Brief regering : Stand van zaken afbouwmedicatie antidepressiva januari 2024
29 477 Geneesmiddelenbeleid
Nr. 868
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 januari 2024
Tijdens het Tweeminutendebat Integraal Zorgakkoord van 25 oktober 2023 heeft mijn
voorganger aan het lid Paulusma (D66) toegezegd een stand van zaken te geven over
afbouwmedicatie.1 Met deze brief kom ik die toezegging na.
In maart vorig jaar heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd over de stand van
zaken rond de afbouw van geneesmiddelen.2 Deze brief was breed ingestoken en gaf een stand van zaken van het minderen en stoppen
van medicatie bij ouderen, het afbouwen van antidepressiva en het afbouwen van opioïden.
De brief die ik uw Kamer nu stuur, geeft een stand van zaken van één van die onderwerpen,
namelijk het afbouwen van antidepressiva. Over de andere onderwerpen heeft mijn voorganger
uw Kamer geïnformeerd in de brief over extramurale farmaceutische zorg.3 In de brief van maart 2023 is melding gemaakt van verschillende initiatieven die
het afbouwen van antidepressiva voor patiënten en zorgverleners eenvoudiger moeten
maken, zoals verschillende afbouwpoli’s, een pilot bij de Transvaalapotheek en een
wetenschappelijke studie. Daarnaast werd uw Kamer in deze brief geïnformeerd over
verschillende multidisciplinaire documenten die door veldpartijen zijn opgesteld om
handvatten te geven voor de afbouw van antidepressiva. Sinds de Kamerbrief in maart
van vorig jaar, is in mei van vorig jaar het tweede document «Afbouwen overige antidepressiva»
gepubliceerd.
Evaluatie multidisciplinair document «Afbouwen SSRI’s & SNRI’s»
Het eerste multidisciplinaire document «Afbouwen SSRI’s & SNRI’s» werd in 2018 gepubliceerd.
Dit document geeft handvatten voor het afbouwen van selectieve serotonine-heropnameremmers
(SSRI’s) en serotonine-noradrenaline-heropnameremmers (SNRI’s), twee groepen veelgebruikte
antidepressiva. Het Zorginstituut heeft het gebruik van dit document samen met veldpartijen
geëvalueerd en daar op 3 juli 2023 een evaluatiebijeenkomst over georganiseerd waar
partijen hun ervaringen met het gebruik van het document konden delen. Het Ministerie
van VWS was als toehoorder aanwezig bij deze bijeenkomst. Vooraf heeft het Zorginstituut
de ervaringen opgevraagd bij de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering
der Pharmacie (KNMP), patiëntenorganisatie MIND, het Nederlands Huisartsen Genootschap
(NHG), de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) en verschillende zorgverzekeraars.
Het Zorginstituut heeft ook geprobeerd een gesprek te organiseren met de Vereniging
Afbouwmedicatie (VAM), maar dat is niet gelukt. Het Zorginstituut kon niet aan alle
verwachtingen voldoen die op voorhand door de VAM werden gevraagd waardoor de VAM
uiteindelijk niet bereid was dit gesprek te voeren. Uit alle gesprekken heeft het
Zorginstituut geconcludeerd dat het multidisciplinair document een helder document
is dat passende mogelijkheden tot afbouwen biedt. Er is op dit moment geen aanleiding
om het document aan te passen of te herzien. Partijen gaven in de gesprekken en tijdens
de bijeenkomst wel aan dat goede communicatie over het document en blijvende aandacht
voor het onderwerp van belang blijft.
Meldingen NZa en vervolg
In het Commissiedebat Geneesmiddelenbeleid van 22 maart 2023 (Kamerstuk 29 477, nr. 828) heeft mijn voorganger, naar aanleiding van een vraag van het lid Paulusma (D66)
over knelpunten in het afbouwen van geneesmiddelen, aangegeven dat eventuele meldingen
over knelpunten gedaan kunnen worden bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Bij
de NZa zijn 94 unieke meldingen binnen gekomen. In deze meldingen werd aangegeven
dat zorgverzekeraars het afbouwen van medicatie, met de gekozen methode, niet vergoeden.
Het overgrote deel van de meldingen ging over het gebruik van taperingstrips.4 Wanneer bij de melding de afwijsgrond van de zorgverzekeraar bijgevoegd was, ging
dit zonder uitzondering om een afwijzing op basis van het niet voldoen aan de voorwaarden
voor vergoeding, namelijk de voorwaarde van rationele farmacotherapie.
De NZa concludeert hieruit dat er onbegrip bestaat bij patiënten en zorgaanbieders
over de vergoeding van afbouwmedicatie, al dan niet via taperingstrips. De NZa heeft
de Minister geadviseerd om het Zorginstituut een (voorlopig) standpunt in te laten
nemen over de vergoeding van deze zorg. Een standpunt van het Zorginstituut zal leiden
tot een uitspraak over de stand van wetenschap en praktijk van afbouwmedicatie en
zal direct effect hebben op de aanspraak van patiënten op deze zorg. Aangezien wetenschappelijke
literatuur over dit onderwerp beperkt is, bestaat er een reëel risico dat het Zorginstituut
zal oordelen dat afbouwmedicatie niet voldoet aan de stand van wetenschap en praktijk.
In dat geval mag deze zorg niet langer worden vergoed door zorgverzekeraars vanuit
de basisverzekering. Ik acht dat risico voor patiënten te groot. Van veldpartijen
begrijp ik dat veel patiënten baat hebben bij deze zorg en zonder de vergoeding hiervan
niet kunnen minderen of stoppen met het gebruik van antidepressiva. Ik wil deze patiënten
deze zorg, die in hun situatie passend kan zijn, niet ontnemen. Om deze reden geef
ik op dit moment geen opvolging aan het advies van de NZa en vraag het Zorginstituut
nu niet om een standpunt over de vergoeding van afbouwmedicatie in te nemen.
Ik verwacht dat in de komende jaren meer onderbouwing gegeven kan worden voor welke
manieren van afbouwen effectief zijn en bij welke patiënten. Ik wijs in dit geval
op de TEMPO-studie die vanuit het Radboudumc en het Amsterdam UMC sinds 2021 loopt.
Hier wordt gekeken welke manieren van afbouwen effectief zijn en welke patiënten last
krijgen van onttrekkingsverschijnselen die bekend staan als het antidepressivumdiscontinueringssyndroom
(ADS). In de eerdergenoemde Kamerbrief van 7 maart 2023 heeft mijn voorganger uw Kamer
ook geïnformeerd over deze studie.
Tot slot
Ik hecht eraan uw Kamer te laten weten dat het onderwerp afbouwmedicatie regelmatig
sterke emoties oproept bij patiënten, zorgverleners en betrokken organisaties. Mijn
focus in dit dossier is gericht op goede zorg voor patiënten die willen minderen of
stoppen met medicatie. Ik krijg in gesprekken met veldpartijen het vertrouwen dat
deze zorg op dit moment geleverd kan worden voor de patiënten die het nodig hebben.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport