Brief regering : Vergelijking arbeidsvoorwaarden onderwijs
27 923 Werken in het onderwijs
Nr. 461
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET
ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 januari 2024
In deze brief lichten we de uitkomsten voor de onderwijssectoren uit het onderzoeksrapport
«Arbeidsvoorwaarden publieke sector» toe. In dit onderzoek zijn de primaire en secundaire
arbeidsvoorwaarden van (semi)publieke sectoren – waaronder het onderwijs – vergeleken
met andere sectoren. U heeft het rapport in december ontvangen.1
Het kabinet heeft bewust gewerkt aan goede arbeidsvoorwaarden en werkomstandigheden
in het onderwijs. Deze zijn van groot belang voor de instroom en het behoud van werknemers
en helpen het lerarentekort te bestrijden.
Dat de arbeidsvoorwaarden in het onderwijs zijn verbeterd, zien we ook terug in de
resultaten van dit onderzoek. De primaire arbeidsvoorwaarden in het onderwijs zijn
grotendeels marktconform.2 De secundaire arbeidsvoorwaarden in het onderwijs zijn gunstig. Dat geldt specifiek
voor vakantie-uren, verlofregelingen en opleidingsfaciliteiten.
Uitkomsten: het onderwijs heeft overwegend marktconforme arbeidsvoorwaarden
Beloning, als belangrijk onderdeel van de arbeidsvoorwaarden, vormt één van de factoren
die van invloed is op de aantrekkelijkheid van het onderwijs in de arbeidsmarkt. Naast
de beloning kunnen ook secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals faciliteiten voor verlof
of opleidingsmogelijkheden, het beroep aantrekkelijk maken.
Hieronder wordt de beloningsvergelijking weergegeven van werknemers in het primair
onderwijs (po), voortgezet onderwijs (vo), middelbaar beroepsonderwijs (mbo), hoger
beroepsonderwijs (hbo) en wetenschappelijk onderwijs (wo). Het gemiddelde bruto uurloon
is vergeleken met die van de best vergelijkbare werknemers ten opzichte van alle andere
sectoren.3 Voor bijvoorbeeld het po betekent dat een vergelijking met de andere onderwijssectoren
vo, mbo, hbo en wo, de overheidssectoren, de zorg en de markt. De resultaten worden
gepresenteerd over 2022. Dit betekent dat de investeringen van kabinet Rutte IV in
de arbeidsvoorwaarden van onderwijspersoneel, zoals het dichten van de loonkloof po/vo,
zijn meegenomen. De meest recente loonafspraken zijn niet meegenomen in het onderzoek.
De beloningen verschillen per sector soms aanzienlijk, daarom noemen wij achtereenvolgens:
• het sectorgemiddelde,
• de resultaten naar functiegroep voor het po, vo en mbo,
• de opvallende resultaten naar opleidingsniveau, leeftijd en werktijdfactor.
Leeswijzer: De gepresenteerde resultaten over de beloning zijn het gemiddelde verschil
«met vergelijkbare werknemers in andere sectoren». «Meer» betekent een hogere beloning
in het onderwijs dan andere sectoren, «minder» betekent lager dan andere sectoren,
«marktconform» betekent een verschil van minder dan 5 procent en dus vergelijkbaar
met andere sectoren. De vergelijking gaat om alle medewerkers in de onderwijssector
(dus niet bijvoorbeeld alleen docenten) tenzij anders vermeld.
Primair onderwijs
In het po is het gemiddelde uurloon marktconform. Dat is grotendeels toe te schrijven
aan het dichten van de loonkloof tussen leraren po en vo: in eerder onderzoek was
de beloning in het po gemiddeld substantieel lager.
Docenten in het reguliere basisonderwijs en speciaal (basis)onderwijs verdienen gemiddeld
meer dan in andere sectoren, respectievelijk 6% en 13% meer en onderwijsassistenten
gemiddeld minder (–20%). Werknemers met een hbo-master opleiding verdienen gemiddeld
meer (14%) dan vergelijkbare werknemers in andere sectoren. Werknemers onder de 35
jaar verdienen gemiddeld minder (–10%), de werknemers ouder dan 35 jaar gemiddeld
meer (7 tot 11% meer). Meer specifiek valt op dat vooral de bachelor- en master opgeleiden
boven de 35 jaar meer verdienen dan in andere sectoren (9 tot 18% meer).
Voortgezet onderwijs
In het vo is het gemiddelde uurloon marktconform. Docenten in het vo verdienen marktconform,
onderwijsassistenten verdienen gemiddeld minder (–16%). Werknemers met een hbo-master
opleiding verdienen gemiddeld meer dan vergelijkbare werknemers in andere sectoren
(10%). Werknemers onder de 35 jaar verdienen gemiddeld minder (–9%). De masteropgeleide
werknemers ouder dan 35 jaar die in deeltijd werken verdienen gemiddeld meer (7 tot
12% meer).
Middelbaar beroepsonderwijs
In het mbo is het gemiddelde uurloon marktconform. De mbo-docenten verdienen marktconform,
de instructeurs verdienen gemiddeld minder (–6%). Wat opvalt is dat veel specifieke
groepen ook marktconform verdienen. Verder verdienen mbo-opgeleide werknemers gemiddeld
meer dan elders (3 tot 8%).
Hoger beroepsonderwijs
In het hbo is het gemiddelde uurloon hoger dan in andere sectoren (7%). De werknemers
met een mbo-opleiding, hbo-master of wo-master opleiding verdienen gemiddeld meer
dan vergelijkbare werknemers in andere sectoren (7 tot 12% meer). De werknemers tot
35 jaar verdienen gemiddeld minder (–6%), de werknemers ouder dan 35 jaar gemiddeld
meer (8 tot 11%). Een ander opvallend verschil is dat werknemers met een contract
van minder dan 20 uur gemiddeld meer verdienen dan in andere sectoren (14%).
Wetenschappelijk onderwijs
In het wo ligt het gemiddelde uurloon lager dan in andere sectoren. Wel is het loonverschil
in vergelijking met andere sectoren in relatieve zin verminderd van –9% naar –5%.
De werknemers met een mbo-opleiding verdienen gemiddeld meer dan vergelijkbare werknemers
in andere sectoren (8%), de werknemers met een hbo-bachelor of wo-master gemiddeld
minder (–7% en –8%). De werknemers jonger dan 35 en tussen de 35 en 50 jaar verdienen
gemiddeld minder (respectievelijk –15% en –6% minder), de (masteropgeleide) werknemers
ouder dan 50 jaar die in deeltijd werken gemiddeld meer (6%). De werknemers die minder
dan 20 uur per week werken verdienen in deze sector gemiddeld meer dan in andere sectoren
(10%).
Gericht investeren in de mensen in het onderwijs blijft onverminderd belangrijk
Het kabinet Rutte IV heeft fors geïnvesteerd in de arbeidsvoorwaarden van het onderwijspersoneel.
Met het onderwijsakkoord zijn onder andere middelen beschikbaar gesteld voor het dichten
van de loonkloof po met het vo, werkdrukverlichting, en professionalisering van het
onderwijspersoneel.
De beloning van leraren in het po, vo en mbo is goed, ook in vergelijking met de marktsector.
Leraren in het primair onderwijs verdienen gemiddeld bruto circa 5.800 euro per maand.
In het vo verdienen leraren gemiddeld ongeveer 6.200 euro en docenten in het mbo 6.000
euro. In het hbo verdienen medewerkers meer dan wanneer ze in een andere sector hadden
gewerkt. In het wo verdienen medewerkers minder dan in andere sectoren. Differentiatie
op basis van opleiding, werktijdfactor en leeftijd geeft een genuanceerder beeld.
Bijvoorbeeld voor jongere medewerkers tot 35 jaar geldt dat ze minder verdienen dan
hun collega’s in andere sectoren. Vanuit arbeidsmarktperspectief, bijvoorbeeld bij
schaarste, kan het wenselijk zijn om specifieke groepen werknemers beter te belonen.
Dat vraagt om maatwerk op functieniveau, per werkgever of regio.
Dit vergelijkend onderzoek kan behulpzaam zijn bij het maken van keuzes over arbeidsvoorwaarden.
Sociale partners maken in de cao afspraken en maken daarin keuzes. Zij dragen verantwoordelijkheid
voor het arbeidsvoorwaardenpakket van de eigen onderwijssector.
We roepen hen hierbij op om de inzichten uit dit onderzoek daarbij te gebruiken en
we lichten deze ook actief toe.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs