. 114 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 februari 2024
Tijdens het Wetgevingsoverleg Jeugd van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport op 29 januari 2024 heeft Kamerlid Ceder (Christen Unie) mij gevraagd om,
voorafgaand aan de stemmingen over de ingediende moties op 6 februari 2024, uw Kamer
een feitelijke uiteenzetting te doen toekomen over de beschikbaarheid van openbare
cijfers rondom eenoudergezinnen.
Meer specifiek vraagt Kamerlid Ceder of het CBS van het aantal eenoudergezinnen dat
zij in beeld brengt ook weet in hoeveel van deze eenoudergezinnen de vader, dan wel
de moeder afwezig is. Dit vanuit de behoefte van Kamerlid Ceder om zicht te hebben
op het aantal eenoudergezinnen waar de vader uit beeld is.
Ik heb navraag bij het CBS gedaan en in reactie hierop heeft het CBS mij het volgende
laten weten.
Periodieke cijfers op basis van werkelijkheid volgens Basisregistratie Personen (BRP)
Het CBS brengt periodiek in beeld of kinderen (tot 25 jaar) met beide juridische ouders
wonen, met alleen de juridische vader of alleen de juridische moeder, met deze vader
of moeder en zijn/haar partner niet zijnde de andere juridische ouder van het kind,
of in afwezigheid van beide juridische ouders.
Deze cijfers zijn op dit moment beschikbaar over de jaren 1996 t/m 2015 en over 2023.
De cijfers over de jaren 2016 t/m 2022 volgen naar verwachting eind 2024/begin 20251.
Tabel 1 Kinderen (tot 25 jaar) naar aanwezigheid ouders op het adres waar zij staan
ingeschreven, 2023
Kinderen, relatief (%)
Kind woont met beide juridische ouders
67
Kind woont alleen met moeder
14
Kind woont alleen met vader
2
Kind woont met moeder en partner
4
Kind woont met vader en partner
1
Kind woont zonder ouder(s), zelfstandig
10
Kind woont zonder ouder(s), overig
2
Bron: CBS Statline1
1 Tabel 1 betreft een eigen bewerking van de CBS Statline tabel over 2023. Op Statline
zijn de tabellen meer uitgebreid beschikbaar: https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/81485NED, https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/85729NED)
Omdat het om de geregistreerde werkelijkheid in het BRP gaat, is het onbekend of en
hoeveel tijd een kind daadwerkelijk doorbrengt bij de ouder(s) en een eventuele nieuwe
partner van de ouder. Kinderen kunnen te maken hebben met een situatie van co-ouderschap,
waardoor zij een deel van de tijd doorbrengen bij de ouder op wiens adres zij niet
staan ingeschreven. Ook kunnen alleenstaande ouders wel een partner hebben die een
deel van de tijd bij hen in huis is (latrelaties). De mate waarin de ouder bij wie
het kind niet staat ingeschreven, wél contact heeft met zijn/haar kind(eren), kan
op basis van deze BRP-registratie niet worden bepaald (zie ook de toelichting bij
de betreffende tabellen). Dit kan alleen worden achterhaald door steekproefonderzoek
te doen onder kinderen/gezinnen. Dergelijk steekproefonderzoek is tijdrovender, duurder
en belastender voor respondenten.
Incidenteel onderzoek
Naast de periodieke cijfers op basis van de registratie in de BRP, heeft het CBS in
het verleden incidenteel onderzoek gedaan naar de gezinsverbanden van kinderen, bijvoorbeeld
naar complexe gezinsverbanden2.
Ook voert het CBS incidenteel onderzoeken uit in samenwerking met universitaire partijen.
Zoals het onderzoek Nieuwe Families in Nederland met de Universiteit Utrecht. Dat
onderzoek heeft onder andere geleid tot een publicatie in 2017 over co-ouderschap3. Samen met de universiteit van Amsterdam zijn in het kader van het onderzoek «Ouders
en kinderen in Nederland» meerdere uitkomsten gepubliceerd4.
Concluderend
Bij het CBS zijn gespecificeerde gegevens beschikbaar over bij wie kinderen staan
ingeschreven. Hieruit blijkt niet in hoeverre er sprake is van contact tussen de (andere)
ouder en het kind. Dit kan alleen door steekproefonderzoek worden achterhaald wat
tijdrovender, duurder en belastender is voor respondenten. Er zijn wel incidentele
onderzoeken gedaan naar gezinsverbanden van kinderen en de mate van omgang tussen
kinderen en ouders na een scheiding. Dit vind ik voldoende voor de informatiebehoefte
op landelijk niveau.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport