Brief regering : Reactie op verzoek commissie over het speciaal verslag "Aquacultuurbeleid van de EU - Stagnerende productie en onduidelijke resultaten ondanks meer EU-financiering" van de Europese Rekenkamer
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1612
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 januari 2024
Op verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2023Z19275/2023D49144) reageer ik met deze Kamerbrief op het rapport van de Europese Rekenkamer (ERK) te
Luxemburg d.d. 15 november 2023 «Aquacultuurbeleid van de EU – Stagnerende productie
en onduidelijke resultaten ondanks meer EU-financiering». Dit rapport gaat primair
over het Europese aquacultuurbeleid en de beschikbare EU-financiering voor de bevordering
van de aquacultuursector in de EU.
De ERK heeft specifiek beoordeeld of de Europese Commissie (hierna: Commissie) en
de lidstaten Griekenland, Spanje (Galicië), Frankrijk, Italië (Emilia-Romagna), Polen
en Roemenië de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in de EU doeltreffend hebben
bevorderd via het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV 2014–2020).
Deze lidstaten zijn geselecteerd op basis van de omvang van hun aquacultuurproductie
(gezamenlijk 71% van de EU aquacultuurproductie in volume in 2020) en hun aandeel
onder de EFMZV-middelen voor de aquacultuursector (eind 2021 stond dit op 61%). Het
rapport sluit af met aanbevelingen aan de Commissie. In onderstaande zal ik per aanbeveling
mijn appreciatie op dit rapport geven en mijn inzet in EU-verband hierop verder toelichten.
Tevens zal ik aangeven hoe Nederland de subsidieaanvragen voor innovatieve aquacultuurprojecten
selecteert, monitort en evalueert wanneer deze respectievelijk zijn of worden gefinancierd
onder het EFMZV of het European Maritime Fisheries and Aquaculture Fund (EMFAF).
Aanbeveling 1 – Ondersteun de lidstaten bij het aanpakken van de belemmeringen voor
een duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in de EU
De duurzaamheid van de aquacultuursector krijgt in de EU alsook in Nederland steeds
meer aandacht. Het ERK stelt dat meerdere knelpunten voor de duurzame ontwikkeling
van de aquacultuursectoren in de lidstaten vergelijkbaar zijn. Voor het verbeteren
van de duurzaamheid van de aquacultuursector vind ik het van belang dat dit in EU-verband
opgepakt wordt. Dit zorgt voor een EU-brede uniforme aanpak wat leidt tot een gelijk
speelveld tussen alle lidstaten. In 2021 heeft de Commissie Strategische richtsnoeren
voor een duurzame en concurrerende EU-aquacultuur voor de periode 2021 tot en met
2030 gepresenteerd. Deze richtsnoeren hebben als doel een gemeenschappelijke visie
te bieden voor de verdere (duurzame) ontwikkeling van de aquacultuursector binnen
de EU. Deze visie van de Commissie steun ik. De nationale vertaling van deze richtsnoeren
is opgenomen in het Nationaal Strategisch Plan Aquacultuur (NSPA) 2021–2027 (Kamerbrief
21 501-32, nr. 1502). De ERK adviseert de Commissie ondersteuning te bieden aan de lidstaten bij het
aanpakken van belemmeringen die de duurzame ontwikkeling van de aquacultuursector
in de weg staan.
In mijn optiek spelen het eerdere EFMZV en het huidige EMFAF een belangrijke rol in
de ondersteuning van de verduurzamingsslag van de Europese aquacultuursector en de
Nederlandse aquacultuursector. In mijn onderstaande reactie op aanbevelingen 2 en
3 van de ERK met betrekking tot de EU-fondsen licht ik nader toe hoe Nederland de
aquacultuursubsidieprojecten selecteert, monitort en evalueert.
Aanbeveling 2 – Zet EU-fondsen doelgerichter in
Eerder onder het EFMZV en nu onder het EMFAF stelt de EU middelen beschikbaar voor
de aquacultuursector. Het is vervolgens aan de lidstaat welk deel van het beschikbare
budget ingezet wordt voor de aquacultuur en voor welke specifieke doelstellingen.
Dit wordt vastgelegd in het Operationeel Programma (OP) van het desbetreffende fonds.
Vanuit de aan de fondsen verbonden EU-regelgeving zijn daarbij verschillende monitorings-,
evaluatie- en toezichtmechanismen van toepassing die ervoor zorgen dat de nationale
inzet bijdraagt aan de doelstellingen van het aquacultuurbeleid van de EU en het NSPA.
Ik heb ervoor gekozen de middelen uit beide fondsen voor de aquacultuursector hoofdzakelijk
in te zetten voor innovatie om hiermee de duurzame groei van de sector te faciliteren.
Deze keuze is gebaseerd op SWOT-analyses in het kader van het OP EFMZV en het OP EMFAF
en het onderliggende NSPA (voor respectievelijk de periode 2014–2020 en 2021–2027).
Dit is afgestemd met de Commissie om er zorg voor te dragen dat de beschikbare middelen
bijdragen aan de verwezenlijking van de EU-doelstelling van duurzame groei. Voor de
huidige periode (EMFAF 2021–2027) gaat het specifiek om projecten die ten goede komen
aan de ecologische verduurzaming van de sector, zoals versnelling van de energietransitie
of verbetering van dierenwelzijn. De Kamer is hierover eerder per brief geïnformeerd
(Kamerbrief 21 501-32, nr. 1502). Op 5 maart aanstaande wordt de eerste aquacultuur innovatieregeling opengesteld
onder het EMFAF (Kamerbrief 29 675, nr. 228).
De ERK geeft in zijn rapport aan dat het selectieproces van projecten in de onderzochte
lidstaten onvoldoende toeziet op de vraag of projecten vallen binnen het toepassingsgebied
van de onderliggende doelstellingen van de Europese fondsen. In Nederland worden de
subsidieaanvragen onder de innovatieregelingen, voor zowel het EFMZV als het EMFAF,
door een adviescommissie beoordeeld op specifieke criteria waaraan ook een wegingsfactor
is gekoppeld. Hierbij zijn de inhoudelijke doelstellingen rond innovatie, verduurzaming
en dierenwelzijn belangrijke criteria. Vervolgens worden de aanvragen gerangschikt
op basis van de behaalde beoordelingsscore. Subsidies worden verleend aan de aanvragen
met de hoogste beoordelingen. Daarnaast geldt een minimum beoordelingsscore voor aanvragen
om geselecteerd te worden voor een subsidieverlening. Deze selectiemethode waarborgt
dat de middelen uit de fondsen zo adequaat mogelijk worden besteed. Verder dragen
de aanvragers van de innovatiesubsidie 25% van de kosten van het project zelf. Dit
zorgt ervoor dat de projecten een werkelijke bijdrage leveren aan de verduurzaming
van de sector. Voor het EMFAF zijn de selectiecriteria voor de innovatieregeling voor
de aquacultuursector verder aangescherpt waarbij een zwaardere wegingsfactor is toegekend
aan de duurzaamheidscriteria.
Aanbeveling 3 – Verbeter het toezicht op de prestaties van EU-financiering en op de
milieuduurzaamheid
Ik steun de aanbeveling van de ERK om in te zetten op verbetering van de evaluatie
van de ingezette EU-financiering onder het EMFAF. Voor het EFMZV loopt op dit moment
nog een eindevaluatie waarin de doeltreffendheid en doelmatigheid van het EFMZV wordt
onderzocht. De evaluatie heeft tot doel inzicht te geven in de bijdragen van de regelingen
en subsidies aan de gestelde doelen van het OP EFMZV. De conclusies van de eindevaluatie
van het EFMZV worden meegenomen ter mogelijke verbetering van een toekomstig Europees
fonds. De eindevaluatie van het EFMZV wordt naar verwachting dit jaar afgerond en
zal ik naar uw Kamer sturen. Daarnaast heb ik voor het EMFAF een doorlopende evaluatiestructuur
opgetuigd. Daarin wordt met een combinatie van verschillende evaluaties toegezien
op de effectiviteit, efficiëntie, relevantie, samenhang en EU-meerwaarde van de ingezette
middelen onder het fonds. Dit EMFAF evaluatieplan 2021–2027 is inmiddels gepubliceerd1.
In het rapport wordt verder geconstateerd dat het Europese strategische kader ter
bevordering van de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur is verbeterd. Tegelijkertijd
adviseert de ERK het opstellen van kwantitatieve indicatoren om de milieuprestaties,
de duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuursector en de prestaties van de
EU-financiering te kunnen monitoren. De Commissie heeft medegedeeld dat zij bezig
is met de ontwikkeling van geschikte indicatoren. Ik steun het opstellen van deze
indicatoren. Wel is het hier van belang dat er geschikte indicatoren opgesteld worden
voor de verschillende sub-sectoren. De milieueffecten van de schelpdierkweek zijn
bijvoorbeeld van andere aard dan van de viskweek op land. Ook zet ik mij ervoor in
dat dierenwelzijn een plek krijgt in de verduurzaming van de sector en bij het opstellen
van deze indicatoren.
Samenvattend vind ik het van belang dat de verduurzaming van de sector EU-breed wordt
aangepakt en verbeterd. De Europese fondsen zijn van belang om hier aan bij te dragen
en de verduurzaming van de Europese en Nederlandse aquacultuursector te ondersteunen.
De randvoorwaarden zijn dat deze middelen doelgericht worden ingezet en dat de prestaties
van de EU-financiering worden geëvalueerd. Bovenstaand heb ik toegelicht hoe Nederland
dit proces vorm heeft gegeven. Naar aanleiding van het ERK rapport is het Belgische
voorzitterschap voornemens om Raadsconclusies hierover vast te stellen, naar verwachting
uiterlijk op de Landbouw- en Visserijraad van 24 en 25 juni 2024. De onderhandelingen
over deze Raadsconclusies zullen nog van start gaan. Ik zal uw Kamer nader informeren
over de Nederlandse inzet op de Raadsconclusies via de geannoteerde agenda van de
Landbouw- en Visserijraad, maar in ieder geval zal ik in dit kader aandacht vragen
voor het opzetten van meetbare duurzaamheidsindicatoren en vragen om meer oog voor
dierenwelzijnsaspecten.
Daarnaast zal ik mij inzetten voor een herziening van de duurzaamheidsindicatoren
van het EMFAF die toegespitst zijn op de aquacultuursector.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit