Brief regering : Resultaten COP28
31 793 Internationale klimaatafspraken
Nr. 256
                   BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 februari 2024
Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister-President, de Minister van
                  Financiën, de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister voor Buitenlandse
                  Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
                  de Minister voor Natuur en Stikstof, de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur
                  en Waterstaat, en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over de resultaten
                  van COP28, de jaarlijkse mondiale klimaattop, die plaatsvond in Dubai van 30 november
                  tot 13 december 2023. U ontvangt tevens zoals toegezegd in de bijlage een lijst van
                  organisaties en bedrijven die via de Nederlandse overheid een toegangspas voor COP28
                  hebben ontvangen.
               
COP28 was om verschillende redenen een historische COP. Al tijdens de opening werd
                  overeenstemming bereikt over de operationalisering van het nieuwe fonds voor schade
                  en verlies, wat een positieve impuls gaf aan de start van de onderhandelingen. Ook
                  was dit de COP van de eerste Global Stocktake (GST); hét moment om de balans op te
                  maken van de voortgang ten aanzien van de doelen van Parijs en op basis daarvan wereldwijde
                  klimaatambitie te verhogen. Na een intensief onderhandelingstraject is het gelukt
                  om alle landen op te roepen om werk te maken van «een transitie weg van fossiele brandstoffen».
                  Hiermee geeft deze COP – voor het eerst – een helder signaal aan overheden en bedrijven
                  wereldwijd dat dit het begin van het einde is van het tijdperk van fossiele brandstoffen.
                  Bovendien heeft op initiatief van Nederland een groep landen zich gecommitteerd aan
                  het zetten van concrete stappen in het uitfaseren van subsidies voor fossiele brandstoffen.
                  Daarnaast is er een mondiaal raamwerk voor klimaatadaptatie aangenomen en opgenomen
                  in de GST-uitkomst op klimaatadaptatie: het UAE Framework for Global Climate Resilience. Dit raamwerk heeft als doel, om wereldwijd adaptatieactie en de sturing hierop te
                  vergroten. Deze stap is de uitkomst van meerjarige inzet en draagt bij aan het nemen
                  van maatregelen voor klimaatadaptatie en de verhoging van rampenweerbaarheid wereldwijd.
                  Ook was dit de allereerste COP waar gezondheid op hoog niveau politieke aandacht kreeg
                  met een speciale Health Day en Climate-Health Ministerial.
               
Het kabinet is tevreden met dit resultaat, dat op basis van intensieve onderhandelingen
                  met bijna 200 landen het hoogst haalbare was en waarin concrete stappen zijn gezet.
                  Met het oog op de wetenschappelijke noodzaak had het kabinet graag nog aanvullende
                  stappen gezien. Zo had het kabinet bijvoorbeeld graag een stevigere oproep gezien
                  aan alle landen om meer ambitieuze klimaatplannen op te stellen, in lijn met het 1,5°C
                  doel. Ook moet de samenwerking om alle geldstromen in lijn te brengen met de klimaatdoelen
                  worden versterkt.
               
Onderhandelingen
Het kabinet is op hoofdlijnen tevreden met het mondiale antwoord tijdens COP28 op
                  de bevindingen van de GST. In het besluit zijn afspraken gemaakt over alle pijlers
                  van de Overeenkomst van Parijs.
               
Mitigatie
In lijn met de inzet van het kabinet zoals uiteengezet in de Kamerbrief over verwachtingen
                  en inzet klimaatconferentie COP281 wordt erkend dat mondiale broeikasgasemissies voor 2025 moeten pieken en dat in 2030
                  emissies met 43 procent en in 2035 met 60 procent moeten zijn gedaald ten opzichte
                  van 2019. Daarnaast roept het besluit van de GST alle landen op om, in lijn met de
                  kabinetsinzet, het aandeel hernieuwbare energie wereldwijd te verdrievoudigen, energie-efficiëntie
                  te verdubbelen en mondiale emissies snel te doen dalen. Voor het kabinet was het van
                  belang dat deze afspraken gepaard gingen met concrete afspraken over de uitfasering
                  van fossiele brandstoffen. De tekst, waar na zeer moeilijke onderhandelingen uiteindelijk
                  alle landen mee konden instemmen, spreekt van »een transitie weg van fossiele brandstoffen.»
                  Het is de eerste keer dat een mondiale klimaattop dergelijke uitspraken doet over
                  de toekomst van fossiele brandstoffen. Daarnaast worden alle landen opgeroepen om
                  subsidies voor fossiele brandstoffen die niet energiearmoede of rechtvaardige transities
                  adresseren zo snel mogelijk uit te faseren. Tot slot hebben landen afgesproken om
                  reductie van niet-CO2 emissies zoals methaan te versnellen, evenals de uitstoot van wegtransport.
               
Lange tijd was onzeker of en in welke bewoordingen nieuwe mitigatieafspraken tijdens
                  deze COP mogelijk waren. Eerdere concepten van het GST-besluit gaven een soort mitigatie-keuzemenu,
                  waaruit landen vrijblijvend opties voor emissiereductie konden selecteren om zich
                  voor in te zetten. Dit was voor veel landen, waaronder Nederland en de EU, kleine
                  eilandsstaten en kwetsbare ontwikkelingslanden, onacceptabel. Collectieve druk vanuit
                  deze groep landen heeft uiteindelijk geleid tot het huidige, ambitieuzere besluit.
               
Het is cruciaal dat deze ambitieuze uitkomst wordt uitgevoerd door alle landen, in
                  het bijzonder de grootste uitstoters, en ook wordt meegenomen in het voorbereiden
                  van nieuwe nationale klimaatplannen (NDC’s) die uiterlijk in 2025 door landen moeten
                  zijn ingediend. Het kabinet had dit graag steviger in de uitkomst van de COP terug
                  gezien. De volgende NDC’s die in 2025 moeten worden ingediend moeten wat het kabinet
                  betreft de hele economie en alle broeikasgassen omvatten. Samen met de EU en gelijkgezinde
                  partners blijft het kabinet zich inzetten voor een zo concreet mogelijk opvolging
                  van deze afspraken, onder andere via internationale samenwerking in multilaterale
                  fora. Nederland en de EU willen hiervoor ook het eerder afgesproken «Mitigatiewerkprogramma
                  voor ambitieverhoging en implementatieversnelling voor 2030» inzetten. In de EU-submissie
                  over de door het werkprogramma te behandelen onderwerpen in 2024 zal daartoe worden
                  opgeroepen.
               
Adaptatie
De uitkomst van de GST laat zien dat er wereldwijd stappen zijn gezet op het gebied
                  van klimaatadaptatie, maar dat actie nog kleinschalig en gefragmenteerd is. De GST
                  benadrukt het belang van een robuust en integraal adaptatieproces en van een geïntegreerde
                  multisectorale aanpak, onder meer op het gebied van voedsel- en ecosystemen en de
                  essentiële rol van integraal waterbeheer. Het kabinet is tevreden met het feit, dat
                  het UAE Framework for Global Climate Resilience is aangenomen en in het GST-besluit
                  is opgenomen. Het raamwerk staat een geïntegreerde aanpak voor, met daarbij doelstellingen
                  die landen moeten helpen met het verbeteren van hun adaptatieprocessen, onder andere
                  op het gebied van klimaatdata voor risico- en kwetsbaarheidsanalyses (bijvoorbeeld
                  via early warning systems), planning, implementatie (bijvoorbeeld via de koppeling van klimaatrisico’s aan
                  sectorale plannen) en monitoring. Verder zijn er doelstellingen afgesproken voor adaptatie
                  op het gebied van integraal waterbeheer (onder andere verbeterde klimaatweerbaarheid
                  tegen water-gerelateerde rampen), voedselzekerheid, gezondheid en ecosystemen (bijvoorbeeld
                  via nature-based solutions).
               
Het raamwerk is de uitkomst van meerjarige inzet vanuit Nederland op het stimuleren
                  van het mainstreamen van adaptatie in relevant beleid en (fiscale) processen, alsook
                  het versterken van de randvoorwaarden van het adaptatieproces en thema’s. Het kabinet
                  had dan ook graag al tijdens COP28 een verdere concretisering van het framework gezien,
                  maar is positief over het aangenomen werkprogramma voor de ontwikkeling van indicatoren
                  richting COP29. Dit biedt ruimte voor verdere uitwerking.
               
Op weg naar COP29 zal er een evaluatie plaatvinden van het proces aangaande Nationale
                  Adaptatie Plannen (NAP). Dit biedt de mogelijkheid voor verdere versterking van de
                  planning en uitvoering van adaptatie in lijn met de Internationale Klimaatstrategie
                  (IKS). Het versterken van dit instrument zal ook bijdragen aan de implementatie van
                  de gestelde doelen van het raamwerk. Daarnaast zal Nederland sterk blijven inzetten
                  op het bevorderen van de betrokkenheid van vrouwen, jongeren en inheemse bevolking
                  bij de besluitvorming en implementatie van het raamwerk. Daarnaast zal Nederland zich
                  inzetten om de geïntegreerde aanpak en doelstellingen voor klimaatadaptatie verder
                  vorm te geven.
               
Financiering
Financiering speelde een belangrijke rol tijdens deze top, zonder dat daarbij vooruit
                  werd gelopen op het nieuwe lange termijn financieringsdoel (the New Collective Quantified
                  Goal, NCQG) waarover tijdens COP29 dient te worden besloten. Wel werden afspraken
                  gemaakt over het proces dat nodig is om volgend jaar tot een alomvattend besluit te
                  kunnen komen.
               
Ook was er veel aandacht voor de voortgang ten aanzien van de internationale collectieve
                  verplichting om vanaf 2020 jaarlijks USD 100 miljard te mobiliseren voor klimaatactie
                  in ontwikkelingslanden. In 2021 bedroeg de gerapporteerde klimaatfinanciering USD
                  89,6 miljard (de rapportage door de OESO loopt altijd twee jaar achter) en de verwachting
                  is dat de rapportage over 2022 zal concluderen dat de doelstelling in 2022 is gehaald.
                  Net als vorig jaar bestond er in algemene zin brede internationale overeenstemming
                  dat veel meer geld nodig is voor klimaatactie en om de energietransitie te kunnen
                  financieren, zowel vanuit publieke als private bronnen. Het besluit over de GST benadrukt
                  in dit kader bovendien het belang voortgang te blijven boeken ten aanzien van de hervorming
                  van de internationale financiële architectuur en het vinden van nieuwe en innovatieve
                  financieringsbronnen. Dit is in lijn met de Nederlandse en Europese inzet.
               
Nederland organiseerde als co-voorzitter van de Coalitie van Ministers van Financiën
                  voor Klimaatactie een ministeriële bijeenkomst over de instrumenten die Ministers
                  van Financiën in handen hebben om private en publieke klimaatinvesteringen op te schalen.
                  Met verantwoordelijkheid over het begrotingsbeleid, belastingbeleid en beleid voor
                  de financiële sector creëren zij de randvoorwaarden voor een groene en duurzame economie.
               
Over artikel 2.1.c. van de Overeenkomst van Parijs, dat toeziet op het in lijn brengen
                  van alle financiële stromen met de klimaatdoelen van Parijs, werd afgesproken om de
                  vorig jaar in Sharm-el-Sheikh in het leven geroepen dialoog over dit onderwerp te
                  verlengen en te versterken.
               
Ook was er tijdens de top veel aandacht voor adaptatiefinanciering en de steeds groter
                  wordende adaptatiefinancieringskloof met de oproep dit mee te nemen in de onderhandelingen
                  over het nieuwe lange termijn klimaatfinancieringsdoel, maar hieraan is geen nieuwe
                  financiële verplichting gekoppeld. Het GST-besluit bevat wel een oproep om meer transparantie
                  te bieden over de voortgang op de toezegging uit het Glasgow Climate Pact dat ontwikkelde
                  landen adaptatiefinanciering per 2025 collectief zullen verdubbelen ten opzichte van
                  2019. Het kabinet is voorstander van transparantie ten aanzien van het behalen van
                  deze verdubbelingsdoelstelling. Ook zal er tijdens COP29 een ministeriele dialoog
                  plaatsvinden over dit onderwerp. Het kabinet heeft, zowel als onderdeel van de EU
                  in de onderhandelingen als tijdens verschillende evenementen daarbuiten nadrukkelijk
                  aandacht gevraagd voor het verbeteren van de kwantiteit en kwaliteit van, maar ook
                  de toegang tot adaptatiefinanciering. Dit gebeurde onder andere via de Champions Group
                  on Adaptation Finance en ondertekening van een gezamenlijk visiedocument op dit gebied
                  met een diverse groep ambitieuze landen. Ook bij adaptatiefinanciering wordt zoveel
                  mogelijk ingezet op het mobiliseren van private partijen waar mogelijk, waardoor schaarse
                  publieke financiering kan worden ingezet waar dat nodig is.
               
Schade en verlies
Op de eerste dag van COP28 werd het besluit genomen ter operationalisering van financieringsregelingen
                  inclusief het fonds voor schade en verlies. Aan dit besluit ging een intensief traject
                  vooraf van een voorbereidend comité dat pas op het laatste moment consensus bereikte
                  over aanbevelingen. Nederland heeft als lid van dit comité actief bijgedragen aan
                  de uitkomst. Daarbij heeft Nederland zich vooral ingezet voor een fonds dat grotendeels
                  is gericht op de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten, en met een bredere
                  (vrijwillige) financieringsbasis voor het fonds. In navolging van vooral Europese
                  landen kondigde het kabinet een bijdrage aan van EUR 15 miljoen voor de opstartkosten
                  van het fonds voor schade en verlies. In totaal werd hiervoor tijdens de COP meer
                  dan USD 700 miljoen toegezegd. COP28 bereikte ook overeenstemming over het operationaliseren
                  van een netwerk voor technische assistentie en capaciteitsopbouw in het kader van
                  schade en verlies voor kwetsbare ontwikkelingslanden.
               
Emissiehandel (artikel 6)
Een prioriteit voor Nederland en de EU is dat internationale samenwerking via emissiehandel
                  moet bijdragen aan de implementatie van de lange termijn temperatuurdoelen van de
                  Overeenkomst van Parijs, het bevorderen van duurzame ontwikkeling, het waarborgen
                  van milieu-integriteit en transparantie in de koolstofmarkt en een grotere wereldwijde
                  klimaatambitie. Dit jaar moesten onder andere afspraken worden gemaakt over hoe hierover
                  moet worden gerapporteerd door landen (hoe om te gaan met eventuele vertrouwelijke
                  informatie of inconsistenties in de rapportage) en over de juiste kwaliteitscriteria
                  voor projecten (onder andere voor koolstofverwijdering). Partijen konden het tijdens
                  COP28 niet eens worden over nieuwe afspraken. Een aantal landen wilden flexibiliteit
                  en weinig regels terwijl anderen, zoals de EU en Nederland, juist meer duidelijkheid
                  en transparantie wilden zien. Landen zullen tijdens de Bonn sessie in juni 2024 weer
                  bij elkaar komen om het hier verder over te hebben.
               
Landbouw, bossen, natuur
Op COP28 moesten landen overeenstemming vinden over een nieuw meerjarig werkprogramma
                  voor het landbouw-agendapunt. Landen hebben geen overeenstemming kunnen vinden over
                  een nieuw werkprogramma op COP28. De reden hiervoor was onenigheid over de invulling
                  van het programma. Sommige landen zoals een aantal Afrikaanse landen willen een nieuw
                  orgaan onder het klimaatverdrag opzetten met eigen budget en bestuur dat mandaat heeft
                  om projecten in landen uit te voeren. Andere landen, waaronder Nederland en de EU
                  zijn hier tegen, omdat er al organisaties zijn die zulke projecten uitvoeren zoals
                  de FAO en de Wereldbank. De EU wil zich daarom in het werkprogramma beperken tot workshops
                  over nieuwe thema’s gerelateerd aan landbouw waaruit weer nieuwe, aanvullende aanbevelingen
                  kunnen komen voor organisaties als de FAO. Landen zullen tijdens de Bonn sessie in
                  2024 weer samenkomen in een poging overeenstemming te bereiken over een werkprogramma.
               
Bossen en natuur kwamen met name terug in de onderhandelingen over de GST en artikel
                  6. In het GST-besluit wordt het belang benadrukt om de onderling verbonden mondiale
                  crises van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies gezamenlijk aan te pakken.
                  De tekst onderschrijft ook het belang van de implementatie van nature-based solutions en benoemt het Kunming-Montreal Global Biodiversity Framework. Daarnaast onderstreept
                  het GST-besluit dat het stoppen en omkeren van ontbossing en bosdegradatie tegen 2030
                  van belang is om de doelen van de overeenkomst van Parijs te behalen. Dit is in lijn
                  met de EU en Nederlandse inzet en de eerste keer dat dit doel formeel in een besluit
                  van de COP terecht is gekomen.
               
Brede inzet
Subsidies fossiele brandstoffen
In Glasgow (COP26) hebben landen toegezegd om inefficiënte subsidies voor fossiele
                  brandstoffen uit te faseren. Een groot gedeelte van de Nederlandse subsidies (voordelen)
                  voor fossiele brandstoffen hebben hun oorsprong in internationale afspraken. Voor
                  Nederland is het belangrijk dat deze worden aangepast. De motie van de leden Paternotte
                  en Bontenbal roept het kabinet op om hier een speerpunt van te maken (Kamerstuk 36 410, nr. 22). Tijdens COP28 heb ik daarom namens Nederland een internationale coalitie gelanceerd
                  om met andere landen samen te werken aan de afbouw van subsidies voor fossiele brandstoffen.
                  De coalitie is gericht op transparantie, het identificeren en aanpakken van internationale
                  barrières die het afbouwen van subsidies voor fossiele brandstoffen in de weg staan,
                  en (een internationale dialoog ten aanzien van) het opstellen van nationale afbouwplannen.
                  Landen die bij de coalitie zijn aangesloten zijn onder andere Oostenrijk, België,
                  Ierland, Spanje, Finland, Antigua en Barbuda, Canada, Frankrijk, Denemarken, Costa
                  Rica en Luxemburg. Ik heb hiermee tijdens COP28 tevens uitvoering gegeven aan de motie
                  Van Weyenberg en Grinwis (Kamerstuk 364 10 IX, nr. 10). Samenwerkingen om andere landen
                  te bewegen tot het gezamenlijk afbouwen van subsidies voor fossiele brandstoffen zijn
                  nodig voor het behoud van een internationaal gelijk speelveld in EU-verband en mondiaal.
                  Dit om te voorkomen dat bedrijvigheid en uitstoot verplaatsten van landen die vooroplopen
                  bij het uitfaseren van subsidies voor fossiele brandstoffen naar landen die achterlopen.
               
Klimaatadaptatie en water
Wereldwijd manifesteert klimaatverandering zich primair door waterproblemen, zoals
                  onregelmatige regenval, droogte en overstromingen. Klimaatverandering verstoort de
                  mondiale watercyclus. Omgang met water is de motor voor klimaatadaptatie. Dit uitgangspunt
                  vormde de basis van de bredere inzet van het kabinet op het gebied van water en adaptatie
                  tijdens COP28. Nederland heeft partijen opgeroepen om zoetwaterecosystemen te beschermen
                  en herstellen. Daarnaast riep Nederland ertoe op, om water leidend te maken in economische
                  planning en ruimtelijke inrichting.
               
Als co-host van de VN 2023 Waterconferentie is Nederland door het COP28-voorzitterschap
                  gevraagd een leidende rol te spelen tijdens COP28 als Water Champion. Nederland deelde haar kennis op het gebied van waterbeheer en klimaatadaptatie,
                  onder meer door het lanceren of versterken van partnerschappen. Zo kon een voorbeeld
                  van Nederlands klimaat- en waterbeleid – het «water en bodem sturend»-principe, op
                  brede belangstelling rekenen. Er is ingezet op het (uit)bouwen van coalities rond
                  de uitgangspunten voor klimaatadaptatie, zodat deze gedurende de komende jaren sterker
                  in de formele besluitvorming terechtkomen. COP28 toonde dat de Water Action Agenda (WAA)2 met enthousiasme wordt uitgevoerd. Verschillende bijeenkomsten vonden plaats om internationale
                  partijen ertoe te bewegen toezeggingen te doen; de High-Level Dialogue on Urban Resilience richtte op versterking van klimaatadaptatie en watermanagement op stedelijk en nationaal
                  niveau [en de High Level Ministerial Dialogue on Building Water-Resilient Food Systems stond in
                     het teken van de lancering van het Partnership on Water-Resilient Food Systems. Ook werd het actieplan van de International High-Level Panel on Water Investments for Africa, co-voorgezeten door de Minister president, gelanceerd.
               
Als onderdeel van de WAA en als bijdrage aan het door de VN gelanceerde Early Warnings for All-initiatief (EW4All), ondersteunt Nederland een vijftal landen in Centraal en Oost-Afrika
                  op het gebied van rampenparaatheid. Dit initiatief helpt lokale gemeenschappen met
                  vroegtijdige rampenwaarschuwingen, opdat er vroegtijdiger actie kan worden ondernomen
                  bij klimaat gerelateerde rampen. Het KNMI heeft in belangrijke mate bijgedragen aan
                  de discussies over de vormgeving van dit initiatief.
               
Voedselzekerheid
Het onderwerp voedselzekerheid kreeg op COP28 nadrukkelijk aandacht. In totaal werden
                  er bijna 500 evenementen georganiseerd over het onderwerp. Nederland heeft zich, met
                  nog 158 andere landen, aangesloten bij de UAE Declaration on Sustainable Agriculture, Resilient Food Systems and Climate Action
                  3. Daarnaast draagt Nederland financieel bij aan de tijdens de COP gepresenteerde Vision on Adapted Crops and Soils, een initiatief van de VS in samenwerking met de Afrikaanse Unie en FAO, dat zich
                  richt op vergeten gewassen en bodemgezondheid in Afrika4.
               
Een aantal sessies vestigde de aandacht op het belang van meenemen van voedselsystemen
                     en specifiek voeding in nationale adaptatieplannen en NDCs.
                  
Verder werd in een gezamenlijke sessie met het Intergovernmental Panel on Climate
                     Change (IPCC), het Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity and Ecosystem
                     Services (IPBES) en CGIAR (een wereldwijd netwerk van landbouwonderzoeksinstituten)
                     aandacht gevraagd om de interrelaties met van voedselsystemen in de volgende iteratie
                     van IPCC- en IPBES-rapportages meer aandacht te geven.
                  
Bossen
Mede dankzij actieve inzet en aangekondigde financiering van Nederland is op COP28
                  een nieuw EU-initiatief gelanceerd gericht op versterkte samenwerking met derde landen
                  bij de EU-verordening ontbossingsvrije producten. Daarnaast kondigde Nederland in
                  het kader van het Forest and Climate Leaders» Partnership (FCLP) aan financieel bij te dragen aan de tweede fase van het NI-SCOPS5 programma gericht op duurzame palmolie en het tegengaan van ontbossing.
               
Gezondheid
De allereerste Health Day en Climate-Health Ministerial vormde een keerpunt voor klimaat
                  en gezondheid, met brede hoog-politieke erkenning aan klimaatverandering als grootste
                  mondiale bedreiging voor de volksgezondheid. De mede door Nederland gesteunde COP28
                  Climate and Health Declaration, opgesteld door de VAE in samenwerking met de WHO,
                  is door meer dan 140 landen ondertekend en dient als politiek signaal om gezondheid
                  centraal te stellen in klimaatactie – zowel nationaal als internationaal – en de ontwikkeling
                  van klimaatbestendige en duurzame gezondheidszorgstelsels te versnellen.6 De verklaring helpt tevens met het genereren van momentum waar met het Nederlandse
                  initiatief voor een nieuwe WHO-resolutie in 2024 op kan worden voortgebouwd.
               
Gendergelijkheid en inclusivitieit
In overeenstemming met het feministisch buitenlands beleid heeft het kabinet zich
                  in brede zin ingezet voor inclusiviteit en gendergelijkheid, onder meer door actief
                  de vier R-en (rights, representation, resources en reality check) uit te dragen. Nederland
                  heeft vrouwenrechten en gendergelijkheid tijdens de COP actief geagendeerd (rights),
                  onder meer door het onderschrijven van de diversiteit en inclusie principes en deelname
                  aan een partnerschap gericht op gender responsieve, eerlijke transitie en klimaatactie.
                  Via de ondersteuning van vrouwenrechtenorganisaties droeg het kabinet eraan bij dat
                  ook zij vertegenwoordigd waren (representation) en voldoende middelen ter beschikking
                  hebben om hun doelen te realiseren (resources), op een wijze die past in de lokale
                  context (reality check). Ondanks de actieve inzet van het kabinet om gender in brede
                  zin beter te integreren in alle onderhandelingsonderwerpen is op dit vlak onvoldoende
                  vooruitgang geboekt. Het kabinet blijft zich hiervoor inzetten, onder meer door een
                  actieve bijdrage te leveren aan de herziening van het gender actieplan van het klimaatverdrag
                  tijdens COP29.
               
Jongeren
Ook dit jaar waren de Nederlandse VN-jongerenvertegenwoordigers (JV’s) als onderdeel
                  van de Nederlandse delegatie aanwezig tijdens COP28, waarbij ze zich inzetten om de
                  stem van jongeren te laten horen. Voorafgaand aan de klimaattop hebben zij met Europese
                  JV’s en andere jongeren uit de wereld samengewerkt om een gezamenlijke agenda te creëren.
                  De JV’s hebben hun focusthema’s besproken met de Nederlandse onderhandelaars maar
                  ook met een aantal bewindslieden. Ook organiseerden zij verschillende side-events
                  om het maatschappelijke middenveld te betrekken, waaronder een over het recht op een
                  schone, gezonde en duurzame leefomgeving. Daarnaast zijn jongeren van over heel de
                  wereld in gesprek gegaan met verschillende bewindspersonen tijdens een werkdiner bij
                  het Nederlandse consulaat.
               
Publiek-private samenwerking
De Verenigde Arabische Emiraten plaatste bijzondere nadruk op de bijdrage die de private
                  sector kan leveren aan het bewerkstelligen van de klimaatdoelen. Nederlandse bedrijven
                  en kennisinstellingen hebben veel expertise op terreinen als water, landbouw en voedselzekerheid
                  en het kabinet heeft ingezet op het positioneren van haalbare en schaalbare Nederlandse
                  klimaatoplossingen op het gebied van klimaatadaptatie en mitigatie. Daarnaast zijn
                  er verschillende strategische Memoranda of Understanding (MoU’s) ondertekend. De eerste,
                  gericht op het thema vloeibare waterstof, werd afgesloten tussen Oman en het Havenbedrijf
                  van Amsterdam, en de tweede tussen het Nederlandse zonnepanelenbedrijf Solarge, het
                  Nigeriaanse InfraCorp en de African Green Infrastructure Investment Bank. Dit gaf
                  direct een concrete invulling van het nieuwe doel om wereldwijd het aandeel van hernieuwbare
                  energie te verdrievoudigen. Tijdens het door EZK georganiseerde side event over duurzame
                  koolstof als grondstof voor het vergroenen van de chemische sector is met verschillende
                  stakeholders gesproken over de mogelijkheden voor Europees beleid.
               
Waterstof
Tijdens COP28 werd op initiatief van Nederland voor het eerst een officiële ministeriële
                  rondetafel over waterstof op de agenda geplaatst. Dit initiatief richt zich op het
                  organiseren van een dialoog tussen landen die een belangrijke rol gaan of willen spelen
                  in de ontwikkeling van de internationale waterstofmarkt. Doel van de dialoog is om
                  een transparante, open en eerlijke internationale waterstofhandel te realiseren. Tijdens
                  deze rondetafel zijn de volgende concrete initiatieven gelanceerd: 1) een door 30
                  landen ondertekende verklaring voor het streven naar wederzijdse erkenning van waterstofcertificaten;
                  2) een nieuwe ISO-norm met methodologie voor broeikasgasemissieberekening over de
                  waterstofketen en 3) de lancering van een Public-Private Action Statement om de ontwikkeling van internationale waterstofhandel te versnellen.
               
Kernenergie
Nederland heeft tijdens de COP28 twee belangrijke verklaringen op het gebied van kernenergie
                  gesteund. Zowel de verklaring van de International Atomic Energy Agency als de zogenoemde
                  Triple Nuclear Power-verklaring, geïnitieerd door de Verenigde Staten, Frankrijk, Zweden en Zuid-Korea,
                  vroegen op een actieve manier aandacht voor nucleaire energie als belangrijk onderdeel
                  voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen. Laatstgenoemde verklaring riep daarbij
                  op tot het versterken van de internationale samenwerking om mondiaal een verdrievoudiging
                  van de nucleaire energievoorziening te bereiken. Tijdens de COP is Nederland tevens
                  lid geworden van het Accelerating SMRs for Net-Zero Initiative van de OECD-NEA. Dankzij dit initiatief heeft Nederland toegang tot een breed netwerk
                  dat toegang geeft tot relevante en actuele kennis op het gebied van Small Modular
                  Reactors (SMR’s).
               
Caribisch deel van het Koninkrijk
Tijdens COP28 is er vanuit alle landen binnen het Koninkrijk deelname geweest. Vanuit
                  Aruba en Sint Maarten heeft men digitaal deelgenomen, vanuit Curacao is premier Pisas
                  aanwezig geweest tijdens de eerste dagen van de COP en is er ambtelijke deelname geweest
                  gedurende de gehele twee weken. Premier Pisas heeft zich onder andere ingezet om de
                  belangen van de Caribische delen van het Koninkrijk en Small Island Development States in het algemeen goed naar voren te brengen, middels speeches, side events en diners
                  met onder andere jongeren uit verschillende delen van de wereld.
               
Inzet bewindslieden
Verschillende bewindslieden hebben COP28 bezocht om namens Nederland een bijdrage
                  te leveren op relevante dossiers. Als Minister voor Klimaat en Energie heb ik Nederland
                  vertegenwoordigd in de onderhandelingen. Op verzoek van het Spaanse voorzitterschap
                  en de Europese Commissie heb ik verschillende bilaterale gesprekken gevoerd ter bevordering
                  van de onderhandelingen, bijvoorbeeld met Saoedi-Arabië en Indonesië. Daarnaast heb
                  ik deelgenomen aan verschillende high-level bijeenkomsten onder het VAE-voorzitterschap.
                  Tot slot heb ik – mede op verzoek van uw Kamer – het Nederlandse initiatief gelanceerd
                  om in een kopgroep van landen gezamenlijk te werken aan de afbouw van subsdies voor
                  fossiele brandstoffen.
               
De Minister president heeft de COP bezocht om net als andere wereldleiders de nationale
                  speech te geven in de plenaire zaal. Daarnaast heeft hij deelgenomen aan high-level
                  evenementen over onder andere adaptatie, en was hij aanwezig bij de lancering van
                  de G7 Climate Club. Ook heeft hij verschillende bilaterale gesprekken gevoerd, met
                  onder andere Pakistan en India.
               
De Minister van Financiën nam deel aan verschillende evenementen, onder andere in
                  haar rol als co-voorzitter van de Coalition of Finance Ministers for Climate Action en benadrukte het belang van betrokkenheid van de private sector en internationale
                  financiële instellingen.
               
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport nam deel aan de allereerste Health
                  Day en Climate-Health Ministerial. Bij een van de WHO panel sessies sprak hij samen
                  met de Minister van Financiën over het belang van een geïntegreerde aanpak en intersectorale
                  samenwerking, in lijn met de Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie. In het nationale
                  statement riep hij op tot steun voor het Nederlandse initiatief voor een nieuwe resolutie
                  bij de WHO over klimaatverandering en gezondheid.
               
De aanwezigheid op COP28 van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat stond grotendeels
                  in het teken van water en de verduurzaming van maritieme zaken, waarvoor hij aan verschillende
                  rondetafels en side-events heeft deelgenomen. Verder sprak hij Nederlandse steun uit
                  voor de Freshwater Challenge, wat inhoudt dat Nederland kennis en ervaringen zal delen rondom herstel en bescherming
                  van zoetwaterecosystemen.
               
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat sprak tijdens COP28 over financiering
                  voor de circulaire transitie en de rol die internationale financiële instellingen
                  en nationale overheden hierin samen spelen. Tevens vestigde zij aandacht op mondiale
                  regels over de export van tweedehands voertuigen en laagwaardige brandstoffen, het
                  stimuleren van actieve mobiliteit en stedelijke waterweerbaarheid. Tot slot verwelkomde
                  zij drie nieuwe ondertekenaars van het Circular & Fair ICT Pact en voegden zes nieuwe landen zich bij het Global MoU on Zero Emission Medium & Heavy-Duty Vehicles.
Tot slot
COP28 zal de boeken ingaan als de COP waar voor het eerst afspraken zijn gemaakt over
                  een transitie weg van fossiele brandstoffen en daarmee als het begin van het einde
                  van het tijdperk van fossiele brandstoffen. Ook is het besluit over het fonds voor
                  schade en verlies, al op de eerste dag, historisch te noemen. Om de opwarming van
                  de aarde tot 1,5°C te beperken, zullen alle landen uiterlijk in 2025 ambitieuzere
                  klimaatplannen moeten opstellen, die de hele economie en alle broeikasgassen omvatten.
                  Tevens zal Nederland zich blijven inzetten om klimaatadaptatie hoger op de agenda
                  te krijgen. En om mondiale klimaatactie op mitigatie en op adaptatie te versnellen,
                  zullen tijdens COP29 nieuwe afspraken moeten worden gemaakt over de daarvoor benodigde
                  financiering.
               
Tijdens COP28 is een eerste voorzichtige stap gezet naar een mondiaal ambitieuzer
                  klimaatbeleid, maar het is urgenter dan ooit om deze beweging voort te zetten tijdens
                  de volgende COP’s. In de tussentijd blijft het kabinet zich inspannen om de afspraken
                  van COP28 uit te voeren, in overeenstemming met de motie Kröger (Kamerstuk 32 813, nr. 1322) die ik daarmee als afgedaan beschouw.
               
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
