Brief regering : Overleg met rectoren universiteiten over wetenschappelijke integriteiten onafhankelijkheid
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 1101
BRIEF VAN DE ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 december 2023
Op 12 april 2023 heb ik uw Kamer toegezegd met de rectoren van de universiteiten in
gesprek te gaan over het belang van transparantie van nevenwerkzaamheden van hoogleraren
en externe financiering van leerstoelen in het kader van wetenschappelijke onafhankelijkheid
en integriteit. Daarbij heb ik aangegeven ook te zullen spreken over de balans tussen
bijzondere en gewone hoogleraren, met en zonder een nevenfunctie of externe financier.1 Dit gesprek heeft op 30 november jl. plaatsgevonden. In dit gesprek is, naast bovengenoemde
onderwerpen, ook financiering van onderzoek door externe, waaronder commerciële, partijen,
aan de orde gekomen. Met deze brief geef ik uw Kamer een terugkoppeling van mijn gesprek
met de universiteiten.
Het afgelopen jaar zijn door leden van uw Kamer diverse malen vragen gesteld over
externe financiering van (bijzondere) leerstoelen en nevenwerkzaamheden van (bijzonder)
hoogleraren, waarbij onder andere gebrek aan transparantie (wie zijn financiers en
welke afspraken zijn gemaakt) en mogelijke afhankelijkheid van het bedrijfsleven aan
bod kwamen. Daarnaast heeft uw Kamer ook diverse malen vragen gesteld over de financiering
van onderzoek door commerciële partijen en de voorwaarden waaronder dat plaatsvindt.
Tijdens het gesprek met de rectoren werd door iedereen gedeeld dat transparant moet
zijn wie meebetaalt aan leerstoelen en wetenschappelijk onderzoek, welke nevenwerkzaamheden
hoogleraren vervullen en hoe zich dat verhoudt tot hun werk binnen de universiteit.
Hierbij maakt het niet uit of het gaat om een bezoldigde of een onbezoldigde functie.
Als dit niet volledig transparant is, dan kan het belangenverstrengeling verhullen
of op zijn minst de schijn daarvan wekken. Dit is niet wenselijk voor de geloofwaardigheid
van en het vertrouwen in de wetenschap.
Het vertrouwen in de wetenschap is van belang, omdat dit een randvoorwaarde is voor
samenwerking tussen wetenschap en bedrijfsleven. Onderzoekssamenwerking met externe
partijen, zoals het bedrijfsleven, draagt bij aan de kwaliteit van wetenschappelijk
onderzoek en onderwijs en is een belangrijke vorm van kennisoverdracht naar de maatschappij.
Universiteiten en wetenschappers worden gestimuleerd om middenin de samenleving te
staan zodat wetenschappelijk onderzoek goed aansluit bij maatschappelijke uitdagingen
en innovatie wordt gestimuleerd.
Bijzonder hoogleraren en hoogleraren met een (deel)aanstelling in de praktijk, zorgen
volgens universiteiten voor snelle impact van wetenschappelijk onderzoek in de praktijk
en laten studenten kennismaken met actoren in de maatschappij en het bedrijfsleven.
Bij een dergelijke samenwerking is het aan kennisinstellingen om binnen kaders een
afweging te maken met welke partijen zij willen samenwerken en in welke vorm. In het
gesprek hebben de universiteiten toegelicht dat zij beschikken over procedures, richtlijnen
en waarborgen om wetenschappelijke integriteit en onafhankelijkheid van onderzoek
te beschermen en te voorkomen dat gezonde samenwerking overgaat in ongewenste beïnvloeding.
Ook hebben we besproken dat daarnaast sectorbrede kaders gelden, zoals de Nederlandse
Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (NGWI) en de Spelregels voor publiek private
samenwerking bij programmering en uitvoering van fundamenteel en toegepast onderzoek.
Zo is in de NGWI opgenomen dat externe financiers van onderzoek in publicaties genoemd
moeten worden. Het is van belang dat deze kaders en procedures binnen universiteiten
bekend zijn onder en helder zijn voor alle medewerkers. De universiteiten hebben toegelicht
dat zij zich actief inzetten om het belang van wetenschappelijke integriteit te onderstrepen
en bewustwording over dit onderwerp in al haar facetten, waaronder de NGWI, te creëren.
Voorbeelden daarvan zijn (verplichte) integriteitscursussen voor (nieuwe) medewerkers,
aandacht voor wetenschappelijke integriteit in bachelor- en masteronderwijs en de
Dilemma Game app van de Erasmus Universiteit Rotterdam die inmiddels door verschillende
universiteiten is geïmplementeerd.2 Het is belangrijk dat universiteiten het belang van wetenschappelijke integriteit
voortdurend onder de aandacht te blijven brengen. De juiste toepassing van de kaders
en procedures is immers niet een vanzelfsprekendheid.
De universiteiten onderschrijven zoals gezegd het belang van transparantie en hebben
daarom in dit voorjaar overzichten van externe financiering van bijzondere hoogleraren
gepubliceerd op hun websites. Ik heb deze overzichten ter informatie aan uw Kamer
toegestuurd.3 UNL heeft daarnaast een overzicht op haar website staan waarin de koppelingen naar
deze websites zijn opgenomen. Het is belangrijk dat deze overzichten actueel, volledig,
vergelijkbaar en publiek toegankelijk zijn.
Deze overzichten helpen de Colleges van Bestuur ook om goed zicht te houden op hoeveel
gewone en bijzondere hoogleraren werkzaam zijn bij bepaalde vakgroepen en hoeveel
gewone leerstoelen (deels) gefinancierd worden door externe partijen. Het is belangrijk
dat Colleges waarborgen dat er voldoende balans is tussen door de universiteit en
door externe financiers gefinancierde leerstoelen. Doel hiervan is dat op onderwerpen
waar de universiteit onderzoek relevant vindt dit onderzoek ook zoveel als mogelijk
plaatsvindt en dat niet de externe financiers dit overwegend bepalen. Deze overzichten
helpen ook om goed zicht te houden of binnen elk vakgebied voldoende gewone hoogleraren
werkzaam zijn om langlopende onderzoekslijnen en de doorwerking daarvan in het wetenschappelijk
onderwijs te waarborgen. Universiteiten hebben op dit punt een maatschappelijke opdracht
en werken hier voortdurend aan. In de meeste gevallen is deze balans volgens de rectoren
dan ook op orde.
Er zijn wetenschapsgebieden waar externe financiering van leerstoelen en onder- zoek,
om verschillende redenen, noodzakelijk is. Dit geldt bijvoorbeeld voor niche wetenschapsgebieden
waar weinig tot geen subsidiemogelijkheden voor bestaan. Binnen de Geesteswetenschappen
worden er bijvoorbeeld relatief veel bijzondere leerstoelen gefinancierd door stichtingen.
De Universiteit Leiden kent bijvoorbeeld een bijzondere leerstoel gefinancierd door
de Stichting Leerstoel Uytenbogaert. De leerstoel heeft als doel onderzoek te bevorderen
naar de relatie tussen overtuigingen en de tolerantie ten aanzien daarvan, met aandacht
voor de normering van tolerantie in Nederlands recht. De Universiteit voor Humanistiek
kent bijvoorbeeld de Karen Armstrong Leerstoel voor Religie, Waarden en Maatschappelijke
Transformaties die is ingesteld door Stichting Nieuw Wij en wordt bekostigd door Stichting
Woudschoten. De leerstoel richt zich op zingeving en het bevorderen van de dialoog
tussen mensen met verschillende levensbeschouwingen in de Nederlandse samenleving.
De noodzaak voor een bijzondere leerstoel geldt ook voor vakgebieden die commercieel
minder interessant zijn, zoals onderzoek gericht op preventie of naar medicijnen voor
zeldzame ziektes. Dan kan het instellen van een bijzondere leerstoel, die (mede) wordt
gefinancierd door een stichting of vereniging waarvan de doelstellingen aansluiten
bij het doel van het onderzoek en de waarden van de academie, een oplossing zijn om
waardevolle vakgebieden mede hierdoor bestaand en gezond te houden. Daarnaast kan
er sprake zijn van een tekort aan wetenschappers. Bijvoorbeeld op het gebied van belastingrecht
en kunstmatige intelligentie ervaren universiteiten grote uitdagingen bij het vinden
van fulltime hoogleraren door de grote concurrentie met de private sector. Ook om
deze reden kan het instellen van een bijzondere leerstoel een (al dan niet tijdelijke)
oplossing bieden. De Colleges van Bestuur van de universiteiten blijven ook in deze
wetenschapsgebieden werken aan zoveel mogelijk balans tussen door de universiteit
en externe financiers gefinancierde leerstoelen. Het is belangrijk dat bijzondere
hoogleraren aan dezelfde academische criteria voldoen als gewone hoogleraren, zodat
de kwaliteit en onafhankelijkheid van het wetenschappelijk onderzoek wordt gewaarborgd.
Universiteiten geven daarom de voorkeur aan open werving bij het instellen van een
bijzondere leerstoel, zodat de financierende partij en de hoogleraar volledig los
van elkaar staan. Daarnaast hebben alle universiteiten een systeem van «checks & balances»
voor besluitvorming over bijzondere leerstoelen, bijvoorbeeld via een Raad van Hoogleraren
of het College voor Promoties, waar wordt getoetst op de inhoud en balans binnen een
vakgroep.
Concrete acties om de voortgang te borgen
Tijdens het gesprek is een aantal concrete acties geformuleerd die UNL samen met de
universiteiten zullen oppakken om de voortgang hierop te borgen. Deze zet ik hierna
op een rij.
Transparantie externe financiering leerstoelen en nevenwerkzaamheden
Na de publicatie van overzichten van externe financiering van leerstoelen van bijzondere
hoogleraren is UNL met de universiteiten gestart om de externe financiering van gewone
hoogleraren in kaart te brengen en waar mogelijk aan te geven of sprake is van publieke
of private financiering. UNL verwacht begin volgend jaar een eerste overzicht hiervan
te hebben. Vervolgens wordt bekeken waar nog verdere aanscherpingen mogelijk zijn
om te komen tot een geharmoniseerde manier van rapporteren, met name waar het om definities
en privacyvraagstukken gaat.
In de sectorale regeling nevenwerkzaamheden wordt aangegeven wat er geregistreerd
moet worden door medewerkers bij universiteiten. Deze regeling is gekoppeld aan de
cao voor de Nederlandse universiteiten, is aangescherpt en wordt naar verwachting
voor kerst door cao-partijen voor de Nederlandse universiteiten vastgesteld, met als
ingangsdatum 1 januari 2024. Uiterlijk eind januari zal, heeft UNL laten weten, bij
alle universiteiten een overzicht van nevenwerkzaamheden van bijzondere en gewone
hoogleraren op hun websites worden geplaatst. UNL plaatst dan een overkoepelende lijst
met koppelingen naar die overzichten op haar website. Vervolgens wil UNL de uitvraag
naar nevenwerkzaamheden die hoogleraren uitoefenen nog verder aanscherpen en de processen
daaromheen, zodat deze beter vergelijkbaar worden. Deze overzichten hebben als doel
om ervoor te zorgen dat nevenwerkzaamheden die hoogleraren uitoefenen transparant
zijn.
Dezelfde vereisten aan bijzondere hoogleraren
Binnen de universiteiten worden verschillende gremia betrokken bij besluitvorming
over bijzondere leerstoelen, zoals een Raad van Hoogleraren of Decanen en het College
voor Promoties. Aan de voorkant worden dezelfde (academische) kwaliteitseisen gesteld
als bij een gewone hoogleraar aanstelling. Het is belangrijk dat deze bijzondere hoogleraren
na aanstelling volledig worden ingebed in het kwaliteitssysteem van universiteiten,
waaronder de evaluaties van een vakgroep. De rectoren gaan dit samen met UNL verder
oppakken.
Cultuurverandering
Het is van belang dat binnen een instelling medewerkers op alle organisatielagen zich
continue bewust zijn van het belang van wetenschappelijke integriteit en onafhankelijkheid
bij het uitoefenen van hun werkzaamheden en daar eenzelfde beeld van hebben. Daarom
zullen de universiteiten, naast aandacht hiervoor in personeelsgesprekken, dit gesprek
binnen de universitaire gemeenschap regelmatig blijven entameren, ook om de aandacht
hiervoor scherp te houden.
NGWI
De NGWI is een belangrijk instrument voor de kennissector in Nederland. Tijdens het
gesprek kwam naar voren dat de NGWI strikt genomen niet van toepassing is op een externe
partij. De rectoren zullen erop inzetten om de mogelijkheden te verkennen voor een
contract met een hoofdwerkgever van een bijzondere hoogleraar waarin deze organisatie
zich committeert aan de gedragscode. De rectoren hebben aangegeven dat van belang
is dat de NGWI ook geldt in de fase waarin kennisinstelling, onderzoeker en financier
toewerken naar het sluiten van een onderzoeksovereenkomst en ook bij de uitvoering
ervan en de financiële verantwoording achteraf. De NGWI is hier niet duidelijk over.
UNL zal dit punt namens de universiteiten inbrengen bij de onafhankelijke commissie
die de NGWI op dit moment evalueert.
Wetenschappelijke onafhankelijkheid en integriteit zijn geen vanzelfsprekendheid,
maar wel belangrijk voor het vertrouwen in de wetenschap. Het afgelopen jaar zijn
door de universiteiten goede stappen gezet om deze wetenschappelijke onafhankelijkheid
en integriteit verder te borgen. Ik heb er vertrouwen in dat universiteiten hiermee
verder zullen gaan en dit onderwerp blijvend onder de aandacht van hun medewerkers
zullen brengen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap