Brief regering : Onderzoeksrapport van de Inspectie van het Onderwijs over het beleid van mboinstellingen rond stagediscriminatie
31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Nr. 597 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 februari 2024
Stagediscriminatie is onacceptabel. Dat is de norm die de Inspectie van het Onderwijs
(hierna: Inspectie) hanteert en die ik wil onderstrepen. Jongeren mogen geen uitsluiting
ervaren bij hun zoektocht naar een stage of tijdens hun stage. Helaas toont onderzoek
aan dat stagediscriminatie bestaat en een hardnekkig maatschappelijk probleem is.
De Inspectie van het Onderwijs roept daarom onderwijsinstellingen op om hun verantwoordelijkheid
te nemen om stagediscriminatie tegen te gaan. Met deze brief stuur ik uw Kamer het
onderzoek van de Inspectie naar het beleid van mbo-instellingen rond stagediscriminatie.
Het onderzoek biedt scherpe inzichten en belangrijke aanbevelingen voor de mbo-scholen.
Tevens geef ik een korte reactie op het onderzoek en de aanbevelingen.
Doel en timing van het onderzoek
De Inspectie heeft het stelselonderzoek geïnitieerd met als doel om een beter beeld
te krijgen van het beleid en de aanpak van mbo-instellingen als het gaat om het voorkomen
van stagediscriminatie. In 2022 is bronnenonderzoek uitgevoerd, vervolgens zijn expertgesprekken
gevoerd en begin 2023 is de Inspectie in gesprek gegaan met het management, onderwijsprofessionals
en studenten van 13 mbo-instellingen. Het is een kwalitatief onderzoek en schetst
een beeld van de verschillende aanpakken van stagediscriminatie op mbo-instellingen.
Tijdens de uitvoering van het onderzoek is het Stagepact MBO 2023–20271 op 14 februari 2023 ondertekend door onder andere werkgevers en onderwijspartijen.
Een van de doelstellingen van het Stagepact is het uitbannen van stagediscriminatie.
Gezien de timing van het onderzoek geeft dit rapport inzicht in het beleid en de aanpak
van mbo-scholen rondom stagediscriminatie bij de start van het Stagepact begin 2023.
Mogelijke verbeteringen door het Stagepact op de aanpak van de scholen zijn niet meegenomen
in dit onderzoek. Het geeft daarom geen inzicht in de impact van het Stagepact op
de aanpak stagediscriminatie door scholen.
Samenvatting en beleidsreactie
Uit het onderzoek blijkt dat de meeste gesprekspartners op de scholen het belang van
het tegengaan van stagediscriminatie onderschrijven. Verder blijkt dat veel managers,
onderwijsprofessionals en studenten het lastig vinden om stagediscriminatie te (h)erkennen.
Ook hebben scholen nauwelijks zicht op hoe vaak stagediscriminatie voorkomt doordat
er weinig meldingen worden geregistreerd. Dit heeft verschillende redenen. Zo weten
studenten soms niet bij wie ze veilig kunnen melden of zijn bang voor de consequenties.
Dit sluit aan bij het recente onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut naar de behoefte
van studenten bij het melden van stagediscriminatie. Daarin geven studenten aan gehoord
en geloofd te willen worden.2 Tot slot concludeert de Inspectie dat het beleid op scholen, als dit er al is, veelal
nog in de kinderschoenen staat.
De Inspectie geeft drie aanbevelingen aan de mbo-instellingen op basis van hun onderzoek:
1. Maak stagediscriminatie herkenbaar
Het is belangrijk om stagediscriminatie expliciet te benoemen als onderdeel van beleid
en het niet te bedekken met andere termen. Hierdoor wordt het herkenbaar voor iedereen
en ontstaat er ruimte voor het gesprek.
2. Stel een duidelijke sociale norm tegen stagediscriminatie
De Inspectie adviseert mbo-instellingen expliciet te zijn in de communicatie met iedereen
over stagediscriminatie. Ook met het leerbedrijf over wat er onder een positief pedagogisch
leerklimaat wordt verstaan en wat je van elkaar mag verwachten, mocht stagediscriminatie
zich voordoen.
