Brief regering : Fiche: Verordening welzijn en traceerbaarheid van honden en katten
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3860
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 7 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling Talent Mobility Package (Kamerstuk 22 112, nr. 3856)
Fiche: Aanbeveling leermobiliteitsmogelijkheden (Kamerstuk 22 112, nr. 3857)
Fiche: Commissieaanbeveling erkenning kwalificaties van derdelanders (Kamerstuk 22 112, nr. 3858)
Fiche: Verordening EU-talentenpool (Kamerstuk 22 112, nr. 3859)
Fiche: Verordening welzijn en traceerbaarheid van honden en katten
Fiche: Herziening verordening dierenwelzijn tijdens transport (Kamerstuk 22 112, nr. 3861)
Fiche 7: Herziening kader buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten (Kamerstuk
22 112, nr. 3862)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.G.J. Bruins Slot
Fiche: Verordening welzijn en traceerbaarheid van honden en katten
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Proposal for a regulation of the European Parliament and of the council on the welfare
of dogs and cats and their traceability
b) Datum ontvangst Commissiedocument
7 december 2023
c) Nr. Commissiedocument
COM(2023) 769/
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=COM:2023:769:FINEUR… – COM:2023:769:FIN – NL – EUR-Lex (Europa.eu)
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Landbouw- en Visserijraad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
h) Rechtsbasis
Artikel 43, lid 2 en Artikel 114 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese
Unie
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Op 7 december jl. heeft de Europese Commissie (hierna: Commissie) het voorstel voor
het welzijn en de traceerbaarheid van katten en honden gepubliceerd. Dit in navolging
op de aankondiging in de van-Boer-tot-Bord-strategie1 als onderdeel van de Green Deal2. Dit voorstel is onderdeel van het Dierenwelzijnspakket waar ook het voorstel voor
de herziening verordening dierenwelzijn tijdens transport3 en de mededeling die is opgesteld als reactie op het Europees Burgerinitiatief (ECI)
«Bontvrij Europa»4 toe behoren. Over het voorstel aangaande dierenwelzijn tijdens transporten de mededeling
worden aparte BNC fiches opgesteld.
De Commissie beoogt met dit voorstel de handel in honden en katten te reguleren om
zo welzijns- en gezondheidsproblemen bij deze dieren tegen te gaan. Er bestaat nog
geen EU-wetgeving over het welzijn van honden en katten en er zijn ook nog geen specifieke
EU-verplichtingen met betrekking tot de verkoop van honden en katten via onlineplatforms.
Er zijn wel horizontale bepalingen van de Diergezondheidsverordening5 en de Digitale Dienstenwet6 van toepassing. Uit onderzoeken, die door de Commissie gedaan zijn, blijkt dat veel
honden en katten onderworpen zijn geweest aan illegale handel en transport, waaronder
uit derde landen. Dit resulteert in problemen voor dierenwelzijn en -gezondheid en
soms ook voor de volksgezondheid in geval van zoönosen7. Daarom stelt de Commissie minimale welzijnsstandaarden voor het bedrijfsmatig fokken
en houden van honden en katten voor. Ook wil de Commissie met het voorstel de vakbekwaamheid
van fokkers en hun medewerkers verbeteren. Daarnaast beoogt de Commissie met dit voorstel
de traceerbaarheid van het bedrijfsmatig verkopen en verhandelen van honden en katten
te verbeteren. Honden en katten moeten verplicht geïdentificeerd en geregistreerd
worden door bedrijfsmatige fokkers, houders en handelaren. Daarnaast worden de reeds
bestaande regels voor de import uit derde landen aangevuld. Ook wil de Commissie een
uniform registratiesysteem, zodat lidstaten gegevens kunnen uitwisselen om de authenticiteit
van de registratie te kunnen controleren. Met deze voorgestelde regels beoogt de Commissie
bij te dragen aan een gelijk speelveld tussen marktdeelnemers die honden en katten
in de hele EU houden en op de markt brengen.
Concreet stelt de Commissie welzijnsnormen voor met betrekking tot gezondheid, voeding,
water, huisvesting (omvang en comfort), sociaal contact en positieve ervaringen. Het
voorstel omvat ook een verbod op pijnlijke procedures, zoals mutilaties8 (waaronder couperen9); het neutraliseren van honden en katten door iemand anders dan een dierenarts en
zonder anesthesie en analgesie; het doorlopend vastbinden van lichaamsdelen; het optillen
aan lichaamsdelen, het hoofd, de staart en het haar; het schoppen, slaan, sleuren,
gooien en knijpen van dieren; het blootstellen aan elektrische prikkels; en het langdurig
gebruik van een muilkorf, behalve wanneer dit noodzakelijk is voor de gezondheid of
het welzijn.
Daarnaast stelt de Commissie voor dat exploitanten (beheerders) er zorg voor moeten
dragen dat dieren worden verzorgd door voldoende dierverzorgers met de juiste kennis
en vaardigheden. Hierbij is het voorstel om de bevoegde autoriteiten verantwoordelijk
te maken voor de beschikbaarheid van trainingen en goedkeuring van de inhoud van de
trainingen.
De Commissie stelt ook voor dat exploitanten (beheerders) hun activiteiten kenbaar
moeten maken bij de bevoegde autoriteiten, die een erkenning afgeven na het bezoeken
van de inrichting alvorens de dieren verkocht mogen worden. Hierbij wordt voorgesteld
dat de bevoegde autoriteit een openbare lijst met erkende instellingen bijhoudt. Het
voorstel omvat verder een minimaal jaarlijks bezoek door een dierenarts en de verplichting
voor exploitanten (beheerders) dat ze kopers daarnaast moeten wijzen op de verantwoordelijkheden
die komen kijken bij het verantwoord houden van een hond of kat. De Commissie stelt
daarnaast voor dat online handelsplaatsen een waarschuwing moeten plaatsen bij advertenties
met honden en katten, waarin wordt aangegeven dat een dier geen speelgoed is, dat
het nemen van een dier een levensveranderende gebeurtenis is en dat een diereigenaar
verplicht is om aan de behoefte van het dier te voldoen.
Ook stelt de Commissie voor dat een fokker ervoor moet zorgen dat er geen schadelijke
genotypes10 en fenotypes11 ontstaan bij het fokken en dat er geen inteelt plaatsvindt. Daarnaast wordt een minimale
leeftijd voorgesteld waarop er met een dier gefokt mag worden, de frequentie waarmee
gefokt mag worden en een leeftijd vanaf wanneer er een lichamelijk onderzoek door
een dierenarts plaats moet vinden alvorens er met het dier gefokt mag worden.
De Commissie stelt ook verplichte identificatie en registratie (I&R) van honden en
katten voor. Identificatie zal daarbij plaatsvinden met een zogenaamde 528-microchip
en door een dierenarts of paraveterinair gebeuren. Registratie van honden en katten
zal plaatsvinden in een door de bevoegde autoriteiten op te zetten en onderhouden
databank. De Commissie stelt voor dat lidstaten er zorg voor dragen dat nationale
I&R-databanken interoperabel zijn met de databanken van andere lidstaten. Voorts stelt
de Commissie voor dat een verkoper bewijs van I&R moet leveren aan de koper en een
door de Commissie te ontwikkelen systeem moet het mogelijk maken voor de koper om
de authenticiteit van de I&R te verifiëren. De Commissie stelt voor dat deze verificatie
ook mogelijk gemaakt moet worden door het platform wanneer een dier online wordt aangeboden.
b) Impactassessment Commissie
Er is geen impactassessment opgesteld. Uiterlijk drie maanden na de publicatie van
dit voorstel zal de analyse en al het ondersteunende bewijsmateriaal uiteengezet worden
in een werkdocument van de Commissiediensten.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
In Nederland gelden regels voor het bedrijfsmatig houden, fokken en verhandelen van
honden en katten om hun welzijn en gezondheid te waarborgen (Besluit houders van dieren).
Bedrijfsmatige houders van honden en katten zijn verplicht zich te registreren bij
de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Bij de aanvraag van dit Uniek Bedrijfsnummer
(UBN) moet de beheerder ook aantonen te beschikken over een bewijs van vakbekwaamheid,
dat kan worden verkregen door het volgen van een erkende cursus bij een onderwijsinstelling12.
Ook gelden er regels voor de identificatie en registratie van honden, mede om de illegale
handel van honden tegen te gaan. Deze regels zijn in 2021 nog aangescherpt, om daarmee
de gezondheid en het welzijn van honden te verbeteren13. Bij registratie kan de eigenaar van de hond een bewijs verkrijgen van de registratie,
om deze bij verkoop te tonen. Daarnaast wordt momenteel gewerkt aan de mogelijkheid
voor burgers om op basis van het chipnummer te controleren of een hond ook geregistreerd
is in de nationale databank (via een online «zoek en vind»-applicatie). Het kabinet
heeft aangekondigd nieuwe regels voor de identificatie en registratie van katten in
te voeren14.
Daarnaast is de inzet om schadelijke uiterlijke kenmerken als gevolg van selectief
fokken tegen te gaan. Hiertoe zijn in augustus 2023 beleidsregels gepubliceerd over
het fokken met brachycefale honden15, heeft de faculteit Diergeneeskunde een deskundigenverklaring opgesteld over het
fokken van designerkatten als de Bambino Sphynx16 en is een vertoningsverbod en een houdverbod aangekondigd voor dieren met uiterlijke
kenmerken die bij elk individu voor permanent lijden zorgen17.
Het kabinet merkt echter op dat illegale handel in dieren alleen effectief aangepakt
kan worden wanneer in Europees verband wordt samengewerkt. Daarom heeft het kabinet
zich de afgelopen jaren middels voorzitterschap van de «Voluntary initiative on the health and welfare of pets (dogs and cats) in trade»18 ingezet op juiste fokkerij, verkoop, tentoonstellen en import van honden en katten19. De Europese Commissie had de Voluntary initiative group gevraagd om haar te ondersteunen met informatie, expertise en adviezen.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt het voorstel. Het kabinet verwacht dat de voorschriften die
de Commissie voorstelt het welzijn van honden en katten in de EU zullen waarborgen.
In de ogen van het kabinet zijn Europese voorschriften noodzakelijk om handel van
dieren die zijn aangetast in hun integriteit en welzijn aan banden te leggen. Het
kabinet onderschrijft de voorschriften dan ook van harte. De voorschriften komen grotendeels
overeen met bestaande Nederlandse wetgeving, de responsible dog breeding guidelines20, de responsible cat breeding guidelines21, de aanbevelingen van de Voluntary initiative on the health and welfare of pets (dogs and cats) in trade en zijn in lijn met de ambities van het kabinet. Het voorstel zorgt daarmee voor
een harmonisering op het beschermingsniveau van de huidige Nederlandse wetgeving.
Het kabinet is positief over de duidelijke definiëring van bedrijfsmatige houders
van honden en katten, waar het voorstel op ziet. Ook de voorgestelde welzijnsnormen
met betrekking tot gezondheid, voeding, water, huisvesting en het verbod op pijnlijke
procedures worden positief beoordeeld. Het kabinet is ook positief over de verplichting
om een waarschuwing te tonen bij online advertenties van dieren. Het kabinet zal zich
er tijdens de onderhandelingen voor inzetten dat deze normen niet worden afgezwakt.
Het kabinet is dus grotendeels positief over het voorstel, maar heeft een aantal zorgen.
Het voorstel kan aan kracht winnen om bij te dragen aan de beoogde doelen van de Commissie
door het helderder definiëren en nader invullen van opgenomen open normen. Het gaat
hierbij om de onderdelen die gaan over algemene welzijnsvereisten voor honden en katten,
het informeren over verantwoord houderschap en gedragsbehoeftes. Voorts draagt nadere
invulling bij aan de helderheid voor exploitanten waaraan voldaan moet worden, en
vergemakkelijkt dit toezicht en handhaving door toezichthoudende autoriteiten. Het
kabinet zal zich daarom tijdens de onderhandelingen inzetten voor een betere invulling
van de open normen in dit voorstel en verduidelijking van open normen die niet nader
in te vullen zijn.
Het kabinet vindt dat de verantwoordelijkheid voor de beschikbaarheid van trainingen
en het goedkeuren van de inhoud van trainingen niet bij de bevoegde autoriteiten neergelegd
moet worden, zoals de Commissie voorstelt. Het kabinet is van mening dat de beschikbaarheid
van inhoudelijk goede trainingen wel gegarandeerd moet worden, maar dat dit aan de
markt moet worden overgelaten en zal hier tijdens de onderhandelingen op inzetten.
In Nederland is er een bestaand systeem van erkende opleidingen en trainingen die
gevolgd kunnen worden om een zogeheten «bewijs van vakbekwaamheid» te verkrijgen.
Deze opleidingen worden door Nederlandse educatieve instellingen ontwikkeld aan de
hand van nationaal vastgestelde leerdoelen. Erkenning van de opleidingen vindt plaats
door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Het kabinet zal tijdens
de onderhandelingen pleiten voor behoud van dit systeem, en daarmee aanpassingen van
de voorgestelde vereisten.
Het kabinet is positief over de voorgestelde verplichting om de bevoegde autoriteiten
pas een erkenning af te laten geven aan fokinstellingen nadat er een fysieke inspectie
plaats heeft gevonden. Het kabinet mist hierbij verduidelijking over de aspecten waarop
gecontroleerd moet worden alvorens een erkenning afgegeven wordt. Bij een fysieke
inspectie voordat met de verkoop van dieren is gestart, zullen de verplichte minimale
welzijnsstandaarden uit de voorgestelde verordening namelijk slechts ten dele kunnen
worden gecontroleerd. Het kabinet zal zich inzetten om het voorstel op dit punt te
verduidelijken. Een zorg van het kabinet bij deze verplichting is het capaciteitsbeslag
van deze inspecties bij de toezichthoudende autoriteiten. Dit zal ten koste gaan van
risicogericht doorlopend toezicht, terwijl dat juist een efficiënte inzet is van de
beperkt beschikbare capaciteit bij de toezichthoudende autoriteit. Het kabinet zal
daarom een alternatief voor de fysieke inspectie onderzoeken.
Voor de effectiviteit van de voorschriften die zien op het terugdringen van het selectief
fokken met dieren met schadelijke erfelijke kenmerken is het van belang dat de gedelegeerde
bevoegdheden hieromtrent ook daadwerkelijk en zo spoedig mogelijk na het vaststellen
van de verordening opgesteld worden. Het kabinet verwacht dat het doelvoorschrift
zoals opgenomen in het voorstel niet het gewenste effect zal hebben, omdat er verschillende
ideeën heersen over de negatieve welzijnsconsequenties van bepaalde kenmerken. Het
kabinet ondersteunt nadere uitwerking in gedelegeerde bevoegdheden, omdat zo de mogelijkheid
wordt behouden om bij voortschrijdend (wetenschappelijk) inzicht nadere vereisten
te stellen. Het kabinet zal er dan ook op aandringen dat dit voor de kenmerken waarover
nu al wetenschappelijk onderbouwd stelling kan worden genomen, zoals brachycefale
dieren, katten met vouworen en bepaalde designer breeds22, op korte termijn gedelegeerde bevoegdheden worden opgesteld.
Gezien de grote welzijnsproblemen die bestaan binnen de populatie brachycefale honden
vindt het kabinet het overigens ongepast dat juist het fokken van deze dieren expliciet
niet wordt uitgesloten van de fokkerij zolang de negatieve welzijnsconsequenties van
brachycefale kenmerken worden geminimaliseerd23. Deze paragraaf in het voorstel over het fokken met brachycefale dieren heeft geen
toegevoegde waarde, omdat de strekking al wordt gedekt door het algemene doelvoorschrift.
Het kabinet zal tijdens de onderhandelingen pleiten voor verwijdering van deze paragraaf.
Het kabinet is positief over het voorstel van de Commissie om Identificatie en Registratie
(I&R) van honden en katten te verplichten. In Nederland bestaat al een nationale databank
voor honden, een databank voor katten is in ontwikkeling. Het kabinet acht het wel
wenselijk dat het voor lidstaten mogelijk blijft om strengere regels in te voeren
en zal daarom pleiten voor het opnemen van Identificatie en Registratie in de lijst
met onderwerpen waar lidstaten striktere nationale maatregelen mogen nemen. Het kabinet
verwacht dat het realiseren van interoperabiliteit van de (nog te ontwikkelen) databanken
van verschillende lidstaten lastig zal zijn. Om dit een kans van slagen te geven moet
de Commissie voorzien in een systeem waarop de lidstaten kunnen aansluiten met geautomatiseerde
gegevenskoppeling. Hier zal het kabinet zich voor inzetten. Het kabinet verwacht ook
dat aansluiting vinden bij een Europees systeem voor authenticiteitscontrole van de
registratie van een dier een grotere investering zal vragen van de lidstaten dan nu
geschetst wordt door de Commissie. Het voorstel is onduidelijk over de invulling van
de vereisten die worden gesteld aan deze authenticiteitscontrole. Bovendien bestaat
de mogelijkheid dat het bij kopers de verwachting wekt dat alle welzijnsaspecten van
het geadverteerde dier gecontroleerd zijn, terwijl enkel nagegaan is of het dier geïdentificeerd
en geregistreerd is. Het kabinet zal tijdens de onderhandelingen inzetten op een verduidelijking
van het voorstel op dit punt.
Tot slot acht het kabinet het belangrijk dat de verwerking van persoonsgegevens die
voortvloeit uit de verplichtingen tot identificatie en registratie van honden en katten
en het bijhouden en openbaar maken van een lijst van goedgekeurde inrichtingen, plaats
dient te vinden in overeenstemming met de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG), richtlijn Gegevensbescherming, opsporing en vervolging en met de grondrechten
op eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens (resp. artikel
7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie). Het kabinet zal
tijdens de onderhandelingen aandacht vragen voor de wijze waarop de voorstellen van
de Commissie zich verhouden tot de genoemde wetgeving en bijbehorende jurisprudentie.
Gevolgen voor de brede welvaart
De Tweede Kamer verzoekt met de gewijzigde motie van het lid Van Raan24 om bij voorstellen voortkomend uit de Green Deal rekening te houden met welvaart
in brede zin. Het kabinet kijkt bij welvaart in brede zin naar vier aspecten: kwaliteit
van leven voor huidige generaties, kapitaalvoorraden voor latere generaties, grensoverschrijdende
effecten en de verdeling van kosten en baten. Ten aanzien van dit voorstel worden
de effecten op alle vier de aspecten door het kabinet als positief of neutraal beoordeeld.
Door betere borging van het welzijn van dieren en betere traceerbaarheid van honden
en katten, worden huidige en toekomstige generaties beschermd tegen zoönosen en gevaarlijk
gedrag van honden en katten. Er worden beperkte grensoverschrijdende effecten verwacht
voor derde landen, omdat honden en katten die geïmporteerd worden ook geïdentificeerd
en geregistreerd moeten zijn. In de verdeling van de kosten en baten zal weinig verandering
optreden. In Nederland is het grootste deel van de kosten van de reeds in Nederland
genomen maatregelen, die aansluiten bij dit voorstel, op dit moment voor het bedrijfsleven
en dit zal in de toekomst niet veranderen. Omdat onder andere de volksgezondheid en
het dierenwelzijn gebaat zijn bij het voorstel kan worden geconcludeerd dat het voorstel
positief uitwerkt voor de brede welvaart.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Naar verwachting zullen er meerdere lidstaten zijn die een vergelijkbare appreciatie
van het voorstel hebben op de voor het kabinet belangrijke punten. Een deel van de
lidstaten25 heeft deelgenomen aan de Voluntary initiative on the health and welfare of pets (dogs and cats) in trade, die op verzoek van de Commissie informatie, expertise en adviezen heeft aangeleverd.
In 2022 hebben 20 lidstaten een oproep gedaan aan de Commissie om gemeenschappelijk
EU-wetgeving in te voeren voor het commercieel houden en verkopen van honden, inclusief
gestandaardiseerde regels voor traceerbaarheid26. Naar verwachtingen zullen enkele lidstaten het voorstel niet ondersteunen, omdat
de voorgestelde maatregelen grote impact voor deze lidstaten hebben omdat er veel
aanpassingen nodig zijn om te voldoen aan de voorgestelde welzijnsnormen.
In 2020 heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen over de illegale handel
in gezelschapsdieren binnen de EU, waarin wordt opgeroepen tot een geharmoniseerd,
EU-breed systeem van verplichte identificatie en registratie van honden en katten
om de illegale handel te bestrijden. Tevens werd gevraagd gezelschapsdieren te chippen
door een dierenarts en op te nemen in een nationale databank. Dit om de bescherming
van consumenten te verbeteren wanneer zij gezelschapsdieren kopen via onlinediensten.
Onduidelijk is wanneer de Commissie het voorstel in het Europees Parlement zal toelichten.
Dat zal waarschijnlijk zijn in de EP-Commissie ANIT. Er zijn nog geen EP-rapporteur
noch schaduwrapporteurs bekend gemaakt.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet is positief. Het voorstel is gebaseerd op artikel 43,
lid 2 en artikel 114 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Artikel
43, lid 2, VWEU geeft de EU de bevoegdheid om bepalingen vast te stellen die nodig
zijn om de doestellingen van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid na
te streven. Artikel 114 VWEU geeft de EU de bevoegdheid om de maatregelen vast te
stellen inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen
van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen. Dit
voorstel heeft betrekking op het fokken, houden en verhandelen van honden en katten
die, gezien het levende dieren betreffen, onder bijlage I van het VWEU vallen en op
grond van artikel 38 lid 3 VWEU onder de bepalingen van landbouw en visserij vallen.
Het voorstel heeft tot doel de goede werking van de interne markt voor honden en katten
te waarborgen. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Op het terrein
van interne markt, alsmede de landbouw en visserij, met uitsluiting van de instandhouding
van de biologische rijkdommen van de zee, is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen
de EU en de lidstaten (artikel 4, lid 2, onder a en d VWEU).
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet is positief. Het voorstel heeft als doel de problemen
aan te pakken van aangetast dierenwelzijn, een ongelijk speelveld op de interne markt,
mogelijkheden voor illegale activiteiten en onvervulde maatschappelijke eisen als
gevolg van de toename van de handel in honden en katten tussen lidstaten en met derde
landen. De handel in honden en katten is een integraal deel van de interne EU markt
en brengt transnationale activiteiten en effecten met zich mee. Tevens wordt de interne
markt beïnvloed door honden en katten die in asielen in de gehele EU worden gehouden
en zonder kosten ter adoptie worden gegeven of worden verkocht, wat een aanzienlijke
economische activiteit vertegenwoordigt. Een verbod op bijvoorbeeld pijnlijke praktijken
in een lidstaat, zoals het couperen van de staart, kan de marktdeelnemers in de betrokken
lidstaat benadelen en kan leiden tot een verplaatsing van de «productie» naar lidstaten
waar het verbod niet van toepassing is. Gezien de verschillen in wetgeving tussen
de lidstaten, zoals de regels met betrekking tot de drempel tussen professionele en
niet-professionele fokkers, de minimum- en maximumleeftijd bij het fokken, de identificatie
en registratie van honden en katten, en ook vanwege de moeilijkheden bij de tenuitvoerlegging
van nationale regels op een interne markt waar dieren vrij circuleren, kan dit onvoldoende
door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt, daarom
is een EU-aanpak wel nodig.
Tevens wordt met het voorstel beoogd het gelijk speelveld op de interne markt te verbeteren.
Daarom kunnen deze problemen efficiënter worden behandeld via een EU-aanpak. Om die
redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet is positief met aandachtspunten. Het voorstel heeft als
doel de problemen aan te pakken van aangetast dierenwelzijn, een ongelijk speelveld
op de interne markt, mogelijkheden voor illegale activiteiten en onvervulde maatschappelijke
eisen als gevolg van de toename van de handel in honden en katten tussen lidstaten
en met derde landen. De verordening introduceert daartoe minimale standaarden voor
dierenwelzijn voor het bedrijfsmatig fokken, houden en verkopen of aanbieden van honden
en katten, als ook maatregelen om het ongelijke speelveld op de interne markt aan
te pakken. Ook worden maatregelen om de traceerbaarheid van honden en katten te verbeteren
geïntroduceerd, evenals maatregelen om vakbekwaamheid te stimuleren. Daarnaast wordt
het voorstel gedaan om de regels omtrent import van honden en katten uit derde landen
aan te vullen. Dit voorgestelde optreden is geschikt om de doelstelling van het voorstel
te bereiken, omdat de voorgestelde maatregelen bijdragen aan verdere uniformering
tussen de lidstaten, zodat er binnen de EU een gelijk speelveld ontstaat. Ook wordt
met de voorgestelde maatregelen bijgedragen aan dierenwelzijn en wordt illegale handel
tegengegaan. Zo verbeteren de voorgestelde minimumvoorschriften inzake dierenwelzijn
vastgelegd voor het fokken, huisvesten en in de handel brengen van honden en katten
die in een inrichting worden gehouden het dierenwelzijn. Daarnaast leidt het verbeteren
van de traceerbaarheid van honden en katten er toe dat illegale handel van honden
en katten afneemt, wat eveneens het welzijn en gezondheid van deze dieren ten goede
komt. Het voorgestelde optreden gaat ook niet verder dan noodzakelijk, omdat het naar
het oordeel van het kabinet maatregelen zijn die minimaal noodzakelijk zijn om de
illegale handel van honden en katten tegen te gaan en het welzijn borgen bij het bedrijfsmatig
fokken, houden, verkopen en aanbieden van honden en katten. Daarbij merkt het kabinet
ook op dat het voorstel voorziet in een uitzondering op zeer kleine inrichtingen,
waarvoor de voorgestelde maatregelen wellicht wel een onevenredige last zouden kunnen
zijn in de praktijk. Aandachtpunten voor het kabinet zijn de voorgestelde erkenning
van fokkerij-inrichtingen en de trainingen voor exploitanten en hun medewerkers. Voor
wat betreft het eisen van een erkenning van fokkerij-inrichtingen na fysieke inspectie
is het kabinet daarentegen van mening dat er een minder vergaand alternatief voorhanden
is, omdat dit ook op een andere manier ingericht kan worden, om daarmee de regulatoire
en administratieve lasten voor de bedrijven en consequenties voor de uitvoerings-/handhavingsorganisaties
zoveel mogelijk te beperken. Dit geldt ook voor het verantwoordelijk maken van de
bevoegde autoriteiten voor de beschikbaarheid van trainingen en goedkeuring van de
inhoud van de trainingen voor exploitanten en hun medewerkers. Ook hier is een minder
vergaand alternatief voor handen.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De verwachte financiële consequenties voor dit voorstel betreffen 0,5 miljoen euro
per jaar voor de periode van 2025 tot en met 2027 voor de ontwikkeling van het identificatie-
en registratiesysteem en de interoperabiliteit ervan bij de invoering van de regelgeving.
Voor de periode erna is een additionele € 300.000 per jaar nodig voor onderhoud en
exploitatie. Dit bedrag is niet opgenomen in de begroting bij dit voorstel, omdat
dit van toepassing is vanaf 2028 en onder het volgende MFK-akkoord valt. Dit zou worden
gefinancierd uit de enveloppe voor specifieke programma’s van de Commissie. Het kabinet
wil niet vooruit lopen op de integrale afweging van middelen na 2027. Het kabinet
is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in
de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten
passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Verder vergt het voorstel
extra personele middelen voor het beheer van de implementatie van de wetgeving en
de ontwikkeling van interoperabele databanken voor de identificatie en registratie
van honden en katten (3 FTE). De ontwikkeling van de administratieve uitgaven moet
in lijn zijn met de ER-conclusies van juli 2020 over het MFK-akkoord. Het kabinet
is kritisch over de stijging van het aantal werknemers.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/of medeoverheden
Op het niveau van de Rijksoverheid zullen er financiële consequenties zijn. Er zullen
eenmalige kosten zijn voor de (door)ontwikkeling van het identificatie- en registratiesysteem
voor katten en de interoperabiliteit van de systemen voor hond en kat. Het doel van
het kabinet is om het grootste deel van de lasten te verhalen op het bedrijfsleven.
Het voorstel is niet gedetailleerd genoeg om hier een realistische kosteninschatting
van te maken. Een nieuwe verplichting wordt de jaarlijkse rapportageplicht, waarbij.
de aangewezen instanties gegevens moeten bijhouden en rapporteren. Er moet worden
uitgezocht wat de kosten zijn voor deze plicht. Eventuele budgettaire gevolgen worden
ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de
regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Het voorstel bevat de nodige aanpassingen die regeldruk veroorzaken bij het bedrijfsleven.
Voor een aantal middelvoorschriften zullen bedrijfsmatige houders, fokkers en handelaars
significante investeringen moeten doen, die mogelijk ook al in hun bedrijf hebben
geïnvesteerd om aan de nationale wetgeving te voldoen. Niet nader uitgewerkte open
normen leiden mogelijk tot verschillende interpretaties door lidstaten, wat onzekerheid
bij ondernemers en burgers creëert. Echter bij het voorstel is geen impact assessment
gevoegd. Daardoor kan de exacte impact van dit voorstel niet gekwantificeerd worden.
Het voorstel is complementair aan regelgeving die in Nederland al van kracht is of
sluit aan bij wat het kabinet zal gaan invoeren. Dit geldt bijvoorbeeld voor de eisen
aan het fokken van honden en katten. Het voorstel heeft financiële gevolgen voor zowel
de overheid, de sector als particulieren. Het kabinet zal zich er voor inzetten dat
de kosten wel naar redelijkheid zijn voor het bedrijfsleven en proportioneel blijven.
Daarom zal Nederland voor de Nederlandse situatie de impact in de komende periode
in kaart brengen.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het kabinet verwacht niet dat dit voorstel de concurrentiekracht van Nederland binnen
de EU zal veranderen, omdat met de voorgestelde regels in het voorstel wordt toegewerkt
naar een gelijk speelveld voor ondernemers. Wel zullen onderdelen van het voorstel
waarschijnlijk een kostenstijging met zich mee brengen, maar deze zal naar verwachting
voor ondernemers binnen de EU evenredig zijn op uitzondering van ondernemers in enkele
lidstaten na. Voor lidstaten zal dit echter niet evenredig zijn, omdat momenteel niet
overal dezelfde regels gelden. Voor de concurrentiekracht voor de EU als geheel zal
het gevolg zijn dat de eisen mogelijk strenger zijn dan voor landen buiten de EU.
Dat maakt dat ondernemers in de EU ten opzichte van hun concurrenten meer kosten moeten
maken om aan de welzijns- en traceerbaarheidsnormen te voldoen.
De verhouding met derde landen wijzigt, omdat het voorstel het systeem van identificeren
en registreren uitbreidt. In de Diergezondheidswet staan vereisten opgenomen voor
de identificatie van honden en katten die grensoverschrijdend worden verplaatst. De
identificatieplicht wordt uitgebreid naar alle honden en katten die op de markt worden
gebracht of worden geleverd in de Unie. Daarnaast wordt er in het voorstel een vereiste
toegevoegd voor de registratie van die dieren in de nationale databanken. Het kabinet
verwacht dat er mogelijk gevolgen zijn voor geopolitieke aspecten, omdat de EU een
koploperrol kan innemen als het gaat om de borging van het welzijn van honden en katten.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel voorziet, in het belang van de bescherming van het welzijn van honden
en katten, in voorschriften over het houden, fokken, verhandelen, de identificatie
en registratie, het verrichten van lichamelijke ingrepen en het binnen de Europese
Unie (EU) brengen van deze dieren.
De Wet dieren voorziet in een kader voor de uitvoering van regels van de EU over deze
onderwerpen met het oog op dat belang (artikelen 2.1, 2.2, negende lid, 2.4, eerste
lid, 2.6, eerste lid, 2.7, eerste lid en 2.8). Bij regeling van de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (artikel 6.2, eerste lid) kan worden voorzien in de strafbaarstelling
van overtredingen van de in het voorstel opgenomen rechtstreeks werkende, aan burgers
of bedrijven gerichte voorschriften (verboden, verplichtingen). Artikel 6.3, tweede
lid, van de wet bepaalt ten algemene dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
als bevoegde autoriteit is aangewezen in de zin van verordeningen van de EU.
Doordat uitvoering van het voorstel krachtens de Wet dieren zal verlopen, zijn ook
de bevoegdheden tot handhaving van het bij of krachtens de Wet dieren bepaalde van
toepassing: het opleggen van een last onder bestuursdwang of dwangsom (artikel 8.5
van de wet), het opleggen van een bestuurlijke boete (artikel 8.7 van de wet), en
strafrechtelijke handhaving (artikelen 8.11 en 8.12 van de wet en artikel 1, onder
1°, 2° en 4°, van de Wet op de economische delicten).
Bezien zal verder worden welke onderdelen van de uitvoeringsregelgeving van de Wet
dieren moeten vervallen of moeten worden gewijzigd vanwege dit voorstel, zoals bijvoorbeeld
de in het Besluit houders van dieren opgenomen regels over de identificatie en registratie
van honden en over het fokken van dieren. Dit omdat dit voorstel zelf in regels hierover
voorziet.
Op grond van de 2.2, tiende lid, 2.6, tweede en derde lid, en 2.8, tweede en vierde
lid, van de Wet dieren kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nationale
maatregelen die strenger zijn in vergelijking met die van dit voorstel, worden gesteld
voor zover artikel 25, tweede, derde en vierde lid, van het ontwerp de lidstaat daar
ruimte voor geeft.
Het voorstel leidt niet tot een wijziging van de bevoegdheden, verantwoordelijkheden
of taken voor de Rijksoverheid.
Het voorstel voorziet niet in toepassing van de lex silencio positivo.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat zes nieuwe bevoegdheden voor de Commissie om uitvoeringshandelingen
vast te stellen, waarvan er drie verplicht zijn en drie facultatief.
De Commissie moet uitvoeringshandelingen vaststellen met een nadere bepaling van de
informatie die door leveranciers moet worden verstrekt als bewijs van identificatie
en registratie van honden en katten, zowel in gevallen waarin dieren via onlineplatforms
worden aangeboden als op een andere wijze (artikel 17, vijfde lid). Verder moet de
Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen tot nadere bepaling van een op te zetten
systeem voor geautomatiseerde controles van de echtheid van de identificatie en registratie
van geleverde honden of katten, gericht op de belangrijkste functionaliteiten van
het systeem en de technische, elektronische en cryptografische eisen van dat systeem
(artikel 17, zevende lid).
Ook moet de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen met eisen voor de databanken
die de bevoegde autoriteit moet opzetten en bijhouden voor de registratie van gechipte
honden en katten (artikel 19, derde lid). De eisen hebben betrekking op de inhoud,
de interoperabiliteit tussen de lidstaten en de toegang ervan door de Commissie, een
inventaris van de databanken en de toegang die onlinediensten moeten hebben om de
authenticiteit van de identificatie en registratie van honden en katten waarvoor via
de onlinedienst reclame wordt gemaakt, te bevestigen.
De Commissie kan verder uitvoeringshandelingen vaststellen over minimumeisen aan het
onderwijs of opleidingen die verzorgers van honden en katten moeten hebben gevolgd,
en beroepservaring die zij moeten hebben, om te beschikken over de in het ontwerp
vereiste competenties op het vlak van dierenwelzijn (artikel 9, derde lid).
Verder kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen met een geharmoniseerde
methode voor het meten van gegevens betreffende het aantal honden en katten dat per
jaar is gechipt en het aantal fokbedrijven waaraan per jaar een erkenning is verleend,
en met een model dat lidstaten moeten gebruiken voor het verslag van de meting van
gegevens dat zij aan de Commissie moeten zenden (artikel 20, derde lid).
Tot slot is de Commissie bevoegd om uitvoeringshandelingen vast te stellen met een
procedure voor de erkenning door de EU van voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan
die welke in dit voorstel zijn opgenomen, met het oog op het binnen de EU brengen
van honden en katten vanuit derde landen (artikel 21, vijfde lid).
Deze vijf uitvoeringshandelingen hebben geen betrekking op essentiële onderdelen van
de verordening, waarmee de toekenning van de uitvoeringsbevoegdheden mogelijk is.
Daarbij ligt de keuze voor uitvoeringsbevoegdheden voor de hand, omdat het gaat om
handelingen die waarborgen dat de verordening volgens eenvormige voorwaarden wordt
uitgevoerd, en om handelingen tot het vaststellen van operationele en technische voorwaarden
ter uitvoering van de verordening. Deze uitvoeringshandelingen zorgen ervoor dat bij
deze aspecten de gewone wetgevingsprocedure niet hoeft te worden belast en borgen
snelheid en flexibiliteit van de benodigde aanpassingen. Daarmee acht het kabinet
de toekenning van deze bevoegdheden ook wenselijk. Voor de vaststelling van de uitvoeringshandelingen
is de onderzoeksprocedure in de zin van artikel 5 van Verordening (EU) 182/2011 van
toepassing. Het kabinet kan zich vinden in toepassing van deze procedure gelet op
het feit dat het gaat om handelingen van algemene strekking (artikel 2, tweede lid,
onderdeel a, van verordening 182/2011) dan wel handelingen met betrekking tot de gezondheid
of veiligheid van dieren (artikel 2, tweede lid, onder b, sub iii van verordening
182/2011).
Het voorstel bevat drie nieuwe bevoegdheden van de Commissie om gedelegeerde handelingen
vast te stellen, alle facultatief.
De Commissie is bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging
van artikel 6 van dit voorstel (algemene welzijnseisen voor honden en katten), waar
het gaat om specifieke criteria over fokstrategieën, zodat wordt voldaan aan het in
het voorstel opgenomen vereiste dat fokstrategieën niet leiden tot genotypen en fenotypen
die schadelijke gevolgen hebben voor het welzijn van honden en katten of van hun nakomelingen
(artikel 6, vierde lid).
Ook is voorzien in een bevoegdheid van de Commissie om gedelegeerde handelingen vast
te stellen ter aanvulling van de minimumcriteria die dierenartsen moeten beoordelen
tijdens de door het voorstel vereiste jaarlijkse zogeheten dierenwelzijnsbezoeken
(artikel 10, tweede lid).
Tot slot is de Commissie bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging
van de bijlage bij dit voorstel, om rekening te houden met de wetenschappelijke en
technische vooruitgang met betrekking tot diverse in dit verband relevante aspecten
(artikel 22).
De gedelegeerde handelingen regelen geen essentiële onderdelen van de verordening,
waarmee toekenning van de gedelegeerde bevoegdheden mogelijk is. Delegatie i.p.v.
uitvoering ligt ook voor de hand: In het geval van de artikelen 6, vierde lid, en
22 opgenomen onderwerpen gaat het om een wijziging van respectievelijk een bepaling
en de bijlagen van de verordening, en in artikel 10, tweede lid om aanvulling van
de verordening. De gedelegeerde handelingen zorgen ervoor dat de gewone wetgevingsprocedure
op deze punten niet hoeft te worden belast en borgen snelheid en flexibiliteit van
de benodigde aanpassingen. Het kabinet acht de toekenning van deze bevoegdheden daarmee
ook wenselijk. De bevoegdheid is naar doelstelling, inhoud en strekking ook voldoende
afgebakend. In het voorstel (artikel 23) is geregeld hoe de bevoegdheidsdelegatie
wordt uitgeoefend: de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, geldt
voor onbepaalde tijd (artikel 23, tweede lid), maar kan te alle tijden weer door het
Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken (artikel 23, derde lid). Het kabinet
zal pleiten voor toekenning voor bepaalde tijd met de mogelijkheid van stilzwijgende
verlenging waarbij de bevoegdheidsdelegatie naar behoren geëvalueerd kan worden. Voor
de vaststelling van de gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke
lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in
het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (artikel 23,
vierde lid). Verder hebben het Europees Parlement en de Raad het recht binnen een
termijn van twee maanden na de kennisgeving van de gedelegeerde handeling door de
Commissie, bezwaar te maken tegen de inwerkingtreding ervan (artikel 23, zesde lid).
Het kabinet kan zich vinden in de toekenning van deze gedelegeerde bevoegdheden onder
deze voorwaarden.
c) Voorgestelde datum inwerkingtreding met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Artikel 28 van het voorstel bepaalt dat de voorgestelde verordening twee jaar na inwerkingtreding
van toepassing wordt, tenzij anders is bepaald. De termijn van twee jaar geldt dus
voor de algemene welzijnseisen voor honden en katten (artikelen 5 en 6), de registratieplicht
voor opvangcentra (artikel 7), de informatieplicht bij handel (artikel 8), de verplichte
welzijnscompetenties van dierenverzorgers (artikel 9), de plicht om ervoor te zorgen
dat een opvangcentrum jaarlijks door een dierenarts wordt bezocht (artikel 10), de
regels over het voeren en drenken van honden en katten (artikel 11), de verplichting
om maatregelen te treffen om te voldoen aan de gedragsbehoeften van honden en katten
(artikel 14), en de verboden handelingen met betrekking tot honden en katten (artikel
15).
De plicht om honden en katten die worden geleverd in de EU te chippen (artikel 17,
eerste lid), de plicht om deze dieren te registreren in een databank (artikel 17,
tweede lid) en de plicht van leveranciers om bij levering van honden en katten aan
de verkrijger het bewijs van identificatie en registratie en andere informatie te
verstrekken (artikel 17, derde lid) wordt drie jaar na inwerkingtreding van de voorgestelde
verordening van toepassing. Dat geldt ook voor de plicht van de bevoegde autoriteit
om een databank in werking te hebben voor de registratie van gechipte honden en katten
(artikel 19, eerste lid). Voor de regels over huisvesting (artikel 12), de bescherming
van de gezondheid van dieren (artikel 13), de plicht tot erkenning van fokbedrijven
(artikel 16), de plicht van online platforms met aanbod van honden en katten om over
een online-interface te beschikken waarmee de authenticiteit van de identificatie
van de aangeboden hond of kat aan kan worden getoond (artikel 17, vierde lid) en de
regels over het binnenbrengen van honden en katten binnen de EU (artikel 21), geldt
dat zij vijf jaar na inwerkingtreding van de voorgestelde verordening van toepassing
zijn. Voor de plicht van lidstaten om hun databanken interoperabel te laten zijn met
de databanken van andere lidstaten (artikel 19, tweede lid) geldt eveneens een termijn
van vijf jaar.
De strafbaarstelling van overtreding van voor burgers en bedrijven rechtstreeks werkende
voorschriften geschiedt bij ministeriële regeling, dus de termijn van twee, drie en
vijf jaar is ruimschoots haalbaar naar het oordeel van het kabinet.
Voor het opzetten van databanken voor honden en katten geldt dat in Nederland reeds
een I&R-systeem voor honden en hondenhouders operationeel is (artikel 3.30 van het
Besluit houders van dieren); voor katten en houders van katten is inmiddels een proces
gestart om een registratiesysteem voor katten op te zetten (Kamerstukken II 2022/23,
28 286, nr. 1287, blz. 3). Hiervoor is een termijn van drie jaar naar het oordeel van het kabinet
haalbaar; datzelfde geldt voor de termijn van vijf jaar om de databank interoperabel
te laten zijn met de databanken van andere lidstaten.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel bevat naar de mening van het kabinet een passende evaluatiebepaling (artikel
26), namelijk dat de voorgestelde verordening zeven jaar na inwerkingtreding en daarna
om de vijf jaar een monitoringsverslag uitbrengt over het welzijn van honden en katten
die in de EU in de handel worden gebracht, waarna 15 jaar na inwerkingtreding een
evaluatie wordt uitgebracht.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
De praktische uitvoering en handhaving van het voorstel van de Commissie ligt in Nederland
bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA), Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn (LID), Politie en Douane. In het
algemeen wordt door de diensten geconstateerd dat de voorgestelde maatregelen een
gewenste regulering zijn. Daarnaast constateren zij samenhang met reeds lopende trajecten
binnen Nederland die dezelfde ontwikkelrichting laten zien. Er zijn echter nog wel
zorgen over de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van enkele onderdelen van het voorstel.
a) Uitvoerbaarheid
De uitvoerende instanties achten de voorgestelde regelgeving deels uitvoerbaar. Voornamelijk
doordat verschillende voorschriften nog niet nader zijn uitgewerkt zijn deze onderdelen
uit de voorgestelde regelgeving niet zonder meer uitvoerbaar. Het voorstel zal zeker
in de eerste periode na inwerkingtreding tot extra werkzaamheden leiden. In hoeverre
het leidt tot extra werkzaamheden bij de bevoegde autoriteiten is zonder nadere uitwerking
van verschillende doelvoorschriften niet in te schatten. Het kabinet zal zich er tijdens
de onderhandelingen voor inzetten dat de nieuwe regelgeving praktisch goed uitvoerbaar
is, zonder dat dit een onevenredige extra werklast of financiële gevolgen met zich
meebrengt voor toezichthouders.
De administratieve lasten en kosten voor de overheid zullen toenemen met dit voorstel.
De uitvoeringslasten voor de registratie van bedrijfsmatige houders van gezelschapsdieren
en de identificatie en registratie van honden liggen momenteel bij RVO. Voor deze
onderdelen verwacht RVO op basis van het voorstel weinig extra administratieve lasten.
Voor de identificatie en registratie van katten verwacht RVO echter een behoorlijke
administratieve last, niet alleen voor de uitvoerende organisaties, maar ook voor
de (nieuwe) houder/eigenaar en de toezichthoudende organisaties. RVO acht het interoperabel
maken van nationale databanken niet kansrijk, omdat dit voor andere diersoorten ook
niet gelukt is. Het betreft dus een nieuwe voorziening die nog ontwikkeld moet worden.
Dit brengt een zware administratieve en ICT-last met zich mee.
Voor de uitvoerbaarheid is het belangrijk om overzicht te houden over alle registers,
samenhang te creëren tussen bestaande registers en te onderzoeken hoe nieuwe registers
hierin passen. Houders moeten daarbij ook verklaringen opstellen en laten ondertekenen
door kopers van honden en katten. De aanbeveling is om eerst de impact te bepalen
voor uitvoeringsorganisaties en houders met daarbij de vraag wat het effect is op
de naleving ten opzichte van de uitvoeringslasten.
b) Handhaafbaarheid
De handhaving kan komen te liggen bij de NVWA, LID, RVO en politie. Voor wat betreft
de handhaving zijn er twee trajecten, namelijk strafrecht en bestuursrecht. Als herstel
van de overtreding mogelijk is, dan kan een toezichthouder herstelsancties van het
bestuursrecht toepassen. Als de overtreding niet te herstellen is en/of er sprake
is van ernstige gedragingen (bijvoorbeeld bij mishandeling), dan is bestuursrechtelijke
handhaving (bestuurlijke boete) mogelijk of strafrechtelijke handhaving.
Het voorstel is vooralsnog deels niet handhaafbaar omdat verschillende opgenomen open
normen niet helder gedefinieerd en nog niet nader ingevuld zijn. Het voorstel staat
qua structuur niet op gespannen voet met het staande toezichtbeleid, de meeste normen
lijken overeen te komen met de nu in Nederland geldende algemene welzijnsnormen die
veelal ook een open karakter hebben. De ervaring met vergelijkbare open normen in
Nederland leert echter dat de handhaafbaarheid sterk wordt beperkt doordat interpretatie
van deze normen van persoon tot persoon (houder, toezichthouder, rechter, NGO). Voor
de handhavingsinstantie is het een uitdaging om aan te tonen dat er sprake is van
een overtreding. Als een instelling op basis van open normen door de bevoegde autoriteit
«gekeurd» moet worden, dan heeft deze daartoe onvoldoende handvatten.
De artikelen met middelvoorschriften dragen daarentegen juist bij aan een betere handhaving,
doordat ze minder discussies opleveren tussen overheid en houders van dieren dan de
huidig geldende open normen. Een toezichthouder zal wel meer in kaart moeten brengen
tijdens een inspectie, er zal meetapparatuur nodig zijn én een controle zal daarmee
uitgebreider worden. Daarnaast staat in het voorstel dat inrichtingen met fokkerijactiviteiten
vooraf gekeurd moeten worden door de overheid. Dit vraagt veel capaciteit van de toezichthouders.
Daarnaast zullen voor de houder en de overheid de administratieve lasten toenemen
op basis van dit voorstel. Bijvoorbeeld doordat er meerdere nieuwe registers bijgehouden
moeten worden.
De handhavingslasten en kosten voor toezichthouders zullen dan ook toenemen met dit
voorstel. Het kabinet zet zich daarom in voor goed handhaafbare regelgeving voor uitvoerende
diensten.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Er worden geen implicaties voor ontwikkelingslanden voorzien anders dan voor derde
landen in het algemeen zoals genoemd onder 5d.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.