3. Schep met elkaar een cultuur van veiligheid
De Inspectie adviseert besturen om te zorgen voor een veilige basis zodat studenten
zich veilig voelen om stagediscriminatie te melden en hierover in gesprek te gaan.
Zorg daarbij ook voor professionalisering en voldoende handvatten voor alle docenten
om met stagediscriminatie om te gaan, zodat handelingsverlegenheid wordt verminderd.
De conclusies van de Inspectie onderstrepen nogmaals het belang van het Stagepact
MBO en laten zien dat een voortvarende aanpak tegen stagediscriminatie noodzakelijk
is. Ik zie dat de scholen en andere partijen de maatregelen uit het Stagepact oppakken
om stagediscriminatie te voorkomen en tegen te gaan. Scholen richten de meldpunten
in en zijn met een onderwijsteam gestart met stagematching, waarbij de opleiding eerstejaarsstudenten
plaatst bij het leerbedrijf op basis van hun leerwens. Ook zie ik dat scholen meer
samenwerking opzoeken met partijen in hun regio zoals de werkgevers, SBB of de regionale
antidiscriminatievoorzieningen.
De aanbevelingen van de Inspectie onderschrijf ik ten zeerste. Deze aanbevelingen
sluiten aan bij de afspraken uit het Stagepact en ik wil daarom, net als de Inspectie,
de besturen en opleidingen oproepen om werk te maken van deze aanbevelingen. Zo is
het belangrijk om het begrip stagediscriminatie helder te definiëren en expliciet
te benoemen in visie en beleid. Studenten moeten goed terecht kunnen op hun school
met een melding van stagediscriminatie, waarbij zij de benodigde ondersteuning en
nazorg krijgen en de melding opgevolgd wordt. Ook is het van belang dat er binnen
de school een heldere sociale norm is over stagediscriminatie en dat stagebegeleiders
stagediscriminatie herkennen en erkennen. Daarnaast geeft de Inspectie aan dat opleidingen
soms hun studenten zelfbewust(er) en weerbaard(er) proberen te maken. Terecht constateert
de Inspectie dat dit geen oplossing is voor stagediscriminatie. Stagediscriminatie
is immers niet de fout van de student en de oplossing is daarom ook geen verantwoordelijkheid
van de student zelf.
Om scholen te ondersteunen in het ontwikkelen van hun aanpak stagediscriminatie conform
de afspraken uit het Stagepact MBO is voor hen een Toolbox stagediscriminatie ontwikkeld
door Movisie, Hogeschool InHolland en het Verwey-Jonker Instituut.3 Waar nodig worden aanvullende handreikingen ontwikkeld voor scholen en leerbedrijven.
De toolbox en handreikingen worden periodiek herzien op basis van ervaringen en nieuwe
inzichten. De Inspectie verwijst bij de aanbevelingen naar de verschillende taken
uit de Toolbox. We gaan door met deze aanpak om samen met de partners van het Stagepact
te komen tot daadwerkelijke verandering voor de student. We beogen een lerende aanpak
en monitoren jaarlijks wat de voortgang is. Zoals ik heb gedeeld in de Kamerbrief
over de monitoring van de Werkagenda en Stagepact MBO wordt de eerste voortgangsrapportage
in het voorjaar van 2024 aan uw Kamer toegezonden.4
Aanvullend verwacht ik komende periode enkele verdiepende onderzoeken die relevant
zijn voor het Stagepact. Deze onderzoeken zijn vaak voorafgaand aan of tijdens de
totstandkoming van het Stagepact gestart. Ik zal bijvoorbeeld uw Kamer het onderzoek
naar stagediscriminatie met een functiebeperking5 doen toekomen en informeren wanneer het onderzoek door SEO Economisch Onderzoek en
Verweij-Jonker Instituut naar de knelpunten en randvoorwaarden voor stagematching
in het mbo is gepubliceerd.6 Verdiepend onderzoek is van belang om inzicht te krijgen in stagediscriminatie en
in wat werkt en wat niet werkt om het tegen te gaan.
Zo geeft dit onderzoek van de Inspectie dan ook waardevolle inzichten voor de verdere
uitvoering van het Stagepact.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap